[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Derde ronde pilots met Associate-degreeprogramma's

Bijlage

Nummer: 2009D02725, datum: 2009-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Tussenevaluatie Associate degree (2009D02723)

Preview document (🔗 origineel)


De Colleges van Bestuur/Centrale directies van de hogescholen die
ongegradeerde of tweedegraads lerarenopleidingen aanbieden

  DOCPROPERTY adres   



	  DOCPROPERTY plaats  Den Haag 	  DOCPROPERTY _onskenmerk  Ons kenmerk 
  DOCPROPERTY _uwbriefvan   	  DOCPROPERTY _uwkenmerk   

6 juni 2009  DOCPROPERTY datum   	  DOCPROPERTY onskenmerk  HO&S/BL/
14324	  DOCPROPERTY uwbriefvan   	  DOCPROPERTY uwkenmerk   



  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	  DOCPROPERTY _bijlage   

  DOCPROPERTY onderwerp_fmt  Derde ronde pilots met
Associate-degreeprogramma's 	  DOCPROPERTY bijlage_fmt   



Geachte leden van het College van Bestuur, geachte leden van de Centrale
directie,

De kogel is door de kerk; er komt een derde ronde pilots met
Associate-degreeprogramma’s. Het gaat om een pilotronde uitsluitend
ingericht voor Ad-programma’s die deel uitmaken van
hbo-bacheloropleidingen die leiden tot een onderwijsbevoegdheid voor
voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs.

 

Met deze brief informeer ik u over deze pilotronde en nodig ik u uit
aanvragen te doen. Dat doe ik mede namens de minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit.

Achtergrond pilotronde

Op 13 juni 2007 heb ik het rapport ‘Beroep: onderwijsondersteuner’
van het Landelijk Platform Beroepen in het Onderwijs (LPBO) aan de
Tweede Kamer aangeboden. Het LPBO komt in dat rapport tot de conclusie
dat er in het onderwijs één beroep van onderwijsondersteuner bestaat,
dat op twee niveaus kan worden uitgeoefend. Voor het eerste niveau
bestaat reeds een opleiding op mbo-4 niveau. Voor het tweede, hogere,
niveau verwacht het LPBO dat een Ad-programma een passend
opleidingstraject kan zijn. Het LPBO komt in zijn rapport dan ook tot de
uitspraak dat er ruimte is voor Ad-programma’s gericht op het
onderwijs. In 2005 heeft toenmalig staatssecretaris Rutte u laten weten
dat pas na een dergelijke uitspraak van het LPBO kon worden besloten tot
pilots gericht op beroepen in het onderwijs.

Met het LPBO-rapport werd dus een eerste stap gezet richting de
pilotronde die nu voor ons ligt. Ik wilde echter ook inzicht hebben in
de kwantitatieve behoefte aan onderwijsondersteuners van het hogere
niveau alvorens ik tot pilots zou besluiten. Zoals door minister
Plasterk aangekondigd in zijn brief over de Associate degree van 20 juli
2007, is daarom aan de Werkgeversvereniging Primair Onderwijs (WvPO), de
VO-raad en de MBO Raad gevraagd inzicht in de kwantitatieve behoefte te
verschaffen. 

Op basis van de verkregen informatie heb ik besloten geen
Associate-degreepilots te zullen toestaan die deel uitmaken van één
van de opleidingen tot leraar basisonderwijs. De WvPO geeft namelijk aan
dat in het primair onderwijs het beroepsperspectief voor
onderwijsondersteuners van het hoogste niveau, onzeker is. In dat licht
deel ik de visie van het WvPO dat de introductie van Ad-programma’s
gericht op een beroep in het primair onderwijs op dit moment niet
opportuun is. De HBO-raad en PAEPON steunen deze lijn.

Voor het voortgezet onderwijs en in ieder geval voor het middelbaar
beroepsonderwijs is de situatie anders dan voor het primair onderwijs. 

De VO-raad heeft aangegeven zelf geen uitspraak te kunnen doen over de
kwantitatieve behoefte aan onderwijsondersteuners van het hogere niveau.
Wel is de inschatting van de VO-raad dat veel scholen voor voortgezet
onderwijs serieus nadenken over een andere organisatie en daarmee over
andere functies. Daarbij maken de scholen zelf de keuze of er ook ruimte
is voor onderwijsondersteuners van het hogere niveau.

De MBO Raad verwacht dat die ruimte er in de mbo-sector in ieder geval
wel is. De raad schat in dat er jaarlijks in de komende vijf jaar ruim
200 onderwijsondersteuners van het hogere niveau in die sector kunnen
worden geplaatst. Tezamen met het signaal van de VO-raad geeft mij dit
al voldoende aanleiding te besluiten tot een derde ronde Ad-pilots.

Ik zie echter ook buiten het voortgezet onderwijs en het mbo nog een
behoefte op de arbeidsmarkt waarin de onderwijsondersteuner van het
hogere niveau in mijn ogen kan voorzien. Ik doel dan op de behoefte die
er binnen de erkende leerbedrijven is aan goed opgeleide
leermeesters/instructeurs. Vakmensen die na een aantal jaren
werkervaring een Ad-traject ‘onderwijsondersteuner’ afronden, kunnen
een belangrijke rol spelen bij de begeleiding van BBL’ers op de
werkplek. Investeren in de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming (bpv)
is nodig, zeker gelet op de toename van de bpv. Onderwijsondersteuners
van het hogere niveau kunnen daarbij van grote waarde zijn. Mijn
inschatting is dus dat de behoefte aan Ad-onderwijsondersteuners het
aantal van 200 per jaar nog overstijgt.  

Competentieprofiel onderwijsondersteuner van het hogere niveau

Idealiter zou u bij de voorbereiding van eventuele aanvragen voor een
Ad-programma ‘onderwijsondersteuner van het hogere niveau’ al de
beschikking hebben over een definitief competentieprofiel en
bekwaamheidseisen voor dit type onderwijsondersteuner. Het neemt echter
nog enige tijd in beslag om deze op te stellen. Omdat ik waarde hecht
aan een spoedige start van de derde ronde Ad-pilots en ik weet dat dit
voor de hogescholen en het werkveld ook geldt, heb ik het LPBO verzocht
om - ten behoeve van de pilotronde - een rudimentair competentieprofiel
te laten opstellen voor de onderwijsondersteuner van het hogere niveau.
Dit door Calibris en SBL opgestelde profiel heb ik inmiddels ontvangen.
Het is bijgevoegd als bijlage 1. De NVAO zal bij de beoordeling van een
aangevraagd Ad-programma toetsen of het voorbereidt op het beroep van
onderwijsondersteuner zoals beschreven in het competentieprofiel. 

Voor de duidelijkheid: gelet op wat ik hiervoor heb aangegeven over de
mogelijke rol van onderwijsondersteuners van het hogere niveau voor de
bpv, is het dus niet zo dat alle te honoreren Ad-programma’s als
oogmerk moeten hebben studenten op te leiden voor een functie in het
voortgezet onderwijs of het beroepsonderwijs. Ad-programma’s kunnen
zich ook richten op studenten die zij willen opleiden voor een functie
als leermeester/instructeur in erkende leerbedrijven. Wél is het zo dat
alle Ad-programma’s die in deze ronde kunnen worden gehonoreerd zo in
elkaar moeten zitten dat degenen die deze succesvol afronden aan de
eisen van ‘onderwijsondersteuner van het hogere niveau’ voldoen en
dus in het voortgezet onderwijs of beroepsonderwijs als
onderwijsondersteuner moeten kunnen gaan werken.

Het LPBO verwacht mij in maart 2009 het definitieve competentieprofiel
en de bekwaamheidseisen voor de onderwijsondersteuner van het hogere
niveau te kunnen toesturen. Zodra ik deze ontvangen heb, zal ik deze
naar de hogescholen sturen die in het kader van de derde ronde pilots
een pilot toegewezen krijgen. Zij kunnen er dan bij de verdere
uitwerking van hun Ad-programma’s gebruik van maken.

Beoordelingskader

In bijlage 2 vindt u het beoordelingskader voor de derde ronde pilots.
Ter toelichting wil ik u wijzen op het volgende.

De bewindslieden van OCW en LNV zijn steeds ervan uitgegaan dat
Ad-programma’s gericht op het beroep van onderwijsondersteuner van het
hogere niveau alleen binnen lerarenopleidingen succesvol kunnen worden
gepositioneerd. Ook de HBO-raad gaat in zijn brief aan mij over de derde
ronde pilots (d.d. 2 november 2007) daarvan uit. Het rudimentair
competentieprofiel dat ik van het LPBO heb ontvangen, onderbouwt deze
veronderstelling. Het beroep ‘onderwijsondersteuner van het hogere
niveau’ zoals daarin omschreven, heeft zoveel overeenkomsten met dat
van leraar dat het niet mogelijk is om daarvoor op te leiden binnen
andere dan lerarenopleidingen. De NVAO deelt deze conclusie.

Aanvragen voor Ad-programma’s gericht op het beroep van
onderwijsondersteuner van het hogere niveau kunnen dus alleen worden
gehonoreerd indien deze Ad-programma’s deel uitmaken van
lerarenopleidingen. Hiervoor is al aangegeven dat de opleidingen tot
leraar basisonderwijs uitgesloten zijn van de pilots. Dat betekent dat
in de derde pilotronde uitsluitend de tweedegraads en ongegradeerde
lerarenopleidingen in aanmerking komen om daarbinnen Ad-programma’s in
te richten. 

Net als in de eerdere rondes is gebeurd, zal de NVAO de
arbeidsmarktrelevantie van de Ad-programma’s beoordelen (als onderdeel
van de totale NVAO-toets van het Ad-programma) en mij daarover
adviseren. De NVAO beoordeelt de kwalitatieve aansluiting van het
programma op de arbeidsmarkt. Omdat ik vanuit mijn verantwoordelijkheid
ook wil garanderen dat er in kwantitatieve  zin behoefte is aan de
onderwijsondersteuners die worden opgeleid, heb ik - anders dan bij de
vorige pilotrondes - dat als extra toetscriterium in het
beoordelingskader opgenomen. Het betreffende criterium (F.) luidt als
volgt: “Degenen die het betreffende Ad-programma succesvol afronden
hebben een reële kans op een passende functie in het voortgezet
onderwijs, het beroepsonderwijs of binnen (erkende) leerbedrijven omdat
er een kwantitatieve (regionale) behoefte is aan de betreffende
onderwijsondersteuners.” Ik wijs u erop dat een verwijzing naar enkel
de door de MBO Raad gesignaleerde landelijke behoefte aan
onderwijsondersteuners van het hogere niveau niet volstaat om aan te
tonen dat met een Ad-programma aan dit criterium is voldaan. Met het
signaleren van een landelijke behoefte aan onderwijsondersteuners die
bovendien niet nader uitgesplitst is naar vakken/leergebieden, kan de
relevantie voor de arbeidsmarkt van afzonderlijke Ad-programma’s niet
worden aangetoond.

 

De derde ronde bestaat uit maximaal 40 pilots. Dit lijkt veel gegeven
het aantal pilots dat uit de eerdere rondes in totaal is gekomen (57).
Dit heeft echter te maken met het feit dat elk van de lerarenopleidingen
maar op één vak in het voortgezet onderwijs of de BVE-sector is
gericht. Om binnen dergelijke lerarenopleidingen op een verantwoorde
manier Ad-programma’s te kunnen realiseren met een voldoende aantal
studenten, is het denkbaar dat hogescholen Ad-programma’s inrichten
die zij inbouwen in meerdere bacheloropleidingen. Ik denk bijvoorbeeld
aan programma’s gericht op de algemeen vormende vakken, programma’s
gericht op de beroepsgerichte vakken of programma’s gericht op de
kunstvakken. Eén programma dat ingebouwd wordt in bijvoorbeeld drie
bacheloropleidingen, telt als drie Ad-programma’s. Dit rechtvaardigt
op zich al een relatief groot aantal pilots. Voor mij is daarnaast van
belang dat de komende jaren behoefte is aan een aanzienlijk aantal
onderwijsondersteuners van het hogere niveau. Tenslotte is voor mij ook
een argument voor het genoemde aantal pilots dat - als gevolg van het
vakgerichte karakter - veel soorten lerarenopleidingen bestaan en
daarmee ook veel verschillende Ad-programma’s denkbaar zijn.

 

Voor het overige sluit het beoordelingskader zoveel mogelijk aan bij dat
van de tweede ronde pilots. Dit impliceert dat ook voor de
Ad-programma’s ‘onderwijsondersteuner van het hogere niveau’ de
kans op instroom moet worden aangetoond van groepen die traditioneel
minder snel voor het hoger onderwijs kiezen (mbo’ers en werkenden
bijvoorbeeld). Ook dient in het geval van programma’s (uitsluitend of
ook) gericht op direct doorstromende mbo’ers de samenwerking met
BVE-instellingen te worden aangetoond. Ook in deze ronde is een positief
advies van de NVAO over het Ad-programma een absolute voorwaarde voor
honorering van de pilotaanvraag.

Procedure en planning

De uiterste indieningdatum voor pilotaanvragen voor de derde ronde is 1
september 2008. Eind november 2008 zal ik de hogescholen die aanvragen
hebben ingediend waarover de NVAO mij negatief adviseert, mijn
(negatieve) besluit kenbaar maken. Uiterlijk eind december 2008 besluit
ik over de overige aanvragen. Ik ga daarbij ervan uit dat de meeste
hogescholen met ingang van het studiejaar 2009-2010 met hun
pilotprogramma’s zullen starten. Het staat de hogescholen echter vrij
om reeds in de tweede helft van het studiejaar 2008-2009 met de
Ad-programma’s te starten.

Ik wil de hogescholen in de gelegenheid stellen om in ieder geval twee
cohorten studenten de Ad-programma’s uit de derde ronde pilots, te
laten volgen. Dat betekent dat bij aanvang van het studiejaar 2010-2011
nog nieuwe studenten mogen worden ingeschreven, daarna niet meer.
Uiteraard verandert dit als (op basis van de eind- of tussenevaluatie
van de Ad-pilots) wordt besloten de Ad definitief in te voeren. 

De uiterste datum waarop Ad-getuigschriften in het kader van de
Ad-pilots uit de derde ronde mogen worden uitgereikt, zal 1 juli 2013
zijn. 

Net als bij de eerdere pilotrondes zal de Commissie Associate degree mij
adviseren over de keuze van de pilots. Dit gebeurt aan de hand van het
beoordelingskader (bijlage 2). In bijlage 3 vindt u het protocol dat de
NVAO hanteert bij de beoordeling van de pilotaanvragen. Bijlage 4 bevat
informatie over de procedure en een overzicht van de gegevens en stukken
die u per aanvraag dient aan te leveren. Per Ad-programma dient u één
aanvraag in te dienen. Zoals hiervoor is aangegeven telt een programma
dat wordt ingebouwd in bijvoorbeeld drie bacheloropleidingen als drie
Ad-programma’s. U dient voor zo’n programma dus drie aanvragen in te
dienen. 

SEO Economisch Onderzoek voert in opdracht van het ministerie van OCW
sinds de start van de eerste Ad-pilots een monitoronderzoek naar de
Ad-pilots uit. Net als de pilots uit de eerste en de tweede ronde,
zullen ook de pilots uit de derde ronde in het monitoronderzoek worden
meegenomen.

Ik ga ervan uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.  Mocht u
nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met Floor
Boselie-Abbenhuis (tel: 070 412 2378;   HYPERLINK
"mailto:f.m.h.boselie@minocw.nl"  f.m.h.boselie@minocw.nl ) of Bert
Broerse (tel: 070 4124073;   HYPERLINK "mailto:b.a.broerse@minocw.nl" 
b.a.broerse@minocw.nl ) van de directie Hoger Onderwijs &
Studiefinanciering.

Vragen aan de NVAO kunt u stellen via de digitale helpdesk:   HYPERLINK
"mailto:Ad@nvao.net"  Ad@nvao.net 

Ik wens u alle succes bij het voorbereiden van eventuele pilotaanvragen.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart

  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  6 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
6 

 

  DOCVARIABLE clausule