Afschrift brief aan de Eerste Kamer
Bijlage
Nummer: 2008D23838, datum: 2008-12-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Bussemaker, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: Stimuleringsprogramma "Beter in Meedoenâ (WMO) (2008D23837)
Preview document (đ origineel)
> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA DEN HAAG Datum Betreft Stimuleringsprogramma âBeter in Meedoenâ (Wmo) Geachte voorzitter, Op 30 september j.l. voerden de Minister en ik met uw Kamer een beleidsdebat over de toekomst van de Algemene wet bijzondere ziektekosten en het functioneren van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Daarbij stelde de heer Putters de vraag of er regelingen zijn om goede praktijken op het gebied van de Wmo te stimuleren. Dit naar aanleiding van de toezegging van mijn ambtsvoorgangster bij de behandeling van het wetsvoorstel van de Wmo dat zij dat op een later moment zou bezien. Ik heb u toen gemeld dat daar aan gewerkt wordt en u toegezegd u daarover nader te informeren. Dat doe ik met deze brief. Een afschrift van deze brief zend ik aan de Tweede Kamer. Tijdens het debat werd in dit verband de term âregelingenâ gebruikt. Aangezien het decentrale karakter van de Wmo de gemeenten grote beleidsvrijheid geeft, heb ik gekozen voor een andere, meer programmatische benadering. Daarom is begin dit jaar het stimuleringsprogramma Beter in Meedoen van start gegaan. Dat programma heeft tot doel vernieuwing en kwaliteit binnen de Wmo te bevorderen. Het gaat om innovatieve manieren van sturing (governance) op basis van de Wmo-filosofie (integraal, horizontaal, vraaggericht, maatwerk, verbinden, etc.) en om kwaliteitsverbetering van de uitvoering van het Wmo-beleid. Voor het programma Beter in Meedoen is per jaar een bedrag van ⏠2,8 miljoen beschikbaar. Het programma kent een looptijd van 5 jaar. Het programma is onderverdeeld in een viertal sporen. Het eerste spoor is het vroegtijdig onderkennen van trends en het opstellen van toekomstscenarioâs. Het gaat hierbij om verkenningen van maatschappelijke en economische ontwikkelingen die op de middellange termijn van invloed zijn op de participatie van burgers en die relevant zijn voor het te voeren beleid. Op basis daarvan zullen scenarioâs worden ontworpen die praktisch toepasbare kaders voor gemeentelijk beleid moeten opleveren voor een gefundeerd toekomstgericht beleid. In 2007 zijn op het gebied van mantelzorg en vrijwilligerswerk de rapporten âBlijvend in balans. Een toekomstverkenning van informele zorgâ en âToekomstverkenning vrijwillige inzetâ verschenen. In 2009 richten we onze scenariostudie op geweld in afhankelijkheidsrelaties. Het tweede spoor is innovatie: het (verder) ontwikkelen van nieuwe aanpakken â inhoudelijk en/of bestuurlijk â om mensen beter te laten participeren. Het kan een aanpak zijn die er nog niet is, een witte vlek, die nodig moet worden opgevuld. Of het is een aanpak die op kleine schaal of in een ander domein al wordt toegepast en die zo kansrijk lijkt dat het de moeite waard is om de aanpak verder te ontwikkelen en op grotere schaal toe te passen. Innovatie vindt juist ook plaats door verschillende beleidsterreinen met elkaar te verbinden. Dit onderdeel wordt uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut, dat hiervoor governance als insteek heeft gekozen, omdat de Wmo vraagt om een andere manier van sturing door gemeenten, instellingen Ă©n burgers. Enkele voorbeelden van onderwerpen waar het Verwey-Jonker Instituut zich op richt in 2008 zijn: de werking van armoedeteams, waar geprobeerd wordt om op een vraaggerichte manier ondersteuning te bieden aan burgers op het gebied van armoede, activering en zorg; de koppeling van Wmo- en WWB-beleid en hoe dat werkt in de praktijk; hoe mantelzorgers het best ondersteund kunnen worden en respijtzorg kan worden georganiseerd. Het derde en vierde spoor van het programma hebben betrekking op de verbetering van de kwaliteit van de uitvoering in de Wmo en worden uitgevoerd door MOVISIE. In het derde spoor worden bestaande interventies in het sociale domein geĂŻnventariseerd en vervolgens getoetst op hun effectiviteit. Dit moet leiden tot een lijst van âevidence based en practice basedâ methoden waarvan is bewezen is dat ze daadwerkelijk bijdragen aan de participatie van burgers. Met de informatie uit dit onderdeel kunnen gemeenten, instellingen en professionals bepalen welke methode het best werkt in hun situatie. In 2008 is begonnen met de volgende themaâs: mantelzorg en vrijwilligerswerk: met name het betrekken van jonge mantelzorgers en vrijwilligers, het organiseren van respijtzorg, allochtone mantelzorgers en vrijwillige inzet t.b.v. mantelzorg; sociale samenhang: vooral het verbeteren van de sociale samenhang in wijken en buurten, actief burgerschap in de buurt, âhybrideâ voorzieningen op het platteland en buurtgebonden sociale veiligheidsinitiatieven; wonen met zorg en welzijn: het versterken van de participatie van oudere migranten, eenzaamheid en sociaal isolement onder ouderen, maatschappelijke inzet van vitale ouderen en groepen met een psychiatrische achtergrond; de relatie tussen Wmo, WWB en WSW, zoals werkzame ketens in de Wmo-WWB-WSW en het activeren van kwetsbare burgers. In het vierde spoor worden kwaliteitsstandaarden ontwikkeld voor de manier waarop veel voorkomende maatschappelijke vraagstukken het meest succesvol kunnen worden aangepakt. Verder gaat het om het versterken van de competenties van uitvoerende beroepskrachten die werkzaam zijn in zorg en welzijn, en om het waarborgen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening door opleidingsbeleid, beroepsregistratie en versterking van beroepsverenigingen. Het Verwey-Jonker Instituut en Movisie werken onder regie van VWS nauw samen in het programma Beter in Meedoen. In de bijlage treft u de door het Verwey-Jonker Instituut en MOVISIE gemaakte samenvatting van hun invulling van het programma aan. Zoals uit bovenstaande blijkt houdt het programma zich voor een deel bezig met de beantwoording van voor de hand liggende vragen, zoals wat de beste manier is om Wmo-beleid te ontwikkelen en uit te voeren of de vraag welke sociaal-agogische interventies nu echt werken. Voor een ander deel worden de themaâs aangedragen door de kennisinstituten zelf en door een daarvoor ingestelde klankbordgroep, waarin onder andere wethouders en directeuren van instellingen participeren. Met het oog op het draagvlak voor en de praktische toepasbaarheid van de resultaten van Beter in meedoen hecht ik veel belang aan de inbreng van gemeenten en instellingen. Zo kunnen instellingen en gemeenten voorstellen doen voor onderwerpen en methodieken die in het programma kunnen worden opgenomen en worden zij bij de uitvoering van het programma door MOVISIE en het Verwey-Jonker Instituut nauw betrokken. De implementatie van de resultaten is een wezenlijk onderdeel van het programma. Voor gemeenten wordt een traject ontwikkeld om de governancestrategieĂ«n te implementeren die door het Verwey-Jonker Instituut zijn ontwikkeld. Voor zittende professionals zal deskundigheidsbevordering worden georganiseerd waarbij hen wordt geleerd hoe ze de effectieve interventies en kwaliteitsstandaarden daadwerkelijk kunnen toepassen. Ter toerusting van aankomende professionals zal worden bevorderd dat effectieve interventies worden opgenomen in de opleidingsprogrammaâs van onderwijsinstellingen. Naast de al genoemde instituten zullen ook de MO-groep en de VNG een rol bij de implementatie vervullen. Verder zal veel aandacht worden besteed aan een goede communicatie door middel van websites, elektronische nieuwsbrieven en conferenties. De eerste resultaten van Beter in Meedoen zullen in 2009 worden gepresenteerd op een conferentie voor gemeenten, instellingen en cliĂ«ntenorganisaties. Overigens kunnen gemeenten en instellingen zich altijd wenden tot de landelijke kennisinstituten, als zij lokaal advies op maat wensen. De kennisinstituten hebben de reguliere taak om aan de lokale vraag te voldoen. Ze ontvangen daarvoor structureel subsidie van mijn ministerie. Het programma âBeter in Meedoenâ is trouwens niet het enige programma in de Wmo. Het is aanvullend op de activiteiten in het kader van andere beleidsprogrammaâs op het gebied van de Wmo, zoals de uitwerking van de beleidsbrieven âVoor elkaarâ, âBeschermd en weerbaarâ en het actieplan âWonen, zorg en welzijnâ. Vanaf eind 2008 worden in samenhang met âBeter in meedoenâ activiteiten op het gebied van het Vernieuwend Welzijn uitgevoerd. Het gaat hier om pilots in vijf Krachtwijken, waarbij welzijn wordt verbonden met de wijkaanpak. Voorts kunnen naar aanleiding van het amendement dat het Tweede Kamerlid Wolbert heeft ingediend (TK 2008-2009, 31700 XVI, nr. 35) in 2009 de werkplaatsen Wmo van start gaan. Daar worden nieuwe concepten van interventies voor vrijwilligersorganisaties, welzijns- en zorgaanbieders en gemeenten ontwikkeld, incusief de competenties van medewerkers op het terrein van welzijn en zorg. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met de hogescholen, die de competenties moeten verwerken in de curricula. Hoogachtend, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mw. dr. J. Bussemaker Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 4 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 bmkDirectie Ons kenmerk DMO/SFI-2890397 bmkKenmerk Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van NUMPAGES \* MERGEFORMAT 4 Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag T 070 340 79 11 F 070 340 78 34 www.minvws.nl Inlichtingen bij T 070 340 5270 Ons kenmerk DMO/SFI-2890397 Bijlagen 1 Uw brief Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief.