Verslag Raad WSBVC 2 oktober 2008/Geannoteerde agenda Raad WSBVC 17 december 2008
Bijlage
Nummer: 2008D20119, datum: 2008-12-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
Bijlage bij: Verslag Raad WSBVC 2 oktober 2008/Geannoteerde agenda Raad WSBVC 17 december 2008 (2008D20116)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 1: Geannoteerde agenda bij de Raad WSBVC (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid) van 17 december 2008 Agendapunt: Sociale gevolgen van de financiële crisis Aard van de bespreking: Het betreft een gedachtewisseling. Verder wordt de Raad gevraagd in te stemmen met een aantal opinies van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité over de economische crisis, de sociale beleidsagenda, de open coördinatiemethode op sociaal terrein, en sociale diensten van algemeen belang. Ook wordt de Raad geïnformeerd over (voorgenomen) initiatieven van de Commissie te weten het economisch herstelplan, het anticiperen van arbeidsmarktbehoeften en het (nog te verschijnen) voorstel voor een aanpassing van de regels voor het Globaliseringsfonds. Verder wordt naar verwachting het rapport van de Missie voor Flexicurity tijdens de Raad gepresenteerd. Voorstel Voorzitterschap Bij de discussie over de sociale gevolgen en de werkgelegenheidseffecten van de financiële crisis zal de Commissie haar herstelplan presenteren. De gedachtewisseling in de Raad vindt plaats aan de hand van een aantal opinies waaronder een opinie die het Werkgelegenheidscomité zal opstellen over het herstelpan. De opinie van het Werkgelegenheidscomité en het Sociaal Beschermingscomité over de sociale beleidsagenda ondersteunt de brede invalshoek van de agenda van de Commissie gericht op kansen, solidariteit en toegang. De opinie behandelt geen afzonderlijke voorstellen die gedaan zijn in het kader van deze agenda. Wel geeft de opinie een algemeen overzicht van aandachtspunten voor beide comités in het licht van deze agenda, zoals flexicurity en actieve integratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De overige opinies van het Sociaal Beschermingscomité betreffen de open coördinatiemethode op sociaal terrein en in het bijzonder de wijze waarop deze beter kan worden gebruikt, bijvoorbeeld door het beschikbaar stellen van meer toegankelijke, begrijpelijke en bruikbare informatie over de behaalde resultaten. Het gaat om verbeteringen binnen de huidige methode die niets veranderen aan de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de betreffende beleidsterreinen. De opinie over sociale diensten van algemeen belang geeft de werkzaamheden van het Sociale Beschermingscomité weer gericht op het in beeld brengen van de effecten van Europese interne markt- en concurrentieregelgeving op het aanbod van deze diensten in de lidstaten. Aanleiding vormde de mededeling van de Commissie over ‘diensten van algemeen belang, inclusief sociale diensten van algemeen belang’ (2007). In de mededeling werd erkend dat de toepassing van EU-regelgeving vragen kan oproepen en dat verhelderingen of toelichtingen aangaande EU-regelgeving een nuttige en voortgaande activiteit dienen te zijn. Nederlandse opstelling De discussie zal naar verwachting primair gaan over de sociale gevolgen en de werkgelegenheidseffecten van de financiële crisis. Het herstelplan is onderwerp van de Europese Raad van 11 en 12 december. Toelichting Op 26 november heeft de Europese Commissie haar voorstel gepresenteerd voor een Europees herstelplan om de gevolgen van de financiële crisis het hoofd te bieden (Europees economisch herstelplan voor groei en banen). Doelen van het plan zijn het op korte termijn stimuleren van de vraag in de EU en het herstellen van het vertrouwen, het beperken van de effecten van de crisis op de meest kwetsbare groepen en voorbereid te zijn om te kunnen profiteren wanneer de groei weer aantrekt. Om deze doelen te bereiken zet de Commissie onder andere in op hervatting van de normale kredietverlening, een gecoördineerd budgettair stimuleringpakket en investeringen in het kader van de Lissabonstrategie gericht op structuurversterking. Het plan bevat een pakket van maatregelen op onder andere de terreinen werkgelegenheid, duurzaamheid, innovatie. De Commissie streeft ernaar dat de Europese Raad dit plan op 11 en 12 december zal aannemen. Agendapunt: Arbeidstijden Aard van de bespreking: Dit punt staat als informatiepunt geagendeerd. Afhankelijk van de uitkomst van de stemming in het Europees parlement is het echter ook mogelijk dat de Raad van 17 december kan instemmen met de EP amendementen en dat er dus een zgn tweede lezing akkoord tussen Raad en EP bereikt wordt over het herziene voorstel voor de richtlijn over de organisatie van arbeidstijden. Commissievoorstel / Voorstel Voorzitterschap De Raad zal spreken over de uitkomst van de stemmingen in het Europees Parlement op 17 december. Op die dag stemt het EP over amendementen op het gemeenschappelijke standpunt van de Raad waarover in de Raad van 9 juni akkoord is bereikt. De Tweede Kamer is over dit akkoord geïnformeerd via het verslag van de Raad van 9 juni. Afhankelijk van de aard van de definitieve amendementen van het EP kan het Voorzitterschap ernaar streven om tijdens de Raad een akkoord in tweede lezing te bereiken. Het Voorzitterschap is hierover in overleg met het Europees Parlement. Op dit moment is nog geen voorstel van het Voorzitterschap ontvangen. De EP amendementen die ter stemming voorliggen op 17 december betreffen met name de afschaffing van de opt out binnen drie jaar na inwerkingtreding van de richtlijn, het beschouwen van het inactieve deel van een aanwezigheidsdienst als arbeidstijd en het geven van compenserende rusttijd na afloop van de dienst. Nederlandse opstelling Nederland hecht veel waarde aan een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn, zodat de problematiek rondom Simap/Jaeger kan worden opgelost. Nederland heeft het akkoord dat is bereikt in de Raad van 9 juni dan ook gesteund (onderdeel van dit akkoord was ook de overeenstemming over de uitzendrichtlijn). Hoewel Nederland op zich geen voorstander is van een opt out regeling kon het omwille van een compromis accepteren dat een opt out regeling in de richtlijn blijft staan, temeer daar deze opt out aan voorwaarden is verbonden. Nederland is uiteraard bereid de amendementen van het EP serieus te bespreken. Uitgangspunt daarbij is dat de richtlijn een effectieve oplossing biedt voor de Simap/Jaeger problematiek en dat voldoende flexibiliteit blijft bestaan bij de bepaling van rust- en werktijden conform het huidige Arbeidstijdenbesluit. Toelichting De arbeidstijdenrichtlijn bevat een aantal minimumvoorschriften met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers. Bepaald is onder meer dat werknemers (gemiddeld) maximaal 48 uur per week mogen werken. In de richtlijn is echter ook de mogelijkheid opgenomen om hiervan af te wijken wanneer de werknemer hiermee instemt (opt out). Sinds 2004 wordt gesproken over herziening van de richtlijn. Deze herziening is nodig na de uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger. Het Hof bepaalde hierin dat tijd die rustend tijdens een aanwezigheidsdienst op de arbeidsplaats wordt doorgebracht arbeidstijd is. Verder moet compenserende rusttijd onmiddellijk na een aanwezigheidsdienst worden verleend. In juni 2008 is een akkoord bereikt dat een oplossing bood voor de Simap-Jaeger problematiek. Onderdeel van het akkoord was ook de opt-out bleef bestaan. Wel zijn de voorwaarden voor gebruik van de opt-out aangescherpt. Zo zijn er twee maxima («caps») van 60 en 65 uur geïntroduceerd voor de opt out, waarmee mag worden afgeweken van de gemiddelde maximale arbeidstijd van 48 uur. Agendapunt: voorstel voor herschikking van de Richtlijn over de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen of concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers Aard van de bespreking: de Raad streeft naar een akkoord met het EP (in eerste lezing) over deze richtlijn. Commissievoorstel Het voorstel is onderdeel van de vernieuwde sociale beleidsagenda zoals die op 2 juli door de Commissie is gepresenteerd. Het betreft een herziening van de richtlijn over de Europese Ondernemingsraad (EOR) uit 1994. Het voorstel tot wijziging van de EOR-richtlijn bevat onder andere de introductie van een definitie van ‘informatie’ en de definitie van ‘raadpleging’ wordt verduidelijkt. Hierdoor worden de definities in lijn gebracht met die uit de overige medezeggenschapsrichtlijnen. Ook wordt in de richtlijn aangegeven dat de EOR bevoegdheden heeft in transnationale kwesties en hiervan wordt een definitie gegeven. Verder stelt de Commissie een koppeling voor, bij voorkeur door een overeenkomst binnen de onderneming, van het nationale en transnationale niveau van informatieverstrekking en raadpleging van werknemers zodat deze niveaus beter op elkaar worden afgestemd. Ook stelt de Commissie een recht op scholing met behoud van salaris voor. Indien partijen niet tot overeenstemming kunnen komen over een procedure ter informatie en raadpleging van de werknemers, valt men terug op de subsidiaire voorschriften. Hierin introduceert de Commissie het recht van de EOR op een met redenen omkleed antwoord op zijn eventuele adviezen en verduidelijking van de omstandigheden waaronder de EOR moet worden geïnformeerd en geraadpleegd. Nieuw is dat de EOR moet worden geïnformeerd bij beslissingen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de belangen van werknemers. Sinds het verschijnen van het Commissie-voorstel hebben de Europese sociale partners overeenstemming bereikt over een aantal aanpassingen van het voorstel van de Commissie. Deze betreffen onder andere de definities van informatie en raadpleging. Ook pleiten partners voor de mogelijkheid om gedurende twee jaar na de totstandkoming van de richtlijn ruimte te laten voor het instellen van een EOR onder de huidige voorwaarden. Een vergelijkbare mogelijkheid bestond in de oorspronkelijke richtlijn uit 1994. Verder zal op 16 december het EP stemmen over een aantal amendementen. De belangrijkste amendementen van het EP betreffen (naast de voorstellen van de sociale partners) een verduidelijking van de definitie van het begrip transnationaal en een aanpassing die beoogt dat ook lidstaten met een kleine vestiging recht hebben op een vertegenwoordiger in de groep die onderhandelt over de totstandkoming van de EOR, hiertoe zal het EP pleiten voor het schrappen van de drempel van 50 werknemers. Daarnaast is het EP van mening dat de Commissie drie jaar na inwerkingtreding van de nieuwe richtlijn een volledige herziening van die richtlijn moet presenteren. De huidige aanpassing betreft een zogenaamde ‘recast’ waarbij beperkte wijzigingen kunnen worden doorgevoerd. Nederlandse opstelling Nederland staat net als veel andere lidstaten positief tegenover het voorstel van de Commissie. De voorgestelde veranderingen hebben een positieve invloed op de effectiviteit van de EOR, onder andere door de verduidelijking van definities waardoor die beter aansluiten bij de overige bestaande Europese medezeggenschapsrichtlijnen. De betrokkenheid van de EOR moet een nuttige werking hebben en een doeltreffende besluitvorming mogelijk maken. Het voorstel sluit goed aan op geconstateerde onduidelijkheden in de huidige richtlijn en op de in de praktijk gebleken knelpunten. Nederland steunt (net als verreweg de meeste lidstaten) verder de aanpassingen op basis van het akkoord tussen de Europese sociale partners. Met betrekking tot de amendementen van het Europees Parlement ziet Nederland enige onderhandelingsruimte. Uitgangspunt is echter (net als voor de meeste andere lidstaten) dat ook Europese sociale partners akkoord moeten kunnen gaan met aanpassingen in de tekst. Afhankelijk van de uitkomst van de plenaire vergadering van het EP streeft het Voorzitterschap naar een akkoord in eerste lezing tijdens de Raad van 17 december. Toelichting Aanleiding voor de herziening zijn enkele ervaringen sinds de aanname van de richtlijn in 1994. Zo blijkt dat de EOR niet altijd wordt betrokken en dat er maar in 36% van de gevallen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid tot oprichting van een EOR. Verder is er sprake van rechtsonzekerheid op enkele punten en worden er uiteenlopende definities gebruikt in verschillende richtlijnen. Naar aanleiding van deze problemen heeft de Europese Commissie een voorstel tot wijziging van deze richtlijn gepresenteerd. De pogingen tot nu toe om langs andere weg, via informatie-uitwisseling en best practices, verbetering in de situatie aan te brengen zijn niet voldoende gebleken. Het is ook niet gelukt om via de Europese sociale partners tot een oplossing van de praktijkproblemen te komen. Inmiddels hebben de Europese sociale partners echter een akkoord bereikt dat een beperkt aantal aanpassingen op het Commissievoorstel bevat. De Commissie beoogt met haar voorstel voor aanpassing van de richtlijn in combinatie met niet-regelgevende maatregelen de effectiviteit van de EOR te vergroten, het aandeel ondernemingen met een EOR te verhogen, meer rechtszekerheid te scheppen over onderwerpen waar de afgelopen jaren juridische procedures over gevoerd zijn en de bestaande richtlijnen inzake informatieverstrekking aan en raadpleging van werknemers beter op elkaar af te stemmen. Agendapunt: Richtlijn van de Raad tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de European Community Shipowners’Asscociation (ECSA) en de European Transport Workers’ Federation (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 (MLC 2006) en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG Aard van de bespreking : De Raad zal streven naar besluitvorming Commissievoorstel / Voorstel Voorzitterschap Deze richtlijn maakt onderdeel uit van de vernieuwde sociale beleidsagenda. Met dit voorstel wordt de overeenkomst tussen de organisaties van werkgevers (ECSA) en werknemers (ETF) in de sector maritiem vervoer over het Maritiem arbeidsverdrag 2006 ten uitvoer gebracht. Doel van het voorstel is bij te dragen aan het creëren van een minimum sociaal beschermingsniveau aan boord van (Europese) zeeschepen en aan eerlijker mondiale voorwaarden in het belang van alle betrokken partijen. Het voorstel dient ook tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG inzake de overeenkomst betreffende de organisatie van de arbeidstijd van zeevarenden, gesloten tussen ECSA en ETF. De wijzigingen blijven strikt beperkt tot zaken die in het Maritieme Arbeidsverdrag 2006 reeds zijn opgenomen. Nederlandse opstelling Nederland staat positief tegenover het voorstel, omdat het bij kan dragen aan eerlijkere wereldwijde concurrentievoorwaarden. Toelichting Met het opnemen van (een groot deel van) de bepalingen van het MLC in het Gemeenschapsrecht zal het werken in de maritieme sector aantrekkelijker worden voor Europese zeevarenden, zal een bijdrage leveren aan het creëren van een minimum sociaal beschermingsniveau voor alle zeevarenden werkzaam aan boord van zeeschepen wereldwijd en aan eerlijker wereldwijde concurrentievoorwaarden (het zgn. global level playing field). Agendapunt: evaluatie over het effect van het vrije verkeer van werknemers in de context van de uitbreiding van de EU Aard van de bespreking : De Commissie presenteert de Mededeling. Er is geen besluitvorming of debat voorzien. Commissievoorstel De Mededeling is door de Commissie uitgebracht met het oog op de besluitvorming door de regeringen van de EU-Lid-staten over toepassing (al of niet) van de tweede fase van het transitieregime voor het vrije werknemersverkeer met Roemenië en Bulgarije (ingaande 1 januari 2009), en met het oog op de besluitvorming over toepassing (al of niet) van de derde fase van het transitieregime voor het vrije werknemersverkeer met acht van de tien in 2004 toegetreden EU-Lid-staten (per 1 mei 2009). Het verslag dient als basis voor toetsing door de Raad van de toepassing van de overgangsmaatregelen. Het besluit over de al dan niet continuering van de overgangsmaatregelen is overigens de bevoegdheid van elke lidstaat afzonderlijk. Geconcludeerd wordt dat werknemers uit Bulgarije, Roemenië en de EU 10-Lid-staten in de afgelopen jaren hebben geholpen te voorzien in de grotere vraag naar arbeidskrachten in de ontvangende landen. Aldus hebben zij een aanzienlijke bijdrage geleverd aan de duurzame economische groei. Het verslag concludeert dat de intracommunautaire mobiliteit niet heeft geleid – en waarschijnlijk niet zal leiden – tot ernstige verstoringen van de arbeidsmarkt. Gesteld wordt dat de arbeidsstromen in de EU de komende periode waarschijnlijk zullen afnemen en dat volume en richting van deze stromen eerder worden bepaald door vraag en aanbod op de arbeidsmarkt dan door beperking van de toegang tot die markt. Onderkend wordt dat arbeidsmigratie ook nadelige economische en sociale gevolgen met zich heeft gebracht. Volgens de Commissie moeten die niet door het beperken van de toegang tot de arbeidsmarkt maar door alternatieve oplossingen (zoals flankerend beleid en integratiemaatregelen) worden aangepakt. De Lid-staten worden opgeroepen om te overwegen of zij het, niettegenstaande hun in de Toetredingsverdragen vastgestelde rechten betreffende overgangsregelingen, in het licht van de situatie op hun arbeidsmarkten noodzakelijk achten om de beperkingen te blijven toepassen. Nederlandse opstelling Nederland heeft het transitieregime inzake het vrije werknemersverkeer voor acht van de tien Lid-staten die per 1 januari 2004 zijn toegetreden per 1 mei 2007 beëindigd. Voor Malta en Cyprus is geen transitieregime toegepast. Het ingezette flankerend beleid is in beginsel voldoende toegerust om de instroom van ook nieuwe groepen arbeidsmigranten op te vangen. Toch zijn niet alle problemen al volledig opgelost. Dit geldt vooral de aanpak van fraude en illegaliteit in de uitzendbranche. In aanmerking nemend dat de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt als gevolg van de economische crisis moeilijk voorspelbaar zijn en dat de oplopende werkloosheid voor de hand ligt, kiest het kabinet er voor nog niet per 1 januari 2009 wijzigingen aan te brengen in het huidige overgangsregime voor werknemers uit Bulgarije en Roemenië. Hierbij is ook meegewogen wat de ons omringende Lid-staten naar verwachting voor eind 2008 zullen besluiten. De komende tijd wordt wel bezien of de arbeidsmarkttoets in de land- en tuinbouw voor Bulgaarse en Roemeense werknemers kan worden afgeschaft Toelichting Tijdens de EU-uitbreidingen van 2004 en 2007 zijn in de Toetredingsverdragen met de nieuwe Lid-staten overgangsbepalingen afgesproken voor het vrij verkeer van werknemers. Het overgangsregime kan maximaal zeven jaar duren, en bestaat uit drie fasen (van resp.: twee, drie en twee jaar). Gedurende de eerste fase gelden de nationale regelingen voor toegang tot de arbeidsmarkt, tenzij de Lid-staat heeft aangegeven het Gemeenschapsrecht (i.e. vrij verkeer van werknemers) te willen toepassen. Tijdens de tweede fase geldt het Gemeenschapsrecht, tenzij de Lid-staat heeft aangegeven het overgangsregime te willen voortzetten. Gedurende een derde fase kunnen Lid-staten de toepassing van nationale regelingen nog eens met twee jaar verlengen, indien sprake is van ernstige verstoringen van hun arbeidsmarkt. Het transitieregime voor Roemenië en Bulgarije eindigt hoe dan ook per 1 januari 2014. Nederland dient uiterlijk 31 december 2008 aan de Europese Commissie een kennisgeving te zenden dat het transitieregime wordt voortgezet, anders is vanaf die datum sprake van vrij werknemersverkeer met Roemenië en Bulgarije. Agendapunt: besluitvorming verordening coördinatie sociale zekerheid (883) Gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Aard van de bespreking : De Raad zal streven naar besluitvorming (gemeenschappelijk standpunt) Commissievoorstel Op de Raad van 2 oktober 2008 heeft de Raad de laatste nog openstaande hoofdstukken van het voorstel voor een toepassingsverordening goedgekeurd. Nu over alle separate hoofdstukken besluitvorming heeft plaatsgevonden (partiële goedkeuring), staat op de agenda van de Raad van 17 december 2008 de gehele tekst van de toepassingsverordening De Raad zal hierover een gemeenschappelijk standpunt innemen. Daarbij is inbegrepen het Raadsstandpunt over de amendementen die het EP in augustus 2008 in eerste lezing heeft aangenomen. Het voorstel voor een toepassingsverordening bevat de uitvoeringsprocedures die nodig zijn voor een goede werking van de nieuwe, vereenvoudigde basisverordening nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Zo regelt het voorstel dat de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten elektronisch zal plaatsvinden en zijn er gedetailleerde afspraken vastgelegd over aanvraagprocedures, invordering van premies en onverschuldigd betaalde uitkeringen etcetera. Nederland heeft zich tijdens de onderhandelingen op het standpunt gesteld dat de procedures zo eenvoudig mogelijk dienen te zijn voor zowel de burgers als de uitvoeringsorganen. Daarnaast heeft NL zich in alle stadia van de onderhandelingen ingezet voor het vastleggen van afspraken die een zo effectief mogelijke handhaving over de grens moeten bevorderen. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met het voorstel van het voorzitterschap. Toelichting De sociale zekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de EU wordt geregeld door twee verordeningen. Daarvan bevat één de inhoudelijke bepalingen (de basisverordening) en de andere de uitvoeringsbepalingen (de toepassingsverordening). De huidige basisverordening nr. 1408/71 is in 2004 vervangen door de vereenvoudigde, gemoderniseerde Verordening nr. 883/2204. Deze nieuwe Verordening kan pas worden toegepast wanneer ook de nieuwe toepassingsverordening in werking treedt. Begin 2006 heeft de Commissie een voorstel vastgesteld voor deze toepassingsverordening. Dit voorstel is de afgelopen jaren hoofdstuksgewijs in de Raad behandeld (partiële goedkeuring). Onder Frans Voorzitterschap zijn de onderhandelingen over de laatste hoofdstukken afgerond. Op de agenda van de Raad staat daarom de gehele tekst van de toepassingsverordening (algehele goedkeuring). De Raad zal hierover een gemeenschappelijk standpunt innemen. Daarbij is inbegrepen het Raadsstandpunt over de amendementen die het EP in augustus 2008 in eerste lezing heeft aangenomen. Als alles volgens plan verloopt, zal het EP in het voorjaar van 2009 – onder Tsjechisch voorzitterschap - in tweede lezing over de nieuwe toepassingsverordening stemmen. Een tweede lezing is voorzien, omdat het EP zich nog niet over alle hoofdstukken van de toepassingsverordening heeft kunnen uitspreken, aangezien op het moment van de eerste lezing nog niet alle hoofdstukken in Raadsverband waren afgerond. Streefdatum voor de inwerkingtreding van de nieuwe basisverordening en toepassingsverordening is 1 januari 2010. Agendapunt: besluitvorming verordening coördinatie sociale zekerheid (883) plus annexen Gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, en tot vaststelling van de inhoud van de bijbehorende bijlagen. Aard van de bespreking : De Raad zal streven naar besluitvorming (gemeenschappelijk standpunt). Commissievoorstel Het voorstel voor wijziging van Verordening (EG) nr. 883/2004 en tot vaststelling van de inhoud van de bijbehorende bijlagen bestaat uit twee onderdelen. Enerzijds bevat het voorstel wijzigingen van Verordening (EG) nr. 883/2004, waarvan de noodzaak tijdens de onderhandelingen over het voorstel voor een toepassingsverordening is komen vast te staan. Anderzijds bevat het voorstel de tekst van een aantal bijlagen die op het moment van de inwerkingtreding in 2004 nog niet waren vastgesteld, maar die wel noodzakelijk zijn voor de toepassing van deze Verordening. Over beide onderdelen heeft de afgelopen jaren in de Raad hoofdstuksgewijs besluitvorming plaatsgevonden (partiële goedkeuring). Nu de partiële goedkeuring op alle onderdelen is voltooid, staat op de agenda een gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de gehele tekst van alle bijlagen en alle beoogde wijzigingen van de basisverordening (algehele goedkeuring). Daarbij is inbegrepen het Raadsstandpunt over de amendementen die het EP in augustus 2008 in eerste lezing heeft aangenomen. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met het voorstel van het voorzitterschap. Het voorstel voor het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wijkt op de voor Nederland relevante onderdelen niet af van de voorstellen waaraan de Raad eerder partiële goedkeuring heeft verleend. Agendapunt: actieve integratie van mensen die het verst van de arbeidsmarkt staan Aard van de bespreking : aanname raadsconclusies Commissievoorstel / Voorstel Voorzitterschap De EU ondersteunt nationale inspanningen om armoede en sociale uitsluiting te bestrijden. De Europese Commissie heeft een reeks gemeenschappelijke beginselen voorgesteld om de EU-landen aan te moedigen hun beleid op het gebied van actieve integratie op deze beginselen te baseren om zo hun inspanningen ter bestrijding van de sociale uitsluiting en de uitsluiting van de arbeidsmarkt op te voeren. De aanbeveling is gebaseerd op drie sleutelelementen: zorgen voor passende inkomenssteun, bevorderen van inclusieve arbeidsmarkten en verschaffen van toegang tot hoogwaardige diensten. De nationale regeringen zullen worden aangemoedigd om hun beleid voor "actieve integratie" op deze gemeenschappelijke beginselen te baseren om zo hun inspanningen ter bestrijding van de sociale uitsluiting en de uitsluiting van mensen op de arbeidsmarkt, op te voeren. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met de Raadsconclusies betreffende actieve integratie. De beginselen bieden lidstaten de ruimte om hun eigen beleidsstrategieën op het terrein van actieve integratie te ontwikkelen. Dit is in lijn met de verantwoordelijkheid van individuele lidstaten op dit punt en de uitgangspunten van de open coördinatiemethode. Nederland steunt het voornemen om actieve integratie binnen het bestaande proces van open coördinatie voor sociale bescherming en sociale inclusie te behandelen. De methode behelst dat het beleid op het terrein van werkgelegenheid en sociale insluiting primair aan de lidstaten is en dat op EU-niveau sprake is van ondersteuning en aanvulling. De genoemde gemeenschappelijke beginselen zullen meer handen en voeten geven aan het bestaande open coördinatieproces. Nederland zal hierbij opletten dat de gemeenschappelijke beginselen ruimte laten voor de Nederlandse systematiek. Agendapunt: richtlijnvoorstel gelijke behandeling buiten arbeid en beroep Aard van de bespreking : voortgangsrapportage Commissievoorstel Om het EU-rechtskader aan te vullen, heeft de Europese Commissie een voorstel voor een nieuwe richtlijn ingediend voor gelijke behandeling van personen op de gronden godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid buiten de arbeidsmarkt. Het vormt een aanvulling op het bestaande communautaire rechtskader dat discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid verbiedt in arbeid, beroep en beroepsopleiding. Het voorstel bestrijkt het verbod van discriminatie in zowel de overheidssector als in de particuliere sector ten aanzien van sociale bescherming met inbegrip van sociale zekerheid en gezondheidszorg, sociale voordelen, onderwijs en toegang tot goederen en diensten die commercieel voor het publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. Het voorstel beoogt directe en indirecte discriminatie, intimidatie en het geven van een opdracht tot discrimineren te verbieden. Ten aanzien van de grond handicap betekent non-discriminatie tevens effectieve niet-discriminerende toegang en de naleving van het beginsel van ‘redelijke aanpassingen’. Het voorstel laat nationale wetgeving op het gebied van burgerlijke staat, gezinssituatie of reproductieve rechten onverlet, evenals de inhoud van onderwijs en de activiteiten en opzet van de onderwijsstelsels met inbegrip van speciaal onderwijs in de lidstaten. De richtlijn vormt met name geen beletsel voor het vaststellen van een bepaalde leeftijd voor de toegang tot uitkeringen, onderwijs en bepaalde goederen en diensten. Lidstaten kunnen voor de verstrekking van financiële diensten proportionele verschillen in behandeling toestaan wanneer het gebruik van leeftijd of handicap voor het betrokken product een essentiële factor is in de risicobeoordeling, op basis van relevante en accurate statistische gegevens. De plicht om niet te discrimineren bij de toegang tot en het aanbod van goederen en diensten die publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting, geldt voor privépersonen uitsluitend voorzover zij een professionele of commerciële activiteit uitoefenen. Ook kan een lidstaat specifieke maatregelen nemen of handhaven om de nadelen die verband houden met godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen of te compenseren (positieve actie). Nederlandse opstelling Nederland staat positief tegenover een Europees kader voor het verbod van discriminatie op grond van godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd en seksuele geaardheid. Om redenen van rechtsonzekerheid over de reikwijdte en de terminologie en omwille van mede daarom ontbreken van voldoende zicht op consequenties voor financiële en administratieve lasten past, totdat helderheid is verkregen over deze elementen, echter terughoudendheid. Agendapunt: herziening van de implementatie van de lidstaten en de EU instellingen van het Beijing Platform for Action a. Indicatoren “ reconciliation of working and family life” Aard van de bespreking De Raad streeft naar aanname van raadsconclusies over indicatoren in het kader van het “Beijing Platform for Action”. Het Beijing Platform for Action is aangenomen in New York tijdens de VN vrouwenconferentie te Beijing in 1995 met als doel gelijkheid, ontwikkeling en vrede voor vrouwen te bevorderen. Sinds 1995 ontwikkelen de EU-lidstaten vrijblijvende kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren op één van de 12 terreinen van het Beijing Platform for Action, om samenwerking binnen de EU op deze twaalf terreinen te bevorderen. Voorstel Voorzitterschap Het Franse Voorzitterschap heeft een rapport opgesteld voor de evaluatie van de “Work Life Balance” indicatoren uit 2000. Het Voorzitterschap stelt voor de indicatoren uit 2000 te handhaven, met uitzondering van de indicatoren 6 en 7 (“normal opening hours of public services and shops”). Experimenten met tijd worden in indicator 4 (geïntegreerd beleid voor een betere balans tussen werk en privé) meegenomen. Nederlands standpunt Nederland kan instemmen met het laten vervallen van de indicatoren 6 en 7. De “normale” openingstijden waaraan in deze indicatoren wordt gerefereerd, komen ook niet overeen met het Nederlandse tijdbeleid, waarin juist wordt gestreefd naar ruimere openingstijden (van 7 tot 7) om de combinatie van werk en privé te bevorderen. Nederland is er in dit verband in geslaagd het stimuleren van flexibele werktijden en ruime openingstijden in indicator 4 extra aan te zetten. Toelichting De gemiddelde Nederlander werkt tussen 9 en 5 en voor veel voorzieningen geldt daarom eveneens dat deze open zijn van 9 tot 5. Voor werkende mensen is het lastig daarvan gebruik te maken. Dit kan een factor zijn die de combinatie van werk en zorg bemoeilijkt. Flexibele werktijden, handige openingstijden en digitale dienstverlening kunnen het voor vrouwen en mannen makkelijker maken om werk en zorgtaken te combineren. Gemeenten en provincies hebben daarbij een regierol. In juni 2007 ondertekenden de provincies Zeeland en Drenthe en de gemeenten Deventer, Heerhugowaard, Enschede en Zoetermeer een koploperovereenkomst. In mei 2008 hebben minister Plasterk van Emancipatie en staatssecretaris Bijleveld van BZK convenanten tijdbeleid ondertekend met een groep gemeenten, die zich komende tijd onder meer gaan inzetten voor het verruimen van openingstijden in de publieke en private dienstverlening. De aanbevelingen met betrekking tot de balans tussen gezin en werk sluiten ook aan bij het beleid van de minister voor Jeugd en Gezin zoals hij dat heeft uitgewerkt in zijn Gezinsnota én het kabinetsbeleid gericht op een extra stijging van de arbeidsparticipatie van vrouwen in meer brede zin. Voorkomen moet worden dat vrouwen in de fase van gezinsvorming (leeftijd 35-40 jaar) vroegtijdig uitvallen. Bevorderd moet worden dat meer vrouwen meer uren gaan werken. Het kinderopvangbeleid is één van de belangrijke elementen in het Nederlandse beleid voor het combineren van arbeid en zorg. b) Indicatoren “women in armed conflict” Aard van de bespreking: De Raad streeft naar aanname van raadsconclusies over indicatoren in het kader van het “Beijing Platform for Action”. Voorstel Voorzitterschap Het Franse Voorzitterschap heeft voorgesteld om indicatoren te ontwikkelen over “women in armed conflicts”. Het betreft: indicatoren die illustreren hoe de lidstaten en de Gemeenschap gendermainstreaming implementeren bij het voorkomen van en reageren op conflicten, een indicator die de respectievelijke deelname van vrouwen en mannen weergeeft in het proces van preventie en oplossen van conflicten, inclusief besluitvorming een indicator die vaststelt hoeveel budget wordt toegewezen aan het bevorderen van gendergelijkheid in landen in (post)conflictsituaties. een indicator die beoogt te illustreren hoe de internationale bescherming is van vrouwen afkomstig uit landen die getroffen zijn door gewapende conflicten. Nederlands standpunt Nederland kan instemmen met de tekst. Nederland is verheugd over de ontwikkeling van raadsconclusies met indicatoren op dit terrein. Dit biedt een mogelijkheid voor de EU om hier bij resoluties van de Veiligheidsraad te lobbyen voor een gelijksoortig raamwerk voor monitoring. Nederland kan aangeven welk percentage van het totaal aantal asielzoekers vrouw is en wat het land van herkomst van de vluchtelingen is (indicator 4), maar vreest dat deze indicator niet zoveel informatie geeft over het de mate waarin gendergerelateerd geweld voorkomt. Toelichting Nederland heeft zich in de afgelopen periode actief ingezet om VN Veiligheidsraadresolutie 1325 te implementeren, door middel van het opstellen van een Nationaal Actieplan 1325. Op 4 december 2007 is dit plan gelanceerd door de ministers voor Ontwikkelingssamenwerking, van Defensie en van Binnenlandse Zaken, samen met een groot aantal vertegenwoordigers van Nederlandse ontwikkelingsorganisaties en kennisinstellingen. VN Veiligheidsraadresolutie 1325 raakt diverse deelterreinen van buitenlands beleid, variërend van veiligheidsbeleid tot humanitaire hulp en wederopbouw. Het vergroten van betrokkenheid en zeggenschap van vrouwen draagt bij aan het oplossen van conflicten en aan een veilige, stabiele en leefbare wereld. Veiligheid is een voorwaarde voor vrouwen om kansen te benutten. Er is geen ontwikkeling zonder veiligheid en er is geen ontwikkeling zonder de ontwikkeling van vrouwen. Nederland staat voor de participatie van vrouwen aan de onderhandelingstafel, het betrekken van vrouwen en kinderen bij demobilisatieprocessen en aandacht voor man/vrouw verhoudingen bij de verlening van humanitaire hulp en tijdens wederopbouwprocessen. VN Veiligheidsraad resolutie 1325 vormt het formele kader voor de activiteiten op dit terrein Op 19 juni 2008 heeft de Veiligheidsraadresolutie 1820 aangenomen over seksueel geweld als oorlogswapen. Deze resolutie is een vervolg op resolutie 1325 en legt de band tussen seksueel geweld en het behoud van vrede en veiligheid. Nederland heeft de totstandkoming van deze resolutie verwelkomd. Agendapunt: diversen l) Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG. Dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM (2006) 92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol. Het voorstel beoogt een wijziging van het communautaire rechtskader betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van vrouwen en mannen op zelfstandigen en meewerkende echtgenoten. De voorgestelde richtlijn concentreert zich op de volgende onderdelen: a) het bieden van de mogelijkheid tot een periode van betaald zwangerschapsverlof voor vrouwelijke zelfstandigen, b) de erkenning van de bijdrage van meewerkende echtgenoten door hen de mogelijkheid te bieden om aanspraak te maken op dezelfde mate van sociale bescherming als hun zelfstandig werkzame partners, en c) de toekenning van de bevoegdheid aan organen voor gelijke behandeling bij gevallen van discriminatie. Het Nederlandse standpunt over deze richtlijn wordt nog bepaald. m) Richtlijn ter amendering van Richtlijn 92/85 EEG betreffende het introduceren van maatregelen ter verbetering van de veiligheid en gezondheid van zwangere werknemers, werknemers die recent bevallen zijn of die borstvoeding geven. Ook dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM (2006) 92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol. De Europese Commissie stelt voor om richtlijn 92/85/EEG, de ‘zwangerschapsrichtlijn’, te herzien. De zwangerschapsrichtlijn stelt regels ter bescherming van vrouwen (in dienst van een werkgever) die zwanger zijn, recent zijn bevallen of borstvoeding geven. De richtlijn regelt bij voorbeeld zwangerschapsverlof, werken met gevaarlijke stoffen en het ontslagverbod tijdens zwangerschap). Het doel van de herziening is het verhogen van het beschermingsniveau. De voorgestelde maatregelen zijn in het kort: Verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 14 naar 18 weken (onafgebroken), waarvan 6 weken verplicht moeten worden opgenomen na de bevalling. Tevens moet extra verlof worden toegekend voor te vroeg geboren kinderen, kinderen die na de geboorte in het ziekenhuis moeten blijven, meerlingen en kinderen met handicaps. Ziekte tot 4 weken voor de bevalling mag niet leiden tot verkorting van het zwangerschapsverlof. Naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof van Justitie EG – is het in de nieuwe richtlijn verboden om voorbereidingen voor een ontslag te treffen tijdens zwangerschap en zwangerschaps- en bevallingsverlof; daarnaast is nieuw dat de werkgever niet alleen tijdens, maar ook in de 6 maanden na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof gegronde redenen moet geven voor een ontslag als de werknemer daar om vraagt; De nieuwe richtlijn gaat uit van betaling tijdens het zwangerschapsverlof gebaseerd op een volledig maandsalaris (in de bestaande richtlijn wordt uitgegaan van het loon dat wordt betaald tijdens ziekte). Lidstaten mogen een maximum aanbrengen, onder de voorwaarde dat dit maximum niet lager is dan het loon dat wordt betaald tijdens ziekte. De vrouw die terugkeert na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft het recht om haar werkgever te vragen om haar werkrooster en uren aan te passen aan de nieuwe gezinssituatie en dat de werkgever verplicht is dit verzoek te onderzoeken. In de nieuwe richtlijn wordt de bewijsregel overgenomen zoals de meeste richtlijnen over gelijke behandeling die kennen. Iemand die meent dat in strijd met de richtlijn is gehandeld, dient feiten aan te voeren op grond waarvan dat aannemelijk wordt. Daarna is het aan de andere partij om te bewijzen dat niet in strijd met de richtlijn is gehandeld. Het Nederlandse standpunt over dit voorstel wordt nog bepaald. n) Forum Detacheringsrichtlijn 9 oktober 2008 De Raad zal kennis nemen van het door de Europese Commissie georganiseerde Forum over de Detacheringsrichtlijn. o) Conferenties georganiseerd door het Franse Voorzitterschap De Raad zal kennis nemen van informatie van het Franse Voorzitterschap over diverse conferenties: 7th European Round Table on Poverty and social exclusion (Marseille, 15 en 16 oktober 2008) 2nd Forum on social services of general interest in Europe (Paris, 28 en 29 oktober 2008) 1st Euro-Mediterranean ministerial conference on employment and labour (Marrakech, 9/10 november 2008) Conference on new social issues in a changing Europe (Paris, 12 november 2008) Conference on Professional equality between women and men (Lille, 13 en 14 november 2008) Conference on employment of seniors (Le Puy-en-Velay, 25 november 2008) PAGE 9 PAGE 9