[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Samen aan de slag Nulmeting Bestuurlijk Akkoord Participatie

Bijlage

Nummer: 2009D00720, datum: 2009-01-12, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Nulmeting Bestuurlijk Akkoord Participatie (2009D00719)

Preview document (🔗 origineel)


Samen aan de slag

Nulmeting Bestuurlijk Akkoord Participatie

INHOUDSOPGAVE	

1. Inleiding											  2

2. Operationalisatie en uitgangssituatie							  3

3.A. Initiatieven van rijk en gemeenten om participatie te vergroten 		
16

3.B. Initiatieven om armoede te bestrijden en schulden terug te dringen	
19

3.C. Initiatieven om ondernemerschap te bevorderen					21

Bijlage 1: Tekst van het Bestuurlijk Akkoord Participatie 1. Inleiding

Het bestuurs- en participatieakkoord

De economie staat momenteel onder druk. Toch kenmerkt de Nederlandse
arbeidsmarkt zich in een aantal sectoren nog steeds door krapte.
Tegelijk staan nog steeds veel mensen aan de kant. Rijk en gemeenten
vinden het belangrijk om hen te laten meedoen en stelden daarover op 4
juni 2007 gezamenlijk ambities vast in het bestuursakkoord. De ambities
zijn verder uitgewerkt in het op 31 mei 2007 tussen VNG en het
ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een gesloten bestuurlijk
akkoord (verder ‘Bestuurlijk Akkoord’ genoemd). 

De ambities	

De gezamenlijke doelstelling is het verhogen van de participatiegraad,
uitmondend in de onderstaande ambities: 

1. Terugbrengen van het aantal WWB-ers met 75.000 huishoudens. 

2. Het activeren van 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden naar werk of
maatschappelijke participatie. 

3. Een extra impuls aan het bestrijden van armoede en het terugdringen
van het aantal huishoudens met problematische schulden.  

4. Het ondernemerschap stimuleren juist ook bij kwetsbare groepen.

Gezamenlijke doelstellingen en eigen verantwoordelijkheden

Het vijf pagina’s tellende akkoord bevat de belangrijkste afspraken op
sociaal vlak tussen rijk en gemeenten. De nadruk ligt op gezamenlijke
doelstellingen en daarvoor noodzakelijke randvoorwaarden. Bewust
schrijven het ministerie van SZW en de VNG geen implementatiemethoden
voor. Centrale gedachte is dat deze problematiek op het meest relevante
niveau van de arbeidsmarkt wordt aangepakt. Gemeenten kennen – samen
met hun keten- en maatschappelijke partners – hun lokale en regionale
arbeidssituatie het beste. Zij vervullen een actieve regionale regierol
en bevorderen zo de samenwerking tussen diverse partijen. Zowel het
ministerie van SZW als de VNG hebben verplichtingen op zich genomen om
tot de gestelde resultaten te komen. SZW zal de juiste randvoorwaarden
scheppen voor gemeenten om hen optimaal in staat te stellen om de
gezamenlijk vastgestelde doelen te bereiken. VNG en gemeenten zullen de
extra ruimte optimaal benutten om de gezamenlijk vastgestelde doelen zo
goed mogelijk te bereiken.    

Transparantie

SZW en VNG willen transparant zijn over de voortgang van de afspraken.
Om voortgang te kunnen meten, moet de beginsituatie goed gedefinieerd
zijn. In deze nulmeting schetsen we het beeld bij het afsluiten van het
bestuursakkoord in 2007. Ook geven we aan op welke wijze we de voortgang
in de komende periode zullen meten. Daarnaast geven we aan welke
initiatieven we in de periode 2007/2008 gezamenlijk hebben genomen. De
VNG faciliteert haar leden ook in dit opzicht: op de publiek
toegankelijke website   HYPERLINK "http://www.waarstaatjegemeente.nl" 
www.waarstaatjegemeente.nl  wordt – waar in kwantitatieve zin mogelijk
en statistisch verantwoord – de stand van zaken per jaar per gemeente
weergegeven.  

Nulmeting 

Voor u ligt de nulmeting van de participatieafspraken uit het
Bestuurlijk Akkoord. De nulmeting is bedoeld als ijkpunt en niet bedoeld
als (tussentijdse) evaluatie. In de nulmeting informeren wij u over hoe
wij de ambities uit het Bestuurlijk Akkoord hebben vertaald naar een
praktische aanpak, en beschrijven wij per ambitie de beginsituatie (in
de meeste gevallen cijfers over het jaar 2007). Ook informeren wij u
over initiatieven die het ministerie van SZW en de VNG ontplooien om
concrete resultaten te kunnen boeken. 

Na de nulmeting

In 2009 en 2010 vinden – conform de afspraak in het Bestuurlijk
Akkoord – twee evaluatieronden plaats. De situaties van dat moment
zullen worden vergeleken met de uitgangsposities van 2007 en de doelen
voor 2011. 

2. Operationalisatie en uitgangssituatie

Elke ambitie is geoperationaliseerd met behulp van een beperkt aantal
indicatoren. Zo kunnen SZW en VNG periodiek bepalen in hoeverre zij de
ambities van het Bestuurlijk Akkoord realiseren. In de volgende
paragrafen beschrijven we met behulp van de indicatoren per ambitie de
uitgangspositie. Allereerst treft u hieronder een overzicht aan van alle
indicatoren en op welke pagina’s bijbehorende gegevens te vinden zijn.


Indicatoren Bestuurlijk Akkoord 

Ambitie	Indicator	Pagina



(1) Verminderen van het aantal mensen dat beroep doet op WWB-uitkering

	

- Aantal huishoudens met WWB-uitkering

Borgen/verankeren Programmatisch Handhaven:

- Geconstateerd fraudebedrag afgezet tegen uitgaven inkomensdeel WWB

- Het fraudebedrag per geconstateerd fraudegeval

	

4

7

7

(2) Aan het werk helpen of maatschappelijk laten participeren van
niet-uitkeringsgerechtigden 	- Aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat 
aan het begin van het jaar via een lopend re-integratietraject 
maatschappelijk participeert

- Aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat via het starten van een
re-integratietraject maatschappelijk participeert

- Aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat na het volgen van een
re-integratietraject is uitgestroomd naar werk 

	9

9

9



(3) Bestrijden van armoede en terugdringen aantal huishoudens met
schulden	- Bereik langdurigheidstoeslag

- Bereik bijzondere bijstand

- Aantal kinderen dat materieel profiteert van de bijzondere bijstand

- Mate waarin gericht bijstand is verstrekt aan bepaalde groepen, met
name huishoudens met kinderen

- Aantal gemeenten dat afspraken heeft gemaakt met voedselbanken

- Verstrekte leenbijstand voor duurzame goederen

- Percentage gezinnen met schulden dat succesvol kan worden geholpen met
een aanbod

- Ontwikkeling wachtlijsten

	11

11

11

12

12

12

13

13

(4) Bevorderen van  ondernemerschap

	- Aantal gestarte ondernemers vanuit een WWB-uitkering

	15



Ambitie (1) Verminderen van het aantal mensen met een WWB-uitkering

Beginsituatie en 2007 

Elke maand geven gemeenten aan het CBS door hoeveel personen een
WWB-uitkering ontvangen. Hieronder geven we voor drie meetmomenten de
stand van zaken weer.

Meetmoment	Aantal mensen jonger dan 65 jaar met een WWB-uitkering

31 december 2006	300.950

30 juni 2007	289.350

31 december 2007 	273.980

Bron: CBS

Middellangetermijnpad, ambitie en realisaties

Onderstaande grafiek geeft het MLT-pad, de ambities en de realisatie
weer. 

Toelichting

MLT-pad: voor de periode 2007-2011 heeft het CPB het gemiddelde
jaarlijkse bijstandsvolume van huishoudens jonger dan 65 jaar geraamd.
Deze jaargemiddelden zijn met enkele aannamen omgezet in een lijn die
het volume per maand weergeeft.

Ambitie: rijk en gemeenten spraken af dat het bijstandsvolume van
huishoudens jonger dan 65 jaar eind 2011 227.000 zal zijn. Er zijn geen
afspraken gemaakt over het groeipad om deze ambitie te halen. Een
mogelijk groeipad is weergegeven als roze lijn. Deze veronderstelt dat
bij een snellere daling van het MLT-pad (gunstigere conjunctuur) ook een
groter deel van de extra afgesproken volumedaling gerealiseerd kan
worden. Verder is verondersteld dat de winst ten opzichte van het
MLT-pad vanaf medio 2007, na ondertekening van het Bestuurlijk Akkoord,
gerealiseerd kan worden.

Realisaties: de werkelijke ontwikkeling van het aantal
bijstandsuitkeringen aan huishoudens jonger dan 65 jaar in Nederland tot
eind 2007.

Conclusies uit de grafiek

Uit de grafiek blijkt dat tot eind 2007 een grotere dan verwachte
volumedaling is gerealiseerd. In 2007 is het bijstandsvolume met
ongeveer 27.000 huishoudens gedaald. Dit is een aanzienlijke daling, die
strookt met de conjuncturele ontwikkelingen in dat jaar. Eind 2007 lagen
gemeenten op koers om de ambitie te halen.  

Cijfers per gemeente

Voor deze indicator zijn ook volumereductiecijfers per gemeente
beschikbaar. Deze zijn te zien op de website   HYPERLINK
"http://www.waarstaatjegemeente.nl"  www.waarstaatjegemeente.nl .
Hieronder is twee keer een top vijf weergegeven: van gemeenten met de
grootste relatieve volumereductie in 2007 en dezelfde tabel voor
gemeenten met 50.000 inwoners of meer.  

Tabel 1 – Top vijf van gemeenten met de grootste relatieve
volumereductie 2006 - 2007

Gemeente	Bijstand als % beroepsbevolking 2006	Bijstand als %
beroepsbevolking 2007	Relatieve afname

1. Kessel	0.7%	0.3%	57,1%

2. Reusel – De Mierden	0.5%	0.3%	40%

    Scherpenzeel	0.5%	0.3%	40%

3. Vlagtwedde	1.4%	0.9%	35,7%

4. Neerrijnen	0.9%	0.6%	33,3%

    Zevenhuizen –     

    Moerkapelle	0.9%	0.6%	33,3%

    Meerlo – Wanssum	0.6%	0.4%	33,3%

    Ouderkerk	0.6%	0.4%	33,3%

5. Landsmeer	1.0%	0.7%	30,0%

    Littenseradiel 	1.0%	0.7%	30,0%



Tabel 2 – Top vijf van gemeenten met meer dan 50.000 inwoners met de
relatief grootste volumereductie 2006 – 2007

Gemeente	Bijstand als % beroepsbevolking 2006	Bijstand als %
beroepsbevolking 2007	Relatieve afname

1. Lelystad	3.7%	3 %	18,9 %

2. Roosendaal	2.3 %	1.9%	17,4%

3. Utrecht	4.2 %	3.5%	16,7%

4. Leeuwarden 	5.9%	5.0%	15,3%

5. Den Bosch	3.3%	2.8%	15,2%



Spreidingskaart

De spreidingskaart hieronder geeft weer hoe het volume van de bijstand
zich in 2007 per gemeente ontwikkelde. In 37 gemeenten nam het volume
toe; in 406 gemeenten nam het volume af. 

Bron: CBS, 2008, bewerking CAB

Toelichting: de berekening per gemeente is gemaakt door het absolute
bijstandscijfer op december 2006 en op december 2007 met elkaar te
vergelijken. Er is geen standaardisering toegepast.

De aanpak in Vlagtwedde: snel en persoonlijk 

In 2004 stond in Vlagtwedde de teller nog op 220 bijstandsgerechtigden.
Nu zijn dat er 75. Verantwoordelijk wethouder Klap licht de
volumereductie toe. “Onze succesbenadering is tweeledig” geeft hij
aan. “Ten eerste huren wij de casemanagers met een re-integratietaak
extern in vanuit het W-deel. Zo zijn we flexibel in de benodigde
expertise Ă©n in de manier waarop we beleid kunnen vertalen naar de
werkvloer. Wij hechten sterk aan een snelle en persoonlijke benadering.
Wanneer iemand bijstand aanvraagt, spreekt hij of zij de volgende dag
een casemanager. Samen kijken zij hoe de persoon in kwestie zo snel
mogelijk geactiveerd kan worden, liefst uiteraard naar regulier werk.
Heeft iemand geen cv, dan kan hij of zij dat na het gesprek direct maken
in ons cursuslokaal.  Binnen uiterlijk drie weken doen wij een
arbeidsaanbod. De kandidaat gaat samen met de casemanager naar de
potentiële werkgever. De casemanager moet ervoor zorgen dat de
kandidaat binnenkomt bij het bedrijf. Daarna moet de kandidaat zelf zijn
plek verdienen. De eerste zes weken gieten we daarom vaak in de vorm van
een stage. Het snelle arbeidsaanbod is het resultaat van het andere deel
van onze succesformule. Bij de gemeente Vlagtwedde werken twee
accountmanagers, gezamenlijk verantwoordelijk voor het binnenhalen van
vacatures in de regio. Zij zijn de spil tussen het midden- en
kleinbedrijf de afdeling Sociale Zaken. Sinds 2004 hanteren we deze
aanpak en hebben een goede relatie met veel werkgevers in de regio
opgebouwd. Er is veel vervangingsvraag. Het bestand kan daarom zeker nog
omlaag van 75 naar 50, recessie of niet.”. 

Lelystad focust op loonkostensubsidies en verloning

“In de beginjaren van de WWB richtte Lelystad zich voornamelijk op de
doorstroom van personen uit de Instroom/Doorstroom (ID)-regeling naar
regulier werk. Overigens niet zonder succes”, zegt Fred Nilsen,
strategisch beleidsadviseur onderwijs-arbeidsmarkt bij de eerder
genoemde gemeente. “Waar we begonnen met 347 ID-ers, eindigden we er
een paar jaar later met zo’n 145. Onderzoek van TNO heeft uitgewezen
dat 91% van de voormalig ID-ers die met een uitstroomsubsidie aan het
werk zijn gegaan na twee jaar nog in dienst zijn. Door de afbouw van de
ID-regeling viel 5,8 miljoen van het W-deel vrij. Dat konden we goed
gebruiken voor een nieuwe aanpak.”. Nilsen vervolgt:”ID-ers kwamen
vaak terecht in de ‘zachtere’ sectoren als zorg en onderwijs. Nu
richten we ons met het re-integreren van bijstandsgerechtigden veel meer
op het MKB in Lelystad en omgeving. We hebben goede ervaringen opgedaan
met de inzet van loonkostensubsidies en verloningsbanen. We werken
daarvoor veel samen met ons WSW-bedrijf. Re-integratiemogelijkheden van
mensen nemen toe, wanneer ze Ă©Ă©nmaal met een echt arbeidscontract aan
de slag zijn. Het kan niet zonder werk: ze zijn gewend aan het
werkritme en zijn zichtbaar voor potentiële werkgevers. Noordoostpolder
en Urk nemen nu onze aanpak ook over.” 

 

Borgen/verankeren Programmatisch Handhaven

Om het Programmatisch Handhaven te verankeren en borgen heeft het
kabinet voor de periode 2007-2010 € 36 mln. extra ter beschikking
gesteld voor initiatieven als:

De vormgeving van een gemeentelijk handhavingsplan met daarin concrete
doelen en meetbare prestatie-indicatoren

De inzet van controle- en opsporingsinstrumenten

Het inpassen van handhaving in de gemeentelijke (data)huishouding

Het inbouwen van risicosturing (scorekaarten) in de bedrijfsvoering

Deskundigheidsbevordering van medewerkers. 

Hieronder geven wij enkele cijfers met betrekking tot fraudebestrijding
weer, gekoppeld aan de indicatoren uit het overzicht op pagina 3.

Cijfers beginsituatie 2007

Indicator	2007

Het geconstateerd fraudebedrag (A) afgezet tegen uitgaven inkomensdeel
WWB (B)	- Totaalbedrag geconstateerde fraude = € 122,4 mln (A)

- Uitgaven inkomensdeel WWB = € 4.085 mln  (B)

- Percentage A t.o.v. B = 3,0 %



Het fraudebedrag per geconstateerd fraudegeval (C) 	- Totaalbedrag
geconstateerde fraude = € 122,4 mln (A)

- Totaal aantal geconstateerde fraudegevallen = 32.520 (C)

- Gemiddeld fraudebedrag  =  € 3.765  (A/C)



Onderzoek borging en verankering programmatisch handhaven

Om inzicht te verkrijgen in de mate waarin het Programmatisch Handhaven
is verankerd is in het kader van het Bestuurlijk Akkoord een kwalitatief
onderzoek uitgevoerd, waarvan de bevindingen hieronder worden
weergegeven. Overigens heeft het onderzoek niet de indicator
‘gemeentelijke formatie’ in beeld kunnen brengen, omdat het niet
alleen om gespecialiseerde functies voor handhaving gaat, maar
handhaving ook een geĂŻntegreerd deel uit maakt van bredere functies.
Enkele belangrijke bevindingen uit het onderzoek zijn:

Er tekent zich een verschuiving af (in ieder geval op bestuurlijk
niveau) van handhaven als afzonderlijk thema naar handhaving als
onderdeel van re-integratie en armoedebeleid;

Algemene doelen van het handhavingsbeleid worden weinig vertaald in
haalbare- en meetbare doelen en prestatie-indicatoren, wat de aansturing
bemoeilijkt;

Met betrekking tot terugvordering en verlagingen komt een beeld naar
voren dat positiever is dan op grond van andere signalen zou mogen
worden verwacht;

De betrokkenheid van gemeenteraadsleden bij handhaving kan vergroot
worden;

Er zijn nog voldoende mogelijkheden tot verdergaande samenwerking (in
bijvoorbeeld de keten Werk & Inkomen en bij de interne samenwerking
binnen de gemeente zelf).

Op basis van de resultaten van het kwalitatief onderzoek zal worden
bezien of, op welke onderdelen en op welke wijze VNG en SZW gemeenten
kunnen ondersteunen bij de verdere vormgeving van het handhavingsbeleid.

Groningen: dienstverlenen en handhaven zijn onlosmakelijk verbonden

Peter Verschuren is wethouder in Groningen voor onder andere Sociale
Zaken en Arbeidsmarktbeleid. Zijn gemeente investeert al langere tijd in
hoogwaardig handhaven. “Goede dienstverlening en informatiebeheer zijn
belangrijke hoekstenen onder effectief handhavingsbeleid”, geeft hij
aan. “Alleen zo kun je succesvol concrete en themagerichte acties
opzetten. In de afgelopen jaren hebben wij controles gedaan gericht op
woningdelers, het uitkeringenbestand gekoppeld aan die van de
Rijksdienst voor het wegverkeer, waterleveranciers, het Kadaster en de
Kamer van Koophandel. Bij nieuwe aanvragen voert de gemeente Groningen
een aantal van deze bestandskoppelingen nu standaard uit. Graag koppelen
wij ook ons bestand met het meldpunt ongebruikelijke transacties. Dat is
echter nog lastig door privacyregelgeving.”  

“Bij goede handhaving snijdt het mes aan twee kanten”, betoogt
Verschuren voorts. “We krijgen fraude beter in beeld, maar tegelijk
ook oorzaken daarvan. Zwartwerken naast de uitkering pakken wij hard
aan. Soms is echter de omvang van de fraude gering en blijkt de persoon
in kwestie een enorme hulpvraag te hebben. Daar spelen wij dan direct op
in: we bieden die hulp én beëindigen de fraudesituatie. Ons project
‘Springplank’ is daarop gericht. Van de 119 deelnemers in de
afgelopen twee jaar hebben er op dit moment 61 geen uitkering meer,
waarvan weer 34 een baan vonden. De rest bleek al alternatieve
inkomstenbronnen te hebben. De situaties zijn dus heel verschillend: wij
zijn verantwoordelijk voor de juiste combinatie van handhaving,
re-integratie en zorg.”    

   Ambitie (2) Activeren van niet-uitkeringsgerechtigden

In Nederland bevindt zich veel arbeidspotentieel in de zogenaamde stille
reserve: mensen zonder werk en zonder uitkering. Daarom spraken SZW en
VNG in het bestuursakkoord af om uit deze groep 25.000 personen naar
werk of maatschappelijke participatie toe te leiden. Inmiddels is dit
aantal opgehoogd naar 35.000 (zie pagina 18, punt 3.A.9).

Cijfers beginsituatie 2007

Indicator	2007

Aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat  aan het begin van het jaar via
een lopend re-integratietraject  maatschappelijk participeert.	14.820

Aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat via het starten van een
re-integratietraject maatschappelijk participeert 	3.410

Aantal niet-uitkeringsgerechtigden dat na het volgen van een
re-integratietraject is uitgestroomd naar werk 	2.820

Bron: CBS 

Toelichting

Maatschappelijke participatie kan op dit moment alleen gevolgd worden
aan de hand van de in deze periode gestarte re-integratietrajecten. Het
begrip ‘re-integratietraject’ is in de bestaande CBS-telling ruim
gedefinieerd: ‘sociale activering’ valt er bijvoorbeeld ook onder.
Drie opmerkingen bij deze cijfers: 

In de eerste plaats is bekend dat ‘maatschappelijke participatie’
van niet-uitkeringsgerechtigden, meer omvat dan door genoemde bestaande
telling met zijn ruime definitie van het begrip
‘re-integratietraject’, wordt gedekt. Een voorbeeld daarvan is het
verrichten van vrijwilligerswerk. Om komende jaren een meeromvattende
meting van maatschappelijke participatie mogelijk te maken hebben SZW,
VNG en een aantal gemeenten goed nagedacht over een meer
gedifferentieerde gegevensuitvraag bij gemeenten. De CBS-statistiek
dienaangaande is door het ministerie aangepast en wordt in deze vorm per
1 juli 2009 toegepast.

Ten tweede is het zo dat in de meting alleen die
niet-uitkeringsgerechtigden zijn opgenomen, die ingeschreven staan bij
het CWI. Mensen die op initiatief van de gemeente, maar zonder
inschrijving bij het CWI werk vinden, worden niet meegenomen in de
cijfers. Het is belangrijk dat gemeenten ook deze inspanningen
registreren, ook al gaat het bijvoorbeeld ‘slechts’ om een
Ă©Ă©nmalig stimuleringsgesprek. Inspanningen zijn op deze wijze via de
CBS-telling landelijk waarneembaar te maken. Dat is nodig om de
betreffende inspanningen ook in relatie tot de bovengenoemde ambitie te
kunnen laten meetellen.     

Ten slotte merken wij op dat in bovenstaande cijfers ook de (kleine
aantallen) ANW-uitkeringen zijn meegeteld. Het is technisch is nog niet
mogelijk een onderscheid in de cijfers aan te brengen. 

Activering van nuggers: een kwestie van doen

Dat is de opvatting van Elone van Velthuijsen, directeur van de
Regionale Sociale Dienst Alblasserwaard-Oost en Vijfheerenlanden, ofwel
Gorinchem en omgeving. Eind mei werden twee medewerkers – Ă©Ă©n van
haar eigen Sociale Dienst en Ă©Ă©n van het vraagteam van het CWI –
vrijgemaakt om nuggers te activeren. Van Velthuijsen is enthousiast.
“De aanpak is Ă©Ă©nvoudig en doeltreffend: na een oproep in de lokale
media organiseert het nug-team bijeenkomsten voor geĂŻnteresseerden.
Opbrengst na vijf maanden: ruim 60 belangstellenden, van wie 13 al aan
het werk zijn gegaan. Er hebben inmiddels twee bijeenkomsten
plaatsgevonden. Na deze eerste ‘advertentieronde’ heeft het team ook
de moskee en de zogenaamde ‘ouderkamers’ van de lokale
welzijnsorganisatie bezocht. Het team overweegt binnenkort om verder op
pad te gaan: bijvoorbeeld naar club- en buurthuizen en mogelijk gaan zij
op de markt staan met een kraam. Ook nuggers zelf vormen wegen naar
nieuw potentieel. Via mond-op-mond reclame nemen zij weer veel nieuwe
mensen mee naar het team van de RSD en het CWI. CWI schrijft de mensen
in. Deze methode blijkt doeltreffender te zijn dan het aanschrijven van
het CWI-bestand van werkzoekenden zonder uitkering. Dat bestand is snel
gedateerd. Voor de personen uit dat bestand is er geen noodzaak om
wijzigingen zoals een verhuizing door te geven aan het CWI. Het
proactieve samenwerkingsverband, dat we nu kennen, werkt oneindig veel
beter.” 

“De groep van geïnteresseerden is heterogeen en bestaat overwegend
uit vrouwen”, meldt Van Velthuijsen. “Je ziet allochtone vrouwen uit
de inburgeringstrajecten, maar ook autochtone herintreedsters. Voor een
deel van de groep is de effectieve aanpak naar activering simpel. Na de
groepsbijeenkomst wordt direct een afspraak gemaakt voor een persoonlijk
stimuleringsgesprek. Een groot deel van de groep heeft echter te kampen
met gevoelens van onzekerheid. Zij hebben vooral zelfvertrouwen nodig.
Vaak groeit dat al met het afnemen van een competentietest, iedereen is
namelijk ergens goed in. Dat kan al een mooie opmaat zijn naar
sollicitatietrainingen, die wij vervolgens aanbieden aan mensen die
opteren voor lager geschoold werk. Ten slotte is er ook een groep die
wij zeer uitéénlopende cursussen en opleidingen aanbieden. Denk
daarbij aan een opleiding voor Sociaal-Pedagogisch Werk, een training
computervaardigheden, maar ook een cursus Nederlands.”

In Gorinchem en omgeving is men overtuigd van het nut van de uitbreiding
van deze aanpak. “We zullen wel moeten,” aldus Van Velthuijsen.
“De werkloosheid is hier extreem laag. Om de werkgevers aan ons gebied
te binden, is het bittere noodzaak om de ‘stille reserve’ aan te
boren. Tegelijk voor ons erg bevredigend om mee bezig te zijn. De
vervangingsvraag die optreedt door de vergrijzing biedt perspectieven
aan personen die verborgen talenten ontdekken waarvan zij anders nooit
bewust waren geworden.”

 Ambitie (3) Armoedebestrijding en terugdringen aantal huishoudens met
schulden.

Het leven in armoede en het hebben van problematische schulden vormen
vaak een knelpunt bij maatschappelijke of arbeidsparticipatie. Daarom
zijn armoedebestrijding en het terugdringen van schulden een belangrijk
onderdeel van het bestuursakkoord. Hieronder geven wij weer op welke
terreinen er afspraken zijn gemaakt en wat de uitgangssituatie is. 

3.1 Bereik langdurigheidstoeslag 

Vanaf 2009 ontstaat een heel nieuwe situatie. Gemeenten zijn dan zelf
verantwoordelijk voor de invulling van de kerncriteria “langdurig”
en “laag inkomen”, alsmede voor de hoogte van de
langdurigheidstoeslag.

Cijfers beginsituatie 2007

Indicator	2007

A. Het aantal ontvangers langdurigheidstoeslag	105.122

B. Het aantal huishoudens met een uitkeringsduur van 5 jaar of langer,
peildatum 31-12-jaar voorafgaand	131.095

Bereik Langdurigheidstoeslag (A t.o.v. B)	80,2 %

Bron: (A) Ministerie van SZW; (B) CBS

3.2 Bereik bijzondere bijstand

Bijzondere bijstand is deel van het armoedebeleid van gemeenten. Daartoe
behoren ook kwijtschelding van gemeentelijke heffingen,
minima-kortingspassen en collectieve ziektekostenverzekeringen voor
minima.

Cijfers beginsituatie 2007

Indicator	2007

A. Aantal huishoudens dat bijzondere bijstand heeft ontvangen	273.300  

B. Aantal huishoudens met een laag inkomen	733.000

Bereik bijzondere bijstand (A t.o.v. B)	37,2 %

Bron: (A) CBS; (B) CBS – voorlopige cijfers.

Cijfers per gemeente

Voor deze indicator zijn ook cijfers per gemeente beschikbaar. Deze zijn
te zien op de website   HYPERLINK "http://www.waarstaatjegemeente.nl" 
www.waarstaatjegemeente.nl 

3.3 Aantal kinderen dat materieel profiteert van de bijzondere bijstand

Bij armoedebestrijding zijn huishoudens met kinderen een prioritaire
doelgroep.

Cijfers 2007

Indicator	2007

Aantal kinderen dat materieel profiteert van de bijzondere bijstand
167.900

Aantal minderjarige kinderen in huishoudens beneden 120 % Sociaal
Minimum.	423.000*

Bron: CBS;  *=voorlopig cijfer

3.4 Mate waarin gericht ondersteuning  is verstrekt aan bepaalde
groepen, met name huishoudens met kinderen

Gegevens hierover zijn niet beschikbaar. Wel zullen die via het
convenantentraject ‘Kinderen doen mee!’ worden verkregen. Om
praktische redenen is het in het kader van dat traject, en niet in het
kader van het Bestuurlijk Akkoord, dat over dit onderwerp zal worden
gerapporteerd.

3.5 Aantal gemeenten dat afspraken heeft gemaakt met voedselbanken 

Cijfers over 2008 

Omdat er geen landelijke cijfers beschikbaar zijn die de huidige stand
van zaken weer geven (nulmeting), is er in het kader van het Bestuurlijk
Akkoord een ‘quick scan onderzoek’ uitgevoerd (Quick scan
voedselbanken 2008). Daar waar sprake is van overleg en/of afspraken met
voedselbanken heeft dit in veel gevallen een ad hoc karakter.

Indicator	2008

A. Percentage gemeenten dat overleg heeft en/of afspraken heeft gemaakt
met voedselbanken	47 %

Van bovengenoemde groep (A)  het percentage voedselbanken dat mensen
doorverwijst naar de gemeente	56 %

Van bovengenoemde groep (A)  het percentage gemeenten dat mensen
doorverwijst naar de voedselbank	45 %

Van bovengenoemde groep (A)  het percentage van gemeenten dat de
afspraken in een convenant heeft vastgelegd	2,5 %

Bron: Onderzoek ‘Quick scan Voedselbanken 2008’.

3.6 Verstrekte leenbijstand voor duurzame gebruiksgoederen

De algemene afspraak is om leenbijstand zoveel mogelijk terug te
dringen. 

Cijfers 2007

Indicator	2007

A. Uitgaven leenbijstand 	€ 23,5 miljoen

B. Totale uitgaven bijzondere bijstand	€ 195,6  miljoen

Leenbijstand t.o.v. totaal bijzondere bijstand (A t.o.v. B)	12,0 %

Bron: (A) CBS; (B) CBS – voorlopige cijfers.

Cijfers per gemeente

Voor deze indicator zijn ook cijfers per gemeente beschikbaar. Deze zijn
te zien op de website   HYPERLINK "http://www.waarstaatjegemeente.nl" 
www.waarstaatjegemeente.nl 

Uden: “Bestuursakkoord kwam op juiste moment” 

Al voordat het bestuursakkoord tot stand kwam, benoemde het in 2006
nieuw aangetreden Udense college armoedebeleid als een speerpunt in zijn
coalitieprogramma. Voor het eerst, een politieke mijlpaal dus. Nadat de
nota ‘Maximaal meedoen’ unaniem is goedgekeurd door de Udense raad,
werken wethouder GĂŒnal en haar ambtenaren verder aan een integraal plan
van aanpak. Op dat moment verschijnt het bestuursakkoord. “Een steun
in de rug en landelijke bevestiging van de noodzaak van het pad dat Uden
al was ingeslagen” vat de wethouder haar reactie op het akkoord samen.
“De afspraken op het gebied van armoedebestrijding geven gemeenten
meer vrijheid in de uitvoering van het beleid. Die vrijheid kunnen wij
hier goed gebruiken om adequaat in te spelen op de Udense situatie. Die
kenmerkt zich met name door veel niet-gebruik van bestaande
regelingen.” 

Het is daarom ook geen toeval dat Uden op 15 april 2008 de tweede
Nederlandse gemeente is waarmee staatssecretaris Aboutaleb het convenant
‘Kinderen doen mee!’ afsloot. Hierin zijn de lokale maatregelen op
een rij gezet, die zich specifiek richten op armoedebestrijding bij
kinderen. De speerpunten uit de nota en het plan van aanpak zijn bewust
niet primair gericht op de uitbreiding van het aantal Udense regelingen
voor inkomensondersteuning. Het gaat juist om het vergroten van de
toegankelijkheid van de bestaande voorzieningen, de versterking van
lokale samenwerking, gericht werken aan preventie van armoede en de
bevordering van sociale en maatschappelijke participatie van kwetsbare
groepen. 

In december 2008 staat het eerder genoemde integrale plan van aanpak op
de agenda van de Udense raad. Op onderdelen daarvan zijn reeds successen
geboekt. Zo is er een consulent sociale voorzieningen aan het werk
gegaan. Deze medewerker spoort stille armoede op, onder andere door het
organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten in verzorgingshuizen.
“Belangrijk is om naar de mensen toe te gaan: wij zoeken ze op in het
buurthuis, de school, op de markt, in de sportclubs en de
verzorgingshuizen om te zien of iedereen ontvangt waar hij of zij recht
op heeft. Dat is niet het geval bij een behoorlijk deel van onze
doelgroep”, zegt GĂŒnal. Zij beperkt de doelgroep overigens niet tot
de bijstandscliënten, maar richt haar focus op de gehele onderkant van
de arbeidsmarkt. Daarmee is de samenhang tussen beleid en activiteiten
van de afdelingen Sociale Zaken, Welzijn en Economische Zaken een
belangrijk aandachtspunt. Met haar collega die verantwoordelijk is voor
het arbeidsmarktbeleid, werkt ze nauw samen. “Activering is de beste
armoedebestrijding”, betoogt de wethouder. 

Belangrijkste nog openstaande doelstelling voor de huidige
coalitieperiode is de bundeling van alle maatschappelijke partners onder
Ă©Ă©n dak. “Alleen zo voeg je slagkracht toe aan de bestaande
aanpak”. Dit uiteraard naast de blijvende inzet op de bestrijding van
onwetendheid over de voorzieningen. De wethouder kijkt echter ook naar
de periode na die van de huidige coalitie. “Alle actiepunten uit het
uitvoeringsplan gaan over de beleidsperiode heen”, licht GĂŒnal toe.
“De voor de uitvoering van het plan benodigde middelen zijn voor hun
specifieke bestemming geoormerkt. Gezien de unaniem instemmende reactie
op de beleidsnota, heb ik er vertrouwen in dat de raad ook in
meerderheid positief zal reageren op het plan van aanpak. Zo zorgen we
ervoor dat Uden ook na 2010 gericht werkt aan armoedebestrijding.”

3.7 Percentage huishoudens met schulden dat succesvol kan worden
geholpen met een aanbod en (3.8) Ontwikkeling wachtlijsten

Cijfers over de jaren 2006/2007

In het bestuurlijk akkoord zijn het Ministerie van SZW en de VNG
overeengekomen in kaart te brengen hoe de effectiviteit en de kwaliteit
van gemeentelijke schuldhulpverlening kan worden vergroot. Omdat er geen
landelijke cijfers beschikbaar waren die de stand van zaken weergaven
heeft onderzoek plaatsgevonden naar de uitvoering van
schuldhulpverlening. Dit onderzoek besloeg de periode 1 september 2006
tot en met 30 juni 2007. De resultaten zijn neergelegd in het rapport
“Schulden? De gemeente helpt!”.

Resultaten onderzoek 

De effectiviteit van de schuldhulpverlening bedraagt volgens het
onderzoek 22%. Onder effectiviteit wordt verstaan het aantal
schuldregelingen en het aantal adviesgesprekken gedeeld door het aantal
schuldenaren dat een intake krijgt. De onderzoekers zijn van mening dat
de effectiviteit van de schuldhulpverlening vergroot kan worden en doen
daartoe concrete voorstellen. De gemiddelde wachttijd bedraagt 4 weken.
Onder wachttijd wordt verstaan de periode die verstrijkt tussen het
moment waarop iemand formeel om hulp vraagt en het moment waarop een
gemeente begint te werken aan een oplossing. Naast de wachttijd is ook
de doorlooptijd van belang. Deze bedraagt gemiddeld 19 weken. De
doorlooptijd betreft de periode tussen het moment waarop hulp geboden
wordt en het moment waarop resultaat behaald wordt. Gemiddeld duurt het
dus 23 weken voordat een verzoek om hulp leidt tot het aanbieden van een
concreet resultaat.

Alphen aan den Rijn: schulphulpverlening integraal benaderen

“Getalsmatig vormen problematische schulden hier geen omvangrijk
probleem”, zegt wethouder Blom, in de gemeente Alphen aan den Rijn de
verantwoordelijk bestuurder voor schuldhulpverlening. “Het gaat om
circa 250 personen op een bevolking van ruim 70.000 inwoners. Voor de
250 personen in kwestie is het wél een groot probleem. Soms zelfs zo
groot dat het de toegang tot de arbeidsmarkt belemmert. Dat moeten we
oplossen en waar mogelijk voorkomen.”

Blom benadrukt het belang van een brede aanpak. “We verbreden op twee
manieren: ten eerste helpen we iedereen met een schuld in plaats van
uitsluitend personen op het sociaal minimum. Om de verbrede groep te
bereiken, investeren we fors in extra voorlichting in bijvoorbeeld
buurthuizen en op de ouderendag. Tegelijkertijd kijken we niet
uitsluitend naar de schuldsituatie, maar naar het totaal van knelpunten
waarmee de mensen te maken hebben. We hebben er bewust voor gekozen om
binnen onze organisatie de medewerkers van het WMO-loket
verantwoordelijk te maken voor de uitvoering van de schuldhulpverlening.
Zij kunnen immers als geen ander een goede koppeling maken naar andere
zorgbehoeften van de personen in kwestie, activeringsmogelijkheden en de
daarvoor beschikbare regelingen. Zo kunnen we optimaal maatwerk
leveren.” 

Ambitie (4) Bevorderen van  ondernemerschap

Bevorderen van ondernemerschap is belangrijk. Het midden- en
kleinbedrijf biedt relatief veel werkgelegenheid en is daarnaast op
wijkniveau vaak een maatschappelijk bindende factor. 

Cijfers beginsituatie 2007

Indicator	2007

Aantal gestarte ondernemers vanuit een situatie waarin een
bijstandsuitkering werd ontvangen	1845



Cijfers per gemeente

Voor gemeenten met meer dan 50.000 inwoners zijn cijfers te zien op  
HYPERLINK "http://www.waarstaatjegemeente.nl" 
www.waarstaatjegemeente.nl 

Lelystad: zelfstandigenloket, microkrediet en ondersteuning voor
starters

Lelystad is actief waar het gaat om het bevorderen van ondernemerschap.
Beleidsadviseur Fred Nilsen is enthousiast over de aanpak en het
resultaat. “Flevoland is de provincie met relatief de meeste starters.
De werkgelegenheid groeit hier nog steeds. Het is een aantrekkelijk
klimaat om je eigen bedrijfje in op te starten. Lelystad ondersteunt
waar mogelijk. Zo hebben we het zelfstandigenloket. Binnenkort gaat dat
experimenteren met microkredieten voor alle burgers die belangstelling
hebben voor het starten van een eigen onderneming.  Daarnaast is
‘Flevoland’s Werk’ actief. Dat is een franchise-organisatie van
enthousiastelingen die starters helpt bij vaak voorkomende
opstartproblemen.” De gecombineerde aanpak met de inzet van
loonkostensubsidies en verloning blijkt effectief: in 2006 en 2007 nam
het bestand af van 2.142 naar 1610 bijstandsgerechtigden. 

Twente: specifieke doelgroepen en een wijkgerichte aanpak

“Naast reguliere ondersteuningen voor alle zelfstandigen heeft Twente
twee specifieke doelgroepen in beeld als kansrijke waar het gaat om
zelfstandig ondernemerschap”, aldus Bert Otten. Hij is
verantwoordelijk wethouder bij de Regionale Organisatie Zelfstandigen
(hierna ROZ) in Twente. “Dat zijn allochtone ondernemers en
alleenstaande ouders. Wij bieden allochtone ondernemers ondersteuning op
maat. Wij vinden dat allochtoon ondernemerschap een wezenlijke bijdrage
levert aan integratie Ă©n een belangrijk element kan zijn in de
wijkgerichte aanpak. Inmiddels begeleidt de ROZ 51 personen met een
allochtone achtergrond. Voor alleenstaande ouders hebben we een speciaal
ondersteuningsprogramma. Daar is een financiële prikkel in gebouwd,
zodanig dat werken loont. Ook als je niet de standaarduren kunt werken
in verband met de zorg voor je kinderen.” Een heel ander, maar zeker
niet losstaand perspectief is de wijkgerichte aanpak. “Wij proberen
het werk dat ontstaat door het opstarten van allerlei bedrijven bewust
in de wijk te houden. Dat is goed voor de maatschappelijke cohesie. Daar
komen verrassende initiatieven uit voort: een klussenbedrijf dat
leegstaande flats netjes in orde maakt voor nieuwe huisvesting. Daar
slaan we mooi twee vliegen in Ă©Ă©n klap.” 

ROZ Twente is zeer actief in de regio als het gaat om alle vormen van
microfinanciering. Bestaande bedrijven die in de problemen komen vanwege
de recessie kunnen ook een beroep doen op ROZ: bijvoorbeeld bij
garanties, herfinanciering of het stimuleren van overtollig personeel om
voor zichzelf te beginnen.

3.A. Initiatieven van rijk en gemeenten om participatie te vergroten

Inleiding

In het Bestuurlijk Akkoord hebben SZW en de VNG een aantal initiatieven
afgesproken om de gezamenlijke ambities te realiseren (zie bijlage). Het
betreft initiatieven om (A) de participatie te vergroten; (B) armoede te
bestrijden en schulden terug te dringen; (C) initiatieven om
ondernemerschap te bevorderen. Hieronder komen zij aan de orde in
bovengenoemde volgorde. 

3.A. Initiatieven om de participatie te vergroten

Bij het bevorderen van participatie is er een verscheidenheid aan
thema’s om op in te haken: financieringssystematiek WWB,
participatiefonds (ontschotting van middelen), aansluiting arbeidsmarkt,
alleenstaande ouders, jongeren onder de 27 jaar, handhaving, innovatie
en wsw.

Voor elk van deze thema’s schetsen we hieronder de stand van zaken. 

3.A.1 Financieringssystematiek WWB  

De afspraken over meerjarige budgetten zijn conform afspraken uitgewerkt
en geïmplementeerd. Naast de bovengenoemde afspraken met betrekking
tot stabielere macrobudgetten is bij de uitwerking ook rekening gehouden
met vergroting van budgetstabiliteit gedurende het lopende
uitvoeringsjaar. Dit door de budgetverdeling ten tijde van de voorlopige
budgetten vast te leggen en de verdeelkenmerken gedurende het lopende
jaar niet meer aan te passen.

Onderdeel van de ombuiging van € 375 mln. op het werkdeel was een
reserveringspost van € 75 mln. in het kader van de ketentaakstelling
van € 190 mln. Nu deze voor het aandeel van gemeenten via het
gemeentefonds is gerealiseerd is de ombuiging op het W-deel in 2008
verlaagd naar € 300 mln. structureel.

In september 2007 is gestart met de evaluatie van het objectief
verdeelmodel van het WWB Inkomensdeel. In de begeleidingscommissie bij
het onderzoek waren de betrokken departementen, de Raad voor de
Financiële Verhoudingen (Rfv), Divosa, de VNG, en een aantal
individuele gemeenten vertegenwoordigd. Op 11 februari 2008 is het
onderzoek, tezamen met het kabinetsstandpunt en het standpunt van de Rfv
aan de Tweede Kamer gezonden.

3.A.2 Participatiebudget (ontschotting van middelen)

Het wetsvoorstel Wet participatiebudget is op 29 augustus 2008 verzonden
aan de Tweede Kamer. Bij het opstellen van het wetsvoorstel is overleg
gepleegd met de VNG. De VNG heeft een aantal gemeenten actief betrokken
bij voorbereidingstrajecten voor de snelle implementatie het
Participatiebudget. Over punten van overeenstemming en -geschil is op 8
september j.l. gezamenlijke brief naar de Tweede Kamer gestuurd. Op 11
november j.l. heeft de Tweede Kamer met het wetsvoorstel ingestemd. Op
23 december j.l. heeft de Eerste Kamer met het wetsvoorstel ingestemd.
Daarmee treedt het wetsvoorstel per 1 januari 2009 in werking. Een
voorlichtingstraject richting gemeenten is inmiddels gestart. Daarnaast
liet de VNG en 12 van haar leden de zogenaamde ‘Participatieladder’
ontwikkelen. Dat is een instrument dat de mate van participatie in beeld
brengt. Met de participatieladder kunnen gemeenten periodiek vaststellen
in hoeverre zij het gemeenschappelijk doel van participatiebeleid
realiseren. Het instrument kan een belangrijke bijdrage leveren aan de
integratie van de drie beleidsterreinen (re-integratie, educatie,
inburgering). De komende tijd zal een aantal gemeenten de concept-ladder
testen in de praktijk. De participatieladder sluit aan op de meer
gedifferentieerde gegevensuitvraag van de bestaande CBS-telling over
re-integratie (zie pagina 9 onder het kopje ‘Toelichting’). Ook is
deze toekomstgericht: het is mogelijk om in de toekomst ook aanpalende
beleidsterreinen als WMO en WSW op te nemen. 

3.A.3 Aansluiting arbeidsmarkt

Diverse invalshoeken zijn relevant bij de ontwikkeling en uitvoering van
vraaggericht re-integratiebeleid:

Met de sociale partners zijn in het najaarsoverleg afspraken gemaakt
over het verbinden van sectorale en regionale ambities. Als eerste actie
wordt samen met UWV/CWI en VNG een analyse gemaakt van de sectoren /
branches waar potentieel opleidings- en plaatsingsmogelijkheden zijn
voor mensen met een zwakke(re) arbeidsmarktpositie. In een later stadium
stellen sociale partners, kabinet, gemeenten en UWV de randvoorwaarden
vast om in de regio tot concrete afspraken te komen. Op basis hiervan
zullen plannen van aanpak opgesteld worden om mensen met grote(re)
afstand tot de arbeidsmarkt aan het werk te helpen om zo het regionale
en sectorale te verknopen. 

De uitvoering van die afspraken zal vanaf 2009 plaatsvinden vanuit de
Locaties voor Werk en Inkomen, waarin gemeenten en WERKbedrijf nauw
samenwerken. UWV/CWI en gemeenten maakten in AKO-verband afspraken over
de implementatie van geĂŻntegreerde dienstverlening. Deze is uiterlijk
in 2010 op alle locaties ingevoerd. AKO ondersteunt de locaties via een
speciaal kernteam en projectsubsidies.

Daarnaast ondersteunen SZW en VNG doorontwikkeling en uitvoering van
regionaal arbeidsmarktbeleid. Onder regie van de VNG hebben 57
portefeuillehouders Werk en Inkomen zich bereid verklaard om partijen
(andere gemeenten, werkgevers, keten- en maatschappelijke partijen) in
de eigen regio bij elkaar te brengen rondom arbeidsmarktbeleid. VNG
ondersteunt de ambassadeurs door middel van workshops, handreikingen,
publicaties, best practices en een digitale nieuwsbrief. VNG ontsluit
alle informatie op   HYPERLINK "http://www.vng.nl/ruimtevoorderegio" 
www.vng.nl/ruimtevoorderegio . SZW faciliteert landelijke en regionale
bijeenkomsten (o.a. Regiowerktoppen) en voert een actief relatiebeheer
met partijen in de regio.        

3.A.4 Alleenstaande ouders

Ter zake is een wetsvoorstel Wet verbetering arbeidsmarktpositie
alleenstaande ouders opgesteld waarover de VNG is geconsulteerd. Het
wetsvoorstel is door de Tweede Kamer aangenomen en ligt nu voor
behandeling bij de Eerste Kamer. De beoogde datum van inwerkingtreding
is 1 januari 2009, onder voorbehoud van tijdige behandeling en
instemming door parlement.

3.A.5 Jongeren onder de 27 jaar

Het ministerie van SZW werkte dit onderdeel uit in een beleidsnota
‘Werkleerplicht voor jongeren tot 27 jaar’ en zond deze op 21
december 2007 naar de Tweede Kamer. De staatssecretaris van SZW besprak
deze nota met de Tweede Kamer (AO d.d. 16 april 2008). Vervolgens werkte
het ministerie van SZW deze uit in het wetsvoorstel Wet Investeren in
Jongeren (WIJ), waarover de Raad van State d.d. 16 oktober 2008 heeft
geadviseerd. De ministerraad van 7 november aanvaardde dit wetsvoorstel.
Op 18 november 2008 zonden de bewindslieden van SZW het naar de Tweede
Kamer. De VNG prefereert de huidige aanpak van gemeenten. 

3.A.6 Handhaving

De wijze van verdeling

Voor de verdeling van de voor de totale periode beschikbare € 36
miljoen extra voor het borgen van Programmatisch Handhaven is gekozen
voor een verdeelsystematiek met een vast bedrag voor iedere gemeente
(€ 40.000) en een verdeling van de resterende middelen op basis van
het inwonertal. Voor 2007 gaat het daarbij om een totaalbedrag van €
10,125 miljoen en voor 2008 tot en met 2010 om € 8,625 miljoen. 

Regeling rechtsgevolgen huisbezoek

Bij de Raad van State is op 16 oktober 2008 een wetsvoorstel dat
uitvoeringsorganisaties meer mogelijkheden biedt om door middel van
huisbezoek de feitelijke leefsituatie vast te stellen voor advies
voorgelegd. De Raad van State heeft op 18 december 2008 een advies
uitgebracht. De RvS is van mening dat het wetsontwerp onvoldoende de
noodzaak aantoont en de evenredigheid in de toepassing van het
huisbezoek borgt. De RvS adviseert daarom het wetsontwerp hierop aan te
passen door o.m. clausulerende beperkingen op te nemen. Beoogde
inwerkingtreding: medio 2009.

Mogelijk maken van meer bestandskoppelingen

Door het College Bescherming Persoonsgegevens is aangegeven dat
bestandskoppelingen alleen zijn toegestaan op basis van risicoprofielen.
De Sociale Inlichtingen en Opsporings Dienst werkt in een 2-jarige pilot
aan de ontwikkeling hiervan.

Het Coördinatiepunt ICT is in 2008 gestart met een project om te komen
tot bruikbare koppeling van gegevens binnen het gemeentelijk domein.

3.A.7 Innovatie

Het Innovatieprogramma Werk en Bijstand is een subsidie-instrument om
beleidsinnovatie bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand te
stimuleren. Gemeenten die in de daaraan gekoppelde projecten
participeerden hebben daar veelvuldig hun voordeel mee kunnen doen. Het
opschalen van opbrengsten uit projecten naar andere gemeenten is voor
verbetering vatbaar, concludeerden SZW en VNG. SZW, VNG en Divosa werken
daarom nu aan een voorstel om vanuit een slagvaardige projectorganisatie
gemeenten vraaggericht te kunnen ondersteunen op alle onderdelen van het
bestuursakkoord.  

3. A.8 Wsw

Met ingang van 1 januari 2008 is de wetswijziging Wsw van kracht. Met de
wetswijziging worden een aantal problemen in de uitvoering aangepakt om
daarmee het doel van de wet beter te kunnen realiseren. Het gaat om het
creëren van arbeidsplaatsen voor de Wsw-doelgroep die passen bij hun
mogelijkheden en capaciteiten, waar mogelijk bij een reguliere
werkgever. Met de wetswijziging hebben gemeenten Ă©n Wsw’ers zelf meer
mogelijkheden gekregen om daarop te sturen. 

De wetswijziging biedt echter geen oplossing voor de voortgaande groei
van het beroep dat wordt gedaan op de Wsw. Hiertoe heeft het kabinet de
commissie ‘fundamentele herbezinning Wsw’ begin 2008 gevraagd een
voorstel te doen om meer mensen met een beperking aan het werk te
helpen, zonder dat dit meer geld kost. Voor dit advies, dat het kabinet
op 9 oktober jongstleden in ontvangst nam, is door de commissie niet
alleen naar de Wsw gekeken. De verschillende regelingen voor personen
met een arbeidsbeperking zijn juist in onderlinge samenhang bezien. Het
voorstel van de commissie wordt momenteel bestudeerd. Uiterlijk februari
2009 zal het kabinet een reactie geven op het advies van de commissie.
VNG heeft positief gereageerd op de analyse en oplossingsrichtingen die
door de commissie zijn voorgesteld. VNG is van plan om samen met Cedris
en Divosa een actieve bijdrage te gaan leveren aan de realisatie van
‘pilots’. 

3.A.9. Aanvullende afspraak over mensen zonder uitkering Ă©n zonder werk

De Staatssecretaris van SZW en de VNG stelden vast dat ter verhoging van
de arbeidsparticipatie in Nederland nog meer mensen zonder uitkering Ă©n
zonder werk aan werk geholpen zouden moeten worden. Het is zaak te komen
tot een aanmoedigend beleid voor deze groep en toetredingsdrempels weg
te nemen. Het kabinet heeft in het Najaarsoverleg afgesproken met
sociale partners dat zij in samenspraak met gemeenten, UWV/CWI plannen
van aanpak opstellen om mensen met een grote(re) afstand tot de
arbeidsmarkt aan het werk te helpen, waaronder ook mensen zonder
uitkering . Daarom menen SZW en de VNG dat het mogelijk is om de
ambities van gemeenten ten aanzien van niet-uitkeringsgerechtigden te
verhogen ten opzichte van het Bestuurlijk Akkoord van 2007. Het in
oktober 2008 hierover afgesloten akkoord bevat de volgende afspraken:

Gemeenten verhogen de inzet met betrekking tot het aan werk helpen en of
maatschappelijk participeren van niet-uitkeringsgerechtigden tot en met
2011 met 10.000 naar in totaal 35.000.

SZW introduceert een tweeledige stimulans per 1 november 2008:

Per niet-uitkeringsgerechtigde die een gemeente naar betaald werk
toeleidt, mag deze gemeente het jaar erop € 12.000 van het eigen
Werkdeel regelluw besteden aan participatiebevorderende trajecten.
Bijvoorbeeld re-integratietrajecten voor personen onder de 18 of inzet
op uitvoeringskosten. 

Gemeenten mogen maximaal € 2.200 bonus toekennen aan een
niet-uitkeringsgerechtigde die werk aanvaardt. Bij voorkeur zijn dit
personen met die aan het werk gaan vanuit een positie met grote afstand
tot de arbeidsmarkt. 

3.B. Initiatieven om armoede te bestrijden en schulden terug te dringen


Voor elk van de voorgenomen initiatieven – zie bijlage voor de exacte
formuleringen – schetsen wij de stand van zaken. 

3.B.1. Gerichte bijstand in natura voor gezinnen met kinderen 

Het wetsvoorstel "Bevordering van op maatschappelijke participatie
gerichte ondersteuning van huishoudens met schoolgaande kinderen (nr. 31
441)” is per 1 januari 2009 in werking getreden (zie ook hieronder,
bij 3.B.6)

3.B.2. Deregulering langdurigheidstoeslag 

Vanaf 1 januari 2009 is een geheel nieuwe situatie ontstaan: gemeenten
zijn dan nu zelf verantwoordelijk voor de invulling van de kerncriteria
“langdurig” en “laag inkomen”, alsmede voor de hoogte van de
langdurigheidstoeslag. Zij moeten die in een verordening vaststellen. 

3.B.3. Invulling armoedebeleid in de vorm van materiële voorzieningen
gericht op participatie

De aan gemeenten verstuurde handreiking gemeentelijk armoedebeleid
besteedt aandacht aan de samenhang tussen armoedebeleid en de
bevordering van participatie. De VNG verzamelt goede voorbeelden op dit
terrein en stelt ze via haar website beschikbaar voor gemeenten. Dit
geldt in het bijzonder voor voorzieningen gericht op gezinnen met
kinderen. De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten de ruimte om
zelf de hoogte van de toeslag vast te stellen. In de modelverordening
die de VNG hiervoor ontwikkelde, laat zien hoe door middel van een
glijdende schaal de armoedeval kan worden voorkomen om zo participatie
door werk te bevorderen.  

3.B.4. Tegengaan niet-gebruik alle gemeentelijke regelingen

Terugdringen van het niet-gebruik op bijzondere bijstand moet op
gemeentelijk niveau plaatsvinden. Rijk en VNG ondersteunen daarbij. 

Dit jaar is een handreiking gemeentelijk armoedebeleid uitgebracht, met
goede voorbeelden op dit punt.

In 2007 is de website ‘www.berekenuwrecht.nl’ gelanceerd, waarmee
burgers via internet het recht op inkomenondersteunende regelingen
kunnen laten uitrekenen. Een groot (en groeiend) aantal gemeenten heeft
zich aangemeld om ook de gemeentelijke regelingen op de site te krijgen.
Vanaf januari 2009 wordt in een ‘pilot’ de website
‘www.berekenuwrecht.nl’ aangevuld met de mogelijkheid om ook
aanvragen in te dienen. In de toekomst gebeurt dat op basis van bekende
informatie uit het Digitaal Klantdossier.

Tevens zijn in het kader van het IPW projecten gestart waarin nieuwe
wegen worden gezocht om minima op de hoogte te stellen van
inkomensregelingen.

Vanuit het rijk wordt in de campagne “Blijf Positi€f” vanaf juni
2008 in het kader van schuldenpreventie aandacht besteed aan het
terugdringen van niet-gebruik. 

Tevens wordt geëxperimenteerd met bestandskoppeling en wordt een
knelpuntenanalyse opgesteld om de mogelijkheden van bestandskoppeling
uit te breiden.

De staatssecretaris maakt met gemeenten afspraken door het afsluiten van
een convenant “Kinderen doen mee!”. De stand tot en met oktober 2008
laat zien dat met ruim 140 gemeenten een convenant is afgesloten. In
deze gemeenten leven 227.240 kinderen in huishoudens met een inkomen
onder 120% van het sociaal minimum.. Gemeenten konden tot 30 november
2008 het convenant afsluiten.

3.B.5. Verbeteren samenwerking  tussen gemeenten en lokale voedselbanken

SZW organiseerde een werkconferentie met gemeenten en voedselbanken.

Op 3 december j.l. heeft staatssecretaris Aboutaleb samen met de VNG een
bestuurlijke conferentie georganiseerd met als thema “Samenwerking
tussen voedselbanken en gemeenten.” Doel van de conferentie was het
bereiken van (betere) samenwerking tussen gemeenten en voedselbanken, om
meer mensen duurzaam uit de armoede te helpen, ieder vanuit de eigen
verantwoordelijkheid. De gemeenten doen dit door het bevorderen van
participatie en het terugdringen van niet-gebruik. De voedselbanken
kunnen hierbij een belangrijke rol spelen als het gaat om de toeleiding
van bezoekers van voedselbanken naar gemeentelijke voorzieningen. SZW en
VNG zullen voorts goede vormen van samenwerking onder de aandacht van de
gemeenten brengen.

SZW startte een IPW-project om gemeenten en voedselbank beter te laten
samenwerken.

SZW gaat gemeenten ondersteunen bij hun (uitvoerings)vragen op het
gebied van armoede en schulden. 

3.B.6. Gemeenten stimuleren tot terughoudendheid bij het verlenen van
leenbijstand

In het Bestuurlijk Akkoord is afgesproken om het armoedebeleid zo veel
mogelijk af te stemmen op materiële voorzieningen gericht op
participatie. Per 1 januari 2009 is daartoe de categoriale bijzondere
bijstand uitgebreid voor wat betreft de ‘ondersteuning van huishoudens
met schoolgaande kinderen’. Deze wetswijziging maakt het mogelijk dat
gemeenten categoriaal verstrekkingen in natura kunnen doen aan deze
groep. 

3.B.7. Versterken effectiviteit en kwaliteit van de minnelijke
schuldhulpverlening 

Het kabinet heeft met de brief aan de Tweede Kamer van 15 september
gereageerd op het in het kader van het Bestuurlijk Akkoord uitgevoerde
onderzoek naar de effectiviteit en de kwaliteit van gemeentelijke
schuldhulpverlening. Daarin heeft het kabinet aangegeven de wacht- en
doorlooptijden te lang te vinden, vooral tegen de achtergrond dat veel
mensen zich pas melden als het water al aan de lippen staat. Ook heeft
de lengte van de wacht- en doorlooptijden een negatieve invloed op de
effectiviteit. Daarnaast is het kabinet van mening dat de effectiviteit
van de schuldhulpverlening door gemeenten vergroot kan worden.

In de brief van 15 september heeft het kabinet tevens aangegeven te
komen met concrete maatregelen om de effectiviteit te verbeteren en de
wacht- en doorlooptijden te verkorten.

Het kabinet zal de aanbevelingen uit het onderzoek clusteren en
bespreken met de partijen die binnen de schuldhulpverlening een rol
spelen (VNG, Divosa, NVVK, MO-groep). Het doel van deze bespreking is
het gezamenlijk vaststellen wat er moet gebeuren, wie wat gaat doen, op
welke termijn en welke rol het kabinet kan spelen bij de ondersteuning
van deze partijen.

Naast genoemde aanbevelingen hebben VNG en overige betrokken partijen
zelf reeds een aantal activiteiten ontplooid, gericht op verbetering van
de effectiviteit. Van belang zijn met name:

Het project Vernieuwing schuldhulpverlening van de NVVK. Deze werkwijze
wordt in 2009 bij alle NVVK-leden ingevoerd;

Certificering schuldhulpverlening. Onder voorzitterschap van het
normalisatie-instituut NEN is er een norm voor schuldhulpverlening
gerealiseerd. Nu kan de certificering starten;

Realisatie van het Landelijk Informatiesysteem Schuldregistratie (LIS),
gericht op het voorkomen van het ontstaan of verergeren van
problematische schuldsituaties.

3.B.8. Beschikbaarstelling middelen voor schuldhulpverlening via
gemeentefonds 

SZW heeft voor deze kabinetsperiode tot en met 2011 € 350 miljoen
(waarvan € 80 miljoen structureel) aan het gemeentefonds toegevoegd
ten behoeve van de bestrijding van armoede en schulden. Dit is inclusief
€ 50 miljoen die nodig is om de motie Tang Spekman uit te voeren. In
de tabel hieronder ziet u hoe het bedrag is uitgesplitst over diverse
posten voor elk jaar gedurende de looptijd van het bestuursakkoord. 

Uitsplitsing € 350 miljoen ten behoeve van bestrijding van armoede en
schulden 

(alle hieronder genoemde bedragen x € 1.000.000)

Jaar	Coalitieakkoord	Schuldhulpverlening	Armoede kinderen
Kerstgratificatie	Totaal

2007	0	31,75

	31,75

2008	5	20,28	40	50	115,28

2009	10	16,52	40

66,52

2010	60



60

2011	80



80

Totaal	155	68,55	80	50	353,55

3.C. Initiatieven om ondernemerschap te bevorderen

Onderstaande initiatieven zijn ontplooid om ondernemerschap te
bevorderen. 

Borgstelling bedrijfskrediet

De eerste resultaten van een gestarte pilot met borgstelling
bedrijfskrediet zijn positief, zowel in Rotterdam als in Lelystad en
Leeuwarden (zie ook de kadertekst over Lelystad). Ook in Tilburg en
Hengelo zal de pilot snel van start gaan. De pilot loopt tot 1 januari
2011. De oorspronkelijke doelgroep van bijstandsgerechtigden wordt
uitgebreid met de doelgroep niet-uitkeringsgerechtigden. In afstemming
met SZW start EZ per 1 januari 2009 een ‘pilot’ met een fonds voor
microfinanciering voor de duur van twee jaar. EZ betrekt gemeenten bij
de uitvoering. Na twee jaar bepalen de resultaten van beide
‘pilots’ welke aanpak landelijk wordt uitgerold. Dan zal VNG ook in
ondersteunende en communicatieve zin haar bijdrage leveren aan het
opschalen van verworven inzichten. 



Bijlage 1: Tekst van het Bestuurlijk Akkoord Participatie Bestuurlijk
Akkoord SZW – VNG participatie

d.d. 31 mei 2007

Aanleiding

Het gaat economisch goed gaat met Nederland. Gemeenten hebben met de WWB
en hun sterke rol in de regio een goed uitgangspunt om de participatie
aan de onderkant van de arbeidsmarkt de komende jaren te vergroten. Toch
bestaat het risico dat mensen die langdurig aan de kant staan
onvoldoende profiteren van het goede economische tij. 

VNG en SZW hebben de gezamenlijke doelstelling om zo veel mogelijk
mensen weer voluit mee kunnen laten doen in de samenleving. Hierbij
staat arbeidsparticipatie voorop, maar “meedoen” moet breder worden
opgevat. Als regulier, betaald werk niet direct tot de mogelijkheden
behoort, moeten mensen gestimuleerd worden maatschappelijk te
participeren (bijvoorbeeld via leerbanen of vrijwilligerswerk). Daarbij
gaat het niet alleen om bijstandsgerechtigden, maar ook om mensen zonder
werk en uitkering met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. 

Ambities	

Met het oog op deze gezamenlijke doelstelling spreken VNG en SZW de
volgende ambities uit met betrekking tot arbeidsparticipatie,
maatschappelijke participatie, armoede/schulden en ondernemerschap. 

VNG en SZW maken zich de komende jaren sterk voor het realiseren van een
vermindering van het aantal mensen dat een beroep doet op de WWB. Ten
opzichte van de MLT-raming wordt een vermindering afgesproken van 30.000
huishoudens/uitkeringen. Naar de huidige ramingsstand gemeten betekent
dit een daling met 75.000 huishoudens/uitkeringen naar 227.000 in 2011
ten opzichte van de stand ultimo 2006 (302.000 uitkeringen < 65 jaar). 

VNG en SZW streven ernaar 25.000 niet-uitkeringsgerechtigden in de
periode 2007 - 2011 aan werk te helpen of maatschappelijk te laten
participeren als de afstand tot de arbeidsmarkt te groot is.

VNG en SZW geven een extra impuls aan het bestrijden van armoede en het
terugdringen van het aantal huishoudens met problematische schulden.  

VNG en SZW zullen het ondernemerschap stimuleren juist ook bij kwetsbare
groepen.

Maatregelen

SZW en de VNG maken de volgende afspraken om de gezamenlijke ambitie
gestand te doen.

A. Maatregelen om participatie te vergroten

Financieringssystematiek WWB 

Uitgangspunten voor te nemen maatregelen bij de financieringssystematiek
zijn dat te grote schommelingen in het budget worden voorkomen en dat
rekening wordt gehouden met vormen van maatschappelijke participatie. 

Hiertoe worden de gemeentelijke budgetten voor het re-integratiebeleid
meerjarig vastgelegd, rekening houdend met de ombuiging op het W-deel
die oploopt tot 375 miljoen in 2011. In het kader van de evaluatie van
de regeling afwikkeling oude vreemdelingenwet zal aan de orde komen of
zich als gevolg van deze regeling onvoorziene effecten voordoen. 

Uitgangspunt is dat het I-deel, met inbegrip van de voor de aanvullende
uitkering uit hoofde van artikel 74 WWB gereserveerde
begrotingsmiddelen, voor de periode 2008 - 2011 wordt vastgezet op basis
van de MLT-raming van het Centraal Planbureau, zoals die in augustus
2007 wordt gepubliceerd. Alleen wanneer de conjunctuur buiten een
bepaalde bandbreedte afwijkt wordt het macro-budget tussentijds
gecorrigeerd. Het macrobudget wordt jaarlijks wel gecorrigeerd voor
loon/prijsbijstelling en (wijzigingen in de) effecten van rijksbeleid.
Deze afspraak geldt in voor- en tegenspoed. 

Afspraak is dat gemeenten een positief verschil tussen de MLT-raming en 

realisatie inzetten voor het waarmaken van de ambities van dit akkoord.

SZW biedt transparantie over de wijze waarop de MLT-raming tot stand is
gekomen.

SZW zal bij de evaluatie van de WWB het verdeelmodel I-deel evalueren en
op basis daarvan bezien of er aanleiding is nog deze kabinetsperiode te
komen tot verbetering van de verdeling. Daarnaast evalueert SZW de
financieringssystematiek WWB ten behoeve van besluitvorming door het
volgend kabinet.

In een werkgroep SZW/VNG zullen een aantal technische aspecten m.b.t.
bovenstaande afspraken nader worden uitgewerkt.

Participatiefonds (ontschotting van middelen)

Het kabinet bundelt participatiebevorderende budgetten zodanig dat
gemeenten de budgetten optimaal kunnen inzetten voor het bevorderen van
duurzame participatie. De VNG zal bij de uitwerking betrokken worden.
Uitgangspunten zijn:

bundeling leidt tot een bijdrage aan het realiseren van de doelen uit de
pijler sociale samenhang van het beleidsprogramma van dit kabinet; 

de gemeentelijke budgetten voor volwasseneneducatie (OCW), inburgering
(WWI) en re-integratie (SZW) zullen in eerste aanleg worden betrokken;  

aandachtspunt bij de nadere uitwerking is in ieder geval het behoud van
de infrastructuur van de ROC’s; 

het schot tussen I- en W-deel van de WWB blijft overeind;

omdat de vorming van een participatiefonds, wegens benodigde
wetswijziging en complexiteit van uitwerking, enige tijd kan duren,
overlegt SZW met de VNG over mogelijkheden hoe vooruitlopend op de
wetswijziging al invulling kan worden gegeven aan ontkokerd en
samenhangend beleid op gemeentelijk niveau. Hierbij wordt de
doelgroepeneis bij de besteding van het W-deel betrokken.

Aansluiting arbeidsmarkt 

SZW en VNG streven naar het samenbrengen van het decentraal
arbeidsmarktbeleid en re-integratie in Ă©Ă©n loket op lokaal/regionaal
niveau. Dat versterkt de mogelijkheden voor gemeenten om een
vraaggericht re-integratiebeleid te voeren. Gemeenten gaan verder met
deze ontwikkeling en spannen zich in om werkgevers, onderwijs,
werknemers, CWI en UWV op het niveau van de regionale arbeidsmarkt
bijeen te brengen en concrete prestatieafspraken te maken over de
wederzijdse inzet, kwaliteiten effectiviteit van de dienstverlening aan
werkgevers en werkzoekenden. Om tot een regionaal arbeidsmarktbeleid te
komen en te kunnen functioneren als slagvaardige gesprekspartners van
regionaal opererende partijen, zullen gemeenten hun beleids- en/of
organisatiekracht regionaliseren.

Alleenstaande ouders

Er komt een recht op een ontheffing van de sollicitatieplicht voor
alleenstaande ouders met kinderen tot vijf jaar. SZW zal de VNG
betrekken bij de uitwerking hiervan. Uitgangspunten bij de verdere
uitwerking zijn: 

de maatregel wordt zo vormgegeven dat er perspectief wordt geboden op
uitgestelde re-integratie;

ontheffing op aanvraag, met een maximale periode van zes jaar; 

de ontheffing wordt gekoppeld aan een scholingsplicht, die de gemeente
oplegt. 

Jongeren onder de 27 jaar

Er komt een werk-/leerplicht voor jongeren tot 27 jaar. SZW zal de VNG
betrekken bij de uitwerking hiervan en de VNG inzicht geven in de kosten
en opbrengsten ervan voor de gemeenten. Uitgangspunten zullen zijn:

het creëren van een voorziening, waarmee gemeenten zorgen dat jongeren
niet in de bijstand komen; 

de gemeenten worden verplicht een leer/werk-aanbod te doen, voor
jongeren die een beroep op de gemeente doen; en 

er wordt aansluiting gezocht bij de financieringssystematiek van de WWB.

Handhaving

In het kader van het SZW-Handhavingsprogramma 2007 – 2010 zijn
middelen gereserveerd voor het verankeren en borgen van het zogenoemde
Programmatisch Handhaven  in de gemeentelijke beleids- en
uitvoeringspraktijk. Het kabinet zal deze middelen eenmalig toevoegen
aan de algemene uitkering van het gemeentefonds. Over de wijze van
verdeling zal nog nader met de VNG worden overlegd. SZW zal tevens
bezien welke mogelijkheden er zijn om gemeenten meer handhavingsruimte
te geven door het mogelijk maken van bestandskoppelingen en het zonodig
wettelijk verankeren van het afleggen van huisbezoeken. 

Innovatie

Gemeenten hebben een eigen verantwoordelijkheid in het zoeken van nieuwe
wegen om meer mensen aan het werk te krijgen/te laten participeren.
Daarvoor zijn middelen gereserveerd. SZW heeft vanuit zijn rol op
systeemniveau een nieuwe aanpak opgesteld om dat te stimuleren. Met VNG,
Divosa en andere organisaties bekijkt SZW op welke punten door middel
van een integrale aanpak effectiever gewerkt kan worden. SZW werkt samen
met VNG en andere organisaties een beperkt aantal programmalijnen uit.
Daarnaast zal SZW in samenwerking met de VNG verkennen wat de
mogelijkheden zijn van een verbreding of het 'omkeren' van het
innovatie-artikel (artikel 83 WWB).

Wsw 

De voorgenomen wetswijziging Wsw per 1 januari 2008 maakt het mogelijk
een aantal acuut gevoelde problemen bij de uitvoering van de Wsw  aan te
pakken. De wetswijziging biedt echter geen oplossing voor de voortgaande
groei van het beroep dat wordt gedaan op de Wsw en het feit dat er op
dit moment verschillende regelingen zijn voor mensen met een
arbeidsbeperking (Wsw, Wia, Wajong, arbeidsongeschiktheid in WWB), alle
gericht op waar mogelijk arbeidsparticipatie van mensen met een
arbeidsbeperking. Deze regelingen moeten in onderlinge samenhang worden
bezien om problemen die zich voordoen binnen de afzonderlijke regelingen
aan te kunnen pakken. Hiervoor is een fundamentele herbezinning op de
Wsw in onderlinge samenhang met andere regelingen voor mensen met een
arbeidshandicap noodzakelijk. SZW zal dit traject tezamen ingaan met de
VNG en de andere bij de uitvoering betrokken partijen.

B. Maatregelen om armoede te bestrijden en schulden terug te dringen

SZW stuurt aan op gerichte bijstand in natura voor gezinnen met
kinderen, waarbij het beleid gericht dient te zijn op de kosten voor
schoolgaande kinderen, voor zover niet voorzien in een voorliggende
voorziening (te denken valt hierbij aan computers, vervoer, sport en
cultuur).

SZW dereguleert de langdurigheidstoeslag. Gemeenten leggen in een
verordening vast onder welke voorwaarden burgers recht op een
langdurigheidstoeslag hebben. 

De VNG stimuleert gemeenten om armoedebeleid zoveel als mogelijk is in
te vullen in de vorm van materiële voorzieningen gericht op
participatie. Via een handreiking en ‘best practices’ wordt beoogd
te bereiken dat gemeenten op grotere schaal dan thans invulling geven
aan lokaal armoedebeleid. 

Het streven is niet-gebruik voor alle gemeentelijke regelingen tegen te
gaan. SZW en VNG spannen zich in om de bekendheid van deze voorzieningen
te vergroten. Daarnaast wordt onderzocht hoe het niet-gebruik via
bestandskoppelingen teruggebracht kan worden.

VNG en SZW bouwen voort op de recente intentieverklaring door de
samenwerking tussen partners op lokaal en regionaal niveau te bevorderen
en goede praktijkvoorbeelden actief onder de gemeenten te verspreiden.
Zo zal de samenwerking tussen gemeenten en lokale voedselbanken
verbeterd worden met het doel bezoekers van voedselbanken gebruik te
laten maken van gemeentelijke voorzieningen. 

VNG stimuleert gemeenten grote terughoudendheid te betrachten bij het
verlenen van leenbijstand. Gemeenten worden hierbij gestimuleerd op
inventieve wijze om te gaan met de mogelijkheid om de verplichting tot
betaling van deze schuld kwijt te schelden, gekoppeld aan de inspanning
van de cliënt op het terrein van re-integratie.

VNG en SZW brengen in kaart op welke wijze de effectiviteit en de
kwaliteit van de minnelijke schuldhulpverlening versterkt kan worden.

SZW stelt de beschikbare middelen voor schuldhulpverlening in de periode
2007-2009 beschikbaar via een toevoeging aan de algemene uitkering van
het gemeentefonds. 

C. Maatregelen om ondernemerschap te bevorderen

Het bevorderen van kleinschalig ondernemerschap is van belang. Het
levert een bijdrage aan de economische dynamiek, is een instrument voor
duurzame re-integratie en draagt bij aan de versteviging van de sociale
cohesie in de wijken. 

SZW streeft ernaar om daar waar de administratieve lastendruk voor
ondernemers het gevolg is van SZW regelgeving, deze regeldruk te
verlagen. 

SZW wil via een van rijkswege te verstrekken borgstelling bevorderen dat
alle starters vanuit een uitkering die over een levensvatbaar
bedrijfsplan beschikken, voor het noodzakelijke bedrijfskapitaal een
geslaagd beroep kunnen doen op een bancair krediet. In juli start een
pilot in Rotterdam, Lelystad en Leeuwarden, waaraan de
uitkeringsinstanties de grote banken en kredietbanken zullen deelnemen.
Na evaluatie van de pilots zal worden bezien of de borgstellingsregeling
kan worden uitgerold over de rest van Nederland. 

SZW zal ervoor ijveren om samen met de minister van EZ te bezien of het
mogelijk is om een algemene borgstellingsregeling voor kleine kredieten
gestalte te geven. Vanwege het belang van zelfstandig ondernemerschap
voor een gerichte wijkaanpak zal ook de minister van WWI hierbij worden
betrokken.

VNG stimuleert gemeenten om het starten en/of vestigen van een
zelfstandig bedrijf of beroep te bevorderen door:

een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor kleinschalige ondernemingen te
realiseren in de buurten. 

het starten van een zelfstandig bedrijf of beroep vanuit een
uitkeringssituatie als reële en duurzame uitstroomoptie in het
gemeentelijk re-integratiebeleid op te nemen. 

de voorlichting aan starters te optimaliseren en verder uit te breiden.

Inzicht in effecten en evaluatie

Gemeenten zijn transparant over de WWB effecten. Naar de eigen
gemeenteraad, lokale en regionale samenwerkingspartners, de burger en
SZW. VNG bevordert de transparantie van haar leden door het stimuleren
van het gebruik van bestaande informatiestromen zoals de CBS
statistieken en benchmarks die aansluiten bij de geformuleerde
beleidsdoelen. VNG en SZW zullen afspraken maken over een set
prestatie-indicatoren. De expertise van partijen zoals het CBS zal
hierbij worden betrokken. 

Voorts spreken SZW en VNG af om gemeenten te ondersteunen bij het
uitwisselen van kennis, ervaringen en resultaten door middel van een
jaarlijks gezamenlijk te organiseren WWB congres. 

VNG spreken af bovenstaande afspraken te evalueren gedurende de
kabinetsperiode. Dit zal gebeuren 2 jaar en 3 jaar na inwerkingtreding
van de afspraken. 

Slot

De VNG draagt deze bestuurlijke afspraken actief uit naar alle leden en
bevordert dat deze de gemaakte afspraken voortvarend oppakken en
uitwerken. SZW draagt deze bestuurlijk afspraken actief uit binnen het
kabinet en bevordert het voortvarend oppakken en uitwerken van de
gemaakte afspraken.

- o -

 De CPB-middellange termijn raming ging ten tijde van de ondertekening
nog uit van een reductie van 45.000 bijstandsuitkeringen in de periode
2007-2011. Daarop komt een extra inspanning van 30.000 huishoudens /
uitkeringen. Dat betekent een daling met 75.000 huishoudens /
uitkeringen naar 227.000 in 2011 ten opzichte van de geraamde stand
ultimo 2006 (302.000 uitkeringen < 65 jaar). Mocht de MTL-raming
uitkomen op een aantal dat 5.000 hoger of lager is dan op basis van de
huidige ramingstand wordt verwacht, bezien wij wat dit betekent voor de
geformuleerde ambitie. 

 Dit is uiteindelijk het definitieve CBS-cijfer voor ultimo 2006. Het
aantal van 302.000 was het nog niet het definitief vastgestelde cijfer.

 Op basis van de jaargemiddelden van het CPB is een zo vloeiend
mogelijke lijn getrokken (verondersteld is dat zich bij de
volumeontwikkeling geen pieken en dalen voordoen). Verder is
verondersteld dat het bijstandsvolume eind 2011 gelijk is aan het door
het CPB geraamde jaargemiddelde.

 De relatieve afname is berekend door het aantal bijstandsgerechtigden
als % van de beroepsbevolking als uitgangspunt te nemen voor zowel
ultimo 2006 als ultimo 2007. Het relatieve verschil tussen beide
percentages is de score die in de tabel is opgenomen. 

 Het CBS telt hier het aantal re-integratietrajecten, maar uit eerder
onderzoek blijkt dat dit aantal trajecten slechts ca. 1 % afwijkt van
het aantal personen (niet-uitkeringsgerechtigden) dat daarbij betrokken
is.

 Door gemeenten aangeleverd in de Statistiek Reintegratie Gemeenten –
de SRG – waarover door CBS op geaggregeerd niveau wordt gerapporteerd.


 Laag inkomen is hier gedefinieerd als: een inkomen beneden 110 %
Sociaal Minimum.

 Kamerstuk 30 545, nr. 36, d.d. 5 oktober 2007

 Kamerstuk 2007-2008, 29674, nr. 22

 Kamerstukken II 2007/08, 31 567, nr. 2

 Kamerstukken II 2007/08, 31 567, nr. 5

 Kamerstukken II, 2007/08, 31 519

 Kamerstukken II 2007/08, 29 544 en 30 545, nr. 132

 Zie voor meer informatie www.vng.nl/eCache/DEF/83/421.html

 Bron: CBS-cijfers, peildatum 01-01-2006.

 Kamerstukken II 2007/2008 24515, nr. 140

 De afspraak is dat de extra inspanning 30.000 uitkeringen bedraagt ten
opzichte van de MLT-raming die in augustus 2007 wordt vastgesteld.
Volgens de huidige SZW-ramingstand daalt het aantal uitkeringen in 2007
– 2011 met 45.000. Mocht de MLT-raming uitkomen op een aantal dat
5.000 hoger of lager is dan op grond van de huidige ramingstand wordt
verwacht, dan zal worden bezien wat dit betekent voor  de hier
geformuleerde ambitie.

 PAGE   26 

 PAGE   2