Evaluatie vrijstelling vrouwen met jonge kinderen
Bijlage
Nummer: 2008D23684, datum: 2008-12-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Rapport onderzoek effectiviteit vrijstelling van uitzending vrouwelijke militairen (2008D23683)
Preview document (š origineel)
Evaluatie vrijstelling vrouwen met jonge kinderen Oktober 2008 Ministerie van Defensie Commando Dienstencentra DPD/Gedragswetenschappen Bezoekadres: Alexanderkazerne Van Alkemadelaan 357 Postadres: MPC 58 A Postbus 90701 2509 LS Den Haag www.cdc.nl Telefoon (070) 316 5450 E-mail: GWMAIL@MINDEF.NL Inhoud TOC \o "1-3" \h \z \u HYPERLINK \l "_Toc212617739" Leeswijzer PAGEREF _Toc212617739 \h 4 HYPERLINK \l "_Toc212617742" 1. Inleiding PAGEREF _Toc212617742 \h 6 HYPERLINK \l "_Toc212617743" 1.1 Aanleiding PAGEREF _Toc212617743 \h 6 HYPERLINK \l "_Toc212617745" 1.2 Wat is effectief? PAGEREF _Toc212617745 \h 7 HYPERLINK \l "_Toc212617746" 1.3 Omvang van de doelgroep van de regeling PAGEREF _Toc212617746 \h 8 HYPERLINK \l "_Toc212617747" 2. Wijze van onderzoek PAGEREF _Toc212617747 \h 10 HYPERLINK \l "_Toc212617748" 2.1 Populatie PAGEREF _Toc212617748 \h 10 HYPERLINK \l "_Toc212617749" 2.2 Steekproef en respons PAGEREF _Toc212617749 \h 10 HYPERLINK \l "_Toc212617750" 2.3 Generalisatie van de uitkomsten PAGEREF _Toc212617750 \h 10 HYPERLINK \l "_Toc212617751" 3. Bekendheid van de regeling PAGEREF _Toc212617751 \h 12 HYPERLINK \l "_Toc212617752" 3.1 Bekendheid onder vrouwelijke militairen PAGEREF _Toc212617752 \h 12 HYPERLINK \l "_Toc212617753" 4. Gebruik van de regeling PAGEREF _Toc212617753 \h 14 HYPERLINK \l "_Toc212617754" 4.1 Gebruik PAGEREF _Toc212617754 \h 14 HYPERLINK \l "_Toc212617755" 4.2 Gebruik in de toekomst PAGEREF _Toc212617755 \h 15 HYPERLINK \l "_Toc212617756" 5. Effectiviteit van de regeling PAGEREF _Toc212617756 \h 16 HYPERLINK \l "_Toc212617757" 5.1 Effect op werving en behoud in de eigen situatie PAGEREF _Toc212617757 \h 16 HYPERLINK \l "_Toc212617758" 5.2 Verwacht effect op de werving van collegaās PAGEREF _Toc212617758 \h 17 HYPERLINK \l "_Toc212617759" 5.3 Verwacht effect op het behoud van collegaās PAGEREF _Toc212617759 \h 18 HYPERLINK \l "_Toc212617760" 6. Belemmeringen van de regeling PAGEREF _Toc212617760 \h 21 HYPERLINK \l "_Toc212617761" 6.1 Belemmeringen PAGEREF _Toc212617761 \h 21 Leeswijzer Samenvatting Naar aanleiding van een uitspraak van de Commissie Gelijke Behandeling is Gedragswetenschappen gevraagd onderzoek uit te voeren naar de effectiviteit van de regeling vrijstelling voor jonge moeders. Dit onderzoek brengt de effectiviteit van de regeling vrijstelling voor jonge moeders in kaart, waarbij is gekeken naar het effect op het behoud en de werving van vrouwelijke militairen voor Defensie. Voor het onderzoek zijn alle vrouwelijke militairen die benaderd, behalve diegenen die ten tijde van het onderzoek op uitzending waren. De respons van het onderzoek was 22%; dit is iets minder dan de 25% die gebruikelijk is bij dit type onderzoek. Allereerst is onderzocht hoe groot de groep is die wordt beĆÆnvloed door de regeling. De regeling vrijstelling voor jonge moeders is een regeling die een relatief grote groep militairen betreft; ongeveer 20% van de vrouwelijke militairen valt onder de doelgroep van de regeling. De regeling is effectief wat betreft het behoud van vrouwelijk militairen voor Defensie. Zoān 90% van de militairen ziet ten minste een beetje invloed van de regeling op behoud; 61% zelfs zeer veel. Nadat de bescherming van de regeling na vier jaar wegvalt, kiest een deel van de vrouwelijk militairen alsnog voor een carriĆØre buiten Defensie. Het effect op de werving is kleiner. Het besef van het belang van de regeling komt pas wanneer men kinderen krijgt. De ervaring leert dat jonge mannen en vrouwen op het moment dat ze overwegen te solliciteren bij Defensie niet bezig zijn met dit soort aspecten. De uitdaging van het werk en de roep om avontuur wegen dan vaak zwaarder dan het vooruit denken aan een gezinssituatie. Zowel de Directeuren Personeel als de vrouwelijke militairen geven aan dat, hoewel de regeling wel spanningsvelden creĆ«ert, er geen belemmeringen zijn om van de regeling gebruik te maken en ook veel wordt gebruikt. De eindconclusie is dan ook dat de regeling effect heeft op het behoud van militaire vrouwen, maar een geringer effect op werving. Inleiding Aanleiding Binnen het Ministerie van Defensie bestaat een regeling vrijstelling voor vrouwen met jonge kinderen. Deze regeling geldt specifiek voor moeders met kinderen in de leeftijd van 0 tot en met 4 jaar. Een mannelijke militair heeft in augustus 2007 gesteld dat er jegens hem verboden onderscheid op grond van geslacht wordt gemaakt. Deze zaak is aanhangig gemaakt bij de Commissie Gelijke Behandeling. De commissie heeft, gelet op het streven naar meer vrouwelijke militairen en de eisen van operationele inzetbaarheid, begrip voor het beleid. Zij heeft echter toch geoordeeld dat het voorkeursbeleid in strijd is met de gelijkebehandelingswetgeving, onder meer omdat het Ministerie van Defensie nooit heeft onderzocht of het beleid effect sorteert1 en beveelt dan ook aan hier onderzoek naar te doen. In reactie op deze uitspraak is een onderzoek gehouden naar de effectiviteit van deze regeling. Het doel van dit onderzoek is om in kaart te brengen in welke mate en voor welke categorieĆ«n de regeling van belang is bij de werving en behoud van de militaire vrouwen voor de Defensieorganisatie. Gedragswetenschappen werd in augustus 2008 uitgenodigd om in deze informatiebehoefte te voorzien en heeft met haar samenwerkingspartner Blauw Research een onderzoek uitgevoerd. Voor u ligt de rapportage waarin de bevindingen van dit onderzoek staan beschreven. Het onderzoek is in september 2008 onder vrouwelijke militairen uitgevoerd. Bij de analyses zijn de resultaten, indien mogelijk en indien relevant, uitgesplitst naar de volgende groepen: Moeder met kinderen tussen de 0 en 4 jaar Moeder met kinderen ouder dan 4 jaar Niet moeder met zekere kinderwens Niet moeder met eventuele kinderwens Niet moeder zonder kinderwens Om te achterhalen of de regeling verschillend effect heeft op verschillende groepen is er ook onderscheid gemaakt naar rangen en werkdomeinen. Wat is effectief? In dit onderzoek bekijken we effectiviteit in een sociale context: wat is de effectiviteit van de regeling op de werving van militairen en wat is de effectiviteit van de regeling op het behoud van militairen voor Defensie. De effectiviteit wordt dus niet gemeten in een economische context (bijvoorbeeld een kosten-baten analyse). In dit onderzoek hebben we het volgende model gehanteerd voor het meten van effectiviteit: Figuur 1.1: Model effectiviteit Het effect op werving hangt in sterke mate af van de bekendheid van de regeling. Ook het effect van de regeling op behoud hangt sterk samen met de bekendheid. Het effect op behoud wordt tevens beĆÆnvloed door het gebruik van de regeling. De vraag hierbij is: is het in de praktijk mogelijk gebruik te maken van de regeling en wordt de regeling vervolgens ook daadwerkelijk gebruikt? In dit onderzoek is daarbij het effect vanuit twee perspectieven bekeken; aan de ene kant door het effect per persoon te inventariseren, aan de andere kant door de vrouwelijk militairen een inschatting te laten maken van het effect op werving en behoud bij hun collegaās. Omvang van de doelgroep van de regeling De regeling vrijstelling voor jonge moeders kent twee doelgroepen; Nederlandse vrouwen die als militair zouden kunnen werken voor Defensie (werving) en militaire vrouwen (behoud). Bij Defensie werken ongeveer 4.000 vrouwen als militair. Vanaf april 2004 hebben ongeveer 630 militaire vrouwen zwangerschapsverlof aangevraagd 2. Dit is dus 16% van de gehele populatie. Het gebruik van de regeling vrijstelling voor jonge moeders wordt niet geregistreerd bij Defensie. Over het gebruik van de regeling zijn dus geen officiĆ«le cijfers beschikbaar. Uit het onderzoek, dat is uitgevoerd onder alle vrouwelijke militairen blijkt dat 21% van de vrouwen moeder is met een kind tussen de 0 en 4 jaar. Figuur 1.2: Aandeel van moeders en niet-moeders in de steekproef Door gebruik te maken van zwangerschapsverlof als inschatting voor het aantal vrouwen met jonge kinderen kan een onderschatting ontstaan vanwege horizontale instroom (het aannemen van vrouwen die reeds jonge kinderen hebben). Het aandeel vrouwelijk militairen dat in aanmerking komt voor de regeling betreft dus tussen de 16 en 21% van de vrouwelijk militairen. De conclusie is dat de regeling van belang is / kan zijn voor een substantieel deel van de vrouwelijk militairen. In de tabel hieronder staat aangegeven hoe de leeftijdsopbouw van de groepen is binnen dit onderzoek. De meerderheid van moeders met jonge kinderen is jonger dan 35 jaar. De in de tabellen getoonde aantallen zijn de werkelijke aantallen zoals die in het onderzoek zijn gebleken. De percentages betreffen gewogen aantallen, gecorrigeerd voor de werkelijke samenstelling van de populatie. Dat kan tot kleine verschillen leiden. Figuur 1.3: Moeders en niet-moeders in de steekproef per leeftijdscategorie Moeders met jonge kinderen zijn merendeels manschappen of onderofficieren. Niet moeders zijn in het merendeel van de gevallen manschappen. Figuur 1.4: Moeders en niet-moeders in de steekproef per rang Wijze van onderzoek Om tot een vragenlijst te komen is eerst oriĆ«nterend (literatuur)onderzoek gedaan. Daarnaast is gekozen voor het organiseren van diepte-interviews met de zeven P&O directeuren van de zeven Defensieonderdelen. Na het literatuuronderzoek is de uiteindelijke vragenlijst in de vorm van een online enquĆŖte opgesteld. Naast gesloten vragen, zijn in de vragenlijst enkele open vragen opgenomen om meer diepgang te krijgen over bepaalde onderwerpen. Populatie De doelgroep voor dit onderzoek bestaat uit vrouwelijke militairen werkzaam binnen Defensie. De burgermedewerkers zijn buiten beschouwing gelaten aangezien de regeling alleen voor militairen geldt. In de analyse is onderscheid gemaakt naar militairen met en zonder kinderen. Moeders en niet/moeders blijken namelijk een verschillend beeld te hebben van de regeling en het effect daarvan. Steekproef en respons Het gehele vrouwelijke militaire personeelsbestand is aangeschreven. Uit de steekproef zijn de personen die ten tijde van het onderzoek op uitzending waren verwijderd. Uiteindelijk zijn 3.865 vragenlijsten uitgezet onder de doelgroep. In totaal zijn 865 vragenlijsten online ingevuld. De uiteindelijke respons van het onderzoek is 22%. Generalisatie van de uitkomsten Wanneer op basis van onderzoek bij een deel van een populatie (de steekproef) iets wordt gezegd over de populatie als geheel (Defensie) zijn twee aspecten belangrijk: de steekproef moet voldoende omvang hebben en de steekproef moet representatief zijn voor de populatie. Omvang Op basis van de grootte van de uiteindelijke steekproef van mensen die daadwerkelijk hebben deelgenomen aan het onderzoek is het gerechtvaardigd de resultaten te generaliseren naar de Defensiepopulatie als geheel. In het algemeen geldt: hoe groter de steekproef waarbij een percentage wordt gerapporteerd, des te betrouwbaarder is dat percentage als schatting van het daadwerkelijke percentage in de populatie. Voor het onderzoek zijn alle vrouwelijk militairen benaderd. De grootte van steekproef van de vrouwen maakt de percentages betrouwbaar waardoor de uitkomsten te generaliseren zijn naar de populatie. Representativiteit Voor de representativiteit is een random steekproef of een census (volledige populatie) van belang en moet worden bekeken of er een systematische vertekening van de respons is om te kunnen generaliseren naar de populatie. Achteraf is bekeken of de verdeling van bepaalde aspecten in de uiteindelijke steekproef van mensen die zijn benaderd, gelijk is aan de werkelijke verhoudingen binnen Defensie. Om de steekproef representatief te krijgen voor de populatie zijn de resultaten gewogen naar rang en werkdomein. De verschillen tussen de gewogen en ongewogen resultaten waren zeer klein. Door weging van de uiteindelijke steekproef komen de resultaten overeen met de verdeling binnen de populatie en kunnen de resultaten gegeneraliseerd worden. Bekendheid van de regeling Bekendheid onder vrouwelijke militairen Het op uitzending gestuurd worden, is de afgelopen jaren een duidelijk onderdeel geworden van de functie-uitvoering van militairen. Alle militairen kunnen op uitzending gestuurd worden en het is een onlosmakelijk onderdeel van het beroep geworden. De uitzenddruk is voor alle militairen aanwezig, maar de mate waarin kan variĆ«ren. Binnen sommige Defensieonderdelen is de frequentie van uitzendingen hoog vergeleken met andere onderdelen. Met betrekking tot het uitzenden bestaan meerdere regelingen zoals ook de regeling ātijd tussen uitzending in verband met thuisfrontā, wat inhoudt dat men een jaar na de uitzendperiode niet uitgezonden wordt. Onderstaande grafiek toont de bekendheid van de vrijstellingsregeling voor jonge moeders. Ruim vier op de vijf vrouwelijke militairen is bekend met de regeling. De regeling is dus goed bekend. Zoals te verwachten is de regeling het meest bekend onder moeders. Figuur 3.1: Bekendheid regeling vrijstelling onder vrouwelijke militairen Opvallend is dat de regeling voornamelijk onder onderofficieren en officieren zeer bekend is (respectievelijk 94% en 96% bekendheid). Manschappen zijn echter beduidend minder goed op de hoogte van de regeling (69%, niet in grafiek). Dit is verklaarbaar omdat in deze categorie weinig moeders met jonge kinderen voorkomen. Dat deze regeling zo bekend is, komt doordat het een levende regeling is waar actief gebruik van wordt gemaakt, en omdat het een actueel thema is binnen de Defensie. Het is gerechtvaardigd te veronderstellen dat de actualiteit van de regeling mede wordt veroorzaakt doordat uitzendingen een reĆ«el en vaak voorkomend onderdeel van het werk zijn. Gebruik van de regeling Gebruik Van de moeders die aangeven dat hun eenheid op uitzending is geweest geeft drie op de vijf aan dat ze gebruik van de regeling hebben gemaakt. Figuur 4.1 Gebruik gemaakt van de regeling vrijstelling (basis: moeders van wie de eenheid op uitzending is geweest) De groep die aangeeft de regeling niet te hebben gebruikt, verschilt niet van de groep die dat wel heeft gedaan wat betreft rang of leeftijd. Uit de gesprekken met P&O directeuren blijkt dat een vrouw zich veelal niet actief hoeft te beroepen op de regeling. De regeling en de bescherming die het de vrouwen met jonge kinderen biedt, is een dusdanig levende regeling, dat het eerder als een vaststaand feit wordt ervaren dan als een regeling waar actief gebruik van gemaakt dient te worden. Bij het aanwijzen van militairen die op uitzendingen gaan, wordt deze groep vaak vooraf al buiten beschouwing gelaten. Zeker in het geval van individuele uitzendingen wordt dit vooraf geregeld en worden de vrouwen waarop de regeling van toepassing is niet voor uitzending in aanmerking genomen. De regeling wordt daarmee vaak automatisch al toegepast en daarom is het goed mogelijk dat moeders niet beseffen dat de regeling op hen van toepassing is geweest, omdat ze er niet actief een beroep op hoefden te doen. Overigens komt het ook voor dat militaire vrouwen actief op zoek gaan naar functies binnen Defensie waar de uitzenddruk lager is. Deze bescherming heeft wel consequenties voor de mannelijke militairen. Er wordt immers nog steeds dezelfde hoeveelheid mensen uitgezonden, waardoor de uitzendfrequentie voor deze groep kan toenemen. Gebruik in de toekomst Indien de eenheid een grote kans (>50%) heeft om uitgezonden te worden, is gevraagd of men in dat geval gebruik zou maken van de regeling vrijstelling. Figuur 4.2: Waarschijnlijkheid gebruik van de regeling indien de eenheid op uitzending zou gaan (basis: militaire vrouwen van wie de eenheid meer dan 50% kans heeft om op uitzending te gaan) Twee op de vijf militairen acht het (zeer) waarschijnlijk van de regeling gebruik te gaan maken. Er is echter een zeer groot verschil tussen vrouwen die daadwerkelijk kinderen hebben (81%) en vrouwen die een zekere (34%) of eventuele (19%) kinderwens hebben. Het besef van het belang van de regeling komt dus pas wanneer vrouwen daadwerkelijk kinderen hebben. Effectiviteit van de regeling In dit hoofdstuk wordt vanuit twee perspectieven gekeken naar het effect van de regeling op het behoud en de werving. In de eerste paragraaf wordt de regeling bekeken vanuit het perspectief van de eigen situatie van de militair, in de vervolgparagrafen vanuit de verwachting die militairen hebben over de effectiviteit van de regeling op de werving en het behoud van collegaās (in het algemeen). Effect op werving en behoud in de eigen situatie In onderstaande tabel staat weergegeven wat het belang van de regeling is voor vrouwelijk militairen in hun eigen situatie. Figuur 5.1 Belang regeling vrijstelling in eigen situatie bij werving en voor behoud Werving Bijna de helft van de militairen geeft aan dat zij niet (meer) weten wat het effect was van de regeling ten tijde van solliciteren. Slechts Ć©Ć©n op de vijf geeft aan dat de regeling belangrijk was bij de werving. Hieruit kan worden afgeleid dat op het moment van werving van de respondenten de regeling nauwelijks een rol speelde. Behoud Zoān vier op de vijf vrouwelijke militairen geeft aan dat de regeling (zeer) belangrijk is voor het behoud. De regeling speelt dus een zeer grote rol bij het behoud van vrouwelijke militairen Verwacht effect op de werving van collegaās Het effect van de regeling op de werving van vrouwen voor de Defensie, wordt zeer laag ingeschat door P&O directeuren. Men heeft de ervaring dat jonge mannen en vrouwen op het moment dat zij in dienst treden bij Defensie, niet bezig zijn met dit onderwerp. De uitdaging van het werk en de roep om avontuur wegen zwaarder dan het vooruit denken aan een gezinssituatie. De regeling is in deze fase volgens P&O directeuren veelal nog betekenisloos. In de grafiek hieronder staat weergegeven in hoeverre militaire vrouwen verwachten dat de regeling effect heeft voor behoud bij solliciteren in het algemeen. Figuur 5.2: Verwacht effect regeling op solliciteren bij Defensie in het algemeen Volgens ruim twee op de vijf militairen heeft de regeling veel invloed op de werving. Dit moet echter genuanceerd worden omdat, zoals eerder werd opgemerkt, het belang van de regeling pas wordt ingezien wanneer de situatie daar is. De regeling op zich is slechts beperkt effectief wat betreft werving. Het besef van het belang van een dergelijke regeling komt pas als een vrouwelijke militair langer in dienst is en in de āspitsuurfaseā terecht komt. Bij indiensttreding speelt het een veel kleinere rol. Verwacht effect op het behoud van collegaās De P&O directeuren binnen alle onderdelen zijn van mening dat de regeling ertoe bijdraagt dat vrouwelijke militairen langer aan Defensie verbonden blijven. Door de regeling worden de vrouwelijke militairen in staat gesteld om te zorgen voor hun kind, zonder de angst dat men voor een paar maanden uitgezonden gaat worden. Dit maakt dat men gedurende de beschermingsperiode makkelijker bij Defensie blijft. In de grafiek hieronder staat weergegeven in hoeverre vrouwelijke militairen verwachten dat de regeling effect heeft voor behoud bij collegaās in het algemeen. Figuur 5.3: Verwacht effect regeling op behoud van collegaās bij Defensie in het algemeen Het verwachtte effect op behoud is groot. Drie op de vijf militairen verwachten dat de regeling (zeer) veel invloed heeft op behoud. Opvallend is weer dat het vooral moeders zijn die een zeer sterke invloed verwachten. Een tweede indicatie dat de regeling op prijs gesteld wordt is dat meer dan de helft van de militaire vrouwen vindt dat de vrijstelling ten minste 4 jaar zou moeten duren. Dit komt overeen met de periode die in het huidige beleid geldt. Figuur 5.4: Door vrouwelijk militairen gewenste duur van de vrijstelling De P&O directeuren merken echter op dat naar hun mening het behoud voor korte duur is. De vraag is of de regeling behoud op langere termijn bewerkstelligt. De ervaring van P&O directeuren leert dat veel vrouwelijke militairen, nadat de bescherming is weggevallen, als burger aan de slag gaan binnen Defensie of zelfs Defensie verlaten. De vraag rijst dan voor het individu of een kans op uitzending past bij het gezinsleven dat men heeft opgebouwd. Een uitzending heeft consequenties op de opvang van het kind gedurende de uitzendperiode, extra belasting op de partner die thuis blijft en de emotionele belasting door de risicoās die aan uitzending verbonden zijn. Moeders met jonge kinderen overwegen vaker werk te zoeken buiten Defensie dan andere vrouwen (zie grafiek op volgende pagina). Daarnaast hebben moeders in het afgelopen jaar tweemaal zo veel gesolliciteerd naar een baan buiten Defensie dan niet-moeders (22% versus 11%, niet in grafiek). Terwijl op korte termijn de regeling een positief effect heeft op het behoud van vrouwelijke militairen lijkt het effect op langere termijn minder groot. Figuur 5.5: Overweging om werk te zoeken buiten Defensie Figuur 5.6: Gesolliciteerd buiten Defensie in de afgelopen 12 maanden Belemmeringen van de regeling Belemmeringen Slechts een zeer gering aantal moeders had graag van de regeling gebruik willen maken maar heeft dat niet kunnen doen (2%). Er zijn dus weinig belemmeringen voor het gebruik van de regeling. In principe is ook het draagvlak binnen Defensie bij de medewerkers en de leidinggevenden voor deze regeling groot. Vanuit de gesprekken met P&O directeuren bleek echter ook dat de regeling ook spanningsvelden creĆ«ert. Hieronder volgt een uiteenzetting van de spanningsvelden die de P&O directeuren zien. Vrouwen niet altijd blij met voorkeursbehandeling De regeling betreft een voorkeursbehandeling voor vrouwen. Ondanks dat iedereen in de basis zich kan vinden in de achtergrond van de regeling, neemt dit niet weg dat het wel kan stuiten op bepaalde weerstand. Volgens de P&O directeuren ervaren diverse vrouwen het zelf als vervelend om apart behandeld te worden en zouden het prettig vinden als voor alle regelingen āgelijke monniken gelijke kappenā zou gelden. Bij groepsuitzendingen worden complete eenheden uitgezonden. Binnen deze groepen is de groepscohesie erg sterk; wat ook de kracht van de groep is. Als de vrouwelijke militair door de regeling niet op uitzending gaat met haar eenheid, tast dat de cohesie aan. Daarnaast verhoogt het de druk bij de overige militaire collegaās. Samenvattend moet er bij de effectiviteit van de regeling op behoud de kanttekening geplaatst worden dat de regeling ook spanningsvelden creĆ«ert. Titel Evaluatie vrijstelling vrouwen met kinderen Projectnummer P-08-064 Status Concept Datum Oktober 2008 Ministerie van Defensie Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen PAGE Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 Colofon Commando DienstenCentra Defensie Personele Diensten Gedragswetenschappen Gedragswetenschappen stelt zich tot doel het ondersteunen en verbeteren van de gehele Defensieorganisatie door praktijkgericht sociaal wetenschappelijk onderzoek en advies. Een van de taken van GW is om kennis binnen de Defensieorganisatie te verspreiden. Rapporten en brochures zijn middelen om dit te bereiken. Graag ontvangen we reacties op vorm en inhoud van onze rapporten. Zo kunnen wij ook dat deel van onze dienstverlening verbeteren. Directeur Gedragswetenschappen Dr. Renier van Gelooven Bezoekadres Alexanderkazerne gebouw 201 Van Alkemadelaan 357 Postbus 90701 MPC 58A 2509 LS Den Haag Telefoon (070) 3165450 Fax (070) 3165452 MDTN (*06) 54665450 GWmail@mindef.nl De rapportage is zo opgesteld dat aan het begin van ieder hoofdstuk een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste resultaten in een tekstvak als dit. Bronnen worden vermeld in een tekstvak als dit. 1 http://www.cgb.nl/opinion-full.php?id=453056864 De doelgroep van de regeling is relatief groot. Tussen de 16 en 21% van de militaire vrouwen komt in aanmerking voor de regeling. Het aandeel manschappen en onderofficieren binnen deze groep is het grootst. 2 Peoplesoft De regeling vrijstelling voor jonge moeders is goed bekend onder vrouwelijk militairen. Vier op de vijf is bekend met de regeling. Wel is de bekendheid onder manschappen beduidend lager dan onder (onder)officieren. Het gebruik van de regeling is hoog. Wanneer vrouwen voor de regeling in aanmerking komen maken ze er in de meerderheid van de gevallen ook gebruik van. Bovendien hoeven vrouwen niet op de hoogte te zijn dat de regeling in hun situatie is toegepast; de regeling wordt door de leidinggevende vaak automatisch toegepast. De regeling heeft met name effect op het behoud van militairen. De termijn van het behoud is echter niet lang. Het effect op de werving is beperkt, mede doordat het besef van het belang van de regeling pas komt wanneer men kinderen heeft. Vrouwelijke militairen ervaren vrijwel geen belemmeringen bij het aanvragen van de regeling. De regeling creĆ«ert volgens de P&O directeuren en vrouwelijke militairen zelf echter wel spanningsvelden.