Adviesaanvraag aanpak inhaleerbare allergenen
Bijlage
Nummer: 2008D23532, datum: 2008-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verzamelbrief Arbo-onderwerpen: reactie op Gezondheidsraadadviezen stralingsdosimetrie en luchtwegallergie en SER-adviesaanvraag ARIE (2008D23530)
Preview document (š origineel)
DOCPROPERTY iAdressering \* MERGEFORMAT Aan de voorzitter van de Commissie Arbeidsomstandigheden van de Sociaal-Economische Raad DOCPROPERTY iStraat \* MERGEFORMAT Postbus DOCPROPERTY iNr \* MERGEFORMAT 90405 DOCPROPERTY iToev \* MERGEFORMAT DOCPROPERTY iPostcode \* MERGEFORMAT 2509 LK DOCPROPERTY iPlaats \* MERGEFORMAT S GRAVENHAGE DOCPROPERTY iKixCode \* MERGEFORMAT 2509 LK90405 Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl DOCPROPERTY kCP \* MERGEFORMAT Contactpersoon DOCPROPERTY iCP \* MERGEFORMAT drs. A.G.M. van Oostrum DOCPROPERTY kDoorkies \* MERGEFORMAT Doorkiesnummer DOCPROPERTY iDoorkies \* MERGEFORMAT (070) 333 44 66 DOCPROPERTY kEmail \* MERGEFORMAT E-mail DOCPROPERTY iEmail \* MERGEFORMAT AvOostrum@minszw.nl DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk DOCPROPERTY iOnskenmerk \* MERGEFORMAT ARBO/P&G/2008/26678 DOCPROPERTY kDatum \* MERGEFORMAT Datum DOCPROPERTY iDatum \@ "d MMMM yyyy" DOCPROPERTY iAanhef \* MERGEFORMAT Geachte heer Linschoten, De Gezondheidsraad bracht advies uit over beroepsmatige blootstelling aan inhaleerbare allergenen, stoffen die een allergische reactie oproepen, zoals met name astma. Het advies beschrijft de stand van wetenschap inzake de preventieve middelen, advieswaarden en gezondheidsbewaking. Bij deze vraag ik u advies hoe bij arbeidsbescherming betrokken partijen hier een vervolg aan kunnen geven. 1. Het advies van de Gezondheidsraad over inhaleerbare allergenen Voorgeschiedenis Onderzoek toonde in de jaren ā90 de (waarschijnlijke) samenhang van gezondheidsklachten en blootstelling via de luchtwegen aan allergenen. Meelstof was een prominent voorbeeld. Door aandacht van het arboveld en de overheid groeide inzicht in risicoās en mogelijke maatregelen. Ook groeide de behoefte aan meer specifieke kennis. De Gezondheidsraad kon in 2004 voor meelstof onder meer een formule geven voor de relatie tussen blootstelling en extra kans op gezondheidsschade. De toenmalige SER-commissie MAC-waarden overwoog een haalbare grenswaarde meelstof te adviseren, conform het toen geldende stelsel grenswaarden gevaarlijke stoffen. Ze schortte dit op vanwege behoefte aan advisering over allergenen in het algemeen. Mede daarom vroeg Staatssecretaris Van Hoof de Gezondheidsraad om advies. Kern wetenschappelijke vaststellingen en advies van de Gezondheidsraad De Raad beperkt zich tot inhaleerbare allergenen; tegen blootstelling via de huid is volgens hem aanzienlijk meer bescherming mogelijk. Allergenen maken dat veel mensen door blootstelling gesensibiliseerd raken, dat is gevoelig worden voor het allergeen. Het is de overtuiging van de Raad dat bij voortdurende blootstelling nagenoeg iedere gensibiliseerde vroeg of laat een allergie ontwikkelt en gezondheidsklachten heeft bij zelfs geringe blootstelling aan het allergeen. Bij een vroege diagnose en vermijding van blootstelling zullen klachten, vaak ontstoken neusslijmvliezen en/of ogen, grotendeels verdwijnen. Een ernstig gevolg is allergisch beroepsastma, met naar schatting jaarlijks 500 Ć 2000 nieuwe gevallen in Nederland. De Raad wijst op buitenlandse literatuur waarin enkele malen een fatale afloop is gemeld. Meer dan de helft van de mensen met allergisch beroepsastma heeft jaren na het beĆ«indigen van de blootstelling nog astmatische klachten, die ook chronisch kunnen worden. De Raad maakt gewag van ruim 200 in werk geĆÆdentificeerde inhaleerbare allergenen. Het gaat om natuurlijke substanties, zoals uitscheiding van dieren, sommige soorten houtstof en plantenpollen. Ook betreft het metalen en chemicaliĆ«n, in kunststof-, metaal- en verfproductie en -verwerking, maar ook bij kappers. Zeker 200.000 werkenden staan eraan bloot. De kennis en wetenschappelijke zekerheden lopen uiteen voor diverse allergenen en werksoorten. De kans op sensibilisatie en klachten blijkt te verschillen; er is ook invloed van persoonlijke kenmerken als aanleg, maar de mate ervan is onzeker. De Raad beschouwt sensibilisatie als kritisch gezondheidseffect, dat voorkĆ³men zou moeten worden. Voor de meeste allergenen is geen betrouwbare gezondheidskundige advieswaarde te geven. De Raad adviseert eventuele normering op te stellen aan de hand van een te aanvaarden extra kans op sensibilisatie, rekening houdend met het achtergrondrisico in de algemene bevolking. De Gezondheidsraad acht het de moeite waard om gezondheidsscreening te overwegen: vroegtijdig opsporen van werkenden die bij voortgezette blootstelling (meer) klachten krijgen. 2. De contekst van deze adviesaanvraag Ervaringen tot nu toe met bescherming tegen beroepsmatige blootstelling aan allergenen Vanaf midden jaren ā90 ontstond meer aandacht voor allergenen, vooral die waaraan grotere groepen werknemers blootstaan. Inzet voor arbeidsbescherming nam toe, ook door arboconvenanten en het VASt-programma. Bekend voorbeeld is het convenant āmeelsectorenā, in de keten van grondstoffen- en maalindustrie, ambachtelijke en industriĆ«le bakkers, productschap en leveranciers van apparatuur. Stofbeheersing leidde tot reductie van blootstelling; desondanks is er nog blootstellingsproblematiek, zeker in kleine bedrijven en bij sommige functies. Een succes - als zodanig door de Gezondheidsraad genoemd - was de introductie van latexarme handschoenen in de zorg, samen met leveranciers, leidend tot gestage afname van latexgerelateerd astma. Het Productschap Tuinbouw initieerde met diverse partners een opmerkelijk experiment met het houden van bijen tegen stuifmeel in paprikakassen; allergische klachten namen significant af. Arboregelgeving; bedrijfsleven verantwoordelijk voor aanpak Allergenen vallen onder de Europese en Nederlandse arboregelgeving gevaarlijke stoffen. Daarin staat voorop dat bedrijven verantwoordelijk zijn en de nodige beschermende maatregelen nemen. De overheidsinzet is zich te beperken tot doelvoorschriften, en bedrijven en sectoren ruimte te geven om een eigen arbopakket op maat te ontwikkelen. Blijkens het advies van de Gezondheidsraad zijn er verschillen in de stand van kennis van risicoās van allergenen, dus verschillen in kennis tussen sectoren waar sprake is van blootstelling. Verder leren de zojuist genoemde ervaringen dat bundeling van krachten van zĆ©Ć©r uiteenlopende partijen āin de ketenā nodig is, Ć³ver de grenzen van regulier sectoraal overleg heen. Verbetering in arbeidsbescherming vraagt dus zeker inspanning van bedrijven en sociale partners. 3. De verdere aanpak; vragen aan de SER-commissie Hoe zorgplicht te concretiseren? De werkgever heeft ook bij allergenen de zorgplicht tot doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer. Hij moet dus maatregelen nemen, conform de arbeidshygiĆ«nische strategie bij voorrang door aanpak bij de bron. Als dat redelijkerwijs niet mogelijk is, moet hij maatregelen nemen van een lager niveau in die strategie. Of door de genomen maatregelen de bescherming tegen gevaarlijke stoffen voldoende doeltreffend is, is te bepalen aan de hand van de āveilige waardeā die - als de overheid er geen stelt - de werkgever zelf stelt; dit ook op advies van de SER bij het per januari 2007 vernieuwde stelsel grenswaarden. De Gezondheidsraad maakt nu duidelijk dat bij de meeste allergenen geen veilige waarde kĆ”n bestaan. Het ontbreken van zoān ijkpunt voor de inspanningen van het bedrijf geeft onzekerheden bij keuze en toepassing van maatregelen. Dat bevordert een aanpak door het bedrijfsleven niet. Ik meen dat in vervolg op dit advies van de Gezondheidsraad het nodig is te concretiseren hoe de werkgever aan zijn zorgplicht kan voldoen, indien werk met blootstelling aan allergenen niet vermeden kan worden. Ik zie daarvoor twee mogelijkheden. Optie (1), leidraad zorgplicht werkgever De arbeidshygiĆ«nische strategie schrijft voor dat doeltreffende maatregelen getroffen worden waarmee de blootstelling zodanig wordt gereduceerd dat geen schade wordt toegebracht aan de gezondheid van werknemers. De keuze voor een categorie maatregelen is gebonden aan een rangorde, waarbij overgang naar een lagere categorie afhankelijk is van toepassing van het redelijkerwijsbeginsel. Voor sommige categorieĆ«n maatregelen geldt dat daarmee doorgaans de blootstelling geheel weggenomen kan worden. Te denken valt bijvoorbeeld aan ruimtelijke afscheiding van werknemer en bron, omkasting en puntafzuiging. Indien het redelijkerwijs niet mogelijk is zodanige maatregelen te treffen dat daarmee het gezondheidsrisico geheel wordt weggenomen ontstaat de vraag hoe de werkgever kan bepalen of hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan. Er rijst dus de vervolgvraag onder welke condities, in welke gevallen de werkgever kan stellen te hebben voldaan aan zijn plicht tot bescherming, c.q. er een beroep op kan doen dat redelijkerwijs niet meer verlangd kan worden. Dat is zoals bekend afhankelijk van drie criteria, ook in onderlinge samenhang: technische haalbaarheid, zoals beschikbaarheid en toepasbaarheid van hulpmiddelen operationele haalbaarheid, zoals het vermijden van andere opkomende risico's zwaarwegende economische effecten. Het is nodig houvast te ontwikkelen voor praktische toepassing van deze drie criteria. Dat kan bijvoorbeeld neergelegd worden in een leidraad die de werkgever helpt met een plan van aanpak voor maximale inspanning om de blootstelling aan allergenen te beheersen. Dat reduceert onzekerheden over het voldoen aan de zorgplicht. Naar valt aan te nemen bevatten de ervaringen van arboconvenanten en VASt-trajecten naast dit Gezondheidsraadsadvies enkele van de bouwstenen voor een dergelijke leidraad. De leidraad biedt mogelijk ook handvatten voor arbocatalogi. Optie (2), formulering van āaanvaarde risicogrensā en na te streven verbetering Een andere invalshoek kan zijn dat de commissie zich uitspreekt over een te aanvaarden extra kans op sensibilisatie, ofwel een acceptabel beschermingsniveau. Er ligt hier een analogie met kankerverwekkende stoffen, waar evenmin veilige waarden vast te stellen zijn. Bij die stoffen zijn aan de orde een uiterste te aanvaarden kans op ontwikkeling van kanker, en een streefwaarde voor reductie van die kans. Dat kader is ontwikkeld door een voorloper van uw huidige commissie grenswaarden. Bij allergenen is sprake van andere risico's, maar is wel dezelfde vraag aan de orde naar grenzen. De commissie arbeidsomstandigheden van de SER zou een dergelijke kwantitatieve uitspraak kunnen doen voor allergenen. Vervolgens is te onderzoeken wat voor diverse allergenen de bijbehorende blootstellingsgrenzen zijn; voorzover dat voor een allergeen nog niet kan door gebrek aan gegevens, is -zoals in optie 1- een aanpak op te stellen voor maximale inspanning tegen blootstelling. De risicogrenzen geven een focus voor bedrijven en sectoren waarop zij hun maatregelen kunnen richten. Welke optie heeft de voorkeur? Wil de commissie aangeven hoe zij verbetering in bescherming bij werk met blootstelling aan inhaleerbare allergenen het meest gesteund ziet: een maatstaf voor de zorgplicht van de werkgever bij werk met blootstelling aan allergenen, ten behoeve van bedrijven en sectoren; een kwantitatieve uitspraak van de commissie over een maximaal te aanvaarden risiconiveau voor sensibilisatie, en een aanvaard streefrisiconiveau. Hierbij dient te worden betrokken op welke wijze de blootstellingsconcentraties die gerelateerd zijn aan deze risicogrenzen worden afgeleid. Vervolgvragen na deze keuze Welke nadere invulling wil de commissie geven aan de gekozen optie? Heeft de commissie nadere opvattingen over de maatstaf voor praktische toepassing van de drie haalbaarheidscriteria (optie 1)? Hoe weegt de commissie het risico van allergenen ten opzichte van dat van kankerverwekkende stoffen en hoe dienen de bijbehorende blootstellingsgrenzen vastgesteld te worden? Op welke wijze zou het bedrijfsleven die verantwoordelijkheid zelf kunnen nemen (optie 2)? Kent de commissie vanuit haar inzicht in de praktijk bedrijven of sectoren met ervaring in aanpak van allergenen, zoals met veilige werkwijzen of anders werkwijzen die in ieder geval een stap in de goede richting zijn, of ervaringen met hanteren van grenswaarden? Zijn deze ervaringen te gebruiken bij optie (1) of (2)? Kan de commissie aangeven welke rol brancheorganisaties en sectorfondsen bij de uitwerking van de gekozen optie kunnen spelen? Welke rol ziet de commissie voor zichzelf bij opstellen van de leidraad (optie 1) of werkzaamheden ten behoeve van de kwantitatieve uitspraak (optie 2)? Welke andere partijen zijn door haar te betrekken bij uitvoering van het traject van de gekozen optie? Zullen bijvoorbeeld sectorfondsen kunnen bijdragen? Hoe meer aandacht voor gezondheidsbewaking in aanvulling op beheersmaatregelen? De Gezondheidsraad is in beginsel positief over het instrument periodieke screening: het vroeg opsporen van werknemers die (meer) klachten zullen krijgen. Hij acht gezondheidsbewaking gerechtvaardigd in deze situatie van allergenen; er moet in de praktijk immers mee rekening worden gehouden dat werknemers allergische klachten kunnen ontwikkelen. De Raad vindt het een voorwaarde dat screening alleen plaats vindt in aanvulling op maatregelen voor minder blootstelling. Voordeel is dat betrokken werknemers vroegtijdig ander werk of meer individuele bescherming kunnen krijgen. Dat draagt bij aan duurzame arbeidsparticipatie. De Raad wijst op de mogelijkheid aan te sluiten bij regelingen of initiatieven als Periodiek ArbeidsGezondheidskundig Onderzoek of Preventief Medisch Onderzoek. Maar ook wijst hij op de noodzaak van onderzoek naar kosteneffectiviteit. Hoe meer aandacht; sectorale arrangementen met verzekeraars? Ik vraag uw commissie of en hoe gezondheidsbewaking beter onder de aandacht is te brengen bij sectorale sociale partners of bedrijven. Graag verneem ik of u naar uw mening sectorale arrangementen met verzekeraars (verzuim/arbeidsongeschiktheid, zorg) kunnen bijdragen, en of u zulke arrangementen wilt aanbevelen aan sectorale sociale partners. Ik hecht eraan uw advies in mei 2009 te ontvangen. Hoogachtend, de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J.P.H. Donner) IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kBijlagen \* MERGEFORMAT Bijlagen(n): IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" IF DOCPROPERTY iBijlagen \* MERGEFORMAT iBijlagen = "" " " " " " " IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" DOCPROPERTY kCC \* MERGEFORMAT c.c.: IF DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT = "" "" " " DOCPROPERTY iCC \* MERGEFORMAT Het advies āPreventie van werkgerelateerde luchtwegallergieĆ«nā d.d. 13 maart 2008, nr. 2008/03, is in beperkte oplage gedrukt; het is te downloaden via www.gr.nl Oa. Heederik e.a., Arboconvenant Grondstofallergie, eindmeting juli 2007; SZW, Den Haag, november 2007. Tj. BlacquiĆØre (eindred.), De waarde van het inzetten van honingbijen bij de preventie van beroepsallergie bij werkers in de paprikateelt; onderzoek in opdracht van het Productschap Tuinbouw, Zoetermeer, maart 2003. DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk DOCPROPERTY iOnskenmerk \* MERGEFORMAT ARBO/P&G/2008/26678 PAGE 5 DOCPROPERTY i2eGeledingTxt \* MERGEFORMAT PAGE 5