Lijst van vragen over het ontwerp-Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer
Meerjarenprogramma herijking van de VROM-regelgeving
Lijst van vragen
Nummer: 2009D01466, datum: 2009-01-16, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: G.P.J. Koopmans, voorzitter van de vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: Drs. M.J. van der Leeden, griffier
Onderdeel van zaak 2008Z08834:
- Indiener: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (2010-2017)
- 2008-12-11 14:05: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2008-12-17 11:30: Procedurevergadering VROM (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2009-01-15 12:00: Ontwerp-Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- 2010-11-04 13:10: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (đ origineel)
Lijst van vragen â Ontwerp-besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer Kamerstuknummer : 29383-118 Vragen aan : Regering Commissie : Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Nr. Vraag Blz. 1 Is de actualisatie direct gestoeld op Europese richtlijnen of âslechtsâ op de NEC-richtlijn? Indien de actualisatie wordt ingegeven vanuit vooral de noodzaak om de doelstellingen uit de NEC-richtlijn te halen, kunt u dan aangeven welke alternatieven zijn overwogen om aan de NEC-richtlijn te voldoen? 2 Is het waar dat een aantal van de in het Besluit verplicht gestelde technieken geen terugverdientijd van vijf jaar kennen? Gaat dit Besluit daarmee dus verder dan de norm die in de IPPC-richtlijn wordt gehanteerd? Bestaat daarmee het risico dat middelgrote stookinstallaties een concurrentienadeel ondervinden ten opzichte van grote stookinstallaties? 3 Kunt u onderbouwen dat deze wijziging noodzakelijk is en dat zonder deze wijziging milieukwaliteitsdoelstellingen zoals die in Europese richtlijnen zijn vastgelegd niet gehaald worden? 4 Kunt u een overzicht geven van de zienswijzen die u hebt ontvangen en kunt u de Kamer informeren over uw reactie op deze zienswijzen? 5 Op welke wijze levert het voorgestelde besluit een bijdrage aan het doelmatig gebruik van biomassa als duurzame energiebron? Herkent u de klacht dat dit besluit een negatief effect zou hebben op de inzet van biomassa als duurzame energiebron? Kunt u gemotiveerd aangeven of en in hoeverre deze vrees gerechtvaardigd is? 6 Is voorliggend besluit ook van toepassing op mobiele werktuigen als aggregaten en pompinstallaties? Zo nee, is het mogelijk deze werktuigen ook in het besluit op te nemen? 7 Volgens de IPPC-richtlijn, omgezet in de Wet Milieubeheer en bevestigd door jurisprudentie, kunnen bedrijven niet vrijgesteld worden van het toepassen van de Best Beschikbare Technieken (BBT). Een vrijstelling van emissie-eisen ten gunste van NOx handel is daarmee strijdig. Voor IPPC-bedrijven is gebleken dat emissie-eisen voorrang hebben boven NOx-handel. Wat is de reden dat wordt afgeweken voor grote installaties? Deze vraag is zeker relevant in het licht van de huidige praktijk waarbij door de zwakke eisen die zijn gesteld er veel te veel rechten op de markt zijn en er nauwelijks handel is en er dus ook geen prikkel is voor innovatie, zodat de luchtkwaliteit (NOx) niet verbetert. 8 Is het waar dat er momenteel nog geen enkele ervaring met katalysatoren op biogasmotoren in Nederland is en dat er in Europa maar één biogasmotor van een katalysator is voorzien en deze kapot is gegaan? Is het waar dat mede hierdoor van de circa 30 biogasprojecten die zijn ingediend in de SDE er al circa 20 een beschikking hebben teruggestuurd omdat de eis in de SDE van 40 gr/Gj alleen met een katalysator kan worden gehaald? 9 Is het waar dat op dit moment geen enkele leverancier de combinatie van emissie-eisen voor NOx en CxHy kan garanderen en dat de beoogde emissiereductie alleen nog behaald is in zeer kleine motoren? 10 Klopt het dat bij geen enkele houtgestookte installatie met een thermisch vermogen tot 5 MW tot op heden nageschakelde techniek in de vorm van SCR is toegepast? 11 Deelt u de mening dat bij toepassing van de SCR-techniek een rookgastemperatuur van 200ÂșC a 250ÂșC nodig is voor een goede werking van de katalysator en dat dit niet altijd gewaarborgd is bij kleinere installaties (kleiner dan 5 MW), aangezien die veelal draaien op deellast door de wisselende warmtevraag door seizoensinvloeden en de fluctuerende warmtevraag bij de productieprocessen (werktijdgebonden) waardoor het rendement van deze installaties enorm naar beneden gaat en er sprake is van energieverspilling? 12 Deelt u de mening dat het realiseren van nageschakelde techniek van SNCR of SCR voor kleine installaties te hoog is ten opzichte van de kosten van de installatie en daardoor niet opweegt tegen de kostenbesparing van het niet meer stoken van fossiele brandstoffen? 13 Deelt u de mening van onder meer KARA en Emission Care dat het met de BBT niet mogelijk is aan emissie-eisen in het ontwerp besluit te voldoen? Zo nee, waarom niet? 14 Bent u bereid een staffel toe te passen gebaseerd op een optimaal vuurhaard ontwerp? 15 Deelt u de mening dat biomassa het meest efficiĂ«nt wordt ingezet in een houtgestookte ketel in vergelijking met bijvoorbeeld verbranding in kolencentrales? Bent u bereid de emissie van biomassaketels en biomassa warmtekrachtkoppeling (WKK) afhankelijk te maken van de geproduceerde nuttige energie? 16 Deelt u de mening dat juist kleine biogasprojecten een enorm milieuvoordeel hebben omdat dagverse mest direct in de biogasinstallatie kan worden gestopt en zo methaanemissies worden vermeden? 17 Het bevorderen van duurzame warmte en het reduceren van de emissies van CO2 bij verwarming zijn doelstellingen van dit kabinet, die met het programma âWarmte op Stoomâ vorm moeten krijgen. Is er onderzocht in hoeverre de nu voorliggende eisen t.a.v. emissies van stookinstallaties de doelstellingen van âWarmte op stoomâ in gevaar brengen, aangezien nieuwe investeringen in biomassaketels en WKK op aardgas in de gebouwde omgeving en WKK op biogas niet meer haalbaar zijn naar de mening van experts? 18 In dezelfde periode dat u nieuwe regels voor emissies van stookinstallaties publiceerde, stuurde de minister van EZ het programma âWarmte op stoomâ naar de Kamer. Daarin wordt een kleinschalige biomassacentrale in Beetsterzwaag als voorbeeld genoemd. Zijn dergelijke projecten, die hout uit de omgeving als brandstof gebruiken, nog in technisch en economisch opzicht realiseerbaar met de nu voorliggende eisen t.a.v. fijn stof en NOx? 19 Voor WKK op aardgas met zuigermotoren groter dan 1 MW worden nu zwaardere eisen aan de emissie van NOx gesteld dan voor gasturbines. Bij de inzet van dergelijke installaties in de glastuinbouw is dat logisch, want hier is rookgasreiniging met SCR economisch verantwoord vanwege het gebruik van de CO2 uit de rookgassen in de kas voor groeibevordering. Deelt u de mening dat dit niet voor WKK in ziekenhuizen, wijkverwarmingen, etc. geldt en de toepassing van rookgasreiniging een belemmering in de economische haalbaarheid is? Is onderzocht wat het effect is op het programma âWarmte op Stoomâ wanneer de toepassing van rookgasreiniging de toepassing van warmtekrachtkoppeling (WKK) op aardgas met zuigermotoren groter dan 1 MW in ziekenhuizen, wijkverwarmingen, etc. deze projecten onrendabel maakt? 20 In hoeverre is de strenge emissie-eis voor NOx voor gasmotoren op biogas, in combinatie met de emissie-eis voor CxHy, aan te merken als een eis gebaseerd op de actuele BBT wanneer momenteel geen enkele leverancier deze combinatie van emissie-eisen kan garanderen? 21 Door marktpartijen wordt gesteld dat de nu voorgestelde eisen t.a.v. emissies van NOx en van fijn stof niet in redelijkheid realiseerbaar zijn voor ketels, die hout of andere vaste biobrandstoffen stoken. Kunt u praktijkvoorbeelden geven van kleinere en middelgrote projecten in de EU, waar deze waarden wel in de praktijk gehaald worden tegen aanvaardbare investeringen en onderhoudskosten? 22 Zijn de kosten per vermeden kilo emissie meegewogen bij het bepalen van de BBT? Rechtvaardigt deze weging niet het opstellen van capaciteitsafhankelijke emissie-eisen, zoals ook in Duitsland en Zwitserland gebeurt? 23 In de eisen voor motoren met biogas als brandstof wordt een halvering van de emissie van NOx gesteld wanneer men steun in het kader van de SDE wil verwerven. Kunt u praktijkvoorbeelden geven van installaties, die deze norm onder praktijkomstandigheden gedurende langere tijd hebben gerealiseerd? Is u bekend of uw collega van EZ daartoe het tarief voor biogas in de SDE zal verhogen? 24 Is de markt voor biogas ver genoeg ontwikkeld om de voorgestelde strenge eisen te kunnen laten garanderen door leveranciers? Wordt hierdoor, en met nog strengere eisen in het vooruitzicht, niet het risico gelopen dat de innovatie op het gebied van biogas stilvalt en het plaatsen van energiebesparende WKK in gevaar komt? Weegt het behoud van innovatieve duurzame toepassingen niet zwaarder dan het realiseren van emissiereductie bij biogasinstallaties die reeds slechts een uitermate beperkte bijdrage leveren aan de totale NOx-emissie? Is het in dat licht ook niet verstandiger om de emissie-eis voor NOx voor gasmotoren op biogas vertraagd in te voeren? 25 Wat zouden de negatieve effecten zijn wanneer de emissie-eis voor NOx voor gasmotoren op biogas vertraagd (beginnend met 140 gr/GJ) in wordt gevoerd en samen met de leveranciers wordt toegewerkt naar een aanscherping van de eis na een evaluatieperiode van vijf jaar? Kunt u toelichten hoe deze beperkte negatieve effecten opwegen tegen de hoge kosten die de leveranciers moeten maken om bestaande installaties in bedrijf te houden en bepaalde technologieĂ«n te kunnen toepassen? 26 Is het waar dat de economische levensduur van een gasmotorproject doorgaans 10 jaar bedraagt? Zo ja, is de overgangstermijn (art 2.2.1 lid 2) voor bestaande installaties tot 1 januari 2017 niet te kort? Bent u bereid de overgangsperiode voor deze installaties te verruimen om te voorkomen dat recentelijk gerealiseerde projecten voor het eind van de economische levensduur worden geconfronteerd met dure herinvesteringen die binnen de huidige exploitatie niet voorzien hadden kunnen worden? Of worden deze recentelijk geplaatste installaties gesubsidieerd voor deze herinvesteringen of anderszins gecompenseerd? 27 Is een snelle inwerkingtreding van het besluit niet onredelijk richting ondernemers die reeds een investeringsbeslissing hebben genomen en al een bestelling hebben geplaatst, maar alsnog worden geconfronteerd met andere emissie-eisen en extra investeringen die niet te voorzien waren? 28 In artikel 2.3.2 lid 1 is gesteld dat een installatie na storing nog 72 uur aaneengesloten in bedrijf mag blijven met een maximum van 120 uur per jaar. In hoeverre zijn de in eerdere studies gehanteerde onderhoudskosten te laag wanneer geĂ«ist wordt dat een installatie na storing nog maar 72 uur aaneengesloten in bedrijf mag blijven en dit betekent dat leveranciers in principe alle onderdelen als reserve op voorraad moeten houden om in geval van nood snel te kunnen leveren? Is er met deze de stijgende onderhoudskosten rekening gehouden bij het bepalen van de BBT? 29 In hoeverre is bij het opstellen van het BEMS rekening gehouden met toekomstige EU-richtlijnen en de geformuleerde emissie-eisen in andere EU-landen, zoals Duitsland en Zwitserland, met het oog op het behoud van een level playing field in Europa? 30 Is er met dit besluit geen sprake van een ongelijke behandeling van kleine biomassaverbrandingsinstallaties ten opzichte van grotere installaties, aangezien de laatste categorie onder een lichtere NOx performance standaard voor emissiehandel valt (46 gr/GJ in 2009) en de mogelijkheid heeft NOx-emissierechten te kopen in plaats van zelf te investeren in NOx-reductiemaatregelen? Zouden kleine biomassaverbrandingsinstallaties door deelname aan de NOx-emissiehandel op een kosteneffectievere wijze kunnen bijdragen aan de NOx-reductiedoelstelling van Nederland? 31 Heeft u onderzoek gedaan naar de schadelijkheid van fijn stof uit de verbranding van hout? Gaat het hier om carcinogene stoffen als bij dieselmotoren of gaat het om onschadelijke zouten? Bent u op de hoogte van het onderzoek door Norbert Klippel en Thomas Nussbaumer in het kader van de IEA Task 32 groep over dit thema? 32 Realiseert u zich dat het onmogelijk maken van het lokaal gebruik van biobrandstoffen als snoeihout, houtzaagsel, rietresten en vergistbare reststromen uit de voedingsindustrie, zal leiden tot het transport van deze stromen per vrachtauto naar de ons omringende landen, waar dit wel mogelijk is? Heeft u onderzoek gedaan naar de emissies die het gevolg zijn van het transport van deze biomassastromen naar het buitenland? 33 Verschillende bedrijven die werken met kleinschalige biomassaverbrandingsinstallaties (installateurs, producenten, investeerders, exploitanten), waaronder Grontmij, Arcadis en Cogas, hebben in een gezamenlijke zienswijze aangegeven dat de voorgestelde emissie-eisen voor NOx en fijn stof zowel technisch als economisch verre van haalbaar zijn en projecten met en investeringen in deze vorm van duurzame energieproductie daarom afgeblazen zullen worden. Is er in voorbereiding op het opstellen van het ontwerp-Besluit overleg gevoerd met deze sector? Zo ja, op welke wijze? Is het genoemde signaal juist? Zo nee, waar wringt de schoen? Zo ja, welke consequenties worden aan deze zienswijze verbonden? 34 De combinatie van de NOx eis en CxHy eis is niet zonder meer mogelijk zonder toepassing van SCR. Is het niet beter voor de uitzonderingscategorie in artikel 2.1.4 lid 2 vooralsnog vast te houden aan de eisen zoals gesteld in de huidige BEES-B totdat er meer (bewezen) ervaring is met SCR en biogas ? 4 35 Is het u bekend dat gasmotoren (WKK) meer NOX uitstoten per geproduceerd Kwh dan grote (gas)elektriciteitscentrales en dus de toename van het aantal WKK's het behalen van NEC plafonds zal belemmeren? Waarom stelt u geen hogere eisen (bijvoorbeeld 20 gNOx/GJth)? 4 36 Is het u bekend dat aanzienlijke methaanslip bij aardgasmotoren optreedt met een sterk negatieve invloed op het klimaat? De voorgestelde norm van 1500 mg/Nm3 betekent dat naast de onvermijdelijke CO2 uitstoot bij verbranding een extra 'CO2'-uitstoot optreedt van ca 20% als gevolg van methaanslip. Hoe gaat u de normen aanpassen om dit effect te verminderen? 4 37 In de toelichting wordt erkend dat de meeste gasmotoren een relatief grote emissievracht hebben. Waarom wordt toch gekozen voor zo'n enorm lange overgangstermijn voor bestaande installaties (1-1-2017), waardoor de slechte luchtkwaliteit in veel delen van Nederland nog in lengte van jaren zal voortbestaan en het halen van de NEC-doelen voor NOx onwaarschijnlijk wordt. Wat is de reden voor de lange overgangstermijn? 4 38 Gesteld wordt dat de wijziging van het besluit beoogt een vereenvoudiging en actualisatie te geven. Kunt u concreet aangeven op welke punten precies een vereenvoudiging wordt gerealiseerd? Kan deze vereenvoudiging ook concreet worden uitgedrukt in vermindering van administratieve en/of bestuurlijke lasten voor bedrijven en overheden? Gesteld wordt dat de administratieve lasten toenemen. Dat staat haaks op een vereenvoudiging. Bovendien betekent een toename van administratieve lasten dat elders lasten verlaagd moeten worden. Welke voorstellen heeft u daarvoor in petto? 14 39 Verwezen wordt naar het voornemen om ook in het bouw- en gebruiksbesluit eisen voor installaties op te nemen. Wat is de termijn waarop dit besluit genomen zal worden en op welke wijze wordt de Kamer daarover geĂŻnformeerd? 15 40 In hoeverre zijn de kosten per vermeden kilo emissie meegewogen bij het bepalen van de BBT? 16 41 Is het waar dat de herziene NEC-richtlijn aanleiding kan geven tot grote veranderingen in emissiereductiedoelen voor de verschillende sectoren? Zo ja, waarom is er niet gewacht op publicatie van die herziene richtlijn? 17 42 Waarom worden voor de SDE-regeling en andere stimuleringsregelingen strengere emissie-eisen gesteld? Zijn er installaties bekend die deze strengere eisen kunnen realiseren? Welke gevolgen hebben deze extra eisen voor de stimulering van de duurzame energieproductie? 17 43 Welke uitzonderingen op de overgangstermijn zijn er nog meer overwogen? 18 44 De overgangstermijn voor installaties om te kunnen voldoen aan de strengere NOx emissie eisen is acht jaar maar kan in twee uitzonderingen verlengd worden met twee jaar. Een van de uitzonderingen zijn inrichtingen die rest CO2 betrekken van een derde partij (zoals de OCAP). Waarop is de aanname gebaseerd dat tien jaar overgangstermijn wel voldoende is voor deze installaties? 18 45 Impliceert het besluit dat in de praktijk houtgestookte ketels alleen gestookt kunnen worden met een DeNox katalysator en dat daarmee de investeringen in en operationeel houden van die ketel dermate kostbaar wordt dat deze variant niet kan concurreren met minder duurzame stookinstallaties? Zo ja, bent u bereid deze onrendabele top ruimhartig te subsidiĂ«ren? 18 46 Om welke redenen is in Nederland gekozen voor een emissienorm voor met biomassa gestookte installaties die vijf tot zes keer hoger ligt dan in de ons omringende landen? Bent u bereid de norm bij te stellen zodat bouw van deze duurzame vorm van stoken sneller rendabel wordt? 18 47 Zijn er voorbeelden bekend van projecten waarbij de voorgestelde eisen ten aanzien van NOx- en fijnstofemissie voor biomassa (hout)gestookte ketelinstallaties gerealiseerd werden tegen aanvaardbare kosten? Zo nee, waarop is de haalbaarheid dan gebaseerd? 18 48 Is het waar dat in de omringende EU-landen de NOx eisen ten aanzien van biobrandstoffen minder streng zijn dan in Nederland? Ter vergelijking: het voorgestelde besluit hanteert een norm van 35 gr/GJ NOx en in andere EU-landen zou dat 180 gr/GJ zijn. En wanneer dat zo is, hoe kan worden voorkomen dat de Nederlandse biomassa naar het buitenland zal worden geĂ«xporteerd? Ook het transport zal bijdragen aan de totale nationale NOx emissie, wat de winst door het stellen van een strengere norm weer ongedaan zal maken. 19 49 Hoewel de ervaring met het toepassen van een SCR bij de inzet van biogas als brandstof gering is, kunt u informatie geven over het effect van toepassing van een SCR bij een biogasmotor? 19 50 Zijn er leveranciers van gasmotoren op biogas bekend die zowel de emissie-eis voor NOx als de emissie-eis voor koolwaterstoffen, gebaseerd op de BBT, voor deze installaties kunnen realiseren? 19 51 Is de termijn van drie jaar gebaseerd op de huidige ervaring met het toepassen van een SCR bij de inzet van biogasmotoren? 19 52 Is het reĂ«el om in het kader van de SDE-regeling strengere emissie-eisen te stellen aan biogas gestookte gasmotoren dan de genoemde 80 g/GJ, terwijl fabrikanten aangeven dat de toepassing van SCR nog in ontwikkeling is en een emissie lager dan 80 g/GJ derhalve nog niet bereikt kan worden? Zo nee, is het mogelijk om strengere emissie-eisen in het kader van de SDE-regeling voorlopig op te schorten? 19 53 Wilt u met het verhogen van de emissie-eis van 175 mg per m3 naar 200 mg per m3 niet juist het stoken van hoogzwavelige brandstoffen als stookolie mogelijk maken in plaats van emissie te voorkomen? 21 54 Op welke wijze en door wie wordt gecontroleerd welke brandstof wordt toegepast in gasvormige brandstof gestookte ketelinstallaties en wat het zwavelgehalte is van die brandstoffen? Hoe is die handhaving georganiseerd voor alle andere installaties en toegepaste brandstoffen? 21 55 Is er onderzoek gedaan naar de schadelijkheid van de fijn stof emissie bij de verbranding van hout in vergelijking met de emissie van dieselmotoren? Gaat het om dezelfde (concentratie) kankerverwekkende stoffen? Klopt het signaal dat het bij de verbranding van hout voornamelijk gaat om niet-schadelijke zoutdeeltjes? Zo ja, waarom worden de fijn stof emissie-eisen voor de betreffende ketels dan aangescherpt? 21 56 Bent u op de hoogte van het gegeven dat de combinatie van de NOx eis en CxHy eis niet zonder meer mogelijk is zonder toepassing van SCR? Bent u bereid voor de uitzonderingscategorie in artikel 2.1.4 lid 2 vooralsnog vast te houden aan de eisen zoals gesteld in de huidige BEES-B totdat er meer (bewezen) ervaring is met SCR en biogas? 22 57 Klopt het dat de aardgasmotoren zorgen voor een aanzienlijke hoeveelheid methaanslip? 22 58 Klopt het dat de voorgestelde norm van 1500 mg/Nm3 betekent dat naast de onvermijdelijke CO2 uitstoot bij verbranding een extra âCO2â uitstoot optreedt van ca. 20% a.g.v. methaanslip? 22 59 Waarom wordt niet gekozen voor strenge Euro5 normen voor nieuwe zuigermotoren? Speelt het kostenaspect hierin een rol? Zo ja, welke? 22 60 Waarom worden voor alle aard- en biogasmotoren dezelfde eisen gesteld aan de emissie van onverbrande koolwaterstoffen, waaronder het broeikasgas methaan, terwijl bij de verbranding van biogas ten opzichte van de verbranding van aardgas de emissie van methaan, omgerekend naar CO2-equivalenten, met meer dan een factor tien gecompenseerd wordt door de besparing van CO2-emissie? Is het mogelijk om de eisen die gesteld worden aan de emissie van onverbrande koolwaterstoffen voor biogasmotoren te versoepelen, zodat de toepassing van deze duurzamere motoren niet in de weg gestaan wordt? 22 61 Kan voor de diverse in gebruik zijnde types installaties in de glastuinbouw (al dan niet op basis van de SDE gesubsidieerd) worden aangegeven hoe de binnen de gestelde termijnen benodigde investeringen zich verhouden tot de draagkracht van de bedrijven waarin deze installaties worden gebruikt, met name die van de kleinere bedrijven? Leidt het besluit naar verwachting op korte of lange termijn tot een verandering van de omvang van het opgestelde vermogen, met name in de tuinbouw? 28 62 Hoeveel SDE projecten zijn er inmiddels aangevraagd c.q. van start gegaan? 28 63 Welke consequenties hebben de aangescherpte emissie-eisen voor de hoogte van het door ECN geadviseerde en het daadwerkelijk gehanteerde subsidietarief in het kader van de SDE-regeling dat bedoeld is om de aanwezige onrendabele top van investeringen in vergistings- en verbrandingsinstallaties voor biomassa te dekken? 28 64 Kunt u uiteenzetten of deze aanpassing in lijn is met de eisen die andere Europese landen stellen en in hoeverre dus sprake is of blijft van een gelijk speelveld? 29 65 Welke eisen worden in andere EU-landen, als Duitsland en Zweden, gesteld aan de NOx- en fijnstofemissie van middelgrote stookinstallaties? Is er sprake van een level playing field? Zo nee, waarom niet? 29 66 De SDE strekt ter bevordering van o.a. opwekking van energie uit WKK op biogas mestvergisting. Er is in Nederland ongeveer 67 miljoen ton mest. In plaats van deze mest uit te rijden, zou er behoorlijk wat energie mee kunnen worden opgewekt, waarbij tegelijkertijd methaanemissie wordt vermeden. Deze biogasinstallaties waar boeren direct dagverse mest kunnen vergisten hebben een groot milieuvoordeel. De meerkosten van een katalysator voor dergelijke installaties zijn procentueel heel hoog. Wat zijn de ervaringen met deze katalysatoren? Honoreert de SDE ook subsidieaanvragen om deze extra kosten op te vangen? 30 67 Heeft het besluit consequenties voor de installaties die vergunningplichtig zijn en die niet onder de rechtstreekse werking van het besluit vallen? 32 68 Welke administratieve lastenverandering treedt op voor de individuele sectoren? Waarom is de meting van administratieve lasten door een bedrijf uitgevoerd en niet door Actal? 33 Ontwerp-besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer (29383, nr. 118) PAGE 4 / NUMPAGES 6