Rapportnotitie Resultaten Vervolgproject 2008 Dieper duiken in het schuim
Bijlage
Nummer: 2008D23591, datum: 2008-12-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Toezegging AO 29 oktober 2008 inzake rapport "Dieper duiken in het schuim" (2008D23590)
Preview document (🔗 origineel)
Rapportnotitie Resultaten Vervolgproject 2008 Dieper duiken in het schuim Veiligheid lichtschuim brandblussystemen (hi-ex inside air) in 26 grote opslaglocaties van gevaarlijke stoffen Inleiding De VROM-Inspectie heeft in 2007 het landelijke onderzoek "Dieper duiken in het schuim" uitgevoerd. Het betrof een onderzoek naar de veiligheids- en nalevingssituatie bij bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen, waarvan de opslagplaatsen voorzien zijn van een automatische hi-ex schuimblusinstallatie. Het resultaat van deze landelijke steekproef bij 26 bedrijven en het betrokken bevoegd gezag was dermate verontrustend, dat de Minister van VROM op 14 april 2008 in een brief aan de Tweede Kamer ondermeer een door de VROM-Inspectie uit te voeren vervolgonderzoek heeft aangekondigd. Het doel van het vervolgproject hi-ex 2008 was om na te gaan of aan de adviezen die de VROM-Inspectie anderhalf jaar geleden aan deze groep bedrijven en bestuursorganen heeft uitgebracht, in de tussentijd daadwerkelijk gevolg is gegeven. In deze rapportnotitie staan de resultaten en conclusies van het vervolgproject hi-ex 2008 vermeld. Werkwijze Direct na de controles van het onderzoek “Dieper duiken in het schuim” heeft de VROM-Inspectie medio 2007 alle 26 betrokken bestuursorganen en bedrijven schriftelijk op de hoogte gesteld van de aangetroffen specifieke overtredingen en knelpunten. Tevens was daarbij gevoegd een maatwerkadvies per bevoegd gezag en per bedrijf hoe deze tekortkomingen ongedaan te maken. In september 2008 heeft de VROM-Inspectie opnieuw de bestuursorganen aangeschreven om de huidige stand van zaken met betrekking tot de constateringen gedaan in 2007, op te vragen. Vervolgens zijn aan de hand van een standaardchecklist zowel met het betrokken bedrijf als met het bevoegd gezag telefonische interviews gehouden. Resultaten De resultaten van het onderzoek zijn onderverdeeld in resultaten bevoegd gezag en resultaten bedrijven. Tevens is een onderverdeling gemaakt in het hebben van een adequate vergunning en de naleving van de minimale veiligheidsvereisten. Deze resultaten heeft de VROM-Inspectie daarbij afgezet ten opzichte van de bevindingen uit het onderzoek van 2007. Resultaten bevoegd gezag Vergunningverlening Zonder een adequate milieuvergunning kan bij niet-naleven van de vereiste veiligheidsvoorschriften, het bevoegd gezag geen handhavingstraject instellen tegen bedrijven. In 2007 bleek dat in bijna alle vergunningen één of meer nader genoemde essentiële brandbeveiligingsvereisten ontbraken. In 2008 blijkt dat nog steeds te gelden voor 18 van de 26 milieuvergunningen. Handhaving op huidige veiligheidsnormen kan daarmee bij deze 18 bedrijven dus nog altijd niet plaatsvinden. Eerst zal het bevoegd gezag immers de vergunning nog moeten aanpassen. Er vinden weliswaar mede op verzoek van de VROM-Inspectie op dit moment bij 7 vergunningen aanpassingen plaats. Voor de overige 11 vergunningen geldt dat niet. In die vergunningen heeft het bevoegd gezag nog altijd niet de hedendaagse veiligheidsnormen opgenomen en kan zij zodoende de naleving hiervan bij de bedrijven ook niet afdwingen. Drie van de 26 milieuvergunningen zijn van bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo). Daarnaast is er één bedrijf dat IPPC-plichtig is. De vereisten in de milieuvergunning van dit IPPC-bedrijf voldoen op het aspect veiligheid niet aan de daarvoor aangewezen eisen van beste beschikbare techniek. Datzelfde geldt voor de vergunningen van de drie Brzo-bedrijven. Van drie van de 26 bedrijven is de provincie bevoegd gezag. Provincies scoren bij dit vervolgonderzoek niet beter dan gemeenten. Datzelfde gold voor het onderzoek in 2007. Een grote milieudienst heeft naar aanleiding van het hi-ex onderzoek 2007 het bedrijvenbestand nagegaan op hi-ex bedrijven en van die bedrijven de procedure tot wijziging van de vergunning gestart. Daarbij zijn echter onjuiste voorschriften aan de milieuvergunningen toegevoegd. Dit leidt tot onduidelijkheid en onwerkbaarheid bij de betrokken bedrijven. Dat is ongewenst en met deze milieudienst is afgesproken dat dit zal worden rechtgezet. Handhaving vergunningvoorschriften Mede op verzoek van de VROM-Inspectie heeft het bevoegd gezag momenteel in 3 gevallen handhaving ingezet. Deze handhaving richt zich op overtredingen door bedrijven van de veiligheidsvoorschriften die betrekking hebben op de hi-ex installatie. In deze gevallen is dus zowel sprake van een adequate vergunning als een tegen overtredingen optredend bevoegd gezag. In 5 gevallen ziet de VROM-Inspectie in de vergunningvoorschriften wel mogelijkheden voor handhavend optreden, maar treedt het bevoegd gezag niet op tegen aangetroffen overtredingen van de veiligheidsvereisten. Resultaten bedrijven Uitgaande van de hedendaagse richtlijn PGS 15 voldoen in totaal 15 van de 26 onderzochte bedrijven nog altijd niet aan de daarin genoemde veiligheidsvereisten. De belangrijkste tekortkoming betreft het niet voldoen aan de vereiste goedkeuring van de brandbeveiligingsinstallatie door een onafhankelijke inspectie A-instelling. Borging van de werking van een dergelijke installatie in geval van brand, ontbreekt daarmee. Een klein aantal bedrijven heeft daarnaast nog onvoldoende brandwerende scheidingen van de opslaglocatie(s) aangebracht ten opzichte van de rest van het bedrijf en ten opzichte van de omgeving. Van de drie Brzo-bedrijven voldoen twee van de drie niet aan de minimale veiligheidsvereisten die gelden voor hi-ex installaties. Vergeleken met de situatie in 2007 is er met deze bevindingen geen sprake van aantoonbare verbetering van de veiligheidssituatie bij de bedrijven. Conclusies Het uitgangspunt van wat te verstaan onder minimale veiligheids- en nalevingsvereisten bij deze groep van opslagbedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen bestaat uit twee aspecten. Een adequate vergunningverlening door het bevoegde gezag. Concreet betekent dit: in milieuvergunningen de desbetreffende onderdelen toepassen van de richtlijn PGS 15 (of eventueel CPR 15-2 en 15-3); in milieuvergunningen expliciet de opslag van stoffen verbieden, die in geval van brand niet met lichtschuim kunnen worden geblust. Adequate naleving van de vergunningseisen( en daarmee de veiligheid) door: de aanwezigheid van een geldig en goedkeurend inspectierapport en/of certificaat van de gehele brandbeveiligingsinstallatie afgegeven door een inspectie A-instelling; geen opslag van verboden d.w.z. " niet blusbare stoffen"; alleen opslag van twijfelachtige stoffen, indien van deze stoffen in een brandtest de veilige blussing is aangetoond. Uit de resultaten van het vervolgonderzoek 2008 ten opzichte van dat van 2007, blijkt dat zowel het bevoegd gezag als de bedrijven nog altijd onvoldoende conform bovenstaande uitgangspunten werken. Beide laten grote steken vallen. Dat is zorgelijk. Ondanks de inspanningen van de VROM-Inspectie in de afgelopen anderhalf jaar valt nauwelijks verbetering te bespeuren. De vraag hoe dit algehele nalevings- en veiligheidstekort valt te verklaren vormde geen onderwerp van onderzoek. Dit vereist nader onderzoek. In ieder geval blijkt dat alleen een stimulerende aanpak van de VROM-Inspectie onvoldoende resultaat heeft gegeven. Waar van toepassing heeft de VROM-Inspectie daarom inmiddels het betrokken bevoegd gezag (en via hen de betreffende 26 bedrijven) tot snellere en kwalitatief betere acties opgeroepen. Dit met de enige voor de VROM-Inspectie overblijvende instrumenten: het indienen van formele verzoeken tot actualisatie van de milieuvergunningen en formele verzoeken tot handhaving. Overigens verwacht de VROM-Inspectie dat bij de gehele groep van in totaal 180 hi-ex bedrijven in Nederland en het betrokken bevoegd gezag de veiligheids- en nalevingssituatie overwegend niet beduidend beter zal zijn, dan bij deze (opnieuw) onderzochte steekproef. Dit temeer omdat bij het onderzoek is gebleken dat waar mogelijk pas onder druk van het vervolgonderzoek het bevoegd gezag bij de groep van 26 onderzochte bedrijven tot actualisatie van de vergunning dan wel handhaving overging. De resultaten van het vervolgonderzoek hi-ex 2008 legt de VROM-Inspectie voor aan IPO en VNG. Onderzoeksrapport VROM-Inspectie “Dieper duiken in het schuim”, november 2007 (zie www.vrom.nl/pagina.html?id=2706&sp=2&dn=w1004) Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, Ministerie van VROM, uitgave 2005 Deze inspectie A-instellingen zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie CPR: Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen Pagina PAGE 4 van NUMPAGES 4 SHAPE \* MERGEFORMAT Pagina PAGE 1 van NUMPAGES 4 Datum 1 december 2008 Kennemerplein 6-8 Postbus 1006 2001 BA Haarlem Contactpersoon Datum 1 december 2008