[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Analyse veiligheidssituatie onderwijs

Bijlage

Nummer: 2009D02531, datum: 2009-01-22, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Veiligheid in en om het onderwijs (2009D02530)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 1.	 Analyse veiligheidssituatie onderwijs

Onderwijsverslag 2006-2007

De bevindingen van de inspectie in het Onderwijsverslag 2006-2007
(Kamerstuk 2007/2008, 31200 VIII, nr. 177) zijn vergelijkbaar met die in
het Onderwijsverslag 2005–2006. De inspectie constateert zowel in het
primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs en de bve-sector veel
positieve ontwikkelingen, maar ook ontwikkelingen die aanleiding geven
tot enige zorg. 

Uit het onderwijsverslag over het schooljaar 2006-2007 blijkt dat net
als in voorgaande jaren incidenten op nagenoeg alle scholen voorkomen.
Fysieke geweldsincidenten tussen leerlingen onderling vinden met name
plaats op scholen in het voortgezet (speciaal) onderwijs. Tussen de 85
en 92% van de scholen in deze sectoren hebben hiermee minimaal een paar
maal per jaar mee te maken. Ten opzichte van de laatste jaren is er in
het vmbo, havo/vwo en het voortgezet speciaal onderwijs een toename te
zien van het aantal scholen dat met fysieke geweldsincidenten tussen
leerlingen te maken heeft. Digitaal pesten is in vrijwel alle
onderwijssectoren toegenomen. Fysiek en verbaal geweld tussen leerlingen
en personeel is daarentegen over de hele linie afgenomen. Ook in het
speciaal onderwijs, waar nog steeds één op de twee scholen te maken
heeft met geweldsincidenten tussen leerlingen en personeel, is er een
duidelijke daling waarneembaar. Ten slotte komen intimidatie en
bedreigingen met fysiek en verbaal geweld tussen ouders en personeel in
vrijwel alle sectoren minder vaak voor dan in voorgaande jaren.

Scholen hebben zelden te maken met religieus extremisme. ‘Wit’
extremisme (lonsdale, white power) komt daarentegen wel voor, met name
in praktijkonderwijs (27%) en het vmbo (20%). In het vmbo is er wel een
duidelijke daling waarneembaar van ‘wit’ extremisme. Problemen met
loverboys worden vooral geconstateerd in het havo/vwo (17%), het vmbo
(20%) en het praktijkonderwijs (30%). Het aantal scholen dat in
2006-2007 te maken had met incidenten tussen autochtone en allochtone
leerlingen is vrijwel overal gelijk gebleven ten opzichte van voorgaande
jaren. Alleen op het havo/vwo is het percentage scholen met dergelijke
incidenten gestegen. Er worden net als in voorgaande jaren relatief
weinig incidenten gemeld rond homoseksuele leerlingen en leraren. Alleen
het vmbo (11%), het voortgezet speciaal onderwijs (8%), havo/vwo (7%) en
het praktijkonderwijs (7%) melden incidenten omtrent homoseksualiteit.
De inspectie geeft echter aan dat het waarschijnlijk is dat de problemen
groter zijn dan deze cijfers doen vermoeden.

Veel scholen hebben de laatste jaren werk gemaakt van hun
veiligheidsbeleid. Met name scholen in het primair onderwijs, havo/vwo
en het speciaal onderwijs hebben het laatste jaar een inhaalslag gemaakt
als het gaat om het registreren van incidenten en het nemen van
preventieve en curatieve maatregelen. Het voortgezet onderwijs loopt op
dit gebied wel nog steeds voorop vergeleken met het primair onderwijs.

Monitor  sociale veiligheid in het voortgezet (speciaal) onderwijs 

De sociale veiligheidsmonitor in het voorgezet (speciaal) onderwijs is
in 2008 voor de tweede maal uitgevoerd. In totaal hebben ruim 600
leidinggevenden, ruim 6.000 docenten en bijna 80.000 leerlingen van 219
verschillende locaties uit het voortgezet (speciaal) onderwijs
deelgenomen aan het onderzoek. Net zoals in voorgaande jaren blijkt uit
de landelijke cijfers dat verreweg de meeste leerlingen en docenten zich
in en rond school veilig voelen (minstens 92%). 

Wat het gevoerde beleid betreft, is een aantal positieve ontwikkelingen
ten opzichte van 2006 waarneembaar. Zo is er meer aandacht voor
gedragsregels en de omgang met geweldsdelicten, is er vaker sprake van
een expliciet veiligheidsbeleid en incidentenregistratie, zijn er vaker
procedures vastgesteld voor samenwerking met externe instellingen en
wordt er in alle groepen en klassen meer aandacht besteed aan agressie
en geweld. Leerlingen geven ten opzichte van 2006 daarentegen minder
vaak aan dat de school iets tegen spijbelen (-14%) of tegen drugs (-17%)
doet. Voor de rest zijn er geen noemenswaardige verschillen ten opzichte
van 2006 in de mate waarin docenten en leerlingen ervaren dat er een
sociaal veiligheidsbeleid op hun school wordt gevoerd. De verminderde
aandacht van scholen voor spijbelen heeft waarschijnlijk te maken met
een daadwerkelijke afname van spijbelen. Dit blijkt uit het feit dat
leerlingen minder vaak aangeven dat andere leerlingen spijbelen (-17%).
Ook lijkt er een tendens zichtbaar bij de reductie van zelf spijbelen
(-6%). 

De resultaten van de monitor over het bezit, gebruik en verkoop van
drugs door leerlingen kunnen verwarrend zijn. De 22% die hier staat
aangegeven betreft leerlingen die in en rond school tenminste eenmaal
ofwel zelf drugs in bezit hebben gehad, gebruikt of verkocht ofwel
hebben gezien dat anderen drugs in bezit hebben gehad, gebruikt of
verkocht. Het percentage leerlingen dat aangeeft zelf ooit drugs mee
naar school te hebben genomen is 3,6%, wat vergelijkbaar is met het
percentage in 2006. Hetzelfde verhaal gaat op bij het bezit, gebruik of
verkoop van wapens door leerlingen. Het percentage leerlingen dat zegt
wel eens zelf een wapen naar school mee te hebben genomen ligt net als
in 2006 net beneden de 5%. 

De meest genoemde geweldsvormen waarvan docenten ten minste één maal
slachtoffer zijn geweest, zijn: verbaal geweld (37% van de docenten),
sociaal geweld (16%) en materieel geweld (14%). Leerlingen zeggen vooral
slachtoffer te zijn geweest van verbaal geweld (22% van de leerlingen),
licht lichamelijk geweld (18%), sociaal geweld (16%) en materieel geweld
(10%). In 2008 is er een kleine toename te zien van het percentage
docenten dat aangeeft getuige te zijn geweest van een bepaalde vorm van
geweld. Het is niet geheel duidelijk of dit het gevolg is van een
toename van de sensitiviteit in het waarnemen van geweld bij anderen, of
dat er daadwerkelijk sprake is van een toename van het feitelijk
plaatsvinden van geweld. Het percentage docenten dat zelf geweld als
slachtoffer of als dader heeft ervaren is min of meer gelijk gebleven
ten opzichte van 2006. Het feit dat uit de cijfers enerzijds blijkt dat
docenten geweld vaker bij anderen zien, maar anderzijds zelf niet vaker
geweld zeggen te ervaren, zou kunnen betekenen dat er sprake is van een
grotere sensitiviteit voor geweld in en rond school. De percentages
leerlingen die geweld hebben ervaren als slachtoffer, dader of getuige
zijn niet noemenswaardig veranderd ten opzichte van 2006.

Uit de monitor blijkt ten slotte dat, ten opzichte van leerlingen uit
het vwo en havo, leerlingen in het vmbo, het praktijkonderwijs en het
speciaal onderwijs een geringer gevoel van veiligheid in en rond school
ervaren. Ook is er bij deze groep meer behoefte aan een vergroting van
de sociale veiligheid thuis.

Jaaranalyse 2007-2008 van IRIS VO

IRIS is een registratieprogramma voor incidenten op school dat sinds
2002 beschikbaar is. Het aantal scholen dat gebruik maakt van dit
registratiesysteem stijgt sindsdien gestaag. Uit de jaaranalyse
2007-2008 blijkt dat het afgelopen schooljaar 204 schoolvestigingen in
het voortgezet onderwijs  (ongeveer 15% van het totale aantal
vestigingen in het voortgezet onderwijs) IRIS hebben gebruikt, met een
gemiddelde van 42 registraties per school. De gegevens van IRIS zijn
niet representatief voor alle scholen in het voortgezet onderwijs.
Bovendien wordt er geen gebruik gemaakt van eenduidige definities
waardoor het niet goed mogelijk is om hieruit een landelijk beeld op te
maken. De gegevens geven vooral inzicht in de situatie op school- of
locatieniveau. Hier is het IRIS-registratiesysteem immers ook voor
bedoeld. Net als in voorgaande jaren zijn de meest geregistreerde
incidenten in IRIS ook dit jaar niet sterk veranderd: diefstallen,
vechtpartijen, vernielingen, EHBO/ongevallen en bedreigingen staan net
als voorgaande jaren in de top vijf van geregistreerde incidenten.

Het aandeel dat diefstal heeft in het totaal aantal incidenten daalt al
drie jaar op rij. Het tegengaan van diefstal blijkt voor veel scholen
één van de eerste onderwerpen te zijn waarop effectief beleid wordt
gevoerd. Er is daarentegen in de registraties van persoonsgerichte
agressie (zoals duw- en trekpartijen die uit de hand lopen) een lichte
groei waarneembaar. Vooral vechtpartijen en bedreigingen veroorzaken
deze stijging. Ten slotte worden er, net als in voorgaande jaren,
vrijwel geen incidenten met wapens geregistreerd.

Quickscan personeels- en mobiliteitsonderzoek 2008

Uit het rijksbrede Personeels- en Mobiliteitsonderzoek blijkt dat in de
laatste twee jaar het aantal onderwijsmedewerkers dat aangeeft minstens
één keer met agressie door klanten (leerlingen, ouders etc.) te maken
te hebben gehad, gestegen is van 48 procent in 2005 naar 52 procent in
2007. Een deel van deze stijging is te verklaren uit het feit dat in
2007 twee extra vormen van agressie aan het onderzoek zijn toegevoegd,
te weten discriminatie en pesten. Onder agressie wordt een breed scala
aan incidenten verstaan, uiteenlopend van schelden tot fysiek geweld.
Doordat het om een quickscan gaat, is niet inzichtelijk gemaakt welke
soorten incidenten in welke mate voorkomen. Voor een betere duiding van
de stijging en van het soort incidenten moeten dan ook het uitgebreidere
onderzoeksverslag van het rijksbrede personeels- en mobiliteitsonderzoek
worden afgewacht.