[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitvoeringskader Natuur en Milieu Educatie (NME) 2008-2011

Bijlage

Nummer: 2008D20207, datum: 2008-12-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Uitvoeringskader Nota Natuur- en Milieu-Educatie (2008D20205)

Preview document (🔗 origineel)


Uitvoeringskader 

Natuur en Milieu Educatie (NME)

2008-2011

Inhoudsopgave

1. Inleiding											  3

2. Aandachtspunten bij de uitvoering							  5

	2.1 	Aandachtspunten uit de nota NME						  5

	2.2	Uitvoeringsopdrachten uit de nota NME					  5

	2.3 	Afspraken uit de moties bij de nota NME					  6

	2.4	Dominante processen in de uitvoering					  7

3. Uitvoeringsstrategie NME 								  9

	3.1 	Het arrangementenmodel							  9

Het dilemma tussen vraag en aanbod						12

Werken met arrangementen: programmeren op twee niveaus		14

	3.4	Vertaalslag naar het werkprogramma					15

	3.5 	Programmasturing								16

3.6	Activiteitenclusters NME							17

Synergie en cofinanciering							18

Internationaal									20

4. Programmaorganisatie									21

	4.1 	Organisatieplaatje								21

	4.2 	Rollen en taken								22

5. Financiën											24

	5.1	Activiteitenclusters NME							24

	5.2	Begrotingstabel NME 2008-2011						25

Bijlagen

Bijlage 1.	Departementaal beleid (bouwstenen)						26

Bijlage 2.	Voorbeelden van NME – arrangementen					28

Bijlage 3.	Begrotingstabel volgens de nota NME					41

Bijlage 4.	Relatie NME en LvDO							42

Bijlage 5.	Verklarende woordenlijst 							43

1. 	Inleiding

Voor u ligt het uitvoeringskader bij de nota Natuur- en Milieu-Educatie
(NME): “Kiezen leren en meedoen” van de ministeries LNV, VROM en OCW
(15 februari 2008) en besproken en vastgesteld in de Tweede Kamer op 17
april 2008 en 5 juni 2008. 

Dit uitvoeringkader is geen blauwdruk voor alle NME- activiteiten, maar
een werkdocument voor betrokken ambtenaren, veldpartijen en het
programmamanagement bij de uitvoering van de nota. 

De procesaanpak uit dit uitvoeringskader komt tegemoet aan de
opmerkingen die op de nota gemaakt zijn.

Beleid voor NME draagt bij aan het kabinetsbeleid voor een duurzame
leefomgeving, zoals neergelegd in het Regeerakkoord van het kabinet
Balkenende IV. Een streven dat dwars door de departementen loopt en dat
in een aantal transitietrajecten is vastgelegd.

De Nota NME markeert een nieuwe fase in het NME-beleid. In samenspraak
met bij NME betrokken organisaties en partijen is vastgesteld dat de
NME-aanpak, zoals die in de laatste jaren zich heeft ontwikkeld, op een
aantal punten verbetering behoeft. De energie en gedrevenheid voor NME
in de samenleving, tot uiting komend in de activiteiten van onder andere
NME-organisaties, is groot . 

Op veel plekken en door veel organisaties worden NME activiteiten
vormgegeven en uitgevoerd. Niet het aantal NME producten of de breedte
van het NME aanbod is dus het probleem, maar het gebrek aan samenhang en
regie, het ad hoc karakter en de aansluiting van aanbod bij de behoeften
van doelgroepen.

Dus de energie die er is voor NME kan en moet effectiever worden
ingezet:

door meer regie en kaders te stellen die richting geven en activiteiten
helpen richten;

door er naar te streven meer mensen en nieuwe publieksgroepen te
bereiken;

door landelijke dekking na te streven en goed te kijken naar de
mogelijkheden van opschaling en verspreiding van goede producten,
methoden en samenwerkingsvormen;

door duurzaamheidsbeleid als koers en referentie te hanteren.

Daarbij is opgemerkt dat NME inhoudelijk een steeds breder perspectief
heeft qua thematiek. Van natuur en milieu in smalle zin gaat het
feitelijk om een educatie voor een duurzame leefomgeving, waarbij
thema’s als gezondheid, techniek, burgerschap en maatschappelijke
discussies rond bijvoorbeeld dierenwelzijn nadrukkelijke raakvlak
hebben.

Om de gewenste vernieuwing te realiseren heeft het kabinet in de nota
NME vijf speerpunten vastgesteld voor NME in de komende vier jaar:

Een gezamenlijke agenda

Vraagsturing centraal

Jeugd en jongeren

Denken en doen (handelingsperspectief)

Bestuurlijke samenwerking

Daarnaast behoeven een aantal programmabrede acties op het gebied van
kennisinfrastructuur en professionalisering aandacht.

De nota voorziet tevens in een uitvoeringsstrategie, gekoppeld aan deze
speerpunten. De  voorgestelde uitvoeringsstrategie is gericht op het
verbinden van activiteiten op landelijk (macro) – regionaal/
provinciaal (meso) – en uitvoerings (micro) niveau en op het
samenbrengen van verschillende kennisinstrumenten en geldstromen, zo
mogelijk gericht op cofinanciering.

Dit uitvoeringskader NME 2008-2011 geeft aan op welke wijze de
vernieuwingsambitie wordt gerealiseerd. Het geeft richting en houvast om
de nota NME tot concrete uitvoering te kunnen brengen. 

In dit uitvoeringskader zijn tevens de afspraken verwerkt die voortkomen
uit de moties die zijn ingediend bij de behandeling van de Nota NME in
de Tweede Kamer en besproken in een Algemeen Overleg (d.d. 17-04-08) en
een Verlengd Algemeen Overleg (d.d. 05-06-08). Het betreft zaken als het
streven naar ‘rustige’ financiering, de publieke beschikbaarheid van
materialen en middelen, de internationale inbedding, balans in
middelenbesteding voor overhead en het betrekken van het NME-veld bij de
uitvoering.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een toelichting op een aantal uitgangspunten die de
grondslag vormen voor de uitvoeringsstrategie die gekozen wordt. Deze
uitgangspunten volgen uit de moties en uit de in de nota genoemde
speerpunten, richtlijnen en randvoorwaarden. 

In hoofdstuk 3 wordt de uitvoeringsstrategie van het in te richten
programma NME uitgewerkt.

Hoofdstuk 4 beschrijft het organisatiemodel waarmee het programma NME
tot uitvoering gebracht kan worden.

Hoofdstuk 5 geeft een overzicht van de herkomst en besteding van de
financiële middelen.

Het uitvoeringskader NME 2008-2011 biedt het kader voor de jaarlijks op
te stellen werkplannen met daarin een opsomming van de activiteiten die
dat jaar zullen worden opgepakt. Een werkplan NME 2008-2009 wordt
tegelijk met het uitvoeringskader opgeleverd.

2.  Aandachtspunten bij de uitvoering

Het uitvoeringskader NME 2008-2011 staat een strategie voor ogen waarin
de vernieuwingsambitie, zoals geformuleerd in de nota NME, wordt
waargemaakt. Voor de inrichting van het uitvoeringskader geldt een
aantal aandachtspunten die voortkomen uit de nota NME en de vijf in de
nota genoemde speerpunten, uit de afspraken vanuit de motiebehandeling
en uit een gespreksronde met vertegenwoordigers van het werkveld NME. 

2.1 	Aandachtspunten uit de nota NME

De nota NME vraagt in zijn algemeenheid aandacht in de uitvoering voor:

Het verduidelijken van de rol van diverse actoren (scholen, gemeenten en
gemeentelijke instellingen, NGO’s, NME-organisaties);

Dominantie van de vraagsturing, dat wil zeggen dat de eindgebruikers
(waaronder jongeren-organisaties, wijkraden, woningcorporaties, scholen,
kinderopvangcentra, 
) de vraag definiëren met een rol voor lokale
overheden (w.o. gemeenten, waterschappen, provincies) en
overheidsinstellingen (w.o. NME-centra, GGD, Welzijn&Zorg, instellingen
voor arbeidsparticipatie, etc.) in samenwerking met het NME-werkveld
(w.o. NGO’s en particulier initiatief) en het bedrijfsleven om tot
vraagarticulatie en facilitering te komen. 

Optimale kenniscirculatie over inhoud, instrumenten, faciliteiten,
onderzoek, etc;

Een goede balans tussen uitvoering en overhead;

Deze aandachtspunten zijn verwerkt in onderliggend uitvoeringskader.

2.2	Uitvoeringsopdrachten uit de nota NME

De vijf speerpunten waarin de Nota de vernieuwingsambities heeft
neergelegd leveren opdrachten op voor de uitvoering. In combinatie met
de algemene uitspraken werken we de speerpunten als volgt uit:

Expliciet maken en (laten) uitwerken van prioritaire thema’s als
biodiversiteit, voeding en gezondheid, klimaat en energie, water,
dierenwelzijn.

Vanuit rijksbeleid is de transitieopgave naar een duurzame leefomgeving
door betrokken departementen (VROM, LNV, V&W) thematisch uitgewerkt (zie
bijlage 1: Departementaal beleid). 

Ook andere departementen en overheden worden uitgenodigd om bij de
thematische aanpak aan te haken.

Stimuleren van de vraagarticulatie van gemeentelijke instellingen,
scholen en (andere partijen uit) de samenleving, ondersteund door
NGO’s, bedrijfsleven en particulier initiatief.

Financiële ondersteuning wordt geboden aan opdrachtgevende partijen en
niet voor aanbieders. Gestreefd wordt naar het werken met
‘arrangementen’. Op deze manier ontstaat een federatief model
waarbij een basis aan inhoud, werkvormen en ondersteunings-mogelijkheden
Ă©n een infrastructuur voor kenniscirculatie beschikbaar komt, die
uitnodigend is om bij aan te sluiten.

Aansluiten bij de belevingswereld van jeugd en jongeren.

Samen met scholen, gemeentelijke instellingen en bedrijfsleven
investeren in voor jeugd en jongeren aansprekende toepassingen en
activiteiten. Aansluiten bij ontwikkelingen als: Brede School, (groene)
maatschappelijke stages, krachtwijken, gebruik van nieuwe media,
burgerschap, recreatie. 

Koppelen van NME-activiteiten aan de maatschappelijke actualiteit en de
alledaagse praktijk. 

‘Beleving’ en praktijkervaringen worden centraal gesteld.
Voorbeeldprojecten van gemeenten m.b.t. zorg voor natuur en milieu,
aanpak van wijken (schooltuinen, groene speelplekken, groene
schoolpleinen). Het daarbij betrekken van niet-traditionele
NME-organisaties zoals woningcorporaties, bewoners- en buurtverenigingen
en allochtonen- en vrouwenorganisaties biedt een bredere inbedding voor
zelfstandige voortzetting en financiering. 



Het creëren van een structuur voor meer gezamenlijke regie en aanpak.

Bestuurlijke samenwerking wordt op rijksniveau formeel geregeld
(Regiegroep en Ambtelijk voorbereidingsplatform). Op provinciaal,
regionaal, gemeentelijk niveau wordt samenwerking en regie gerealiseerd
bij het opzetten en uitvoeren van concrete programma’s, projecten,
arrangementen.

De vijf speerpunten en bijbehorende uitvoeringsopdrachten worden in
jaarlijkse werkplannen geĂŻntegreerd tot uitvoering gebracht. Daarnaast
wordt een aantal programmabrede acties op het gebied van
kennisinfrastructuur en professionalisering uitgevoerd.

2.3 	Afspraken uit de moties bij de nota NME

In het Verlengd Algemeen Overleg (d.d. 5 juni 2008) waarin de nota NME
voor lag, werden de volgende moties aangenomen: 

Motie nr. 23 (Van Velzen/Jacobi) over een langjarige financiering voor
natuur- en milieu-educatie:

Betreft: Het verzoek tot subsidieverlening via Ă©Ă©n loket, zodat er een
rustige financiering ontstaat waarmee een project of programma langjarig
toegekend kan worden, zodat NGO’s hun tijd maximaal kunnen besteden
aan de uitvoering van NME-activiteiten.

Resultaat: Er wordt gestreefd naar het op Ă©Ă©n lijn brengen van diverse
departementale regelingen; naar Ă©Ă©n gezamenlijk informatiepunt; naar
gedeeld kennismanagement en naar (meerjarige) uitvoeringscontracten voor
partijen die een structurele rol hebben. Het inrichten van het
programmabureau NME bij SenterNovem is hierin belangrijk.

Motie nr. 24 (Van Velzen/Polderman) over de invulling van natuur- en
milieu-educatie:

Betreft: Het verzoek om in overleg met de VNG aan te geven hoe gemeenten
invulling kunnen geven aan natuur- en milieu-educatie zodanig dat
materialen, middelen en activiteiten in structuur en voor iedereen
beschikbaar zijn.

Resultaat: Dit punt wordt geagendeerd in de (inter-) bestuurlijke
Regiegroep en o.a. in overleg met VNG en GDO (= vereniging ‘gemeenten
voor duurzame ontwikkeling’) opgepakt. Het werken met arrangementen en
pilots gaat dit punt regelen. Binnen de concrete pilots wordt nagegaan
op welke wijze versterking nodig en mogelijk is. 

	

Motie nr. 29 (Biskop c.s.) over de verwerking van de resultaten van de
Benelux Werkconferenties in de Uitvoeringskaders:

Betreft: Het verzoek om zorg te dragen voor de verwerking van de
resultaten van de Benelux-Werkconferenties in de komende
uitvoeringskaders behorende bij de NME-nota.

Resultaat: Dit punt wordt reeds november 2008 geëffectueerd tijdens de
NME Benelux Conferentie in Wageningen. Daar worden ook de aanbevelingen
uit eerdere conferenties ingebracht.

Motie nr. 30 (Cramer c.s.) over de rijksmiddelen bestemd voor natuur- en
milieu-educatie:

Betreft: Het verzoek in het uitvoeringskader aan te geven hoe vorm
gegeven wordt aan de toezegging dat het NME-veld bij de uitvoering wordt
betrokken en om dit uitvoerings-programma voor de zomer aan de Kamer te
doen toekomen, tevens jaarlijks bij de begroting een overzicht te voegen
van de besteding van rijksmiddelen bestemd voor NME.

Resultaat: Voorliggend uitvoeringskader NME 2008-2011 en werkplan NME
2008-2009 komen tegemoet aan het verzoek om inzicht te geven in de
betrokkenheid van partijen en de verhouding tussen middelen voor
overhead en praktische uitvoering.

2.4	Dominante processen in de uitvoering

We concluderen op basis van een verkenning dat de processen die de
programma-uitvoering bepalen, zijn te kenmerken als: 

Verbinden & Richten

De nota NME is een impuls vanuit het rijk waar ĂĄnderen zich bij zullen
aansluiten in activiteiten en budgetten, zoals lagere overheden,
NGO’s, kennisinstellingen en bedrijfsleven. 	

In de uitvoering wordt gezocht naar synergie tussen verschillende
initiatieven, o.a. door afstemming aanbod en agendasetting en naar het
(uit)bouwen van een kennisinfrastructuur met als resultaat een betere
benutting van beproefde concepten. 

Het denken in termen van ‘arrangementen’ is een inspirerend houvast
voor de uitvoering (zie paragraaf 3.1).

Bij de start van het programma zal vooral worden ingezet op activiteiten
gericht po verbinden en richten.Immers, tal van gemeenten en
organisaties hebben een rijkdom aan NME-activiteiten in uitvoering die
inspirerend voor anderen kunnen werken.

Verdiepen & Verbreden

Vanuit bestaande en nieuwe lokale en regionale pilots worden NME-acties
geformuleerd en uitgevoerd om witte vlekken in te vullen. De ervaringen
uit pilots worden actief verbreed naar andere regio’s, c.q. andere
thema’s of andere doelgroepen. 

Waar nodig krijgt de ondersteuningsstructuur voor NME een
kwaliteitsimpuls via deskundigheidsbevordering of wordt deze uitgebouwd.


Eenmaal ingezette vernieuwingen of good practices worden actief gedeeld
en verspreid (kenniscirculatie).

Deze activiteiten starten op beperkte schaal en nemen gedurende het
programma in intensiteit toe.

Concretiseren Bestuurlijke samenwerking

Bestuurlijke samenwerking krijgt op rijksniveau vorm door het instellen
van een interdepartementale en interbestuurlijke Regiegroep en een klein
ambtelijk voorbereidingsplatform, waarbij activiteiten vanuit het
programma NME Ă©n het programma LvDO (Leren voor Duurzame Ontwikkeling)
worden afgestemd. Dit proces staat niet op zichzelf, maar staat ten
dienste van het uitwerken van de speerpunten van de Nota NME.

Bestuurlijke samenwerking krijgt op provinciaal, regionaal en/of
gemeentelijk niveau vorm in organisaties zoals GDO, Club van 10, etc.,
maar ook in arrangementen en pilots. Daarin krijgen vernieuwingen qua
inhoud, instrumenten, coalities etc. alle ruimte.

Het streven naar bestuurlijke samenwerking is gedurende de gehele
programmaperiode een rode draad.

Aldus kent het programma een ‘twee-fasen’ aanpak, zoals onderstaand
schema aangeeft:

 

3.	Uitvoeringsstrategie NME

Het NME-beleid komt tot leven in een NME-programma. Richtsnoer bij het
vormgeven van dit programma is dat NME-activiteiten, of ze nu
plaatsvinden binnen het onderwijs, gericht op nieuwe doelgroepen,
buitenschools of in bedrijven, nooit op zichzelf staan. Het streven is
om de gedrevenheid en energie in de samenleving voor NME zo effectief
mogelijk te maken. Dat vraagt commitment van andere overheden gezien hun
specifieke rol en verantwoordelijkheden voor NME Ă©n het vraagt om
commitment van maatschappelijke organisaties, onderwijs, bedrijven en
burgers.

De aanpak van het NME-beleid, zoals neergelegd in de nota NME, is erop
gericht dat er meer samenhang ontstaat tussen activiteiten op macro-,
meso- en micro-niveau. Inzet is te komen van gefragmenteerd beleid naar
samenhangend beleid van de verschillende lagen en actoren. 

Macroniveau: activiteiten van de rijksoverheid en van landelijke
organisaties.

Mesoniveau:  activiteiten van provincies, waterschappen en andere
regionale actoren, gemeenten

		  en gemeentelijke instellingen, NGO’s en scholen.

Microniveau: activiteiten van leerlingen, docenten, burgers, particulier
initiatief, vrijwilligers.

Belangrijk is dus de agendering, waarbij de thema’s die vanuit de
rijksoverheid worden ingebracht inspiratie en structuur moeten bieden
voor andere partijen om mee te doen. De (inter)bestuurlijke Regiegroep,
die voor het begeleiden van deze nota wordt ingesteld, heeft een
belangrijke taak om voorgestelde thema’s en budgetten te wegen en te
prioriteren, waarbij de synergie met andere partijen en andere
(beleids)processen gezocht kan worden.

Aansluiten bij gemeenten die reeds in een of ander verband hun krachten
bundelen (G4, G27, krachtwijken, Vereniging Gemeenten voor Duurzame
Ontwikkeling, Klimaatgemeenten etc.) biedt vaak een eerste ingang. Ook
regionale en gebiedsgerichte structuren kunnen een vertrekpunt vormen
(bijvoorbeeld Groene Hart, Westerkwartier, Rijnmond, Greenpoort
Venlo,
) Hierbij zijn overheden als waterschappen en provincies een
eerste aanspreekpunt. De laatste zijn ook coördinator voor het
programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling.

3.1 	Het arrangementenmodel

Als uitvoeringsstrategie zal het programmabureau aansluiten bij
ontwikkelingen binnen het NME-werkveld en binnen bestuurlijke processen.
Steeds vaker worden activiteiten op microniveau ingebed op mesoniveau,
waarbij gezocht wordt naar bepaalde vormen van ondersteuning en
facilitering op meso- en macroniveau. 

De Universiteit van Wageningen gebruikt hiervoor de term:
NME-arrangementen, dat wil zeggen NME-activiteiten in de samenleving die
lokaal zijn ingekleurd en worden uitgevoerd, en waarbij zorgvuldig wordt
gekeken naar het combineren van:

Beleidsopgaven of prioritaire thema’s;

Betrokken actoren of gebruikers;

Maatschappelijke of onderwijskundige ontwikkelingen;

Instrumenten of faciliteiten.

Arrangementen brengen partijen bij elkaar rond een prioritaire,
inhoudelijke bepaalde beleidsthema’s. Binnen een arrangement kunnen
meerdere pilots of projecten worden uitgevoerd. Er wordt geprogrammeerd
vanuit de vraag naar NME. 

Er wordt gezocht naar arrangementen waarin de uiteindelijke gebruiker
maximaal bediend wordt. In arrangementen werken gemeentelijke
instellingen (lokale NME-centra, groenafdelingen, GGD, Welzijn&Zorg,
onderwijsondersteuning, arbeidsparticipatie, etc.) samen met
maatschappelijke organisaties, bewonersorganisaties en
woningcorporaties, NME-organisaties (IVN-afdelingen, schooltuinen,
scoutingclubs, etc.) om burgers, en met name de jeugd, te betrekken bij
natuur en milieu. Daarbij wordt ook de ondersteuningsbehoefte in beeld
gebracht: mogelijke instrumenten, faciliteiten van bijvoorbeeld IVN, SME
Advies, Veldwerk Nederland, Codename Future, Kennisnet, GDO, etc.

Het werken met arrangementen en pilots brengt meer verbinding en is
effectiever dan losse activiteiten en het ongericht opsturen van
lesmateriaal of brochures, zo is de ervaring. Het biedt in de praktijk
ruimte voor de eigenheid waarmee elke provincie, regio of gemeente haar
NME-beleid invult en het dwingt tot nadenken om beleid breed in de
samenleving te verbinden.

Kansrijke arrangementen worden samengesteld op basis van de volgende
vragen:

1. Waar zit de energie bij de actoren, de vragende partij(en)? 

De werkelijkheid vanuit het perspectief van de vragende partijen,
scholen, burgers.

2. Welke thema’s zijn actueel? 

Nationale en lokale beleidsthema’s, transitieopgaven, Urgenda.

3. Welke koppelingen zijn mogelijk met maatschappelijke ontwikkelingen

Aan welke behoeften kan met/via NME worden bijgedragen?

Op welke (onderwijskundige/maatschappelijke) ontwikkeling kan meegelift
worden?

Waar is maximale synergie te behalen met andere beleidstrajecten? Te
denken valt aan Groen en de Stad, Klimaatgemeenten, Krachtwijken, LvDO,
Watervisie, 


4. In welke context kunnen activiteiten het meest optimaal uitgewerkt
worden? 

Bestuurlijke inbedding, lokale ondersteuningsmogelijkheden,
kennisinfrastructuur.

Het portfolio aan arrangementen kan samengesteld worden uit de
onderdelen: 

Beleidsopgaven, betreft thema’s ingestoken door bestuurlijke actoren:

thema’s: klimaat, energie, biodiversiteit, groen, dierenwelzijn,
water, voeding, landschap, afval, burgerschap, duurzaamheid, etc.

bestuurlijke actoren: departementen, provincies, waterschappen,
gemeenten;

Toepassing, betreft activiteiten in de samenleving door intermediaire
actoren dicht bij de eindgebruikers:

intermediaire actoren: schoolverenigingen, jongerenorganisaties,
wijkraad, buurtverenigingen, woningcorporaties, bedrijven, etc. 

eindgebruikers: docenten, scholen, jongerengroepen, consumentengroepen,
burgergroepen, etc.

Maatschappelijke ontwikkelingen, betreft trends en sterke ontwikkelingen
waar goede energie op zit en waar vernieuwers gebruik van kunnen maken
om  NME-activiteiten aantrekkelijk en kansrijk te maken voor de
eindgebruikers:

maatschappelijke ontwikkelingen: brede school, kinderopvang,
bĂȘtatechniek, NLT (nieuw vak: natuur, leven en techniek), burgerschap,
maatschappelijke stages, krachtwijken, arbeidsparticipatie, sociale
integratie, gaming, ondernemerschap, etc.

vernieuwers: alle partijen (commercieel en niet-commercieel) die deze
kansen weten te benutten.

Ondersteuning /  Facilitering / Instrumenten, betreft alles wat
aangeboden kan worden om activiteiten van groepen in de samenleving in
de uitvoering optimaal te laten verlopen:

 ondersteuning /  facilitering / instrumenten: opleidingen, bij- en
nascholing, nieuwe media en ICT, geld en menskracht, schooltuinen,
speelplekken, communities of practice (CoP’s), project Kennistransfer
NME etc.

aanbieders: NME centra, lokale NME-afdelingen (incl.
vrijwilligersgroepen), educatieve uitgevers, (kinder)boerderijen,
gemeentelijke instellingen divers, etc.

Hieronder staat dit uitgewerkt in een schema, het arrangementenmodel:

Toelichting: 

Langs de 4 assen staan de 4 centrale onderdelen waaruit een arrangement
wordt opgebouwd. Bij 

Bij elk van deze onderdelen hoort een bepaald palet aan actoren. Deze
zijn in de gearceerde blokje aangegeven. In Ă©Ă©n arrangement kunnen
meerdere beleidsopgaven, meerdere ondersteuningsmogelijkheden, meerdere
actoren en meerdere maatschappelijke ontwikkelingen gecombineerd worden.
Lokaal wordt gezocht naar de optimale mix.

In bijlage 2 van dit uitvoeringskader staan ter illustratie en
inspiratie voorbeelden van dergelijke arrangementen beschreven:
“Voorbeelden van NME arrangementen”.

Het arrangementenmodel levert criteria op voor selectie en beoordeling
van lokale, regionale en/of landelijke arrangementen en pilots die voor
financiering met NME-gelden in aanmerking komen:

Vraagarticulatie en behoefte staan voorop; vragende partij(en) zijn op
naam bekend en aan te spreken;

Het arrangement of de pilot heeft bij voorkeur betrekking op de
doelgroep jeugd & jongeren (leeftijd van 4 tot 16 jaar);

Inhoudelijke arrangement- of pilotbeschrijving geschiedt op basis van de
vier assen/dimensies van het arrangementenmodel;

Samenwerking van partijen is zichtbaar in geld (cofinanciering) en/of in
natura;

Het arrangement of de pilot heeft synergie met andere beleidstrajecten
en/of kennisprocessen (bijv: Watervisie, GKC, LvDO, SLOA, etc.).

Tenslotte is het van belang dat arrangementen en pilots uitzicht hebben
op verankering van de activiteiten, dat zij bijdragen aan de (uit)bouw
van een gezamenlijke NME- kennisinfrastructuur en dat voorzien is in
uitrol en opschaling van resultaten. 

3.2 	Het dilemma tussen vraag en aanbod

In de voorbereiding van de nota NME is o.a. via een burgeronderzoek en
panel onderzoek gedaan naar de belangstelling voor en de behoefte aan
NME. Zowel belang als behoefte is in de samenleving bijzonder hoog.
Hierin vindt het NME beleid (mede) haar legitimatie. 

Toch is er ook het signaal dat NME beter moet aansluiten bij enerzijds
de maatschappelijke en beleidsmatige ontwikkelingen en anderzijds bij de
behoeften die groepen mensen (burgers, organisaties, scholen) hebben:

Met name jongeren stellen tegenwoordig hoge eisen als het gaat om
attractiewaarde, ICT, imago.

Daarnaast moeten activiteiten die gericht zijn op onderwijs direct
aansluiten op curricula, methoden en de behoeften en (tijd-)
mogelijkheden die scholen hebben. NME is niet ‘erbij’, maar een
‘kwaliteit’ van het onderwijs onder de vlag Leren voor de toekomst.

Burgers, consumenten, recreanten zijn geĂŻnteresseerd in NME, maar dan
wel herkenbaar, to-the-point, actueel, en ook liefst toepasbaar in de
handelingspraktijk.

De vragen en wensen die onder partijen leven zijn zelden expliciet en
bovendien maken partijen over het algemeen hun behoeften niet direct
kenbaar. Veel blijft impliciet.  Dat betekent dat in de vormgeving van
de NME-activiteiten nadrukkelijk aandacht moet zijn voor het expliciet
maken van de vraag naar NME. Kortom: geen NME arrangement zonder goede
vraagarticulatie. 

Dat kan bij voorkeur door de vragende partij(en) uit te nodigen deel te
nemen in het formuleren van de arrangementen, maar ook door waar nodig
extra (behoeften) onderzoek te doen. 

Tegelijkertijd gaat de nota NME ook uit van een gezamenlijke
(bestuurlijke) agenda voor NME.  Hier doet zich al snel de spanning voor
tussen enerzijds ‘top-down’ en ‘aanbodgestuurd’ en anderzijds
‘bottom-up’ en ‘vraaggestuurd’. De waarheid ligt natuurlijk daar
tussen in en moet in de kwaliteit van de vormgeving van de activiteiten
– zowel op proces- als op productniveau – worden opgelost. 

Het bij elkaar brengen van vraag naar en aanbod van NME is schematisch
als volgt weer te geven:

Arrangementen Werkplaats

In bovenstaand plaatje is duidelijk dat het proces om tot goede NME
activiteiten te komen in de middelste cirkel zit: de
‘arrangementen-werkplaats’. Daar werkt het programmabureau in nauwe
samenwerking met het veld aan het tot stand brengen van arrangementen en
pilots: van contact tot contract.

Beleidsagenda en proposities versus maatschappelijke vraag

Het is niet zo dat de NME activiteiten starten met een blanco agenda.
Deelnemende departementen en andere overheden hebben inhoudelijke wensen
en prioriteiten geformuleerd: de lijst met thema’s aan de linkerkant.
De kunst is om hieruit met een voorlopig aantal ‘proposities’ de
dialoog te voeren met de eindgebruikers, maatschappelijk middenveld en
NME organisaties. Van daaruit verschijnen de kaders waarmee het
arrangement of de pilot wordt gevormd.

Synergie, cq. pluspakket 

Een bijzonder punt van aandacht is de meerwaarde die kan ontstaan als in
dit proces tegelijkertijd ook andere kennisprocessen worden gekoppeld.
Als er sprake is van arrangementen in een bepaald gebied, regio,
gemeente, wijk, dan spelen daar vaak tegelijkertijd andere zaken.
Bijvoorbeeld: (groene) maatschappelijke stages, voedingseducatie
(smaaklessen), acties uit Leren voor Duurzame Ontwikkeling, acties
vanuit ‘Groen en de stad’, krachtwijken, projecten door de Groene
Kennis Coöperatie (bijvoorbeeld programma Groene Kennis voor Burgers),
educatieve lokale uitwerking van het Klimaatakkoord, etc. Het
programmabureau zal er op toezien dat deze meerwaarde wordt benut.

Proces: van contact naar contract

Op deze wijze ontstaat een heel palet aan (potentiële) arrangementen.
Onder ieder arrangement kunnen actoren (bestuur, aanbieders, toepassers)
samen pilotprojecten formuleren die met voorrang worden uitgevoerd. Het
voordeel van deze werkwijze is dat alle actoren zelf aan tafel zitten,
zodat vraaggericht werken mogelijk wordt met een directe betrokkenheid
van de deelnemers, waarbij zoveel mogelijk geld naar de feitelijke
uitvoering gaat.

Een en ander stelt hoge eisen aan het programmabureau. Bij het laten
formuleren van de arrangementen zal zij met zorgvuldigheid moeten
toezien op het betrekken van actoren, het formuleren van de inhoudelijke
agenda, het expliciteren van de vraag, het inbrengen van de benodigde
kennis, netwerk, kwaliteitseisen en financiële middelen. Kortom, de
kernkwaliteit van de NME-uitvoering zit in ‘makelen en schakelen’
(zie paragraaf 3.5 Programmasturing).



3.3 Werken met arrangementen: programmeren op 2 niveaus.

De hierboven beschreven werkwijze zal in stappen worden vormgegeven. Het
‘arrangement’ kan op twee manieren worden uitgelegd: 

als een sturingsinstrument om de prioriteiten, de partners/ actoren en
geldstromen in kaart te brengen en 

als een inhoudelijk hulpmiddel om de kwaliteit van individuele projecten
te verhogen en te zorgen voor een optimale inbedding.

In eerste instantie zal op landelijk niveau een aantal prioritaire
(beleids) thema’s worden ingebracht door departementen en worden
afgestemd met andere bestuurlijke partners. 

Een eerste bod van de departementen houdt o.a. in: biodiversiteit,
voedsel en gezondheid, klimaat en energie, water en mogelijk kleinere
thema’s als dierenwelzijn, landschap, afval, leefbaarheid.

Rond deze thema’s worden partijen uitgenodigd (koepelorganisaties,
landelijke NME organisaties, vertegenwoordigers van gebruikers (bijv.
PO-raad en VO-raad), relevante NGO’s, vertegenwoordiging van
maatschappelijk middenveld, bedrijfsleven, kennisinstellingen en
wetenschap) om op hoofdlijnen ‘arrangementen’ te beschrijven. Deze
kunnen dienen als contouren en richtlijn voor lokale en regionale
projecten.  Op dit landelijke niveau is het van belang inzicht te
krijgen in de sleutelspelers, de gewenste verbindingen op de vier
‘assen’ van het arrangementen model, de gewenste synergie en
samenwerking met andere (beleids)instrumenten en geldstromen, maar ook
de wijze waarop de vragende partijen vertegenwoordigd zijn, en de
‘state of the art’ rond het betreffende thema. Welke behoeften zijn
er, welke (educatieve) producten zijn er al, waar zit ‘dus’ de
ontwikkelopgave.

Naar verwachting zullen 7 á 8 thema’s lang deze lijn worden
uitgewerkt als ‘arrangement’ op landelijk niveau.

In tweede instantie worden andere partijen uitgenodigd om vanuit kun
lokale of regionale behoefte aan te geven welke projecten zij kunnen en
willen ontwikkelen die binnen de contouren van de landelijke
arrangementen vallen. Een aantal scholen, een aantal maatschappelijke
organisaties, een aantal bedrijven, kunnen samen met NME-centra, lokaal
bestuur, en andere spelers hun eigen arrangement formuleren en aanbieden
ter subsidiering. Op deze wijze ontstaat een ‘portfolio’ aan
lokale/regionale ‘arrangementen’ in de vorm van uitgebalanceerde
projecten die met elkaar vorm en inhoud geven aan de uitvoering.
Hierdoor instaat de beweging van onderop, maar wel in het perspectief
van grotere verbanden.

Primair wordt de aansluiting gezocht bij dĂ­e partijen die meerwaarde en
energie inbrengen. Bijvoorbeeld een gemeente die een actieve groene
agenda heeft (vanuit programma Groen en de Stad) besluit om
schooltuinieren bij de BSO uit te werken, een andere gemeente werkt
samen met Groen Onderwijs aan maatschappelijke stages en speelnatuur.
Weer een andere gemeente is bezig om het ‘klimaatakkoord’ handen en
voeten te geven en formuleert een arrangement voor haar scholen en NME
centrum (vanuit programma Klimaat en Ruimte); een aantal waterschappen
is met bedrijven en agrariërs bezig om de Watervisie te vertalen in
educatieve activiteiten, en een aantal kleine gemeenten zonder NME
centrum zoekt samenwerking om via boerderij-educatie iets te doen met
voedselbewustzijn en een gezonde levensstijl.



Tussen het generieke landelijk niveau en het specifieke lokaal/regionale
niveau is voortdurend een interactie in de zin van uitwisseling van good
practices en gezamenlijk opbouwen en gebruiken van de
kennisinfrastructuur.

3.4	Vertaalslag naar het werkprogramma

Het Programma NME ordent aldus de vernieuwingsactiviteiten via kansrijke
arrangementen en pilots die illustreren dat NME bijdraagt aan lokale,
regionale en nationale beleidsthema’s. Dit gebeurt in een aantal
stappen:

Stap 1: Voorbereiding en inrichting

De Regiegroep stelt het uitvoeringskader 2008-2011 en het werkplan NME
2008/2009 vast.

Vanuit het rijksbeleid wordt voorgesteld prioriteit te leggen bij de
thema’s biodiversiteit, voedsel en gezondheid, klimaat en energie,
water en mogelijk kleinere thema’s als dierenwelzijn, landschap,
afval, leefbaarheid; deze gelden binnen het programma NME als
referentiethema’s. De rijksoverheid stelt ook een budgettaire
verdeling voor binnen de beschikbare middelen. 

Vanuit het rijksbeleid wordt bovendien prioriteit bepleit voor
activiteiten voor jeugd & jongeren (4 - 16 jarigen), zowel in de
schoolse als buitenschoolse situatie.

De Regiegroep laat op basis van het arrangementenmodel aanvullende
uitgangspunten en criteria formuleren om tot pilotselectie te komen. 

De Regiegroep gaat tot slot akkoord met de vaste punten in de tijd:

Jaarcyclus: agenderen en programmeren in een open proces, uitvoeren,
evalueren. 

Dit wordt neergelegd in jaarplannen: 2008-2009, 2010, 2011.

Inbreng van het veld wordt vastgelegd; sleutelorganisaties worden
gevraagd deel te nemen aan programmeersessies en/of in een
klankbordgroep.

Stap 2: Programmeersessies

Het Programmabureau wordt ingericht en organiseert programmeersessies of
uitvoeringstafels met actoren op basis waarvan beschrijvingen ontstaan
die uitnodigen tot pilotformulering lokaal, regionaal, landelijk (de
‘Arrangementenwerkplaats’). De actoren worden zĂ©lf betrokken bij de
opzet en uitvoering van de NME-activiteiten en beschikbare middelen
worden maximaal ingezet voor de uitvoering. Het organiseren van de
programmeersessies behoeft gedegen voorbereiding t.a.v. opzet, indeling,
aanpak, tijdspad, etc. 

Doel is te komen tot arrangementbeschrijvingen die uitnodigen tot
pilots. Bovendien wordt duidelijk welke koppelingen gelegd kunnen worden
met andere kennisprocessen, netwerken en andere educatie-instrumenten
die de arrangementen en pilots kunnen ondersteunen.

Stap 3: Uitvoeringscontracten

Het programmabureau nodigt - in een eerste fase - gericht actoren en/of
coalities van actoren uit voor het indienen van projectvoorstellen. Een
projectvoorstel bevat een beknopte beschrijving van de karakteristieken
van het arrangement, zoals: 

Doelgroep (bijv: jeugd, jongeren, leeftijdsgroep, binnen- en/ of
buitenschools);

Schaal van mogelijke inbedding of samenwerking (bijv: nationaal,
provinciaal, gemeentelijk, wijk, schoolniveau, docent- en
leerlingniveau);

Samenwerkingspartners in het arrangement (bestuur, aanbieders,
toepassers) en hun rol;

Inhoud en werkwijze arrangement;

Benodigde materialen, kennis en financiële ondersteuning (incl.
bijdragen derden);

Aandacht voor synergie en mogelijkheden voor cofinanciering 

Verankering op de langere termijn (inhoudelijk en financieel).

Het programmabureau zorgt voor een goede verdeling over de
geprioriteerde thema’s en eindgebruikers en checkt op gestelde
criteria, op een dusdanige manier dat alle speerpunten van de nota NME
worden bediend. Mogelijk wordt ook rekening gehouden met regionale
spreiding. Per arrangement of pilot wordt een (zo mogelijk meerjarig)
uitvoeringscontract opgesteld.

Stap 4: Uitvoering, evaluatie en nieuwe jaarcyclus

Vervolgens wordt de programmacyclus verder doorlopen: van uitvoering
naar evaluatie, en opnieuw agenderen en programmeren voor het volgende
programmajaar. 

Het programmabureau zorgt voor de inbreng van het veld via een
adviesgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de actoren bestuur,
aanbieders en uitvoerders. Zij adviseert op programmaniveau.

In een tweede fase van het programma (vanaf 2010) zullen nieuwe partijen
zich verbinden om zodoende te zorgen voor verdere verspreiding,
opschaling en uitrol.

3.5 	Programmasturing

Zowel het programma LvDO als het programma NME zijn interbestuurlijk van
karakter. De betrokkenheid en inspanning van alle bestuurslagen is van
belang om arrangementen succesvol te laten zijn. Ook voor continuĂŻteit,
opschaling en verankering op lange termijn is deze betrokkenheid van
belang. De in te richten (inter)bestuurlijke Regiegroep LvDO-NME krijgt
een belangrijke taak bij het mobiliseren van de bestuurlijke
samenwerking.

De rol van het programmabureau is er vooral Ă©Ă©n van makelen en
schakelen om de verschillende inspanningen op het gebied van NME te
richten. Dat wil zeggen van gefragmenteerd beleid en activiteiten naar
samenhangend beleid en activiteiten. En daardoor breed effect te
genereren in de samenleving. 



Rol van het Programmabureau NME:

Het programmabureau heeft de volgende kenmerkende taken binnen deze
nota:

Begeleiden van de bouw van arrangementen;

De vraagarticulatie versterken (door het mobiliseren van actoren en door
onderzoek);

Maatschappelijke en onderwijskundige trends en ontwikkelingskansen in
beeld brengen;

Methodiekontwikkeling om aan te sluiten bij jeugd en jongeren;

Er op toezien dat in arrangementen het opdoen van Ă©chte
praktijkervaringen en ‘beleving’ centraal staat;

Er voor zorgen dat de arrangementen zijn ingebed in een
kennisinfrastructuur, waaraan ook andere kennisprocessen worden
gekoppeld, met name rond LvDO, GKC, Klimaatakkoord, etc. 

Meer in algemene zin heeft het programmabureau de volgende inbreng:

Programmacyclus uitvoeren: agenderen, programmeren, uitvoeren,
evalueren, etc.;

(Uit-)Bouwen van NME-netwerken;

(Uit-)Bouwen van een kennisinfrastructuur en een kwaliteitssysteem voor
NME;

 (Uit-)Bouwen van een monitoringsysteem voor NME;

Ondersteunen van arrangementen met geld en advies.

3.6 	Activiteitenclusters NME

Op basis van de speerpunten en genoemde activiteiten uit de Nota NME Ă©n
op basis van de gekozen uitvoeringsstrategie volgens de
arrangementenaanpak, worden drie clusters van activiteiten
onderscheiden, die te koppelen zijn aan budget (zie ook paragraaf 5.1):

NME arrangementen en pilots:

	1a.	Uitvoering van specifieke arrangementen en pilots;

	1b. 	Generieke activiteiten die de uitvoering ondersteunen;

Activiteiten t.b.v. kwaliteitsborging en professionalisering van de
NME-sector;

Programmamanagement en –beheer (inclusief secretariaat).

De voorgestelde activiteiten uit de nota NME worden in deze
hoofdindeling opnieuw gegroepeerd.

3.7 Synergie en cofinanciering

Cofinanciering is een belangrijk signaal voor gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor NME en eigenaarschap van NME-activiteiten. Op
die manier is ook verdere verspreiding en continuĂŻteit beter geborgd.
Om deze reden wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de wijze waarop
arrangementen kunnen worden uitgewerkt waarbij gebruik wordt gemaakt van
cofinanciering, inzet van actoren en samenwerking tussen
beleidsinstrumenten.

Op de uitvoering van activiteiten die hierboven staan vermeld onder 1a)
wordt gestreefd naar een (lokale) cofinanciering van ca. 50 %. Dat kan
in de vorm van eigen middelen (bijvoorbeeld een gemeente betaalt mee aan
de uitvoering van een project), in de vorm van eigen inzet (een NME
organisatie steekt ook eigen uren in een project) of door samenbundeling
van (beleids)instrumenten (bijvoorbeeld de aanleg van een schooltuin
wordt mede gefinancierd van uit het programma Groen en de Stad; een
school zet haar budget voor (groene) maatschappelijke stage in voor een
project over biodiversiteit; de inzet van leerlingen van een AOC wordt
mogelijk door de bijdrage van GKC programma ‘groene kennis voor
burgers; een waterproject wordt mede gedragen door een waterschap via
middelen uit de Watervisie van ministerie V&W etc.).

Bij 1b) meer generieke activiteiten – die meerdere arrangementen
kunnen omvatten – is het minder eenvoudig om het lokale en/of
regionale belang te effectueren, maar daar kunnen bedrijven, provincies
of landelijke organisaties zorgdragen voor cofinanciering. Gestreefd
wordt naar een cofinanciering van ca. 25 %.

Op andere niveaus is een concrete cofinanciering moeilijk op voorhand
aan te geven, maar zal worden gezocht naar efficiency winst door het
(laten) samenwerken van instellingen en het gezamenlijk gebruiken van
kennisinfrastructuur. Zo zal de inzet van ICT toepassingen bijvoorbeeld
worden afgestemd met Kennisnet, het Ontwikkelcentrum en WUR bibliotheek,
die vergelijkbare taken uitvoeren voor het Groene Kennissysteem.
Hetzelfde geldt voor zaken rond het programmamanagement die worden
uitgevoerd door SenterNovem in het programma Leren voor Duurzame
Ontwikkeling.

De departementen hebben ook zelf hier een belangrijke
verantwoordelijkheid in het (laten) samenwerken van verschillende
kennisinstrumenten en beleidsprocessen.

Zo wordt versnippering van aandacht en middelen voorkomen, almede wordt
een meer gezamenlijke (kennis)infrastructuur versterkt een worden
doelgroepen op een overzichtelijke en ordelijke manier benaderd.

Illustraties:

Groene maatschappelijke stages

Maatschappelijke stages zijn onderdeel van het kabinetsbeleid. Deze
stages dienen om de maatschappelijke betrokkenheid, sociale integratie
en het besef van waarden en normen bij jongeren te vergroten. Het groene
domein kent veel mogelijkheden om leerlingen kennis te laten maken met
voedsel en groen en daar ook zorg en respect voor te krijgen. Jongeren
kunnen bijvoorbeeld stagelopen op het gebied van natuur- en
landschapsbeheer, landbouw en voedselkwaliteit, dierverzorging en
(zorg)boerderijen. Het groene onderwijs kab een begeleidende en
bemiddelende rol vervullen bij het bieden van groene maatschappelijke
stages aan scholieren in het voortgezet onderwijs.

Minister Verburg roept de NME-centra en andere NME voorzieningen als
kinderboerderijen en schooltuinen op om binnen de educatieve
arrangementen groene maatschappelijke stages mogelijk te maken. Een
aantal grote groene organisaties heeft zich al verbonden aan haar doel
10.000 groene stageplaatsen te creëren door het tekenen van een
intentieverklaring (o.a. Staatsbosbeheer, LTO Nederland, gemeente
Amsterdam, IVN, Landschapsbeheer Nederland).

Informatie over groene maatschappelijke stages is beschikbaar op de
website van LNV (  HYPERLINK "http://www.minlnv.nl"  www.minlnv.nl ).
Hier vindt u ook het mailadres voor aanbieders van groene
maatschappelijke stages.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt is verantwoordelijk voor de invoering
van de maatschappelijke stage in het hele voortgezet onderwijs. Hiertoe
is met middelen van OCW een bemiddelingsstructuur opgezet via gemeenten
en vrijwilligerscentrales. Meer informatie is te vinden op   HYPERLINK
"http://www.samenlevenkunjeleren.nl"  www.samenlevenkunjeleren.nl .



Klimaat en educatie

 

Binnen het programma Schoon en Zuinig heeft het Rijk een klimaatakkoord
gesloten met gemeenten. Om gemeenten te stimuleren klimaatbeleid te
ontwikkelen en uit te voeren heeft het Rijk geld beschikbaar gesteld.
Dit geld kan ook gebruikt worden voor educatie en communicatie.
Gemeenten kunnen een belangrijke rol spelen in het voorlichten en
betrekken van burgers bij de aanpak van het klimaatprobleem. 

Binnen de bestaande middelen was het al mogelijk om 'milieu-educatie'
als onderwerp voor te dragen voor projectfinanciering. In het kader van
het Klimaatakkoord kan dus breder worden gezocht naar die gemeenten die
bezig zijn bewoners en/of doelgroepen in het onderwijs te betrekken bij
de lokale klimaatinitiatieven. 

Door het maken van een arrangement rond dit onderwerp worden de
betrokken partijen bij elkaar gebracht, wordt onderzoek gedaan naar al
bestaande lesmaterialen rond dit onderwerp en kan gericht worden ingezet
op nieuwe acties, passend bij de vragen van scholen en gemeenten.
Financiering kan dan zowel vanuit de NME-nota gebeuren (op landelijk
niveau, en bij het maken van een arrangement) en de uitvoeringskosten
kunnen worden gefinancierd uit zowel NME-middelen, als middelen uit het
'klimaatbeleid', als uit private middelen, als ook door de NGO's die
samen de 'HIER-campagne' voeren.



Internationaal

Natuur- en milieu-opgaven houden niet op bij de grens. Juist actuele
thema’s als klimaat en biodiversiteit zijn mondiale vraagstukken.
Daarom is de internationale dimensie een belangrijk onderwerp voor NME.
Hoewel de nota NME hierin niet expliciet is in de uitwerking – er
wordt vooral gerefereerd aan de internationale connecties van het
programma Leren voor Duurzame Ontwikkeling – is het wel degelijk de
bedoeling om bij de uitwerking van het NME- beleid de internationale
aspecten een plaats te geven. Globaal zijn er drie elementen van belang:

het uitwerken van NME – onderwerpen. Het gaat erom om bij de
onderwerpen de mondiale impact van natuur en milieu in de content en
educatieve uitwerking een plaats te geven.. Bijvoorbeeld de relatie
tussen voedselvraagstukken en armoede, tussen schaarste in grondstoffen
en het vraagstuk van eerlijke verdeling. De educatieve paragrafen van
bijvoorbeeld de Convention on Biodiversity of Marrakech Proces (duurzame
productie en consumptie)  bieden daarvoor kaders. Een internationale
beweging als de Earth Charter geeft een interessante waardenoriëntatie;

het gebruikmaken van internationale netwerken en kennis. Dat begint al
dichtbij in bijvoorbeeld de werkgroep NME van de Benelux die jaarlijks
een werkconferentie organiseert en op het jaarthema aanbevelingen
formuleert. Maar ook door aansluiting bij professionele netwerken als
IUCN-CEC en ENSI kan kennis worden gedeeld. Interessant is ook dat de EU
en OECD het onderwerp “education for sustainable development” nu ook
in hun beleidsagenda hebben en daarvoor ook activiteiten organiseren.
Maar ook concrete uitvoeringsproject zoals het programma Globe is een
voorbeeld van internationale samenwerking;

tenslotte vinden de NME activiteiten – net als de activiteiten voor
LvDO – een internationale beleidsparaplu doordat tijdens de World
Summit on Sustainable Development de Decade for Education for
Sustainable Development (DESD 2005-2015) is uitgeroepen. In onze regio
is de UNECE Strategy for Education for Sustainable Development een goed
uitgewerkt international beleidskader dat tijdens een High Level Meeting
in Vilnius begin 2005 is ondertekend door ministers van Environment en
Education van 56 landen (EU, Noord-Amerika, landen van de voormalige
Sovjetunie).

4. 	Programmaorganisatie

Het NME programma raakt aan het programma Leren voor Duurzame
Ontwikkeling die een zelfde programmaperiode beslaat (LvDO 2008-2011).
Er is in het CDL door het ministerie van Algemene Zaken aangedrongen op
een (inter)bestuurlijke Regiegroep LvDO-NME. Deze wordt ondersteund door
een ambtelijk voorbereidingsplatform en een programmabureau. 

De programmaorganisatie voor uitvoering van de nota NME wordt zo compact
mogelijk opgezet. Het programma NME heeft een eigen profiel, maar wordt
dicht tegen de organisatie van het programma Leren voor Duurzame
Ontwikkeling gezet (zie Bijlage 4: Relatie NME en LvDO).  

Wat betreft eindverantwoordelijkheid en aansturing aan de bovenkant is
de organisatie van beide programma’s gelijk: 

Penvoerder is de minister van LNV;

(inter) bestuurlijke Regiegroep LvDO-NME;

Ambtelijk voorbereidingsplatform LvDO-NME;

Programmabureau NME bij SenterNovem (valt onder hetzelfde taakveld als
het Programmabureau LvDO).

4.1 	Organisatieplaatje 

4.2 	Rollen en taken 

(Inter-) bestuurlijke Regiegroep

Om bestuurlijke samenwerking vorm en inhoud te geven wordt een
bestuurlijke regiegroep gevormd. Het voorbereidende werk voor deze
regiegroep wordt uitgevoerd door een ambtelijk voorbereidingsplatform.
Voor de regiegroep Ă©n voor dit ambtelijke voorbereidingsplatform geldt
dat deze zowel betrekking hebben op de uitvoering van de nota NME als op
de koppeling met het programma LvDO. In het programma LvDO spelen
provincies ook een belangrijke regierol ten aanzien van duurzame
ontwikkeling.

Vanuit de nota NME krijgt de regiegroep  de volgende taken mee:

Zorgen voor bestuurlijke samenwerking;

Aansturing van het programmabureau;

Zorgen voor synergie met het programma LvDO;

Zorgen voor aansluiting op andere programma’s en geldstromen.

In de regiegroep nemen bestuurlijke vertegenwoordigers plaats van:

IPO (2 personen: gedeputeerden)

VNG (2 personen: wethouders)

Unie van waterschappen (1 persoon: dijkgraaf)

Rijk (DG’s van 2 departementen te weten LNV en VROM; betrokken DG’s
van de andere departementen zijn agendalid)

De regiegroep zal worden voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter.
De regiegroep zal 1 Ă  2 keer per jaar bij elkaar komen in de periode
2008 – 2011. LNV zorgt als penvoerend departement voor een secretaris
voor de Regiegroep.

Ambtelijk voorbereidingsplatform

De Regiegroep wordt ambtelijk voorbereid. De samenstelling is identiek
aan de regiegroep, maar dan op ambtelijk niveau. Al penvoerder trekt LNV
dit ambtelijke platform en zorgt voor een ambtelijk secretaris. Het
ambtelijk voorbereidingsplatform zal 4 Ă  5 keer per jaar bij elkaar
komen in de periode 2008 – 2011.

Programmabureau

Op het niveau van de programma-uitvoering wordt een programmabureau
ingericht bij SenterNovem onder dezelfde directie (Milieu &
Leefomgeving) en hetzelfde taakveld (Duurzaamheid & Samenleving) als
waar het programma LvDO onder valt. 

Er wordt een programmamanager NME aangesteld die zorg draagt voor
correcte uitvoering van het programma NME, zoals vastgelegd in de nota
NME, onderliggend uitvoeringskader en de werkplannen die jaarlijks
worden vastgesteld door de Regiegroep. Het programmabureau zet het
NME-beleid via de jaarprogramma’s om in concrete activiteiten, op
scholen, met maatschappelijke organisaties, met bedrijven en met
burgers. De programmamanager NME werkt nauw samen met de
programmamanager LvDO.

De programmamanager van het programma NME werkt in een team met
procesmanagers en programma-adviseurs aan: 

Activiteiten voor onderwijsgerelateerde doelgroepen, in nauwe
samenwerking met pijler 1 van het programma LvDO;

Activiteiten voor maatschappelijke actoren en andere overheden, in nauwe
samenwerking met pijler 3 van het programma LvDO;

Programmaoverstijgende zaken en bestuurlijke relaties (waaronder
bestuurlijke samenwerking, kwaliteitsborging en kenniscirculatie).

Afstemming met andere (LNV) kennisprocessen, zoals de Groene Kennis
Coöperatie.

De programmamanager legt verantwoording af aan de Regiegroep LvDO-NME en
aan de opdrachtgever, penvoerder LNV, via het opleveren van inhoudelijke
en financiële voortgangsrapportages.

Adviesgroep

Het programmabureau stelt een adviesgroep samen bestaande uit
vertegenwoordigers van de actoren bestuur, aanbieders en toepassers. De
adviesgroep adviseert op programmaniveau bij de fase van het agenderen
en programmeren in de jaarcyclus van het programma. 

De adviesgroep NME zal worden voorgezeten door de programmamanager NME.
De  adviesgroep NME zal 2 keer per jaar bij elkaar komen in de periode
2008 – 2011.



5. 	Financiën

In de nota NME staan indicatieve bedragen gekoppeld aan voorgenomen
activiteiten. Deze waren per speerpunt geordend. Vanuit de
(inhoudelijke) uitwerking in dit uitvoeringskader zijn de activiteiten
opnieuw geordend in vier activiteitenclusters. Daarbij zijn de
beschikbare bedragen uit de nota toegerekend naar deze vier clusters.

In dit hoofdstuk wordt de nieuwe indeling in drie activiteitenclusters
toegelicht en voorzien van een nieuwe begroting 2008-2011. Als
referentie is de oorspronkelijke begroting uit de nota opgenomen. Zie
bijlage 3: Begrotingstabel volgens de nota NME.

Met deze werkwijze is geborgd dat 95% van het programmabudget is
gekoppeld aan de ondersteuning van de uitvoeringspraktijk.

5.1	Activiteitenclusters NME

Op basis van de speerpunten en genoemde activiteiten uit de nota NME Ă©n
op basis van de gekozen uitvoeringsstrategie volgens de
arrangementenaanpak, kunnen drie clusters van activiteiten worden
onderscheiden, die te koppelen zijn aan budget:

1. NME-arrangementen en pilots

1a. Uitvoering van specifieke NME arrangementen en pilots

	Het inrichten en uitvoeren van arrangementen samen met actoren
(bestuur, aanbieders en 	toepassers) die leiden tot gezamenlijk gedragen
arrangementen met daaronder liggend 	concrete, meerjarige
uitvoeringspilots. 

	Werkwijze: 

	Het programmabureau faciliteert dit proces door het organiseren van
programmeersessies 	en zorgt voor gericht aanbesteden o.b.v. de
resultaten uit de programmeersessies.

 

1b. Generieke activiteiten die de uitvoering van NME-arrangementen en
pilots ondersteunen

	Het uitvoeren van generieke activiteiten die ondersteunend zijn aan de
uitvoering van de 	arrangementen en pilots. Het gaat daarbij om
activiteiten die arrangementoverstijgend en 	specialistisch zijn.

	Werkwijze: 

	Deze activiteiten worden door het programmabureau uitgezet, waarbij
sleutelorganisaties 	uitdrukkelijk worden uitgenodigd om te offreren, al
dan niet in coalities. 

Betreft globaal 80% van het programmabudget.

Gestreefd wordt naar een cofinanciering tot 50 % bij activiteiten onder
1a) en 25 % onder 1b)



2. Activiteiten inzake kwaliteitsborging en professionalisering van de
NME-sector 

Het uitvoeren van activiteiten die er voor zorgen dat de kwaliteit van
de NME-activiteiten is gegarandeerd, dat professionals in het
NME-werkveld optimaal toegerust zijn en dat de activiteiten goed worden
gemonitord en geëvalueerd. Het betreft onderzoek,
(scholings)bijeenkomsten, bouwen aan kennis en expertise.

Werkwijze: 

Sleutelorganisaties krijgen op basis van hun expertise een opdracht,
maar het programmabureau houdt de regie over de uitvoering over deze
opdrachten. 

Betreft globaal 15% van het programmabudget.

3. Programmamanager en secretariaat

Een aantal van de in de nota genoemde activiteiten hangen nauw samen met
de aansturing van het programma, het functioneren van de regiegroep en
het beheren van het programma.

Werkwijze: 

Deze activiteiten worden rechtstreeks onder regie van de
programmamanager NME uitgevoerd.

Betreft globaal 5% van het programmabudget.

5.2	Begrotingstabel programma NME 2008-2011

Op basis van de verdeling in activiteitenclusters kan de volgende
begrotingstabel worden opgesteld voor verdeling van de programmagelden
NME over de periode 2008-2011. 

De begrotingstabel heeft de indicatieve begroting uit de nota NME als
referentie (zie ook bijlage 3).

Het betreft hier de bedragen waarvoor verplichtingen kunnen worden
aangegaan. Op kasbasis is voor deze periode de volgende reeks
beschikbaar:

Activiteitenclusters NME	2008/2009	2010	2011	

2012	Totaal	 in %

1a. NME arrangementen en pilots: uitvoering specifiek	3.900.000
3.300.000	3.300.000	

1.560.000	12.060.000	60

1b. NME arrangementen en pilots: ondersteunend generiek	1.300.000
1.100.000	1.100.000	

520.000	4.020.000	20

3. Kwaliteitsborging + professionalisering NME-sector	975.000	825.000
825.000	

390.000	3.015.000	15

4. Programmamanager en secretariaat	325.000	275.000	275.000	

130.000	1.005.000	5

Totaal	6.500.000	5.500.000	5.500.000	

2.600.000	20.100.000	100



N.b.: In deze begroting zijn additionele middelen die verkregen kunnen
worden door cofinanciering en synergie met andere beleidsinstrumenten
(budget uit andere relevante kennisprocessen) niet opgenomen.

Bijlage 1.	Departementaal beleid (bouwstenen)

LNV

Voor het ministerie van LNV zijn centrale thema’s: natuureducatie,
biodiversiteit, dierenwelzijn en voeding. Belangrijke lopende
initiatieven zijn: 

Onderzoeksopdrachten bij de Wageningen UR (o.a. Alterra), met name de
onderzoeksopdracht Onderwijsontwikkelingen en interventiemogelijkheden
(WUR);

Kennisverspreiding via groen onderwijs (Groene Kennis Coöperatie, GKC)
via o.a. de Regeling Kennisverspreiding en Innovatie Groen Onderwijs,
het Programma Regionale Transities en het Programma Groene Kennis voor
Burgers;

Ondersteuning en ontsluiting van publieke kennis via het
Ontwikkelcentrum (leermiddelen) en Groen Kennisnet;

Stimulering van NME pilots via de Regeling Draagvlak Natuur;

Onderzoeksopdracht Kennistransfer NME (Coalitie o.l.v. SME Advies) voor
versterking van de NME-infrastructuur;

Andere Kennistransferprogramma’s die in de context van NME een rol
spelen (Novio Consult): 

Programma Groen en de Stad

Programma Jeugd en Natuur

Programma Natuur en Gezondheid

LNV hecht aan een verdere synergie tussen de verschillende initiatieven
en streeft daarbij naar versterking en vernieuwing van het
kennisverspreidingssysteem teneinde de stap te realiseren van
ontwikkeling naar benutting. 

VROM

Voor het ministerie van VROM zijn centrale thema’s: klimaat,
(duurzame)energie, energiebesparing, afval, biodiversiteit, natuurlijke
leefomgeving, etc. 

Ook vanuit het ministerie van VROM wordt aangedrongen op het aanbrengen
van samenhang tussen bestaande programma’s, regelingen, instrumenten
en projecten, waaronder:

Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu, de
SMOM-regeling (SenterNovem);

Programma Burgerinitiatieven (Greenwish);

Klimaatakkoord Gemeenten;

Competentiecentrum Transities (SenterNovem);

Diverse activiteiten van MilieuCentraal.

V&W

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat, DG Water, heeft aangegeven bij
de uitvoering van de in de Watervisie aangekondigde
educatie-activiteiten, af te stemmen en verbinding te leggen met de
uitvoering van het NME-beleid. 

In de Watervisie geeft het kabinet aan dat het mensen meer wil betrekken
bij de uitdagingen en kansen die de klimaat- en wateropgaven met zich
meebrengen. En dat jongeren daarbij voorrang krijgen, om hun interesse
te vergroten om zich in studie en beroep hier verder in te verdiepen. Om
dit te bereiken kondigt het kabinet aan te stimuleren dat het onderwijs
op alle niveaus meer aandacht aan water kan geven. Jong talent wordt
enthousiast gemaakt voor delta- en water (-technologie) gerelateerde
studies, en gemotiveerd om een opleiding in deze richting te kiezen. 

Het icoon van hoofdstuk 6 van de Watervisie, de “Canon van Nederland
Waterland”, biedt hiervoor de inhoudelijke basis. Deze canon die in
het najaar van 2008 gereed is, behelst de historie van Nederland
Waterland mĂšt een doorkijk naar de toekomst. Parallel is het
beschikbare onderwijsaanbod over water voor PO, VO, MBO, HBO en WO
geĂŻnventariseerd. Vervolgacties worden nog geformuleerd. Raakvlakken
met andere departementen zijn er op het gebied van natuureducatie,
klimaat(adaptatie), BĂšta Techniek, e.d.

Tevens wordt afgestemd met de Unie van Waterschappenen met de
waterbranche in bredere zin (in het Netherlands Water Partnership).

OCW 

Bij OCW zijn vanuit de NME-optiek o.a. relevant: BĂšta Techniek, het
nieuwe vak NLT: Natuur, Leven en Techniek, Burgerschap, Maatschappelijke
stages en de Brede School. 

Een beroep kan gedaan worden op Kennisnet en op de zogenaamde
SLOA-organisaties zoals SLO, CITO, de landelijke pedagogische centra.
Specifiek voor NME is een zogenaamde PPON evaluatie (= Periodieke
Peiling Onderwijs Nederland) in 2009 aangekondigd.

Het ministerie van OCW zet verder een duidelijke context neer voor wat
betreft de onderwijsactiviteiten. Sinds het verschijnen van het rapport
van de Commissie Dijsselbloem wordt binnen het departement sterke
prioriteit gegeven aan verbetering van de kwaliteit van taal- en
rekenonderwijs. De positionering van NME (en aanverwante vakinhouden,
zoals duurzaamheid, voeding, gezondheid, etc.) gebeurt door OCW slechts
passief. Het is aan de scholen om dergelijke onderwerpen op te nemen in
de lessen. OCW zet hiervoor haar reguliere middelen ter beschikking,
zoals opgenomen in de SLOA-regeling (Subsidëring Landelijke
Onderwijsondersteunende Activiteiten) gekoppeld aan een jaarlijkse
Hoofdlijnenbrief. (Bron: concept-Advies SN).

Bijlage 2.	Voorbeelden van arrangementen

In het uitvoeringskader NME 2008-2011 worden zogenoemde NME
arrangementen geĂŻntroduceerd. Om het idee achter deze arrangementen te
verduidelijken staan in deze bijlage een aantal voorbeelden van
arrangementen uitgewerkt. Ter illustratie Ă©n inspiratie. 

Een arrangement moet worden opgevat als een combinatie van de volgende
vier elementen: 

Beleidsthema’s: prioritaire, inhoudelijke thema’s die worden
ingebracht door bestuurlijke actoren (dit is de aanbodkant op
beleidsniveau);

Instrumenten, faciliteiten en ondersteuning, die worden ingebracht door
aanbiedende partijen (dit is de aanbodkant op instrumentniveau);

Toepassing, activiteiten in de samenleving uitgevoerd door intermediaire
actoren dichtbij de eindgebruikers (dit is de vraagkant);

Maatschappelijke– en onderwijsontwikkelingen, betreft trends en sterke
ontwikkelingen waar vernieuwers gebruik van kunnen maken om activiteiten
aantrekkelijk te maken en kansrijk aan te bieden bij de eindgebruikers.

Eindeloze mogelijkheden 

Een arrangement is dus een combinatie van de elementen van de vier
assen. Soms kun je met een enkele verschuiving op de assen, bijvoorbeeld
door een andere eindgebruiker te kiezen. met dezelfde partijen en
thema’s een nieuw arrangement ontwikkelen. Indien de ingrediĂ«nten en
thematiek redelijk hetzelfde zijn maar het arrangement wel anders is
opgezet, spreken we van een subarrangement of onderliggend project. Op
deze manier is tot een oneindig aantal arrangementen te komen, een
portfolio.  Het kan in de arrangementen erg uitmaken welke ‘as’ van
het model je centraal stelt. Een arrangement kan bijvoorbeeld sterk
ingegeven worden door een thema, maar ook kan de doelgroep of juist de
samenwerking tussen verschillende partijen centraal staan. In de
voorbeelden is vooral gezocht naar arrangementen waar niet Ă©Ă©n van de
assen centraal staat.  In relatie tot de tekst in paragraaf 3.3 worden
hieronder vooral voorbeelden gegeven van lokale en regionale
arrangementen, wat in pragraaf 3.3. het ‘tweede niveau’ wordt
genoemd.

Tot een arrangement komen

Om op een bepaalde plek (streek, stad, dorp, wijk) tot een succesvol
NME-arrangement te komen, is het inventariseren van kansen een
belangrijkste eerste stap. Criteria hiervoor kunnen zijn:

Er is sprake van een maatschappelijk of onderwijskundig relevant thema,
gekoppeld aan een sterke expliciete vraag;

Er is sprake van bestuurlijke verankering, dat wil zeggen dat er
gemeentelijk of provinciaal beleid is waar op aangehaakt kan worden
(bestuurlijk commitment);

Er is sprake van aanwezigheid van Ă©Ă©n of meer sterke partijen, bij
voorkeur aan de kant van de toepassers, aanbieders of vernieuwers.

Ook van belang is de aanwezig van een trekker of initiatiefnemer, een
partij die gevoel heeft voor het proces van verbinden. 

Onderstaande voorbeeldarrangementen zijn gebaseerd op bestaande
praktijksituaties (in verschillende stadia van ontwikkeling) en zijn
hier en daar aangevuld met relevante informatie om het arrangement te
verrijken. In lijn met de nota NME ligt het accent op jeugd en jongeren.


	Arrangement 1: Techniek voor Klimaat

	Arrangement 2: Friese Leerlijn Water

	Arrangement 3: Proeftuin Amsterdam

	Arrangement 4: De Energieke Winkelstraat

	Arrangement 5: Leren in het groen: De Sliedrechtse dorpstuin

	Arrangement 6: Leren in het groen: Brede schooltuin in Zutphen

Arrangement 1: Techniek voor Klimaat

Aanleiding 

Er is in het onderwijs steeds meer aandacht voor techniek. De
techniekvakken worden van overheidswege en bedrijfsleven gepromoot omdat
dergelijke expertise bittere noodzaak is voor Nederland (Innovatieland).
Aanpak van natuur- en milieuproblemen in Nederland vraagt deze expertise
ook; denk maar aan de aanpak van het klimaatprobleem of om in te zetten
voor het energievraagstuk.

Beschrijving 

In dit arrangement wordt meegelift op de aandacht in het onderwijs voor
BĂštatechniek en het nieuwe vak NLT (Nauur, Leven,Technologie; 2e fase
HAVO/VWO). Het NME-centrum in Dordrecht (Weizigt) treedt op als
aanbieder en heeft een rol in de uitvoering van NME-activiteiten op het
centrum. Leerlingen van het voortgezet onderwijs worden uitgedaagd om
techniekvaardigheden in 

te zetten voor energiebesparing en CO2 -reductie. Er wordt ingespeeld op
de maand van de techniek en de WetenWeek voor promotie naar scholen en
er wordt gebruik gemaakt van de onderzoeksfaciliteiten van het KNMI. De
gemeente Dordrecht ziet in de inspanningen van de leerlingen een
mogelijkheid om jongerenadvies in te brengen in het gemeentelijk beleid
(Klimaatnota). 

Speerpunten (nota NME)

Het arrangement gaat in op speerpunt 2 vraaggericht werken: scholen
willen aandacht geven aan techniekvak en het NME centrum vertaalt dit
naar actuele programma’s. 

Het arrangement gaat ook in op speerpunt 3 focus op jeugd en jongeren:
het arrangement richt zich op het voortgezet onderwijs, 12-18 jaar. 

Ook wordt ingegaan op speerpunt 5 (bestuurlijke verankering) doordat
wordt ingespeeld op de vraag van de gemeente inzake de Klimaatnota, waar
leerlingen in de uitvoering van klimaatbeleid aan mogen bijdragen.

 

Arrangement 2:	Friese Leerlijn Water

Aanleiding

Het onderwijs heeft behoefte aan een gestructureerde manier om
maatschappelijke thema’s in het curriculum in te brengen. Scholen
zoeken uit de overdaad aan aanbod van educatief materiaal iets uit dat
past bij de sfeer van de school en het profiel van de eigen
gemeente/regio. In een provincie waar ‘water’ als thema heel
dichtbij is, blijkt dat een prima aanknopingspunt om onderwijs aan vast
te knopen. Door de ontwikkeling van een leerlijn water die zal worden
toegepast door de gehele onderwijskolom wordt hier op gestructureerde
manier vorm aan gegeven. De leerlijn omvat ook maatschappelijke stages.
Zo worden leerlingen de young professionals die in de toekomst kunnen
bijdragen aan de ontwikkeling van duurzame watersystemen in Friesland en
elders.

Beschrijving 

In dit arrangement wordt samenwerking gezocht met de gehele
onderwijskolom, met de bestuurlijke actoren zoals het waterschap
Wetterskip Fryslan en met de gemeentelijke waterplannen van de gemeenten
Heerenveen en Leeuwarden. In afstemming met deze partijen wordt een
gehele leerlijn water ontwikkeld. Bestaande materialen worden benut om
in samenspraak met scholen voor een logisch opbouw van basisonderwijs,
voortgezet onderwijs, MBO naar HBO. NME-instellingen als IVN
Consulentschap, Reinwater, SME Advies (GLOBE) leveren educatieve
producten en kunnen ondersteuning bieden in de klas.  DHO fungeert als
arrangementsregisseur. Lokale NME-ers hebben een rol als begeleider van
de leerlingen/docenten en zijn intermediair tussen scholen en
waterschap. Wetterskip FryslĂąn en de Provincie verlenen hun medewerking
als opdrachtgever, beleidsrelevantie en bieden maatschappelijke
stageplaatsen. 

Speerpunten (nota NME)

Het arrangement gaat in op speerpunt 1 houvast voor de inhoud. De
leerlijn zorgt voor de noodzakelijke afstemming tussen de lokale
aanbieders. 

Het arrangement gaat  bovendien in op speerpunt 2 (vraaggestuurd
werken). Er liggen belangen bij zowel scholen (actueel en
probleemgestuurd onderwijs) als gemeente/waterschap (draagvlak en
bijdrage aan beleid) en bedrijfsleven (gekwalificeerde arbeidskrachten)
om samen te werken.

Op deze wijze wordt ook gewerkt aan speerpunt 3 jeugd en jongeren en
speerpunt 5(bestuurlijke samenwerking. 

Arrangement 3:	Proeftuin Amsterdam

Aanleiding

Weten stedelingen nog waar ons voedsel vandaan komt? Welke relatie
hebben zij nog met het platteland? Rond deze thematiek is een
arrangement uitgewerkt die partijen en actuele thema’s in Ă©Ă©n
gemeente met elkaar verbindt. 

Beschrijving

In dit arrangement wordt gemeentelijk beleid ten aanzien van het thema
stad-platteland gekoppeld aan het thema voeding. Het arrangement richt
zich op de Amsterdamse jeugd op basisscholen en alle bestaande
instrumenten van organisaties op het terrein van voeding,
boerderij-educatie, koken etc. worden uitgedaagd een bijdrage te
leveren. De recente aandacht voor de film en het boek van de Amsterdamse
meester Bert  heeft een aanjaagfunctie. 

Speerpunten (nota NME)   

Dit arrangement betreft met name speerpunt 3 focus op jeugd en jongeren
en op speerpunt 4 beleven en praktijkervaring.  Immers, rondlopen op een
boerderij, werken in de schooltuin, samen het voedsel bereiden, het zijn
allemaal indrukken die de kinderen (levens)lang bij zullen blijven.

Arrangement 4:	De energieke winkelstraat

Aanleiding

Energiebesparing is nog steeds een actuele manier om de
klimaatproblematiek het hoofd te bieden. Maar er spelen ook andere
belangen zoals service naar klanten. Door het gesprek tussen klant en
winkelier aan te zwengelen kunnen in gezamenlijkheid nieuwe ideeën
ontwikkeld worden.

Beschrijving

Hierbij gaat het om een arrangement tussen jongeren, winkeliers en
horeca gelegenheden in de gemeente Arnhem. Deze groepen gaan met elkaar
in gesprek over CO2 -reductie in hun bedrijven. Jongeren kunnen
suggesties doen over de winkelpuien en de recent opgekomen
terrasverwarming (deuren dicht en andere alternatieven bedenken). Er is
commitment vanuit de gemeente Arnhem die in het kader van hun
klimaatbeleid graag goede ideeën van jongeren hoort. De Gelderse Kamer
van Koophandel is betrokken vanwege de prioriteit die zij geeft aan
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemerschap (MVO) in de Arnhemse
bedrijven. Een lokale klimaat-of energieclub of een jongerenorganisatie
werpt zich op als arrangementsregisseur, als trekker.

Speerpunten (nota NME)

Het arrangement gaat met name in op speerpunt 3 jeugd en jongeren en op
speerpunt 4 beleven en praktijkervaring.

Arrangement 5:	Leren in het groen: De Sliedrechtse dorpstuin

Aanleiding

In de samenleving is in toenemende mate aandacht voor groene plekken om
te leren en te spelen. Het in contact brengen van jeugd met natuur heeft
aantoonbare effecten op hun ontwikkeling. Elke gemeente heeft van die
plekken of ze kunnen eenvoudig gecreëerd worden. De navolgende
arrangementen zijn voorbeelden hiervan. Bestaande NME middelen als
schooltuinen, speeltuinen en speelplaatsen bij de school worden in een
arrangement benut voor het creëren van groene plekken om te leren.
Sliedrecht heeft een bijzondere natuurspeelplaats: De ‘Woeste
Weide’. Dit is een spannend en natuurrijk speelterrein met veel
reliëf, water, bos en stoere zitplekken. In de entourage van een
kinderboerderij met koeien, geiten, kippen etc. en een NME-centrum. De
‘Woeste Weide’ heeft in Sliedrecht een wijkfunctie, door sterke(re)
koppeling aan sociaal beleid, kan dit nog meer vormgegeven worden.

Beschrijving 

In dit arrangement wordt ‘groen spelen’ gekoppeld aan sociale
integratie. De natuurspeelplaats fungeert als belangrijke groene
speelplek voor het gehele dorp. Het wordt zodanig ingericht dat er groen
gespeeld kan worden, maar ook groen geleerd (NME activiteiten voor Brede
Scholen. Door het inzetten van het Netwerk Springzaad, onderdeel van
Stichting Oase waarbij een  groep land- en tuinontwerpers en hoveniers
is aangesloten, worden inrichtingplannen gemaakt en gerealiseerd in
samenwerking met gemeente Sliedrecht en het NME centrum en
kinderboerderij.

Er worden samen met allochtonen- en jongeren- en welzijnsorganisaties
activiteiten georganiseerd voor na schooltijd, in de weekenden en in
vakanties. Mensen van de sociale werkplaats zorgen op rustige tijden
voor beheer en onderhoud. 

Speerpunten (nota NME)

Het arrangement gaat met name in op speerpunt 4 educatie door beleven en
ervaren en op speerpunt 5 bestuurlijk samenwerking. De gemeente fungeert
als opdrachtgevende partij. 

Arrangement 6:	Leren in  het groen: Brede schooltuin in Zutphen

Aanleiding

Aanbieders van brede schoolactiviteiten op het gebied van voor- en
naschoolse opvang zoeken partners die activiteiten kunnen aanbieden of
een geschikte locatie hebben voor de activiteiten. Schooltuinen zijn
locaties die een rol kunnen spelen in de Brede School. Een schooltuin
biedt een gevarieerde leeromgeving. Door deze bestaande middelen te
koppelen aan nieuwe partijen en nieuwe onderwijsontwikkelingen zoals de
Brede School en ondersteuning vanuit groen onderwijs (AOC’s) te
koppelen, ontstaat een boeiend arrangement. 

Beschrijving 

Dit arrangement is gebaseerd op de ervaringen die in Zutphen rond
schooltuinen voor de Brede School al zijn opgedaan. Het arrangement is
gericht op verdere ontwikkeling en afstemming. Betrokken aanbieders
zijn: de lokale NME organisatie De Kaardenbol samen met organisaties
voor BSO, het lokale groene onderwijs, namelijk AOC Oost uit Doetinchem
en AOC De Groene Welle uit Zwolle, hebben een rol in de ondersteuning
voor ontwerp en onderhoud van de gevarieerde tuin. Studenten van de
Pabo, Saxion Hogeschool, ondersteunen bij de uitvoering van het
educatieve deel.  

Speerpunten (nota NME)

Dit arrangement gaat in op speerpunt 2 vraaggericht werken: er wordt
sterk ingespeeld op de vraag naar Brede Schoolactiviteiten. Bovendien is
de tuin een plek waar zowel leerlingen vanuit groen onderwijs als vanuit
de Pabo leerervaringen op kunnen doen. 

Daarnaast staat speerpunt 3 - aandacht voor jeugd en jongeren -
centraal. 

Variatie op dit thema

Een soortgelijk arrangement is te bouwen rond de inrichting van groene
speelpleinen. Een groen speelplein bij de school geeft uitdaging tijdens
speelkwartier en voor naschools spelen. De praktijk leert dat kinderen
zich er prettig voelen en rustiger zijn in vergelijking tot het spelen
op een betegeld schoolplein. Het groene speelplein kan ook benut worden
door de voor- of naschoolse opvang.

In Leiden wordt ervaring opgedaan met dergelijke groene speelpleinen.
Vanuit het groene onderwijs in de omgeving van Leiden via AOC, MBO Groen
wordt ondersteuning geboden voor de aanleg en onderhoud van groene
speelpleinen. Inbedding in gemeentelijke natuur- en onderwijsbeleid is
een belangrijke succesfactor in dit arrangement.

Bijlage 3.	Begrotingtabel volgens de nota NME

Onderstaande indicatieve begroting uit de nota NME (pag. 42) wordt
gebruikt als referentie-begroting om in het Uitvoeringskader NME
2008-2011 tot een definitieve begroting te komen:

 

Bijlage 4.	Relatie NME en LvDO

De Commissie Duurzame Leefomgeving (CDL) gaf de opdracht mee om het
programma NME en het programma LvDO in de aansturing in elkaar te
schuiven. Gezien de overlap in programmapartners en gezien de thematiek
van beide programma’s is dat een logische keuze. 

De nota NME positioneert NME als belangrijke voorwaarde voor leren voor
duurzame ontwikkeling. 

Overeenkomsten

Inhoud:

Bij beide programma’s staat het ‘leren’ centraal. Beide zijn te
zien als instrument voor het overheidsbeleid in de zin dat zij onderdeel
uitmaken van het sociaal instrumentarium voor duurzaamheidsbeleid. Zowel
LvDO als NME zoeken in de programmauitvoering expliciet naar synergie in
relevante beleidsissues.

Eindgebruikers:

De programma’s richten zich voor een belangrijk deel op dezelfde
eindgebruikers en doelgroepen. Bij met name deze eindgebruikers wordt
het onderscheid tussen NME en leren voor duurzame ontwikkeling niet of
nauwelijks gemaakt. Het is iets voor fijnproevers. 

Verschillen

Zowel qua inhoud als qua leerprocessen strekt LvDO verder dan NME. 	

Inhoud:

Daar waar NME zich voornamelijk richt op de ‘planet’-kant van de
duurzaamheidsdriehoek, beschouwt LvDO de gehele driehoek
‘people-planet-profit’ als het leergebied. 

Leerprocessen:

Daar waar NME zich richt op het overdragen van informatie en het
activeren van het individu, brengt LvDO sociale leerprocessen op gang in
het onderwijs, bij organisaties (overheden, bedrijven,
kennisinstellingen, NGO’s) en bij participatieve
besluitvormingstrajecten van de (lagere) overheden. 

Programma-uitvoering:

De aard van het programma NME zal ook in de programma-uitvoering anders
zijn dan het programma LvDO. Het programmabureau LvDO zet zich in om van
bovenaf gerichte acties te starten om leerprocessen op gang te brengen
en duurzaamheid als factor mee te laten wegen in
besluitvormingsprocessen. Het programmabureau NME daarentegen zal zich
vooral inspannen om van onderop, begeleid, activiteiten (in de vorm van
arrangementen) te laten ontstaan rond verbetering van het lokale
leefklimaat.

Bijlage 5.	Verklarende woordenlijst

Begrippenlijst nota natuur-en milieu-educatie  (In ontwikkeling)

Brede Scholen

De brede school is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich
bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van het samenwerkingsverband
is de ontwikkelingskansen van de kinderen te vergroten. Een ander doel
kan zijn een doorlopende, en op elkaar aansluitende opvang te bieden.
Onderwijs is in elk geval participant. Kinderopvang, welzijn,
peuterspeelzaal, sport, cultuur, bibliotheek en andere instellingen
kunnen ook een onderdeel van de brede school zijn. (wikipedia.nl)

In Brede Schoolverband kunnen basisscholen en scholen voortgezet
onderwijs samenwerken met opvanginstellingen, sportclubs, culturele
instellingen en vele andere. (bron: NME-nota 2008)

Burgerschapsvorming

Dit valt onder de wet  “Bevordering actief burgerschap en sociale
integratie” die vanaf 1 februari 2006 in werking is getreden. Deze wet
houdt in dat scholen voor primair (basis) en voortgezet onderwijs worden
verplicht om bij te dragen aan de integratie van scholieren in de
Nederlandse samenleving door middel van burgerschapsvorming. Bij
burgerschapsvorming staan 3 domeinen centraal: democratie, sociale
participatie en identiteit die bij bestaande vakken als geschiedenis,
maatschappijleer en godsdienst onderwezen moeten worden. 

Dierenwelzijn

Met dierenwelzijn wordt de lichamelijke en geestelijke gezondheid van
een dier bedoeld. Elk gehouden dier probeert zich aan te passen aan zijn
leefomgeving. Een dier voelt zich het best in een omgeving waarin hij
zijn natuurlijk gedrag kan vertonen en die hem geen stress, pijn of
angst bezorgt. (dierwelzijn.nl)

Duurzame leefomgeving

Het kabinet zet zich in voor een duurzame leefomgeving. Het wil forse
stappen zetten naar een schoner en zuiniger Nederland Ă©n een mooi en
sterk Nederland. Dat betekent meer oog voor milieu, minder
energieverbruik, meer technologische vernieuwing en minder verrommeling
van het landschap. Dat kunnen we niet alleen bereiken. Dat moeten we
samen doen: bedrijfsleven, wetenschap, maatschappelijke organisaties Ă©n
burgers. Want we moeten de wereld beter achter laten dan we haar
aantroffen. (samenwerkenaannederland.nl)

Een maatschappij zonder verspilling, vervuiling en verrommeling. Een
welvarend, klimaatbestendig, ecologisch mooi en gezond land voor
volgende generaties. (regering.nl) 

Respect voor het leven van mens, dier en natuur is het leidende
beginsel. Een nieuwe balans tussen ecologie en economie is nodig,
waarbij economische dynamiek en ecologische ontwikkeling met elkaar
worden verbonden. We zullen onze manier van produceren en consumeren zo
moeten veranderen dat verdere aantasting van ecosystemen wordt
voorkomen. De druk op het milieu moet omlaag. Door toepassing van nieuwe
innovatieve technologieën en een bewuster gedrag kan veel vooruitgang
worden geboekt voor mens en milieu. Hier liggen ook grote kansen voor
nieuwe economische activiteiten en versterking van ons
concurrentievermogen. Nederland kan hierbij voortbouwen op zijn sterke,
innovatieve traditie als waterland. (wikipedia.nl)

Educatie

De term Educatie is afgeleid van het Latijnse woord ‘educare’ in de
betekenis van opvoeden of koesteren en van het Latijnse woord
‘educere’ hetgeen betekent uitleggen of ontwikkelen. Deze
ontwikkelende en transformatieve betekenis is betekenisvol, maar wordt
overschaduwd door het transmissieve idee in termen van instructie of
onderwijzen. Educatie (als een werkwoord) wordt vaak gebruikt om een
proces te beschrijven, maar ook (als zelfstandig naamwoord) als
afkorting van ‘het educatieve systeem’ dat zowel beleid,
instellingen, curricula en actoren omvat.

Educatie wordt abusievelijk vaak vereenzelvigd met ‘onderwijs’ in de
zin van formele educatie. Maar ‘educatie’ omvat zowel formele,
non-formele als informele leerprocessen.

Formeel leren in de zin van het formele onderwijssysteem, waarbij
leerprocessen gericht zijn op het ontwikkelen van competenties om een
kwalificatie te behalen (diploma, graad, startkwalificatie).

Non-formeel leren in de zin van geplande leeractiviteiten, maar dan
buiten de schoolsituatie (bijvoorbeeld een cursus, of een
beroepstraining, of een excursie in de vrije tijd)

Informeel leren in de zin van niet geplande leeractiviteiten of niet
intentioneel leren (bijvoorbeeld via het lezen van de krant, een
televisieprogramma of een recreatief uitje in de dierentuin)

Educatie is dus een overkoepelende term die zowel vorming, onderwijs als
opvoeding omvat. Methoden van onderwijzen en leren binnen Ă©n buiten
schoolse omgevingen; leerprocessen die plaatsvinden binnen een schoolse
omgeving (formele educatie) of daarbuiten non-formeel), in de wereld als
zodanig (informeel), gericht op de overdracht van de waarden en
verzamelde kennis van een samenleving.

In de Duitse taal is de term ‘Bildung’ beeldend voor het bedoelde
proces.

Educatieve activiteit

Is een activiteit die leidt tot intentioneel leren. Het gaat om een
gepland leerproces waarbij de bedoelingen van de ‘educator’ vooraf
worden bepaald en van inhoud en werkwijze worden voorzien.

Generatie NU

Letterlijk wordt hiermee de huidige generatie jongeren bedoeld. De
jongeren van tegenwoordig. Wordt vaak gebruikt als tegenhanger van de
protestgeneratie van ’68.



Groene Kennis Coöperatie

De GKC is een samenwerkingsverband van het ‘groene onderwijs’, van
AOC’s (VMBO en MBO) de HASSEN en de Wageningen Universiteit.
Gezamenlijk wordt gewerkt aan de ontwikkeling en implementatie van
inhoudelijke programma’s (de A-programma’s, op basis van
beleidsagenda en/of maatschappeliijke ontwikkelingen) en tegelijkertijd
aan onderwijskundige vernieuwing en verbetering van een gezamenlijk
(kennis)infrastructuur (de O- en S- programma’s) De Groene Kennis
Coöperatie is van, voor en door de groene kennisinstellingen (onderwijs
en onderzoek). In dit samenwerkingsverband bundelen wij onze krachten
zodat wij in staat zijn onze innovatie-opdracht met grote ambities te
realiseren.

De coöperatie organiseert als `innovatieplatform' inhoudelijke
samenwerking tussen de instellingen daar waar dat nodig en nuttig is.

Meer en intensievere samenwerking met het bedrijfsleven en de
samenleving is onze belangrijkste doelstelling; doelgroepen meer binnen
de groene kennisinstellingen te halen en als groene scholen zelf meer
naar buiten te treden. Door kennis beter en sneller beschikbaar te
stellen levert ze een bijdrage aan innovatie. De vernieuwing in het
(groene) onderwijs schept nieuwe mogelijkheden voor de `school als
kenniscentrum' waarbij leerlingen en studenten actief worden betrokken
bij de praktijk waardoor kennis beter wordt benut.

Groene maatschappelijke stages

Een maatschappelijke stage is een vorm van leren binnen of buiten de
school, waarbij leerlingen in het voortgezet onderwijs door middel van
vrijwilligersactiviteiten kennismaken met allerlei aspecten en
onderdelen uit de samenleving. Jongeren leren het beste hoe de
maatschappij in elkaar zit door actief mee te doen en bij te dragen aan
de maatschappij. Om een maatschappelijke stage vorm te geven, werken
scholen en vrijwilligersorganisaties nauw samen om de juiste balans te
vinden tussen de dienst die de leerling voor de samenleving verleent en
wat de leerling ervan leert. (bron: Podiumonline)

Zie ook paragraaf 3.7 van dit document

Groenvouchers

Naar analogie van Cultuureducatie, waar leerlingen via o.a. het
Cultureel Jongeren Paspoort (CJP) vrije toegang of kortingen kunnen
krijgen op voorstellingen en projecten. Het idee is geopperd om
leerlingen (binnen school) en kinderen (buiten school) via een systeem
van vouchers te laten deelnemen aan NME-activiteiten zoals excursies,
werkweken, natuurprojecten, etc. Een alternatief is om de vouchers niet
per leerling, maar per school beschikbaar te stellen.



Kernleerplan

Geeft de kern weer van wat leerlingen aan het eind van hun opleiding
minimaal moeten kunnen en kennen over een thema. (bron slo.nl)

Een kernleerplan geeft een beschrijvingen van een bepaalde
onderwijsinhoud. Het is meer beschrijvender dan de kerndoelen of
exameneisen, maar ordent minder specifiek als een leerlijn.

Een kernleerplan kan dienen als inspiratie voor het (verder) uitwerken
van onderwerpen binnen een bepaalde context van het formele
educatiesysteem.

Leven Lang Leren 

LLL is leren gedurende het hele leven, hetzij continue, hetzij in
periodes. LLL stimuleert en ondersteunt individuen om alle kennis,
waarden, vaardigheden en begrip te verzamelen gedurende de hele
leefperiode. Op deze manier zijn mensen in staat met vertrouwen,
creativiteit en plezier de verworvenheden toe te passen in verschillende
rollen en verschillende omstandigheden.

(UNECE Strategy for ESD, Unesco’s Decade for ESD)

Levensbreed leren

LBL versterkt het concept van Leven Lang Leren door de aandacht te
vestigen op de verschillende omstandigheden en rollen waarin geleerd kan
worden. Het kan gaan om leren in de werksituatie, of juist privé, als
individu of juist als onderdeel van een sociaal verband. Het geeft aan
hoe complementair formeel, non-formeel en informeel leren is. LBL geeft
ook aan dat ‘leren’ in de zin van docent of student kan verschillen
in verschillende rollen. In de ene situatie leer je zelf, in een andere
situaties kunnen anderen weer van je leren. Dat verschilt in de tijd en
in de plaats en in de verschillende rollen. Het aloude ‘gezonde
boerenverstand’ is ook een vorm van levensbreed leren, evenals het
waarderen van ‘levenservaring’ als bron van leren.

(UNECE Strategy for ESD, Unesco’s Decade for ESD)

Milieuvouchers

Zie Groenvouchers. De onderwerpen voor Milieuvouchers liggen meer in de
sfeer van (milieu) bedrijfsbezoeken/excursies.

Natuurbehoud

Natuurbehoud of natuurbescherming omvat zowel het streven naar
instandhouding van zoveel mogelijk soorten planten en dieren en hun
levensgemeenschappen, als het behoud van de natuurlijke evenwichten in
de biosfeer en van de productiviteit van de natuurlijke hulpbronnen, met
inbegrip van bodem, water en lucht (worldwidebase.com).



Natuurbeleving

Natuurbeleving is het in contact brengen met natuur in de breedste zin
van het woord. Het gaat daarbij om zoveel mogelijk zintuiglijke
waarneming van kijken, proeven, voelen, ruiken en horen. Ook een
‘spirituele’ beleving van natuur kan onderdeel zijn. Bewust of
onbewust. 

Natuurbeleving doet eerder een beroep op de zintuigen en emotie dan op
de ratio.

Vormen van natuurbeleving kunnen ook gericht zijn op een meer
recreatieve invulling van NME. Maar zoals Maria Montessorri reeds zei:
‘mijn leren is spelen, mijn spelen is leren”.

Natuur-en milieubewuste levensstijl

Is een levensstijl waarin bewuste en weloverwogen keuzes worden gemaakt
waarbij de omstandigheden voor natuur en milieu expliciet worden
meegewogen.

Het kan daarbij gaan om keuzen voor bepaalde producten, of keuzen
betreffende manieren van transport, wonen, recreëren.

Natuur-en milieu-educatie (NME)

Betreft alle vormen van - systematische en planmatige - leeractiviteiten
met betrekking tot natuur, ecologie, milieu, landschap, duurzaamheid en
dierenwelzijn. Uitgangspunt van de NME-gedachte is dat natuur-en
milieu-educatie zorgt voor kennis en inzicht in natuur, milieu en
dierenwelzijn. Dit zal leiden tot meer betrokkenheid, respect, natuur-
en milieuvriendelijk handelen en daarmee tot duurzaamheid en
leefbaarheid van de samenleving.

NME is gericht op het toerusten van doelgroepen om hun
verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het leven en de leefomgeving
hier en voor elders en later, weloverwogen vorm te geven. Hiertoe is NME
gericht op het uitbreiden van de keuze-en handelingsmogelijkheden van
betrokkenen (bron; Er hing een spiegel boven het water)

De term wordt ook vaak gebruikt om 'binnenschoolse' educatie aan te
duiden, met name in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, in de
vorm van ecologische basisvorming (een van de kerndoelen van
basisonderwijs in Nederland). Het betreft echter alle vormen van
voorlichting, educatie, burgerparticipatie en communicatie voor een
algemeen publiek, waarbij het gaat om natuur, landschap, erfgoed,
leefomgeving, milieu, leefbaarheid en duurzaamheid.

Binnen NME wordt ook wel de term ‘ecologische basisvorming’
gehanteerd. Dat duidt op een minimum aantal begrippen waarmee enerzijds
het ecologisch systeem kan worden begrepen, anderzijds het sociale /
economische systeem en de interactie tussen die twee systemen (vaak
leidend tot natuur- en milieu-problemen).

NME wordt enerzijds in inhoudelijke begrippen geduid : water, groen,
afval, klimaat, energie etc.

En anderzijds in meer houdingsaspecten zoals bewustzijn,
verantwoordelijkheid, zorg en waarde.

NME-activiteit

Is een geplande activiteit gericht op intentioneel leren, waarbij het
onderwerp gerelateerd is aan ‘natuur’ en/of ‘milieu’ in de brede
betekenis van de woorden.

NME-centra

NME centra betreft de verzamelnaam van de organisatorische,
institutionele en fysieke vormen van NME. Het kan gaan om een
kinderboerderij, een schooltuin, een gebouw met lesfaciliteiten, maar
ook om een kantoor van waaruit NME activiteiten georganiseerd worden of
materialen worden uitgeleend. Er is een grote diversiteit in
verschijningsvormen en omvang van NME-centra . Er zijn ca. 200 van
dergelijke centra verspreid over Nederland. Dat aantal is arbitrair,
afhankelijk welk soort voorzieningen je meetelt als NME centrum

(bron: Staalkaart NME)

NME-werkveld

Het NME werkveld bestaat uit alle organisaties die natuur-en
milieuaducatieve taken uitvoeren. Voor een deel zijn dit organisaties
die NME als hoofdtaak hebben (bijvoorrbeeld NME-centra, heemtuinen en
kinderboerderijen). Daarnaast zijn in dit werkveld veel organisaties
actief die incidenteel of als neventaak educatieve taken uitvoeren
(voorbeelden zijn volkstuinen, natuur-en milieuorganisaties en
buurthuizen). 

Het betreft zowel landelijke actoren (bijvoorbeeld IVN, SME, Veldwerk
Nederland, Codename Future) als regionale en provinciale actoren
(Consulenten NME, bezoekerscentra) als lokale actoren (NME-centra,
vrijwilligersgroepen, kinderboerderijen, etc.) 

o.a. (bron: podiumonline.nl)

 Burgeronderzoek QA + , ministerie VROM 

 Bijvoorbeeld: een recente inventarisatie door ministerie V&W laat zien
dat er 302 projecten zijn op gebied van ‘water-educatie’,
doelgroepen zien soms door de bomen het bos niet meer.

 Nota NME: “Kiezen, leren en meedoen; Naar een effectieve inzet van
natuur- en milieu-educatie 2008-2011, 

  hoofdstuk  5, pag 27-38 en hoofdstuk 6, pag. 39-42.

  Rapportage Advies Programmamanagement NME, Fase 1 Informeren werkveld,
SenterNovem 28-08-08.

  Nota NME: “Kiezen, leren en meedoen; Naar een effectieve inzet van
natuur- en milieu-educatie 2008-2011, 

    hoofdstuk 6, pag. 40-41.

  Ministerie VROM, 2006: “Draagvlak voor natuur- en
milieu-educatie”, Eindrapportage enquĂȘte onder 1.000 burgers en

   twee panelbijeenkomsten.

 Kernleerplan SLO: Leren voor de Toekomst

 In de nota NME wordt gewezen op het totaalbudget voor NME dat door
andere overheden, fondsen en bedrijven wordt ingezet. Dit ligt in de
orde van € 45 miljoen per jaar.  Ook kan worden gekeken naar de wijze
waarop departementen andere kennisinstrumenten inzetten. Synergie is
bijvoorbeeld te behalen door samen te werken met de Groene Kennis
Coöperatie. Ook door matching te zoeken met budgetten uit andere
overheidinstrumenten. Enkele voorbeelden zijn programma Groen en de Stad
(LNV), Klimaatakkoord (VROM), Watervisie (V&W), SLOA-middelen voor
onderwijsondersteunende organisaties (OCW) etc.

 Nota NME, hoofdstuk 5, indicatieve acties en indicatieve
budgetverdeling, pag. 27 - 38

 In onderliggend uitvoeringskader NME 2008-2011 staat het
arrangementenmodel in schema uitgewerkt met een 

  uitgebreide toelichting, zie pag. 11

 nota NME, bijlage 1, pag. 43.

 PAGE   47 

 PAGE   17 

Uitvoeringskader NME 2008-2011

2012

2008-2009

Fase 1: verbinden & richten

Fase 2: verdiepen & verbreden

pilots

Arrangementen

v e r n i e u w e r s

a a n b i e d e r s

e i n d g e b r u i k e r s

b e s t u u r l i j k e  a c t o r e n

Beleidsopgaven

Toe pa s s i n g

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

Maatschappelijke ontwikkelingen

Arr 1

Arr. 4

3

Arr. 2

adviesgroep

ambtelijk voorbereidingsplatform

(inter) bestuurlijke Regiegroep LvDO-NME

Minister LNV

3. Programmamanager + secretariaat

                       

2.  Kwaliteit & professionalisering

1. NME arrangementen & pilots

1a. specifiek

1b. generiek

Programmabureau NME

medewerkers NME Centrum Weizigt, regionale steunpunten NLT, SME Advies,
KNMI, Wetenweek, redactie Kennisnet

Arrangementen

v e r n i e u w e r s

a a n b i e d e r s

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

NME Centrum Weizigt, campagne HIER!, div. educatieve materialen: GLOBE,
film Al Gore + webquest, www.duurzaamheid.kennisnet

Platform BĂȘtaTechniek, TU Delft, Klimaatverbond

Techniek voor Klimaat

Schoolbesturen, schoolleiders, docenten vd

VO-scholen in Dordrecht

gemeente Dordrecht, 

provincie Zuid-Holland, VROM

Energie en klimaat

Leerlingen vd  deelnemende

VO-scholen in Dordrecht

BĂȘtaTechniek, vak NLT

DHO, medewerkers NME Centra, consulentschap IVN, Watermuseum, Scholen
voor Duurzaamheid, etc.

Arrangementen

a a n b i e d e r s

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

bestaande educatieve materialen, 

leerlijn water SLO, watercanon V&W,  www.duurzaamheid.kennisnet

Friese Leerlijn Water

schoolleiders, docenten, opleidings coördinatoren van scholen in
Friesland  PO, VO, (V)MBO, HO

gemeente Heerenveen en Leeuwarden, 

wetterskip Fryslan, provincie Friesland, ministerie V&W/DGW

Duurzaam waterbeheer en -technologie

Leerlingen van de  deelnemende

VO-scholen in Leeuwarden en Heerenveen

maatschappelijke stages, leerlijn water, probleemgestuurd en
competentiegericht onderwijs

Movisie, Wetsus, Reinwater, SLO,

TU Twente en WUR, ECDO Noord Nederland

medewerkers NME Centrum Amsterdam, schooltuinleiders, stg. educatief
platteland

Arrangementen

a a n b i e d e r s

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

schooltuinen, educatieve boerderijen, NME centrum, smaaklessen,
kinderboerderijen,  www.klasseboeren.nl

Proeftuin Amsterdam

schoolbesturen, schoolleiders, docenten van Amsterdamse basisscholen 

verbinding stad-platteland, 

biodiversiteit, voeding

leerlingen van Amsterdamse basischolen die  deelnemen en hun ouders

gemeente Amsterdam, deelraden, provincie Noord-Holland, ministerie LNV

lifestyle: gezonde voeding en beweging,

samen leven

Voorlichtingsbureau voor de voeding,

meester Bert, project Boerderij-educatie

Jeugdraad lokaal, KvK, medewerkers NME Arnhem, ondernemersvereniging,
MilieuCentraal

lokale jongerenorganisatie, campagne HIER!,

regioTV, debatten tussen jongeren, bedrijven en wethouder ,
www.duurzaamheid.kennisnet.nl

Arrangementen

a a n b i e d e r s

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

Energie en klimaat

Kamer van Koophandel Arnhem, horecagelegenheden Arnhem, 

ROC A12 afdeling Detailhandel

Arnhemse jongeren, leerlingen van MBO 

gemeente Arnhem, ministerie VROM

De Energieke Winkelstraat

jongerenparticipatie, burgerschap 

 

Nationale Jeugdraad, netwerk Duurzaam MBO,  gemeente Arnhem
(participatiebeleid)

medewerkers NME centrum, 

werknemers sociale werkplaats

Arrangementen

a a n b i e d e r s

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

Netwerk Springzaad, terrein Woeste Weide, sociale werkplaats (onderhoud
en beheer)

welzijnswerk (BSO, tienerwerk, ouderenwerk), allochtonen en
jongerenorgansiaties Sliedrecht

Natuur, biodiversiteit, kwaliteit leefomgeving

jeugd en jongeren vd gemeente Sliedrecht,

 hun ouders 

gemeente Sliedrecht, ministerie  LNV en VWS

Leren in het groen: 

De Sliedrechtse Dorpstuin

Leefbaarheid, sociale integratie 

 

Jantje Beton, Stg. Veldwerk Nederland, gemeente Sliedrecht (welzijn &
participatiebeleid)

werknemers De Kaardenbol + BSO’s, schooltuinleiders, 

docenten +leerlingen AOC’s en pabo’s

Arrangementen

a a n b i e d e r s

Ondersteuning / Facilitering / Instrumenten

schooltuincomplex, Stg. Oase, BSO-besturen, NME Centrum de Kaardenbol, 

Vereniging v. schooltuinleiders, AOC

gemeente Zutphen, ministerie  LNV

Natuur, biodiversiteit, voeding

kinderen die op een Brede School zitten, jeugd die gebruik maakt van BSO
en hun ouders

 in Zutphen

gemeentelijke Brede School organisaties, schoolbesturen,
ouderverenigingen in Zutphen

Leren in het groen:

Brede Schooltuin in Zutphen

Brede School, naschoolse opvang 

 

Bureau Sardes, GDO , expertisecentrum Oberon