[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over de fusie Domeinen-GOB

Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2009

Lijst van vragen

Nummer: 2009D01384, datum: 2009-01-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z06849:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (šŸ”— origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal	2



	Vergaderjaar 2008-2009





31 700 XIV











Nr. 	VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

	Vastgesteld ā€¦ januari 2009





Binnen de vaste commissie voor Financiƫn hebben enkele fracties de
behoefte om over de brief van de minister van Financiƫn en de minister
van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van d.d. 14
november 2008 inzake  de kabinetsvoornemens met betrekking tot een
versterking van het instrumentarium en de organisatorische inbedding
voor deelname aan gebiedsontwikkeling door het rijk de oprichting van
een stichting voor Nederland als centrum voor financiƫle
dienstverlening (Kamerstuk 31 700 XIV, nr. 18), enkele vragen en
opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 15 januari 2009 aan de ministers
voorgelegd. Bij brief van ... zijn ze door de minister van Financiƫn en
de minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
beantwoord.





De voorzitter van de commissie,

Blok





De adjunct-griffier van de commissie,

Basten





I 	Vragen en opmerkingen vanuit de fracties





Vragen en opmerkingen van  de leden van de fractie van het CDA

De leden van de fractie van het CDA willen graag een aantal vragen en
kanttekeningen plaatsen als reactie op de brief van de regering over de
voorgestelde fusie van het GOB en de Dienst Domeinen. 

Uiteraard zijn wij het eens met de doelstellingen om de ontwikkelkracht,
aansturing en communicatie met derden effectiever en efficiƫnter te
maken. Tenminste dat verwachten we van een professionele organisatie die
nu wordt gevormd, maar de leden van de fractie van het CDA vragen zich
af of er tegelijkertijd niet sprake is van een gemiste kans in dat
opzicht. Een bredere fusie met de Dienst Landelijk Gebied (DLG) en het
Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) acht het kabinet op dit moment een
stap te ver, met name vanwege de andere wijze van aansturing van DLG
omdat 75% van de opdrachten afkomstig zijn van provincies. Kennelijk
ziet het kabinet op termijn wel een fusiemogelijkheid, maar is omwille
van de snelheid en het vermijden van complexiteit nu eerst gekozen voor
een relatief eenvoudige fusie. Met andere woorden, is het juist dat het
kabinet geen inhoudelijke bezwaren heeft tegen een bredere fusie met
DLG? 

Is er overwogen om desnoods een deel van DLG alvast in de fusie op te
nemen? Bijvoorbeeld door de regionale activiteiten te decentraliseren
(bijv. naar provincies), en de centrale activiteiten in de nu
voorgestelde fusie op te nemen?

Verder willen de leden van de fractie van het CDA graag meer
duidelijkheid over het tijdspad en de momenten waarop geƫvalueerd
wordt, en wanneer en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan, zodat
besloten kan worden dat (delen van) DLG onderdeel kan en eventueel moet
worden van de nieuwe fusiedienst? 

De leden van de fractie van het CDA vragen het kabinet om meer inzicht
te geven in wanneer de fusie is geslaagd? Welke efficiencyslagen worden
er gemaakt en kan dit gekwantificeerd worden? In hoeverre wordt
bijgedragen aan de reductiedoelstelling voor ambtenaren? Hoe zit het
tijdspad er uit? In de brief wordt aangegeven dat de samenvoeging van de
diensten relatief snel kan worden geĆÆmplementeerd. Wat is relatief
snel?

Slagkracht is belangrijk bij de gebiedsontwikkeling waarbij het rijk
partner is (door middel van het bezitten van gronden). Kunnen de
ministers aangeven dat door middel van deze fusie de
besluitvormingsprocessen rondom gebiedsontwikkeling sneller en beter
zullen gaan? Hoe slagvaardig en snel is het Opdrachtgeversberaad? Zijn
hier doelstellingen voor geformuleerd, bijvoorbeeld met betrekking tot
klantgerichtheid en duur besluitvormingstrajecten?

Over doelstelling, prioriteitstelling en financiƫle kaderstelling van
de nieuwe fusiedienst willen de leden van het CDA graag meer
duidelijkheid. Op welke wijze wordt het uitvoeringsbeleid van de dienst
vastgesteld? 

Kan de doelstelling van de fusiedienst als volgt worden samengevat: het
middels gebieds- of projectontwikkeling kunnen realiseren van
ruimtelijke doelen en, waar dat aan de orde is, het vergroten van de
waarde van rijksgronden in een gebied? Is het juist dat het kunnen
realiseren van ruimtelijke doelen niet perse nationale doelen hoeven te
zijn? Het rijk kan ook betrokken zijn bij regionale/lokale
ontwikkelingen, bijvoorbeeld vanwege het hebben van een grondpositie, en
op die manier aan regionale/lokale ruimtelijke doelen bijdragen. 

Gesteld wordt dat niet de indruk moet ontstaan dat het bij deelname aan
gebiedsontwikkeling door het rijk alleen nog zou gaan om het maximeren
van de financiƫle middelen. Dat is nadrukkelijk niet het geval, zo
staat in de brief. Betekent dit dat financiƫle doelstellingen
ondergeschikt zijn aan ruimtelijke doelstellingen en niet nevengeschikt?
En hoe is geborgd dat het realiseren van ruimtelijke doelen prioriteit
heeft boven het genereren van een maximale financiƫle opbrengst? 
Immers het kabinet stelt wel financiƫle kaders op, waarbinnen de doelen
gerealiseerd moeten worden en Financiƫn toetst of de voorlopige
business case aan het financiƫle kader voldoet. De leden van de fractie
van het CDA willen daarom graag weten hoe de financiƫle kaderstelling
er concreet uitziet. 

Kunnen winstgevende en verlieslatende projecten verevend worden, en zo
ja binnen welke marge? Worden rendementseisen gesteld? Zo ja, welke?
Welke risicoafwegingen worden gemaakt, en welke ruimte voor risicoā€™s
is er? Wat zijn de voorwaarden voor voorzieningen en reserves? 

Beperkt de ontwikkelactiviteit zich tot grondexploitatie, of kan er ook
sprake zijn van opstalexploitatie?

Kan en mag de fusiedienst deelnemen in een ontwikkelcombinatie met
derden?

Voorts wordt gesteld dat een intern mechanisme op hoger niveau wordt
ontwikkeld als er conflicten zijn tussen de beleidsdoelen en de
financiƫle randvoorwaarden, bijvoorbeeld door wijzigingen in de scope
en in de verwachte uitkomsten. Hoe groot is de flexibiliteit en de 
ruimte om gebieden te ontwikkelen en risico te nemen gezien de
positionering onder Financiƫn en de risicoafweging aldaar?

Voorgesteld wordt dat de minister van Financiƫn de ministerieel
verantwoordelijk minister is voor de fusiedienst. Maar het Ministerieel
Opdrachtgeversberaad (MOB) neemt feitelijk de besluiten over de
ontwikkelactiviteiten en is daarvoor verantwoordelijk. De minister van
Financiƫn is er verantwoordelijk voor dat de besluiten binnen de
financiƫle kaderstelling blijven. De leden van de fractie van het CDA
vragen zich af in verband met een eenduidige inhoudelijke
beleidsverantwoordelijkheidstoedeling of het niet wenselijk is om voor
de fusiedienst Ć©Ć©n inhoudelijk verantwoordelijk minister aan te
wijzen, in casu de minister van Volkhuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer. Graag een reactie hierop. 

Binnen de dienst Domeinen vinden thans ook activiteiten plaats omtrent
roerende zaken, zoals bijvoorbeeld de verkoop van in beslag genomen
zaken. Is er overwogen om deze activiteit, die wezenlijk anders is dan
gebiedsontwikkeling, apart onder te brengen?

Op dit moment heeft Dienst Domeinen reeds een baten-lastendienst.
Tijdens de overgangsperiode en de invoering van het nieuwe
instrumentarium krijgt Domeinen de status van tijdelijke
baten-lastendienst. Waarom tijdelijk? Het kabinet geeft aam dat er
mogelijk overwegingen kunnen zijn om de baten-lastendienst t.z.t. om te
vormen naar een ZBO. Op voorhand kunnen de leden van de fractie van het
CDA aangeven geen voorstander te zijn van de vorming van een ZBO, en
wenst de vorm van de baten-lastendienst voort te zetten.

Vragen en opmerkingen van  de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de fractie van de PvdA hebben kennisgenomen van brief
31700-XIV-18 van de ministers van Financiƫn en VROM, betrekking hebbend
op de voorgestelde fusie van verschillende overheidsdiensten. Deze leden
zijn er voorstander van het GOB te laten fuseren met Domeinen. Daarnaast
stelt deze leden tevreden vast dat het GOB toegerust wordt met een
aantal financiƫle instrumenten opdat zij haar werk als
Ontwikkelingsbedrijf serieus kan oppakken. 

Er blijft nog een aantal vragen onbeantwoord:

Waarom wordt ervoor gekozen de fusiedienst bij het ministerie van
Financiƫn onder te brengen? Het is evident dat de beleidsinhoudelijke
kennis over het werkgebied van het GOB en Domeinen OZ voornamelijk bij
het ministerie van VROM zit. De dienst zou zijn kosten-baten-risicoā€™s
en de bijbehorende financiering ook op de begroting van VROM kunnen
onderbrengen.

Het Ambtelijk Opdrachtgevers Beraad roept bij de leden van de
PvdA-fractie vragen op. Wie zitten daarin? Deze leden vragen zich af
waarom gekozen wordt voor aansturing van de fusiedienst vanuit het
AOB/MOB; de Tweede Kamer mag zich slechts buigen over de begrotingen. Is
het niet wenselijk dat er meer politieke en minder ambtelijke sturing
bestaat bij een dienst die zoā€™n belangrijke invloed kan hebben op de
inrichting van Nederland? Graag zou de leden van de fractie van de PvdA
zien dat de Kamer periodiek (halfjaarlijks) wordt geĆÆnformeerd over de
beleidsinhoudelijke voortgang, en zou daarover met het kabinet, in ieder
geval de minister van VROM, van gedachten willen kunnen wisselen.

De alomtegenwoordige kredietcrisis kan ook een rol spelen in de werking
van de fusiedienst Domeinen-GOB; is het niet verstandig om de in de
brief genoemde financiĆ«le instrumenten vanaf nĆŗ al in te zetten om een
economische stimulans te kunnen geven?

De leden van de PvdA-fractie scharen zich vooralsnog niet achter het
voorstel om op termijn een nieuwe ZBO op te zetten, en mocht de regering
aan dat voornemen vasthouden wensen zij daarover te worden
geĆÆnformeerd. 

Vragen en opmerkingen van  de leden van de fractie van de SP

De leden van de fractie van de SP hebben met belangstelling
kennisgenomen van de brief over de fusie van GOB met Domeinen. De nieuwe
organisatie heeft de gronden in het bezit en kan een stevige rol spelen
in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. De leden van de fractie
van de SP vragen zich echter af of de fusie tussen GOB en Domeinen ook
met dat doel is opgesteld? Gaat de nieuwe dienst sturend optreden in
ontwikkeling of is het puur een middel om inkomsten  te genereren? Wat
voor nadelen kan het novum van activeren van gronden en het bijschrijven
van rente met zich meebrengen?  

Welk marktaandeel heeft de nieuwe dienst straks op de grondmarkt.
Hoeveel ha grond valt onder de dienst en hoe is de bestemming van die
gronden globaal gezien? Liggen de gronden in strategisch aantrekkelijke
gebieden voor ontwikkeling? Zal de nieuwe dienst een actief grondbeleid
gaan voeren. Onderkent de minister het strategische belang van die
grondpositie en krijgt de dienst als doel mee zoveel mogelijk grond in
publiek bezit te brengen. Zo nee, waarom niet?

Kunt u de verantwoordelijkheden van het ministerie als eigenaar en
toezichthouder op de dienst nader toelichten. Welke rol heeft de
minister van VROM, als verantwoordelijke voor ruimtelijke inrichting, in
het bepalen van beleid en uitvoering van de dienst?

Vragen en opmerkingen van  de leden van de fractie van de VVD

De leden van de fractie van de VVD verwelkomen het doel van de
voorgenomen fusie van Domeinen en het GOB om te komen tot een meer
slagvaardige en ondernemende aanpak in de gebiedsontwikkeling waarbij de
rijksoverheid is betrokken. Daarbij zien deze leden ook kansen om de
publieke kosten voor gebiedsontwikkeling te reduceren en opbrengsten van
de ontwikkeling van rijksgronden te optimaliseren. De fusie roept bij
deze leden de volgende vragen op.

Het is de bedoeling om met deze fusie het GOB door te ontwikkelen tot
een daadwerkelijk publiek ontwikkelingsbedrijf dat bij een select aantal
gebiedsontwikkelingsprojecten betrokken zal zijn. Als een van de
voordelen van de fusie wordt genoemd dat de marktkennis en signalen over
ontwikkelingen in de diverse regioā€™s vanuit beheer en verkoop
doorgesluisd kunnen worden naar de ontwikkelpoot. Hoe wordt in de te
ontstane situatie met de bestaande selectiecriteria voor projecten
voorkomen dat de rijksoverheid de markt verstoort voor gebieds- en
projectontwikkeling door private partijen?

Om het functioneren van het GOB te verbeteren wordt er een bijzonder
financieel instrumentarium toegekend. Naast een leenfaciliteit bij het
departement financiƫn wordt het GOB ook voorzien van een eigen
vermogen. Hoe verhoudt het toekennen van extra middelen voor
gebiedsontwikkeling zich tot bestaande middelen zoals deze reeds
beschikbaar zijn voor dit doel zoals het investeringsbudget landelijk
gebied? Waaruit wordt het financieel instrumentarium gefinancierd?
Waarom wordt er gekozen voor zowel een leenfaciliteit als het toekennen
van een eigen vermogen? Is dit laatste niet overbodig? Leidt een eigen
vermogen niet tot een minder transparant beeld op de financiƫle
situatie van de fusiedienst?

De fusie heeft mede tot doel om de grondposities van het rijk optimaal
tot waarde te brengen. Daarom zal de planontwikkeling ten aanzien van
gebiedsontwikkeling worden afgewogen tegen de vraag of de waarde van de
onderhanden activa voldoende stijgt om de kosten tenminste goed te
maken. Dit impliceert dat de fusiedienst geen projecten op zich zal
nemen die een verlies opleveren. Betekent dit dat de ontwikkeling van
nieuwe natuur niet onder de activiteiten van de fusiedienst kan komen te
vallen vanwege de onvermijdelijke waardedaling van de activa die
optreedt bij dit soort functiewijzigingen? Welke doelstelling krijgt de
ontwikkelpoot van de fusiedienst mee ten aanzien van het tot waarde
brengen van rijksgrond?

De keuze voor een financieel instrumentarium is als uitgangspunt genomen
voor het onderzoek of een fusie mogelijk is tussen de vastgoeddiensten
van het rijk. Hieruit is geconcludeerd dat een fusie met de Dienst
Landelijk Gebied op dit moment een stap te ver is. In hoeverre is de
keuze voor een financieel instrumentarium als uitgangspunt hierbij
beperkend geweest? Speelt het feit dat DLG met name betrokken is bij de
ontwikkeling van nieuwe natuur hierbij ook een rol? In hoeverre is de
ontwikkeling van nieuwe natuur te verenigen met het gekozen financieel
instrumentarium gelet op de hiervoor vermelde waardedaling van activa
die optreedt? Is het daarom Ć¼berhaupt denkbaar dat in de toekomst DLG
toetreedt tot de fusiedienst?





II 	Reactie van de ministers 









 PAGE    

 PAGE   6