[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Advies van de Raad van State

Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes

Advies Afdeling advisering Raad van State

Nummer: 2008D24204, datum: 2008-12-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z09610:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


No.W11.08.0383/IV	's-Gravenhage, 16 oktober 2008

Bij Kabinetsmissive van 2 september 2008, no.08.002475, heeft Uwe
Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt
het voorstel van wet houdende wijziging van de Gezondheids- en
welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake
bestuurlijke boetes, met memorie van toelichting.

Het voorstel van wet strekt ertoe de mogelijkheid tot het opleggen van
een bestuurlijke boete op te nemen in de Gezondheids- en welzijnswet
voor dieren (hierna Gwwd). Belangrijkste reden voor dit voorstel is
gelegen in de voortdurende handhavingsproblematiek bij het transport van
levend vee. Dit geeft aanleiding om nog vooruitlopend op de
inwerkingtreding van het voorstel van Wet dieren te komen tot een
uitbreiding van het handhavingsinstrumentarium. 

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt opmerkingen met betrekking tot de bevoegdheid om bij ministeriële
regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de toepassing van
de bestuurlijke boete. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige
aanpassing van het voorstel wenselijk is.

1. 	Delegatie

In het voorgestelde artikel 120b, eerste lid, Gwwd wordt aan de Minister
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid toegekend om een
bestuurlijke boete op te leggen. In het tweede lid van dit artikel
krijgt de minister de opdracht regels te stellen ter uitvoering van deze
bevoegdheid. Boetes kunnen opgelegd worden aan diegenen die handelen in
strijd met het bepaalde bij of krachtens een van de in het voorgestelde
artikel 120a, eerste lid, onderdeel a, Gwwd aangewezen bepalingen.
Blijkens de toelichting zal de ministeriële regeling de overtredingen
aanwijzen ten aanzien waarvan van de mogelijkheid gebruik gemaakt wordt
om boetes op te leggen. Daarbij zal deze ministeriële regeling ook de
hoogte van de op te leggen boetes bepalen.

a. 	De delegatiegrondslag

De formulering van het voorgestelde artikel 120b, tweede lid, Gwwd
begrenst de daarin opgenomen bevoegdheid tot het stellen van regels
onvoldoende concreet en nauwkeurig. Blijkens de toelichting zullen de
beboetbaarheid van de daarvoor in aanmerking komende overtredingen en de
hoogte van de boete worden geregeld. Andere onderwerpen worden in dat
verband niet genoemd. De Raad is dan ook van oordeel dat de bevoegdheid
van het voorgestelde artikel 120b, tweede lid, Gwwd daartoe moet worden
beperkt.

Voorts merkt de Raad op dat het aanwijzen van specifieke beboetbare
gedragingen en de hoogte van de bijbehorende boete verder gaat dan wat
op het niveau van een ministeriële regeling zou moeten worden geregeld.
Het betreft hier immers niet het stellen van voorschriften van
administratieve aard, de uitwerking van details, voorschriften die
dikwijls wijziging behoeven of voorschriften waarvan te voorzien is dat
zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. 

Daarbij stelt de Raad vast dat met de regeling wordt beoogd vooruit te
lopen op de mogelijkheid bestuurlijke boetes op te leggen in het
voorstel van Wet dieren. Nu krachtens deze wet de beboetbaarheid van de
daarvoor in aanmerking komende overtredingen en de hoogte van de boete
worden geregeld op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, is
het aangewezen hier bij aan te sluiten.

De Raad adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te passen.

b.	De hoogte van de boetes

Niet duidelijk is hoe het voorgestelde artikel 120i Gwwd zich verhoudt
tot het in de toelichting beschreven voornemen om bij ministeriële
regeling de hoogte van de op te leggen boetes vast te stellen. Het
voorgestelde artikel 120i Gwwd regelt dat de hoogte van de bestuurlijke
boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin
deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij de minister zo nodig
rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is
gepleegd. Dit voorschrift past bij een wettelijke regeling die de
maximaal op te leggen boetes vastlegt. Het voorgestelde artikel 120i
Gwwd past echter niet bij een regeling waarin de exacte hoogte van de op
te leggen boetes is vastgesteld, zoals blijkens de toelichting kennelijk
de bedoeling is. In dat geval heeft de regelgever immers zelf reeds de
afweging gemaakt hoe hoog de boete is die kan worden opgelegd en bestaat
er in beginsel voor het bestuursorgaan geen vrijheid meer om anders te
beslissen. Wel zou dan in het voorstel analoog aan artikel 5.4.1.7,
derde lid, van het voorstel van wet Vierde tranche Algemene wet
bestuursrecht, een matigingsplicht wegens bijzondere omstandigheden
dienen te worden opgenomen. 

De Raad adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo
nodig het voorstel aan te passen.

2.	Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het
advies behorende bijlage.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande
rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende
no.W11.08.0383/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in
overweging geeft.

In het eerste lid van artikel 120e 'hetzelfde feit' vervangen door
'dezelfde overtreding' (vergelijk aanwijzing 58 van de Aanwijzingen voor
de regelgeving).

In de aanhef van artikel 120f 'hetzelfde feit' vervangen door 'dezelfde
gedraging' (vergelijk aanwijzing 58 van de Aanwijzingen voor de
regelgeving).

	Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 2.

 	Memorie van Toelichting, De bestuurlijke boete, paragraaf 1 en 2. 

 	Zie ook aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

 	Zie ook aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving.

 	Artikelen 8.7, eerste lid, onder a, en 8.9, eerste lid voorstel van
Wet dieren. 

 	Memorie van Toelichting, De bestuurlijke boete, paragraaf 2.

 	Kamerstukken II 2003/04, 29702, A.

 PAGE    

  PAGE  2 

 PAGE   I 

AAN DE KONINGIN

........................................................................
...........