toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2009D01347, datum: 2009-01-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van Middelkoop, minister van Defensie ()
- Mede ondertekenaar: M.J.M. Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken (Ooit CDA kamerlid)
Preview document (š origineel)
Akkoord tussen de lidstaten van de Europese Unie betreffende de vorderingen van een lidstaat tegen een andere lidstaat ter zake van schade aan goederen die zijn eigendom zijn of door hem worden gebruikt of geĆ«xploiteerd, dan wel van letsel of overlijden van een militair of een lid van het burgerpersoneel van zijn strijdkrachten in het kader van een EU-crisisbeheersingsoperatie; Brussel, 28 april 2004 (Trb. 2004, 162). TOELICHTENDE NOTA Inleiding Op 28 april 2004 kwam in Brussel een Akkoord tot stand tussen de lidstaten van de Europese Unie betreffende de vorderingen van een lidstaat tegen een andere lidstaat ter zake van schade aan goederen die zijn eigendom zijn of door hem worden gebruikt of geĆ«xploiteerd, dan wel van letsel of overlijden van een militair of een lid van het burgerpersoneel van zijn strijdkrachten in het kader van een EU-crisisbeheersingsoperatie (Trb. 2004, 162). Dit verdrag regelt claims van de ene EU-lidstaat op een andere lidstaat als gevolg van schade aan eigendom van die lidstaat of verwonding of overlijden van civiel of militair legerpersoneel van de lidstaat in de context van een EU-crisisbeheersingsoperatie. Kern van de voorliggende overeenkomst is dat lidstaten afzien van claims tegen andere lidstaten in geval van beschadiging van eigendommen of overlijden van civiel of militair personeel van de strijdkrachten. Hetzelfde geldt voor schade die in internationale wateren wordt opgelopen, mits de betreffende objecten betrokken waren bij de uitvoering van een crisisbeheersingsoperatie van de EU. De voorliggende overeenkomst bouwt voor wat betreft de āwaivers and immunitiesā voort op de in 2003 tot stand gekomen EU-SOFA (zie hieronder), die de status van troepen regelt binnen het grondgebied van de EU. Een crisisbeheersingsoperatie van de EU onder het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheids Beleid (GBVB) vindt echter altijd plaats buiten het grondgebied van de EU. Vraagstukken van aansprakelijkheid en hoogte van een eventuele schadevergoeding zal tussen de betrokken lidstaten onderling worden vastgesteld, tenzij anders overeengekomen. Artikelsgewijze toelichting. Artikel 1 definieert een aantal relevante begrippen. In artikel 2 wordt vastgelegd op welk soort EU-operaties het verdrag van toepassing is. Het artikel verwijst ter zake naar artikel 17, tweede lid, van het op 7 februari 1992 te Maastricht tot stand gekomen Verdrag betreffende de Europese Unie (Trb. 1992, 74; hierna te noemen: VEU). Voor operaties op het grondgebied van de EU-lidstaten is van toepassing het op 17 november 2003 te Brussel tot stand gekomen Akkoord tussen de lidstaten van de Europese Unie betreffende de status van militairen (Trb. 2004, 142; hierna: EU-SOFA). Het onderhavige verdrag beoogt de schadeclaims te regelen die voortkomen uit EU-operaties die plaatsvinden buiten dat grondgebied, dus in derde landen of op volle zee. In artikel 3 wordt vastgelegd dat de lidstaten alleen schadevergoeding van een andere lidstaat zullen vragen ingeval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag. In artikel 4 wordt nader bepaald dat de lidstaten afzien van claims tegen een andere lidstaat indien de schade optrad als gevolg van de uitoefening van taken in het kader van opdrachten bedoeld in VEU artikel 17, tweede lid, of door gebruik van een transportmiddel (voertuig, vaartuig of luchtvaartuig) in het kader van die opdracht, een en ander weer behoudens gevallen van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, bedoeld in artikel 3. In het tweede lid wordt nader bepaald dat deze regel ook van toepassing is in geval van een maritieme berging. Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State). Artikel 5 geeft andere regels over de bepaling van de schade in geval de uitzonderingen van artikel 3 en 4 niet van toepassing zijn. Artikel 6 bepaalt dat de bepalingen van dit verdrag niet ingeroepen kunnen worden als argument om schadevergoeding te weigeren aan een derde land (een land niet zijnde partij bij dit verdrag) bij schade ontstaan aan transportmiddelen die ten behoeve van de betrokken EU-operatie gehuurd of geleased werden van dat land. Indien tussen de EU-lidstaten geen overeenstemming kan worden bereikt over de afwikkeling van een vordering, bepaalt artikel 7 dat het geschil kan worden voorgelegd aan een arbiter die in onderlinge overeenstemming gekozen wordt uit onderdanen van de betrokken lidstaten die een vooraanstaande rechterlijke functie vervullen. Bij het ontbreken van een zodanige onderlinge overeenstemming kan ieder van beide landen de president van het Hof van Justitie van de EU verzoeken een zodanig persoon aan te wijzen. Blijkens artikel 8 zal het verdrag in werking treden op de eerste dag van de tweede maand na mededeling van de laatste lidstaat, dat voldaan werd aan de nationale procedures voor inwerkingtreding van het verdrag. In een verklaring die aan het verdrag gehecht is, nemen de lidstaten op zich ernaar te streven zo snel mogelijk aan deze voorwaarden te voldoen, opdat het verdrag spoedig in werking kan treden. Van de 15 EU-lidstaten die het verdrag op 28 april 2004 ondertekenden, hebben er op dit moment vijf EU-lidstaten (Finland, Luxemburg, Oostenrijk, het Verenigd Koninkrijk en Zweden) die kennisgeving gedaan. Daarnaast hebben 12 nieuwe EU-lidstaten deze mededeling eveneens gedaan. Koninkrijkspositie. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal het verdrag alleen voor Nederland gelden. De minister van Defensie, De minister van Buitenlandse Zaken, PAGE 1