[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

A45 16351.1.08 DROIPEN 94 REV 1 nl

Bijlage

Nummer: 2009D00510, datum: 2009-01-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de JBZ-Raad, 27 en 28 november 2008 (2009D00456)

Preview document (🔗 origineel)




RAAD VAN

DE EUROPESE UNIE

Brussel, 26 november 2008 

(OR. en, fr)



Interinstitutioneel dossier:

2001/0270 (CNS)

16351/1/08

REV 1







DROIPEN 94



NOTA A-PUNT

van:

aan: 	het Comité van permanente vertegenwoordigers

de Raad

nr. Comv.:	14904/01 DROIPEN 105 - COM(2001) 664 def.

Betreft:	Voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de
bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en
vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht



I.	INLEIDING

Het oorspronkelijke voorstel voor een kaderbesluit van de Raad
betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat is op
29 november 2001 door de Europese Commissie ingediend.

De Raad Justitie en Binnenlandse Zaken heeft op 19 april 2007 een
algemene oriëntatie bereikt over de tekst van bovengenoemd voorstel
voor een kaderbesluit van de Raad, met dien verstande dat er nog
voorbehouden voor parlementaire behandeling op rusten en de preambule
nog moet worden besproken.

De preambule van het voorgestelde kaderbesluit is op 25 juni 2007
besproken. 

Het Europees Parlement heeft op 4 juli 2002 over het oorspronkelijke
ontwerp-voorstel advies uitgebracht en dat, na een hernieuwde
raadpleging, nogmaals gedaan op 29 november 2007.

Tijdens de vergadering van het Coreper op 26 november 2008 hebben de
delegaties de door hen gemaakte reserves kunnen intrekken.

De door de juristen-vertalers bijgewerkte tekst van het kaderbesluit
staat in document 16771/07 DROIPEN 127 + CORRIGENDA, en in het nog uit
te brengen document 16771/07 REV 1 DROIPEN 127 (LV).

In bijlage dezes staan verklaringen die in de notulen van de Raad moeten
worden opgenomen. 

II. CONCLUSIE

De Raad wordt verzocht:

-	het kaderbesluit zoals vervat in document 16771/07 DROIPEN 127 +
CORRIGENDA en het nog uit te brengen document 16771/07 REV 1 DROIPEN 127
(LV) aan te nemen;

-	opdracht te geven tot bekendmaking van bovengenoemd instrument in het
Publicatieblad van de Europese Unie;

-	nota te nemen van de verklaringen in bijlage dezes. 

_______________

BIJLAGE

Verklaringen voor de notulen van de Raad

Verklaring van de Raad

"Op 28 november 2008 heeft de Raad van ministers van de Europese Unie
een kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en
uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht
aangenomen. Doel van het kaderbesluit is strafrechtbepalingen nader op
elkaar af te stemmen, en delicten die door racisme en vreemdelingenhaat
zijn ingegeven doeltreffender te bestrijden door het bevorderen van
volledige en doeltreffende justitiële samenwerking tussen de lidstaten.

Het kaderbesluit heeft betrekking op misdaden zoals als het aanzetten
tot haat en geweld, het publiekelijk vergoelijken, ontkennen of
verregaand bagatelliseren van genocide, misdaden tegen de menselijkheid
en oorlogsmisdaden. Het kaderbesluit is beperkt tot delicten die worden
gepleegd wegens ras, huidskleur, godsdienst, afstamming, dan wel
nationale of etnische afkomst. Het is niet van toepassing op misdaden
die worden gepleegd op andere gronden, bijvoorbeeld door totalitaire
regimes. Al deze misdaden worden echter door de Raad betreurd.

De Raad verzoekt de Commissie om binnen twee jaar na de inwerkingtreding
van het kaderbesluit te onderzoeken en aan de Raad te rapporteren of er
een aanvullend instrument vereist is, zulks om de werkingssfeer uit te
breiden tot het publiekelijk vergoelijken, ontkennen of verregaand
bagatelliseren van genocide, misdaden tegen de menselijkheid en
oorlogsmisdaden jegens een groep personen die op basis van andere
criteria dan ras, huidskleur, godsdienst, afstamming, dan wel nationale
of etnische afkomst wordt gedefinieerd, bijvoorbeeld op basis van
maatschappelijke status of politieke overtuigingen.

In de op 25 maart 2007 aangenomen Verklaring van Berlijn wordt gesteld
dat "de Europese integratie aantoont dat wij lering hebben getrokken uit
onze geschiedenis, die zo vol is van bloedige conflicten en menselijk
leed". In het licht daarvan zal de Commissie een Europese openbare
hoorzitting organiseren over genocide, misdaden tegen de menselijkheid
en oorlogsmisdaden door totalitaire regimes, alsook over degenen die
deze publiekelijk vergoelijken, ontkennen of verregaand verdraaien of
bagatelliseren; zij benadrukt dat het op passende wijze goedmaken van
onrecht noodzakelijk is en dat zij in voorkomend geval een voorstel voor
een kaderbesluit over deze misdaden zal indienen."Verklaring van de
Commissie

"De Commissie complimenteert de Raad met alle inspanningen die hij zich
heeft getroost om een akkoord over zo een belangrijk onderwerp te
bereiken. Het werd tijd dat de Europese Unie krachtig stelling nam tegen
racisme en vreemdelingenhaat.

Niettemin is de Commissie van oordeel dat artikel 7, lid 2,
geĂŻnterpreteerd kan worden als een machtiging om het nationale recht te
laten prevaleren boven het recht van de Unie. De Commissie herinnert in
dit verband aan het primaat van het recht van de Unie."

Verklaring van Duitsland

"Na overleg met de Juridische dienst van de Raad wenst Duitsland de
volgende verklaring af te leggen betreffende zijn interpretatie van de
term "openbare orde" in artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit
betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme
en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht:

"Volgens overweging 6 is dit kaderbesluit beperkt tot de bestrijding
van bijzonder ernstige vormen van racisme en vreemdelingenhaat door
middel van het strafrecht. Dit betekent dat de lidstaten op grond van
artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit ervoor kunnen kiezen alleen
gedragingen te bestraffen die van dien aard zijn dat zij een bepaalde
relevantiedrempel overschrijden. De lidstaten hanteren in hun
rechtsstelsels verschillende concepten en zienswijzen om deze drempel te
bepalen. In een aantal lidstaten is het van doorslaggevend belang of een
door de rechtsorde beschermd individueel belang in bijzonder ernstige
mate is geschaad door een in artikel 1, lid 1, van het kaderbesluit
genoemde gedraging. In die lidstaten zijn dergelijke gedragingen
strafbaar indien zij bedreigend, kwetsend of beledigend zijn voor
individuen of groepen individuen. In andere lidstaten kunnen deze
gedragingen worden bestraft indien bepaalde door de rechtsorde
beschermde collectieve belangen zijn geschaad. In die lidstaten zijn
dergelijke gedragingen strafbaar indien de in artikel 1, lid 1, van
het kaderbesluit genoemde gedragingen van dien aard zijn dat zij de
"openbare orde" of, in sommige rechtsstelsels, de "openbare vrede"
verstoren.

Het kaderbesluit laat in artikel 1, lid 2, ruimte voor beide
concepten en moet in die zin worden geĂŻnterpreteerd dat de lidstaten in
dit verband hun nationale tradities en zienswijzen kunnen behouden. Deze
interpretatie wordt geschraagd door de verwijzing in overweging 6 naar
het feit dat de culturele en juridische tradities van de lidstaten tot
op zekere hoogte verschillend zijn, en dat, met name op dit gebied, een
volledige harmonisatie van het strafrecht ter zake vooralsnog niet
mogelijk is. Duitsland gaat er derhalve van uit dat de term "openbare
orde" in artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit de vereiste
relevantiedrempel uitdrukt, die door de lidstaten op verschillende
manieren verder kan worden omlijnd wanneer zij het kaderbesluit
uitvoeren. Meer in het bijzonder gaat Duitsland ervan uit dat het in de
toepasselijke bepalingen van het Duitse strafrecht gebezigde begrip
"öffentliche Friede" ("openbare vrede") voor de toepassing van het
kaderbesluit onder de in artikel 1, lid 2, van dit kaderbesluit
gebruikte term "openbare orde" valt."

Verklaring van Nederland

"Nederland deelt mee dat het reeds voldoet aan de verplichting tot
strafbaarstelling bedoeld in de artikelen 1 en 2 van het kaderbesluit.
In de artikelen 137c, 137d en 137e van het Nederlandse wetboek van
strafrecht is het aanzetten tot haat of geweld, belediging of
discriminatie wegens onder meer ras en godsdienst in ruime zin stafbaar
gesteld. De term "ras" omvat ook de kenmerken huidskleur, oorsprong en
nationale of etnische afkomst. Onder het toepassinggebied van deze
artikelen vallen ook het vergoelijken, ontkennen of verregaand
bagatelliseren van internationale misdaden als bedoeld in artikel 1,
onder c) en d), voor zover dit gedrag aanzet tot haat of geweld,
belediging of discriminatie wegens ras of godsdienst." 

Verklaring van Letland over de misdaden van het totalitaire
communistische regime als aanvulling op de verklaring van de Raad

"Letland is ingenomen met de aanneming van het kaderbesluit, dat bij de
bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat in de EU een aanzienlijke
stap vooruit vormt, en met de door de Raad aangenomen verklaring, en
meent dat op dit terrein meer overleg en evaluatie noodzakelijk zijn om
voor dit probleem een volledige oplossing te vinden.

In het kaderbesluit wordt onder andere het in het openbaar
vergoelijken, ontkennen of verregaand bagatelliseren van de door het
naziregime gepleegde misdaden in de gehele EU strafbaar gesteld. De
werkingssfeer is beperkt tot alleen de door het naziregime gepleegde
misdaden, en strekt zich niet uit tot die welke door het totalitaire
communistische regime zijn gepleegd, omdat deze misdaden, die  weliswaar
vooral gericht waren tegen bepaalde sociale groepen, eveneens gepleegd
werden om redenen van etnische en nationale herkomst van de
slachtoffers; hiermee vallen deze misdaden voor een belangrijk deel
onder de definitie van "racisme" in het in 1966 goedgekeurde
Internationale VN-verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van
rassendiscriminatie.

Alle vormen van geweld of bedreiging moeten worden veroordeeld, ongeacht
de  dekmantel van motieven of ideologie waaronder ze worden gepleegd. De
volkeren van de EU hebben geleden onder de misdaden tegen de
menselijkheid van beide totalitaire regimes, en beide hebben een
gigantische tol geëist. Derhalve meent Letland dat de EU tegenover de
door beide totalitaire regimes gepleegde misdaden gelijke criteria moet
hanteren en ervoor moet zorgen dat het in het openbaar vergoelijken,
ontkennen of verregaand bagatelliseren van deze misdaden op een
overeenkomstige wijze wordt behandeld.

Het feit dat er in de samenleving altijd mensen zijn die de misdaden van
de nazi's of de totalitaire communisten rechtvaardigen of ontkennen,
brengt niet alleen de fundamentele waarden van de democratie in gevaar,
maar is ook een persoonlijke belediging voor de slachtoffers en hun
familieleden, die onder deze regimes hebben geleden.

Instandhouding van het historische geheugen, nauwkeurige vaststelling
van de misdaden van de totalitaire regimes en hun ideologieën, en
respect voor de slachtoffers en vrijheidsstrijders is zeer belangrijk
uit het oogpunt van historische rechtvaardigheid en om toekomstige
misdaden tegen de menselijkheid te voorkomen. Hierom dient er een
gelijkaardige aanpak te worden gevolgd en moet op EU-niveau al het
nodige worden gedaan om de herleving van die totalitaire regimes, dus
ook van het totalitaire communistische regime, te voorkomen.

Zonder internationaal onderzoek naar, en internationale erkenning van
deze misdaden kan noch van de onomkeerbaarheid van deze misdaden noch
van verzoening sprake zijn. De EU moet bij de behandeling van deze
misdaden beschikken over een gemeenschappelijk referentiekader en
gelijkaardige criteria. Dit oordeel en deze behandeling moeten berusten
op het criterium dat het menselijke leven de hoogste waarde is. De
motivatie noch de ideologie die de misdaad hebben ingegeven mogen op de
voorgrond treden. 

Aldus bezien is Letland ingenomen met het verzoek van de Raad aan de
Europese Commissie om binnen twee haar na de inwerkingtreding van het
kaderbesluit na te gaan of een aanvullend instrument noodzakelijk is.

Letland meent dat de aanneming van zo'n instrument er in de toekomst toe
zal leiden dat tegenover deze soorten misdaden dezelfde criteria worden
aangelegd, dat de slachtoffers ervan in de gehele EU op dezelfde voet
worden geplaatst en dat de ontkenning en de verdraaiing van de
historische werkelijkheid een einde neemt. Tegelijk is het van het
hoogste belang op EU-niveau te bevorderen dat alle lidstaten van de EU
hierover tot een gemeenschappelijk begrip komen. Daarom dient het
document dat tijdens de eerste Europese hoorzitting, op 8 april 2008 te
Brussel,  over "door totalitaire regimes gepleegde misdaden" werd
uitgebracht en daar door de meerderheid van de deelnemers werd gesteund,
aanleiding te geven tot maatregelen op EU-niveau in de toekomst."

Verklaring van Hongarije

Hongarije wenst de volgende verklaring af te leggen betreffende zijn
uitleg van de term "openbare orde" in artikel 1, lid 2, van het
kaderbesluit betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen
van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht.

"Volgens de gevestigde jurisprudentie van het Grondwettelijke Hof van de
Republiek Hongarije is de enige reden waarom de vrijheid van
meningsuiting door middel van het strafrecht kan worden ingeperkt dat de
betrokken gedraging de rechten van concrete personen op rechtstreekse en
klaarblijkelijke wijze in gevaar brengt en tegelijk de openbare vrede
dreigt te verstoren.

Ten einde deze nauwe uitleg te ondersteunen correspondeert in Hongarije
met de term "openbare orde" in artikel 1, lid 2, van het kaderbesluit de
term "openbare vrede"."

Verklaring van de Franse autoriteiten krachtens artikel 1, lid 4, van
het kaderbesluit

"Frankrijk verklaart overeenkomstig artikel 1, lid 4, dat het het
ontkennen of verregaand bagatelliseren van de in lid 1, onder c) en/of
d), bedoelde misdrijven alleen strafbaar zal stellen indien de in deze
leden bedoelde misdrijven het voorwerp zijn van een eindbeslissing van
een internationaal gerecht."

Verklaring van Polen betreffende ernstige verdraaiing van de waarheid
omtrent genocide, misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden die
door racisme en vreemdelingenhaat zijn ingegeven

"Polen benadrukt dat ernstige verdraaiing in het openbaar van de
waarheid omtrent genocide, misdaden tegen de menselijkheid en
oorlogsmisdaden die door racisme en vreemdelingenhaat zijn ingegeven een
ernstige bedreiging vormt voor de bij het onderhavige kaderbesluit
beschermde waarden, die vergelijkbaar is met die welke ontstaat door het
publiekelijke vergoelijken, ontkennen of bagatelliseren van die
misdaden.

Polen begrijpt dat ter waarborging van de vereiste nauwkeurigheid die
eigen is aan het strafrecht ernstige verdraaiingen in het openbaar niet
als gedraging is opgenomen in de bepalingen van het kaderbesluit. Wel is
dit punt aan de orde gekomen in de verklaring van de Raad. 

In dat licht bezien, wenst Polen te beklemtonen dat het ernstig
verdraaien van de feiten, waarbij de verantwoordelijkheid voor door
racisme en vreemdelingenhaat ingegeven misdaden als vermeld in het
kaderbesluit, wordt afgewenteld van de werkelijke daders, verwerpelijk
is en een passende reactie van de lidstaten vereist. Een voorbeeld van
dergelijk gedrag is het gebruik van een klaarblijkelijk onjuiste term
als "Poolse concentratiekampen".

____________________

	PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 269.

	Doc. 8544/07 DROIPEN 34.

	PB C 271 E van 12.11.2003, blz. 558.

	Advies nog niet bekendgemaakt in het PB.

16351/1/08 REV 1		ier/PAU/rl	  PAGE  1 

	DG H 2B	  NL

16351/1/08 REV 1		ier/PAU/rl	  PAGE  8 

BIJLAGE	DG H 2B	  NL