Advies van de Raad van State
Wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes
Advies Afdeling advisering Raad van State
Nummer: 2008D24204, datum: 2008-12-31, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z09610:
- Indiener: G. Verburg, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Volgcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2008-12-17 13:15: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-01-27 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-02-19 12:00: Wijziging GWWD strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-05-19 16:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- 2009-09-09 14:15: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-09-24 10:15: Hamerstuk: Wijz. Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes (31 814) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
No.W11.08.0383/IV 's-Gravenhage, 16 oktober 2008 Bij Kabinetsmissive van 2 september 2008, no.08.002475, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren strekkende tot het opnemen van bepalingen inzake bestuurlijke boetes, met memorie van toelichting. Het voorstel van wet strekt ertoe de mogelijkheid tot het opleggen van een bestuurlijke boete op te nemen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (hierna Gwwd). Belangrijkste reden voor dit voorstel is gelegen in de voortdurende handhavingsproblematiek bij het transport van levend vee. Dit geeft aanleiding om nog vooruitlopend op de inwerkingtreding van het voorstel van Wet dieren te komen tot een uitbreiding van het handhavingsinstrumentarium. De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt opmerkingen met betrekking tot de bevoegdheid om bij ministeriële regeling nadere regels te stellen met betrekking tot de toepassing van de bestuurlijke boete. Hij is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is. 1. Delegatie In het voorgestelde artikel 120b, eerste lid, Gwwd wordt aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de bevoegdheid toegekend om een bestuurlijke boete op te leggen. In het tweede lid van dit artikel krijgt de minister de opdracht regels te stellen ter uitvoering van deze bevoegdheid. Boetes kunnen opgelegd worden aan diegenen die handelen in strijd met het bepaalde bij of krachtens een van de in het voorgestelde artikel 120a, eerste lid, onderdeel a, Gwwd aangewezen bepalingen. Blijkens de toelichting zal de ministeriële regeling de overtredingen aanwijzen ten aanzien waarvan van de mogelijkheid gebruik gemaakt wordt om boetes op te leggen. Daarbij zal deze ministeriële regeling ook de hoogte van de op te leggen boetes bepalen. a. De delegatiegrondslag De formulering van het voorgestelde artikel 120b, tweede lid, Gwwd begrenst de daarin opgenomen bevoegdheid tot het stellen van regels onvoldoende concreet en nauwkeurig. Blijkens de toelichting zullen de beboetbaarheid van de daarvoor in aanmerking komende overtredingen en de hoogte van de boete worden geregeld. Andere onderwerpen worden in dat verband niet genoemd. De Raad is dan ook van oordeel dat de bevoegdheid van het voorgestelde artikel 120b, tweede lid, Gwwd daartoe moet worden beperkt. Voorts merkt de Raad op dat het aanwijzen van specifieke beboetbare gedragingen en de hoogte van de bijbehorende boete verder gaat dan wat op het niveau van een ministeriële regeling zou moeten worden geregeld. Het betreft hier immers niet het stellen van voorschriften van administratieve aard, de uitwerking van details, voorschriften die dikwijls wijziging behoeven of voorschriften waarvan te voorzien is dat zij mogelijk met grote spoed moeten worden vastgesteld. Daarbij stelt de Raad vast dat met de regeling wordt beoogd vooruit te lopen op de mogelijkheid bestuurlijke boetes op te leggen in het voorstel van Wet dieren. Nu krachtens deze wet de beboetbaarheid van de daarvoor in aanmerking komende overtredingen en de hoogte van de boete worden geregeld op het niveau van een algemene maatregel van bestuur, is het aangewezen hier bij aan te sluiten. De Raad adviseert het voorstel dienovereenkomstig aan te passen. b. De hoogte van de boetes Niet duidelijk is hoe het voorgestelde artikel 120i Gwwd zich verhoudt tot het in de toelichting beschreven voornemen om bij ministeriële regeling de hoogte van de op te leggen boetes vast te stellen. Het voorgestelde artikel 120i Gwwd regelt dat de hoogte van de bestuurlijke boete wordt afgestemd op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij de minister zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Dit voorschrift past bij een wettelijke regeling die de maximaal op te leggen boetes vastlegt. Het voorgestelde artikel 120i Gwwd past echter niet bij een regeling waarin de exacte hoogte van de op te leggen boetes is vastgesteld, zoals blijkens de toelichting kennelijk de bedoeling is. In dat geval heeft de regelgever immers zelf reeds de afweging gemaakt hoe hoog de boete is die kan worden opgelegd en bestaat er in beginsel voor het bestuursorgaan geen vrijheid meer om anders te beslissen. Wel zou dan in het voorstel analoog aan artikel 5.4.1.7, derde lid, van het voorstel van wet Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht, een matigingsplicht wegens bijzondere omstandigheden dienen te worden opgenomen. De Raad adviseert in de toelichting op het bovenstaande in te gaan en zo nodig het voorstel aan te passen. 2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden. De Vice-President van de Raad van State, Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no.W11.08.0383/IV met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft. In het eerste lid van artikel 120e 'hetzelfde feit' vervangen door 'dezelfde overtreding' (vergelijk aanwijzing 58 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). In de aanhef van artikel 120f 'hetzelfde feit' vervangen door 'dezelfde gedraging' (vergelijk aanwijzing 58 van de Aanwijzingen voor de regelgeving). Kamerstukken II 2007/08, 31 389, nr. 2. Memorie van Toelichting, De bestuurlijke boete, paragraaf 1 en 2. Zie ook aanwijzing 25 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Zie ook aanwijzing 26 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Artikelen 8.7, eerste lid, onder a, en 8.9, eerste lid voorstel van Wet dieren. Memorie van Toelichting, De bestuurlijke boete, paragraaf 2. Kamerstukken II 2003/04, 29702, A. PAGE PAGE 2 PAGE I AAN DE KONINGIN ........................................................................ ...........