[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2009D00916, datum: 2009-01-13, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag 17 december en geannoteerde agenda Informele Raad van 22 en 23 januari (2009D00914)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage I : Geannoteerde agenda

Informele Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 22-23 januari

Op 22 en 23 januari vindt in Luhačovice (Tsjechië) een Informele Raad
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid plaats. Het Tsjechisch voorzitterschap
heeft als thema “Mobiliteit van de Europese werknemers” gekozen. Het
voorzitterschap heeft de intentie om een verkennende bespreking te
voeren over de ontstane impasse tussen Raad en EP betreffende de
arbeidstijdenrichtlijn.

Voor wat betreft het thema “Mobiliteit van de Europese werknemers”
zal de discussie zich in het bijzonder toespitsen op een drietal
kernonderdelen: beroepsmatige, geografische en sociale mobiliteit. 

Het voorzitterschap heeft een discussie nota opgesteld, waarin wordt
gesteld dat de huidige EU zonder interne grenzen trots kan zijn op het
feit dat het één van de grootste interne markten ter wereld vormt.
Werknemersmobiliteit moet volgens het Voorzitterschap niet langer het
zwakke broertje van de EU-vrijheden zijn, maar moet hoog op de agenda
staan van allen die het aangaat: regeringen, bedrijfsleven en
werknemers. Mobiliteit is van wezenlijk belang om betere banen te
scheppen en het tekort aan vaardigheden op de Europese arbeidsmarkt aan
te vullen. In het dagelijkse leven van de burger zal ongehinderde
geografische mobiliteit bovendien, net als de euro, een tastbare
verwezenlijking van de EU vormen.

Beroepsmatige mobiliteit zal de komende jaren één van de belangrijkste
uitdagingen zijn, aldus het Voorzitterschap. Uit de huidige cijfers
blijkt dat ongeveer 25% van de totale Europese beroepsbevolking tijdens
het werkzame leven nimmer van werkgever is veranderd en dat een zeer
groot deel van de werknemers gedurende die tijd dezelfde baan heeft
gehad. Voor de lange termijnontwikkeling van de Europese arbeidsmarkt
zullen werknemers echter voorbereid moeten zijn op het verder
ontwikkelen van hun vaardigheden ofwel het veranderen van werkzaamheden,
eenvoudigweg omdat een globaliserende arbeidsmarkt daarom vraagt.

In de EU is thans sprake van een zeer geringe geografische mobiliteit.
De Europese arbeidsmarkt wordt daarbij gekenmerkt door het feit dat
bepaalde regio’s worden geraakt door hoge werkloosheidscijfers terwijl
in andere regio’s grote tekorten zijn aan geschoold en goed opgeleid
personeel. Het Voorzitterschap constateert dat desondanks de huidige
migratiestromen beperkt blijven en de bereidheid tot mobiliteit zeer
gering. 

Als laatste noemt het Voorzitterschap de sociale mobiliteit een
uitdaging. Teneinde een Europese arbeidsmarkt te creëren, zal al het
beschikbare arbeidspotentieel in de afzonderlijke lidstaten moeten
worden benut. Van belang is daarbij om ook te focussen op groepen die
enige afstand tot de arbeidsmarkt hebben dan wel groepen die beperkt
beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt. Om deze groepen te bereiken en te
motiveren om de arbeidsmarkt te betreden, zullen op nationaal niveau
diverse mechanismen in gang moeten worden gezet, waarbij kan worden
gedacht aan onderwijs en ondersteuning.

Gedurende de informele bijeenkomst van de Ministers voor werkgelegenheid
en sociaal beleid, wil het Voorzitterschap het voorafgaande aan de orde
stellen tijdens een plenaire discussieronde. Het Voorzitterschap wil
tijdens de Raad spreken over beleidsmaatregelen in de lidstaten die
mobiliteit kunnen bevorderen.

Nederland zal in de plenaire sessie interveniëren langs de lijnen van
het kabinetsbeleid dat is gericht op een verhoging van de
arbeidsparticipatie juist ook van groepen met een relatief zwakke
arbeidsmarktpositie. Nederland is van mening dat arbeidsmobiliteit
(tussen banen en tussen beroepen) essentieel is voor een goede
aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Ook geografische
mobiliteit kan een bijdrage leveren aan een goede aansluiting van vraag
en aanbod. Met betrekking tot geografische mobiliteit zal aandacht
worden gevraagd voor de situatie van grensarbeiders.

Nederland onderschrijft verder het belang van het facilieren van
mobiliteit tussen banen in het licht van de gevolgen van de financiële
crisis. Dergelijke transities zijn des te relevanter in tijden van
economische neergang waarvan de effecten per sector kunnen verschillen.
Bij het opvangen van schokken kan arbeidsmobiliteit vooral een bijdrage
leveren aan het opvangen van schokken op de regionale arbeidsmarkt. In
dat licht zijn de Nederlandse mobiliteitscentra relevant.