[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Ontwerp basisnet water

Bijlage

Nummer: 2008D20155, datum: 2008-12-04, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen (2008D20154)

Preview document (šŸ”— origineel)


BIJLAGE 1 bij  DOCPROPERTY "minuut.onskenmerk" VenW/DGMo-2008/4424 

ONTWERP BASISNET WATER

Binnenvaart is een bijzonder veilige wijze van transport en daarom zeer
geschikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Van al het vervoer
van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor vindt 80% over het
water plaats. Met het Basisnet Water voorkomen we toekomstige externe
veiligheidsknelpunten langs waterwegen. Er wordt een grens gesteld aan
de risicoā€™s van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Gemeenten moeten
bij bouwplannen rekening houden met dat toekomstige vervoer. Daarmee
hebben we een robuust systeem gecreƫerd waar we de komende decennia mee
vooruit kunnen. De risicoā€™s zullen dan nergens onacceptabel groot
worden. 

1.	Doel en Ambitie

Het   Basisnet Water moet de bereikbaarheid van de belangrijkste
industriƫle locaties in Nederland en het aangrenzende buitenland
garanderen. Daarnaast moet ook de ruimtelijke ontwikkeling langs het
water op verantwoorde wijze mogelijk blijven. Dit alles binnen de normen
van externe veiligheid.

Tachtig procent van al het vervoer (weg, water en spoor) van gevaarlijke
stoffen vindt plaats over water. Hoewel ongelukken met schepen met deze
stoffen in Nederland gelukkig zeldzaam zijn, bestaat er een kans dat
deze stoffen vrij komen. Dat kan in de omgeving van de vaarweg tot
slachtoffers leiden. De kans dat dat gebeurt, is klein vanwege de
strenge regelgeving rond het vervoer van gevaarlijke stoffen. Maar er
blijft altijd wel een risico bestaan. Dat risico moeten we aanvaardbaar
klein houden. 

De gemeenten, die over de bebouwing gaan, zijn niet in staat iets aan
het vervoer te doen en de vervoersector kan niet ingrijpen in de
ruimtelijke ontwikkelingen. De rijksoverheid ziet het daarom als haar
taak om naar alle belanghebbende partijen helderheid te scheppen en
samen met hen beleid te ontwikkelen. 

De aankondiging dat er op dit punt beleid zal worden gemaakt, is
opgenomen in de Nota Mobiliteit uit 2005. Dat is verder uitgewerkt in de
Nota Vervoer Gevaarlijke Stoffen uit datzelfde jaar. Daarin staat dat er
een Basisnet komt waarin groeiruimtes worden aangegeven voor zowel het
vervoer van gevaarlijke stoffen als voor de ruimtelijke ontwikkelingen
rondom de infrastructuur.

Het Basisnet beoogt een duurzame balans te vinden tussen de belangen van
het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ordening en veiligheid.
Basisnet Water doet dit voor de vaarwegen in Nederland.

2.	Aanpak

2.1 Proces

Het Basisnet Water is gemaakt door de Werkgroep Basisnet Water. Daarin
zitten vertegenwoordigers van de belangrijkste betrokken partijen:
gemeenten, provincies, bedrijfsleven, havens, vaarwegbeheerder (RWS) en
de ministeries van VROM en VenW. De focus van het project was gericht op
maximaal draagvlak bij al deze partijen. Dit heeft er toe geleid dat de
deelnemende partijen het Basisnet Water ondersteunen. 

2.2 Inhoud

Bij het Basisnet Water gaat het er om een balans te vinden tussen het
toekomstige vervoer van gevaarlijke stoffen op het hoofdvaarwegennet, de
toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen daar omheen en de veiligheid van
burgers. 

Eerst is onderzocht hoeveel het vervoer nog kan groeien zonder dat er
sprake is van een te hoog risico op de oever. In die
gevoeligheidsanalyse zijn de volgende zaken meegenomen:

Verwachte groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen tot 2030;

Toekomstige ontwikkelingen als uitbreiding van de Maasvlakte en de
aanleg van de benzineterminal Amsterdam;

De gevolgen van een eventuele modal shift conform Kabinetsstandpunt
Ketenstudies LPG, Chloor en Ammoniak.

Ook is geĆÆnventariseerd welke gemeenten bouwplannen hebben in of op het
water.

3. 	Uitkomst

3.1  Hoofdlijnen van het Basisnet Water

Categorie-indeling

De vaarwegen die onderdeel zijn van het Basisnet Water zijn
hoofdtransportassen, (doorgaande) vaarwegen en potentiƫle
distributievaarwegen. Havenbekkens maken geen deel uit van het Basisnet.
Er is gebruik gemaakt van CEMT-klassen die in Europa gelden. Hierbij
zijn per klasse de maximale afmetingen van een schip vastgelegd. In het
Basisnet zijn de vaarwegen met CEMT-klasse 2 en hoger opgenomen.
Vaarwegen die zijn ingedeeld in een lagere CEMT-klasse, maken geen
onderdeel uit van het Basisnet. Op die vaarwegen (en alle andere
vaarwegen die niet tot het Basisnet behoren) vindt geen vervoer van
gevaarlijke stoffen in bulk plaats. Af en toe vaart er een bunkerschip
van maximaal 300 ton voor de bevoorrading van brandstofstations langs de
vaarweg. Opname in het Basisnet van deze vaarwegen heeft geen effect op
de veiligheid. Zij zijn daarom buiten beschouwing gelaten. 

De indeling van het Basisnet Water wijkt af van de indeling uit de Nota
Vervoer Gevaarlijke Stoffen. Die indeling bestond uit 3 categorieƫn:
vaarwegen waar het vervoer onbeperkt kan groeien, vaarwegen waar de
ruimtelijke ontwikkelingen onbeperkt kunnen groeien en vaarwegen met een
mengvorm. Deze indeling blijkt voor het Basisnet Water niet zo geschikt.
Uit de analyses bleek dat zowel het vervoer op als de bebouwing langs
alle vaarwegen nog kunnen groeien zonder dat er onacceptabele risicoā€™s
ontstaan. Zwaar beperken van de ruimtelijke mogelijkheden of de
vervoermogelijkheden is dan ook nergens nodig. Voor het basisnet water
wordt daarom een alternatieve indeling voorgesteld, gebaseerd op het
karakter van de vaarwegen. Dat leidt tot 3 typen routes. 

Zeevaartroutes (rood): dit zijn alle vaarwegen vanaf zee naar zeehavens.
Deze routes worden zowel gebruikt door grote zeeschepen als door
binnenvaartschepen die gevaarlijke stoffen vervoeren. 

Binnenvaartroutes met frequent vervoer van gevaarlijke stoffen (zwart):
dit zijn alle verbindingen tussen chemische clusters, met het achterland
en de Noord-Zuid verbindingen. Dit zijn tevens de vaarwegen waar
regelmatig vervoer van brandbare vloeistoffen plaatsvindt.

Binnenvaartroutes zonder frequent vervoer van gevaarlijke stoffen
(groen): dit zijn de overige vaarwegen binnen het Basisnet. Hier vindt
weinig of geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. (Ter oriƫntatie:
minder dan 1 geladen benzinetanker per dag.) 

Deze indeling is weergegeven in onderstaande kaart. 

 Gebruiksruimte

Het Basisnet Water geeft voor het vervoer van gevaarlijke stoffen
gebruiksruimtes aan. Die gebruiksruimtes worden uitgedrukt in maximale
risicoā€™s. In het risicobeleid van het kabinet is bepaald dat de kans
op overlijden als gevolg van een ongeluk met gevaarlijke stoffen
maximaal 1 op de miljoen per jaar mag zijn (= 10-6, plaatsgebonden
risico). Het rijk stelt dus langs alle vaarwegen een maximale ligging
van deze PR10-6 contour vast. 

Uit analyses is gebleken dat het vervoer over water de komende 20 jaar
nog fors kan groeien, zonder dat de PR10-6 contour op de oever zal
komen. Ook zal nergens  een groepsrisico-probleem ontstaan. Op de meeste
plekken zal dit waarschijnlijk ook verder in de toekomst nooit gebeuren.
Voor groene vaarwegen geldt dat er geen PR10-6contour is en naar
verwachting zelfs bij voortgaande groei ook niet zal komen. Het Basisnet
Water kan daardoor zo worden opgezet dat er Ć©n ruimte is voor groei van
het vervoer van gevaarlijke stoffen Ć©n er op een verantwoorde wijze
langs vaarwegen kan worden gebouwd.

De gebruiksruimtes voor het Basisnet Water zijn als volgt gedefinieerd:

Rode en zwarte vaarwegen: de PR10-6 contour komt maximaal tot de
oeverlijn;

Groene vaarwegen: er is geen PR10-6 contour (ook niet op het water
zelf).

In de praktijk betekent dit dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op
deze vaarwegen feitelijk niet beperkt wordt.

Een uitzondering op bovenstaand verhaal is mogelijk de Westerschelde.
Daar kan, bij een scenario van hoge vervoersgroei, de PR 10-6 contour
bij Vlissingen na 2030 op de oever komen te liggen. Ook kan er sprake
zijn van een overschrijding van de oriƫntatiewaarde van het
groepsrisico bij Terneuzen. In juli 2006 is er een convenant gesloten
tussen het Rijk en de Provincie Zeeland. Daarnaast hebben Nederland en
Vlaanderen eind 2005 een Verdrag Gemeenschappelijk Nautisch Beheer
gesloten. In de overeenkomsten is afgesproken dat beide partijen de
externe veiligheidsituatie langs de Westerschelde monitoren en zich
inspannen om te zorgen dat de risicocontouren niet op de oever komen.
Beide partijen hebben een inspanningsverplichting om ervoor te zorgen
dat de risicoā€™s buiten kwetsbare bestemmingen blijven. Dit geldt zowel
voor de scheepvaart als voor gemeenten op de oever. 

Veiligheidszones 

Bij nieuwe ruimtelijke plannen houden gemeenten na inwerkingtreding van
het Basisnet rekening met de maximale risicoā€™s van het vervoer van
gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat binnen de maximale PR10-6 contour
geen kwetsbare objecten gebouwd mogen worden. Ook moet terughoudendheid
worden betracht met het bouwen van beperkt kwetsbare objecten. Omdat de
PR10-6 contour maximaal tot de oever mag komen, is er geen noodzaak op
het land een zone vrij te houden van kwetsbare objecten. Het Basisnet
Water kent dus geen veiligheidszones langs de vaarwegen. Het betekent
wel dat nieuwbouw van kwetsbare objecten op of in het water langs rode
en zwarte vaarwegen niet meer mogelijk is. Kwetsbare objecten zijn
bijvoorbeeld grote kantoorgebouwen, woonwijken, ziekenhuizen, scholen en
bejaardenwoningen. In bijzondere situaties zal het nog wel mogelijk zijn
om te bouwen op nieuw aan te leggen stroken land in de vaarweg. Hierdoor
schuift de oeverlijn op. Maar dat kan alleen als de vaarweg breed genoeg
is, de vaarwegbeheerder hier mee instemt en de aanleg van die stroken
land niet ten koste gaat van de groeimogelijkheden van het vervoer.

Groepsrisico

De kern van het Basisnet is tweeledig: voorkĆ³men dat mensen wonen of
werken in een gebied met te hoge risicoā€™s en de kans op een ongeval
met veel slachtoffers verkleinen. Het eerste doel wordt bereikt door
ervoor te zorgen dat het maximale risico van het vervoer binnen de
vastgestelde risicocontour blijft en dat de bebouwing daar buiten
blijft. Met het beheersen van het groepsrisico wordt beoogd het tweede
doel te bereiken, nl. de kans op een ongeval met veel slachtoffers te
verkleinen. 

Dat betekent dat de gemeente in principe verplicht is bij bouwplannen
binnen 200 meter langs de vaarweg het groepsrisico te verantwoorden.
Door middel van deze verantwoording geeft de gemeente een oordeel over
de aanvaardbaarheid van het groepsrisico dat door die plannen zou
ontstaan. Voor het groepsrisico bestaat geen harde norm maar wel een
oriƫntatiewaarde. Verder moet de gemeente de mogelijkheden onderzoeken
om de risicoā€™s te verlagen. Dat kan door extra aandacht te besteden
aan veiligheidsaspecten zoals de toegankelijkheid voor de hulpverlening,
voorzieningen aan gebouwen, blusvoorzieningen en vluchtwegen voor de
bewoners of gebruikers van gebouwen.

In het concept-Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev) is
bepaald dat het groepsrisico niet hoeft te worden verantwoord als er
onder 0,1 maal de oriƫntatiewaarde wordt gebleven. Dit betekent in de
praktijk dat gemeenten langs groene vaarwegen het groepsrisico niet
hoeven te verantwoorden. Gemeenten langs zwarte vaarwegen moeten het
groepsrisico verantwoorden indien het aantal inwoners de 1500 per
hectare bij dubbelzijdige bebouwing overschrijdt. Bij enkelzijdige
bebouwing geldt 2500 inwoners per ha. Langs rode vaarwegen is de
verantwoording altijd noodzakelijk. 

Omdat de bijdrage van het vervoer in het groepsrisico voldoende in de
hand wordt gehouden met de maximale PR-contouren, zijn hiervoor geen
aanvullende voorzieningen nodig.

 

Plasbrandaandachtsgebieden

Tenslotte moeten gemeenten langs rode en zwarte vaarwegen rekening gaan
houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen. Bij
een ongeluk met een schip met brandbare vloeistoffen kan zoā€™n stof
uitstromen en in brand vliegen (plasbrand). Dat kan in een gebied van 25
tot 40 meter langs de vaarweg tot slachtoffers leiden. Daarom zijn er
langs de rode en zwarte vaarwegen zogenaamde plasbrandaandachtsgebieden
(PAG) van 40 resp. 25 meter vanaf de oeverlijn gedefinieerd. Dit
onderscheid in afstanden is gebaseerd op de gevolgen van een aanvaring
tussen binnenvaartschepen onderling resp. tussen een zeevaartschip en
een binnenvaartschip. Langs groene vaarwegen worden geen
plasbrandaandachtsgebieden aangewezen omdat de hoeveelheid vervoerde
brandbare vloeistoffen daarvoor te gering is. 

De gemeente moet bij bouwplannen in die gebieden beargumenteren waarom
op deze locatie wordt gebouwd. Bouwen binnen een
plasbrandaandachtsgebied wordt dus een afweging die door de gemeente
wordt gemaakt op basis van de lokale situatie. Naast de risicobenadering
biedt dit nieuwe effectbeleid extra veiligheid. 

Het plasbrandaandachtsgebied wordt gerekend vanaf de oeverlijn. Omdat de
gehele uiterwaard kan onderlopen, geldt deze in zijn geheel als
plasbrandaandachtsgebied. Langs vaarwegen waar de dijk ver van de
vaargeul ligt, zoals het IJsselmeer en de Oosterschelde, is er geen
plasbrandaandachtsgebied. Hier zijn geen effecten op de oever te
verwachten. 

Samenvattend:

	Gebruiksruimte vervoer	Ruimtelijke ordening

	PR10-6 max	GR	Veiligheids-zones	PAGā€™s	GR

Rode vaarwegen	Op de oeverlijn	Geen onderdeel van de gebruiksruimte;
sturing met PR voldoende	Geen; maar niet bouwen in of op het water	40
meter	Verantwoorden

Zwarte vaarwegen	Op de oeverlijn	Geen onderdeel van de gebruiksruimte;
sturing met PR voldoende	Geen; maar niet bouwen in of op het water	25
meter	Verantwoorden indien aantal mensen > 1500 per ha.

Groene vaarwegen	Geen PR 10-6 contour op het water	Geen onderdeel van de
gebruiksruimte; sturing met PR voldoende	Geen	Geen	Geen verantwoording
nodig.



3.2 Verschijningsvorm van het Basisnet Water

Het Basisnet Water bestaat uit twee kaarten en een tabel. Op de hiervoor
weergegeven kaart in paragraaf 3.1 staat de indeling van het Basisnet
Water in rode, zwarte en groene vaarwegen. De oeverlijnen en
plasbrandaandachtsgebieden zullen op een digitale kaart worden
aangegeven. In de tabel staan de aantallen gevaarlijke stoffen waar
gemeenten hun groepsrisicoberekeningen mee kunnen uitvoeren. De gegevens
uit de tabel kunnen ook gebruikt worden bij het monitoren van de
ontwikkeling van het vervoer. 

4	Basisnet Water in de praktijk

4.1 Vastleggen, monitoren en handhaven

Het vaststellen van een maximale gebruiksruimte voor het vervoer van
gevaarlijke stoffen heeft alleen zin als die grenzen ook gehandhaafd
worden. De grenzen in het Basisnet Water worden naar verwachting de
eerste decennia niet bereikt. De gebruiksruimtes worden wettelijk
vastgelegd. In diezelfde regelgeving wordt opgenomen dat het vervoer
periodiek gemonitord moet worden. Tevens zullen periodiek nieuwe
prognoses worden gemaakt van het in de toekomst te verwachten vervoer.
De eerste keer zal zijn vijf jaar na de inwerkingtreding van het
Basisnet. Daarbij wordt bekeken of de risico's van het vervoer de
grenzen al naderen. Waar mogelijk worden de effecten van
veiligheidsverbeteringen in de berekeningen meegenomen. Als het vervoer
de grenzen nadert, of als voorzien wordt dat dat binnen afzienbare tijd
zal gebeuren, zal ingegrepen worden in het vervoer. Daarvoor neemt het
Rijk het initiatief. Gedacht kan worden aan maatregelen voor het
veiliger maken van het vervoer, het veiliger maken van de vaarweg, of
ingrijpen in de hoeveelheid vervoer. Duidelijk is wel dat dit in overleg
met het bedrijfsleven zal gebeuren. 

4.2 Gevolgen voor gemeenten 

Gemeenten krijgen langs rode en zwarte wegen te maken met een
plasbrandaandachtsgebied. Het groeprisico moet verantwoord worden bij
bouwplannen binnen 200 meter van rode vaarwegen en soms, afhankelijk van
de voorgenomen bevolkingsdichtheid, bij zwarte vaarwegen.

Na vaststelling van het Basisnet is het langs rode en zwarte vaarwegen
niet langer mogelijk kwetsbare objecten te bouwen in of op het water,
omdat de PR10-6 contour in de toekomst mag oprukken tot de oeverlijn. In
bijzondere situaties zal het nog wel mogelijk zijn om te bouwen op nieuw
aan te leggen stroken land in de vaarweg. Hierdoor schuift de oeverlijn
op.

Op vijftien plaatsen langs de grote rivieren krijgen gemeenten de kans
om te experimenteren met innovatieve bouwvormen in het rivierbed, de
zogenaamde EMAB-locaties (Experimenten Met Aangepast Bouwen). Deze
projecten staan het Basisnet niet in de weg omdat de geplande locaties
op of achter de zomerdijk liggen.

4.3 Gevolgen voor het bedrijfsleven

Het Basisnet Water levert voor het bedrijfsleven feitelijk geen
beperkingen op. Het bleek niet nodig om in hoeveelheden en routes voor
gevaarlijke stoffen in te grijpen. Op alle vaarwegen die deel uitmaken
van het Basisnet Water blijft daarmee vervoer van gevaarlijke stoffen
mogelijk. De chemische clusters blijven dus bereikbaar en ook op de
vaarwegen naar het buitenland kan het vervoer blijven plaatsvinden. Als
de risicoā€™s van het vervoer buiten het vastgestelde maximum dreigen te
komen, worden er maatregelen genomen (zie hiervoor bij punt 4.1).

4.4. Bestaande objecten

Het regime voor plasbrandaandachtsgebieden geldt alleen voor nieuwe
situaties. Er zijn geen overschrijdingen van de oriƫntatiewaarde van
het groepsrisico. Ook zijn er geen kwetsbare bestemmingen binnen de
huidige PR-contour. In theorie zouden woonboten in rode en zwarte
vaarwegen ooit binnen de PR10-6 contour kunnen vallen. Mocht dat
gebeuren, dan geldt de saneringsregeling zoals die ook voor de andere
modaliteiten zal gelden. 

4.5. Nieuwe vaarwegen, vaarwegverbreding en kegelligplaatsen.

Aanleg of verbreding van vaarwegen komt niet vaak voor. Het Basisnet
heeft de volgende consequenties voor dergelijke projecten.

Bij vaarwegverbreding zal het vervoer van gevaarlijke stoffen
waarschijnlijk niet toenemen. Dat vervoer is namelijk niet gerelateerd
aan de capaciteit van een vaarweg. Bij verbreding van een rode of zwarte
vaarweg zal wel het plasbrandaandachtsgebied mee opschuiven. Dit zal
worden meegenomen in de milieustudies (m.e.r.) die voor dat project
moeten worden gemaakt. 

Voor een nieuwe vaarweg zal bepaald moeten worden wat de prognoses zijn
voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Op basis daarvan moet worden
bepaald of de vaarweg opgenomen moet worden in het Basisnet. Zo ja, dan
moet de vaarweg worden ingedeeld als rode, zwarte of groene vaarweg.
Daarmee wordt ook een gebruiksruimte voor het vervoer vastgesteld. 

Ligplaatsen voor schepen met gevaarlijke stoffen (die afhankelijk van de
aard van de gevaarlijke stof 1, 2 of 3 kegels voeren) worden
kegelligplaatsen genoemd. In de Europese vervoerregelgeving ADNR zijn
voor kegelligplaatsen regels gesteld. Daarin staat de afstand die het
schip moet houden van andere schepen en van woongebieden. Deze
regelgeving is overgenomen in de Richtlijnen Vaarwegen. De
vaarwegbeheerder is verantwoordelijk voor de aanwijzing van permanente
kegelligplaatsen. Hij moet er voor zorgen dat nieuwe kegelligplaatsen op
voldoende afstand van bebouwing komen te liggen. Het omgekeerde, dat
kwetsbare objecten niet te dicht bij kegelligplaatsen gebouwd mogen
worden, is nog niet geregeld. Dit zal alsnog gebeuren.

4.6 Wijzigen van de gebruiksruimtes

De gebruiksruimtes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op de
vaarwegen in Nederland worden wettelijk vastgelegd. De doorwerking van
die gebruiksruimte voor de ruimtelijke ordening ook. Het aanpassen van
de gebruiksruimte wordt daarmee de gezamenlijke bevoegdheid van de
ministers van VROM en V&W. Vergroting of verkleining van de
gebruiksruimte is niet iets dat gemakkelijk zal plaatsvinden. Aan de
andere kant is het ook geen onmogelijkheid. 

Aanpassing van de gebruiksruimte heeft de nodige consequenties.
Vergroting van de gebruiksruimte zou kunnen betekenen dat er alsnog een
veiligheidszone op de oever komt. Daardoor kunnen ruimtelijke plannen
worden bemoeilijkt en/of bestaande panden een knelpunt worden.

De consequenties van de aanpassing van de gebruiksruimte zullen eerst in
beeld moeten worden gebracht. Eventuele vervoers- of ruimtelijke
ordeningsknelpunten zullen moeten worden opgelost, vĆ³Ć³rdat in de
genoemde situaties sprake zal kunnen zijn van aanpassing van de
gebruiksruimte. Vanwege de zwaarte van de consequenties is het dus niet
de verwachting dat dit vaak zal gebeuren. 

5.	Klaar?

Het Basisnet Water is als ontwerp klaar. De volgende stap is vastlegging
van de kaart en de gebruiksruimtes voor het vervoer in de
vervoersregelgeving en van de ruimtelijke consequenties in het Besluit
Transportroutes Externe Veiligheid.

6.	Meer weten?

In dit verhaal staan de hoofdpunten van het Basisnet Water. Meer
gedetailleerde informatie met daarbij links naar de gemaakte rapporten
zijn te vinden op de internetsite van Verkeer en Waterstaat:
www.venw-basisnet.nl

--//--

 Deze aanpak wijkt af van de werkwijze bij de Basisnetten Weg en Spoor.
Daar zijn eerst prognoses gemaakt van het verwachte vervoer in 2020. Met
die prognoses als basis zijn risicoberekeningen uitgevoerd. Bij water
was een dergelijke arbeidsintensieve werkwijze niet nodig, omdat uit de
eerste gevoeligheidsanalyse al bleek dat er op het water voldoende
ruimte is voor de groei van het vervoer van gevaarlijke stoffen. 

 Zoals benoemd in de Nota Mobiliteit, blz 83.

 De scheepvaart is in Europa opgedeeld in CEMT-klassen, bepaald door de
ConfƩrence EuropƩenne des Ministres de Transport. 

 Resolution No.92/2 on new classification of inland waterways. 

 Niet alle vaarwegen in Basisnet Water zijn Rijksvaarwegen. De opgenomen
vaarwegen vormen echter essentiƫle binnenvaartverbindingen. Bij de
juridische uitwerking van het Basisnet zal worden bezien of het
wenselijk en mogelijk is deze niet-Rijks(vaar)wegen ook in formele zin
op te nemen in het Basisnet.

 Omdat er grote verschillen zijn tussen vaarwegen en de daarop
voorkomende waterstanden, is de oeverlijn per type vaarweg gedefinieerd.
Daarbij zijn de volgende typen vaarwegen onderscheiden: vaarwegen met
een (nagenoeg) vaste waterstand, vrij stromende rivieren, gekanaliseerde
rivieren en getijderivieren. De oeverlijnen zullen in een digitale kaart
worden vastgelegd.

 Eigenlijk zou je overal rekening willen houden met de effecten van
gevaarlijke stoffen. Maar sommige gevaarlijke stoffen hebben een
effectafstand van enkele kilometers. Daar kan je geen sluitend
ruimtelijk beleid op voeren, vandaar dat hiervoor een risicobeleid is
ontwikkeld. Brandbare vloeistoffen zijn de meest vervoerde gevaarlijke
stoffen, en zij hebben een relatief beperkte effectafstand (plm 30 meter
van de ongevalsplek op weg en spoor;  25 tot 40 meter vanaf de oever 
bij vaarwegen). Voor deze stoffen kan er dus makkelijker effectbeleid
worden ontwikkeld. Met het PAG is hiervoor een aanzet gegeven.    

 Bij de PAG-afweging kan aangesloten worden bij de GR-verantwoording (in
Ć©Ć©n keer te maken). Hiervoor zal een handreiking voor gemeenten worden
gemaakt. 

 Waarschijnlijk zal de vaarwegbeheerder dit gaan doen (Rijkswaterstaat)

 Rotterdam-Rijnmond, Amsterdam-Noordzeekanaalgebied, Moerdijk,
Vlissingen/Terneuzen, Geleen, Eemshaven/Delfzijl

 PAGE    

 PAGE   1