Protocol toetsing Associate-degreeprogramma door de NVAO (derde ronde: onderwijs)
Bijlage
Nummer: 2009D02728, datum: 2009-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Tussenevaluatie Associate degree (2009D02723)
Preview document (🔗 origineel)
Protocol toetsing Associate-degreeprogramma door de NVAO (derde ronde: onderwijs) 22 april 2008 Inhoud TOC \o "1-3" \h \z HYPERLINK \l "_Toc196725540" 1 Inleiding PAGEREF _Toc196725540 \h 3 HYPERLINK \l "_Toc196725541" 2 Toets Associate-degreeprogramma in de hbo-bachelor PAGEREF _Toc196725541 \h 4 HYPERLINK \l "_Toc196725542" 2.1 Criteria PAGEREF _Toc196725542 \h 4 HYPERLINK \l "_Toc196725543" 2.2 De status van de bacheloropleiding PAGEREF _Toc196725543 \h 4 HYPERLINK \l "_Toc196725544" 3 Protocol toets Associate-degreeprogramma PAGEREF _Toc196725544 \h 6 HYPERLINK \l "_Toc196725545" 4 Werkwijze NVAO Toets Associate-degreeprogramma PAGEREF _Toc196725545 \h 11 Inleiding Dit is het protocol toetsing Associate-degreeprogramma voor de beoordeling van aanvragen voor een Associate-degreeprogramma in de derde ronde door de NVAO. Waar in dit protocol gesproken wordt over bachelor wordt altijd hbo-bachelor bedoeld. De Associate-degreeprogramma’s maken onderdeel uit van bacheloropleidingen die geaccrediteerd zijn door de NVAO of beschikken over een accreditatie van rechtswege op basis van een goedgekeurde visitatie van de desbetreffende bacheloropleiding door de Inspectie van het Onderwijs of de NVAO. De eindbeslissing over deelname aan de pilots ligt bij de staatssecretaris, de NVAO formuleert een advies over de kwaliteit van de aanvragen als onderdeel van de uiteindelijke besluitvorming door de staatssecretaris van OCW resp. de minister van LNV. De kosten die voor de aanvragende hogeschool zijn verbonden aan de kwaliteitsbeoordeling van het Associate-degreeprogramma door de NVAO bedragen € 500,- per aanvraag (of €1000 ,- voor een geclusterde aanvraag van een instelling). Toets Associate-degreeprogramma in de hbo-bachelor Het protocol Associate-degreeprogramma in de hbo-bachelor is afgeleid van het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs, hierna: accreditatiekader, en betreft een specifieke uitwerking van het accreditatiekader. Het zal alleen worden gebruikt om aanvragen te beoordelen in het kader van de pilots Associate-degreeprogramma in de hbo-bachelor. Het protocol bestaat uit een aantal facetten van het accreditatiekader met een uitwerking van de domeinspecifieke eisen die gelden voor het Associate-degreeprogramma in de hbo-bachelor. De uitwerkingen van de criteria specifiek voor het Associate-degreeprogramma zijn cursief weergegeven. Criteria Er is nog geen zicht op het gerealiseerde eindniveau in het Associate-degreeprogramma en er zijn nog geen afstudeerden werkzaam in de praktijk. Wel kan er sprake zijn van bestaande programmaonderdelen uit de bachelor of een andere verwante opleiding, die ook deel uit maken van het Associate-degreeprogramma. Dit betekent dat de beoordeling in de pilotfase voor een deel op basis van plannen zal plaatsvinden. Het Associate-degreeprogramma kan in elke variant (voltijd, deeltijd of duaal) worden aangeboden. Het protocol bevat de onderwerpen doelstellingen en programma van het accreditatiekader en niet de onderwerpen inzet van personeel, voorzieningen, kwaliteitszorg en resultaten. Opleidingen die tijdens de laatste visitatie kritische kanttekeningen (waaronder onvoldoende beoordelingen op kwaliteitsaspecten) c.q. aanbevelingen van de commissie hebben gekregen, geven in de aanvraag aan hoe sinds de visitatie aan verbetering hiervan is gewerkt. Voor de beoordeling van de genomen maatregelen past de NVAO de normen toe die gelden voor het natraject van de visitatie in het oude stelsel: de evaluatie bestuurlijke hantering. Indien de bacheloropleiding beschikt over een positief accreditatiebesluit van de NVAO op basis van een VBI-rapport volstaat het om de onderwerpen doelstellingen en programma op te nemen in de aanvraag en hoeft niet te worden ingegaan op de bestuurlijke hantering van de laatst gehouden visitatie in het ‘oude stelsel’. De visitatie is immers opgevolgd door een VBI-beoordeling en op basis daarvan accreditatie. De status van de bacheloropleiding Aanvragen kunnen worden ingediend door hogescholen en wel voor Associate-degreeprogramma’s van hbo-bacheloropleidingen die per datum van het advies van de NVAO over de aanvraag voor het Associate-degreeprogramma voldoen aan één van de volgende eisen: de bacheloropleiding is geaccrediteerd door de NVAO op basis van een VBI-rapport of beschikt over een positief besluit Toets nieuwe opleiding. de bacheloropleiding beschikt over een accreditatie van rechtswege die verder reikt dan 31 december 2008 en wel op basis van een goedgekeurde visitatie van de bacheloropleiding door de Inspectie van het Onderwijs of de NVAO, waarbij de visitatiecommissie heeft vastgesteld dat het beoogde eindniveau van de opleiding bachelor is. de bacheloropleiding beschikt over een accreditatie van rechtswege tot en met 31 december 2008 en heeft uiterlijk 31 december 2007 een aanvraag voor accreditatie vergezeld van een VBI-rapport ingediend. Een positief besluit van de NVAO over de bacheloropleiding is een voorwaarde om de aanvraag voor het bijbehorende Associate-degreeprogramma in behandeling te kunnen nemen. de bacheloropleiding beschikt over een accreditatie van rechtswege die verder reikt dan 31 december 2008 en dient vervroegd een aanvraag voor accreditatie van de bacheloropleiding in, die heeft geleid tot een positief besluit door de NVAO. Protocol toets Associate-degreeprogramma Onderwerp 1: Doelstellingen Facetten criteria Domeinspecifieke eisen 1.1 De beoogde eindkwalificaties van het programma sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan het programma in het desbetreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). In de brief van de staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer van 20 juni 2005 staat: ‘korte programma’s dienen een onderbouwde en geverifieerde arbeidsmarktrelevantie te hebben’ en dit betekent dat de hogeschool aantoont dat met een representatieve vertegenwoordiging van het betrokken beroepenveld recent inhoudelijk overleg is gevoerd over het beroepsprofiel van het Associate-degreeprogramma. De hogeschool kan hierbij uiteraard verwijzen naar het Competentieprofiel voor de onderwijsondersteuner niveau 2 (januari 2008) dat het LPBO aan de staatssecretaris van OCW aangeboden heeft. Dit competentieprofiel is evenwel rudimentair. Een verdere uitwerking door de hogeschool is dus aangewezen. Centraal staat dat de hogeschool de actieve deelname van het regionale beroepenveld aan de verdere uitwerking van dit rudimentaire competentieprofiel aantoont. Niveau 1.2 De beoogde eindkwalificaties van het programma sluiten aantoonbaar aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een het Associate-degreeprogramma in de hbo-bachelor. De eindkwalificaties van het Associate-degreeprogramma maken onderdeel uit van de eindkwalificaties van de hbo-bacheloropleiding en beantwoorden aan de eisen van de Dublin descriptoren voor de Short Cycle (zie bijlage 1). Tevens motiveert de hogeschool het verschil met de eindkwalificaties voor de bachelor. Oriëntatie hbo 1.3 De beoogde eindkwalificaties van een Associate-degreeprogramma sluiten aan bij de volgende beschrijvingen: -de eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties; - een afgestudeerde van een Associate-degreeprogramma heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een Associate-degreeprogramma in het hbo vereist is of dienstig is. Het Associate-degreeprogramma dient op te leiden tot functies waarin kennis en ervaring vereist is op het niveau van het Associate-degreeprogramma. Deze functies hebben een hoger niveau ten opzichte van functies op MBO-4-niveau, maar een lager niveau dan functies op bachelorniveau. De hogeschool maakt duidelijk op welke functies en/of beroepen het Associate-degreeprogramma zich richt en hoe het verschil qua handelingsniveau met functies en/of beroepen die horen bij respectievelijk de mbo-4- en de bacheloropleiding geduid kan worden. Tevens maakt de hogeschool duidelijk dat de beschreven indeling van functies en/of beroepen voor afgestudeerden van een mbo-4-opleiding, van het Associate-degreeprogramma en de bacheloropleiding in overleg met het (regionale) beroepenveld tot stand is gekomen. De hogeschool kan hierbij uiteraard verwijzen naar landelijk opgestelde analyses. Onderwerp 2: Programma Facetten criteria Eisen hbo 2.1 Het beoogde programma sluit aan bij de volgende criteria voor het Associate-degreeprogramma in de bacheloropleiding: 2.1.1 Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en of (toegepast) onderzoek. 2.1.2 Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. 2.1.3 Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. De hogeschool geeft een opbouw van het programma en geeft aan welke literatuur en welk studiemateriaal centraal staat in het Associate-degreeprogramma en in de bacheloropleiding en motiveert de verschillen. De hogeschool geeft aan welke beroepsvaardigheden (waaronder reflectieve vaardigheden) aan de orde komen in het Associate-degreeprogramma en in de bacheloropleiding en motiveert de verschillen. Relatie tussen doelstellingen en programma 2.2.1 Het programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van het programma. 2.2.2 De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. De hogeschool maakt duidelijk dat het Associate-degreeprogramma als geheel de studenten in staat stelt de eindkwalificaties van het Associate- degreeprogramma te realiseren en maakt daarbij de relatie tussen de leerdoelen van de programmaonderdelen en de eindkwalificaties inzichtelijk. Samenhang programma 2.3 Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. - Het programma heeft een geïntegreerd karakter in die zin dat zowel vakinhoudelijke onderdelen als onderdelen die zich toespitsen op de kennismaking met en het functioneren in de beroepspraktijk worden geprogrammeerd en het programma bevat een afsluitend onderdeel, waardoor er sprake is van een eigenstandig curriculum binnen de bacheloropleiding. - Na het afronden van het Associate-degreeprogramma resteert een studielast van 240 ECTS minus de studielast van het Associate-degreeprogramma om de bacheloropleiding te voltooien. De hogeschool maakt de samenhang van het Associate-degreeprogramma met de bacheloropleiding inzichtelijk en stelt de studenten van het Associate-degreeprogramma door middel van een studeerbaar studietraject in staat om de eindkwalificaties van de bacheloropleiding te realiseren. Studielast 2.4 Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het Associate-degreeprogramma moet studeerbaar zijn voor elke student die aan de wettelijke vooropleidingseisen voldoet. De studeerbaarheid van het programma vraagt vooral aandacht op het punt van aansluiting van het Associate-degreeprogramma op de vooropleiding van specifieke groepen waarop de hogeschool zich richt. Als dit het geval is, is verduidelijking op zijn plaats. Instroom 2.5 Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. Voor het Associate-degreeprogramma gelden dezelfde wettelijke vooropleidingseisen als voor de bacheloropleiding. De afstemming tussen de instroomkwalificaties van de studenten en het te volgen programma moet duidelijk worden gemaakt (bijvoorbeeld voor specifieke groepen, zoals studenten met een verwante vooropleiding en zij-instromers). Verleende vrijstellingen moeten inhoudelijk worden verantwoord. De rol van EVC wordt hierbij beschreven. Voor Associate-degreeprogramma’s van bekostigde hogescholen geldt dat deze toegankelijk en studeerbaar moeten zijn voor alle studenten die aan de wettelijke instroomeisen voldoen. In de voorlichting aan potentiële studenten kan de bekostigde hogeschool duidelijk maken op welke doelgroep het Associate-degreeprogramma zich primair richt. Duur 2.6 Het programma voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: minimaal 120 studiepunten. De duur van het programma is minimaal 120 ECTS. Bij een hogere studielast is onderbouwing noodzakelijk, vooral vanuit het perspectief van de arbeidsmarktrelevantie. Afstemmin vormgeving en inhoud van het programma 2.7 Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. Indien bij dit facet wordt afgeweken van de bacheloropleiding is een verduidelijking op zijn plaats. Anders kan de hogeschool verwijzen naar de laatst gehouden visitatie- of accreditatiebeoordeling. Nieuwe ontwikkelingen sindsdien moeten wel worden beschreven. Als in het Associate-degreeprogramma andere werkvormen dan in de bachelor worden gebruikt, is een beschrijving hiervan in het informatiedossier noodzakelijk. Beoordeling en toetsing 2.8 Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Indien bij dit facet wordt afgeweken van de bacheloropleiding is een verduidelijking op zijn plaats. Anders kan de hogeschool verwijzen naar de laatst gehouden visitatie- of accreditatiebeoordeling. Nieuwe ontwikkelingen sindsdien moeten wel worden beschreven. Als in het Associate-degreeprogramma andere toetsvormen dan in de bachelor worden gebruikt is een beschrijving hiervan in het informatiedossier noodzakelijk. Werkwijze NVAO Toets Associate-degreeprogramma 1. De NVAO beoordeelt of het informatiedossier voldoende volledig is om de behandeling te starten en beslist hierover in de regel binnen twee weken. Zonodig verzoekt de NVAO de hogeschool om aanvullende informatie. Ook toetst de NVAO in het kader van de ontvankelijkheid of de aanvraag voldoet aan de eisen zoals geformuleerd in hoofdstuk van het protocol (paragraaf 2.1: de evaluatie bestuurlijke hantering en paragraaf 2.2: de status van de bacheloropleiding). 2. Vervolgens wordt beoordeeld of de aanvraag voldoet aan de kwaliteitseisen die staan beschreven in hoofdstuk 3 van het protocol. Het oordeel per facet en onderwerp is voldoende of onvoldoende. 3. De NVAO schakelt een groep externe deskundigen (panel) in voor de beoordeling. In dit panel is aanwezig: - inhoudelijke deskundigheid in het vakgebied waar de opleiding zich op richt.; - onderwijs (des)kundigheid (ook rekening houdend met de betreffende onderwijssectoren); De externe deskundigen zijn onafhankelijk van de te beoordelen opleiding/ hogeschool. Zij tekenen een geheimhoudings- en onafhankelijkheidsverklaring. 4. Het panel hanteert bij de beoordeling het domeinspecifieke referentiekader (op basis van het Competentieprofiel voor de onderwijsondersteuner op het hogere niveau) dat de hogeschool zelf in de aanvraag heeft aangegeven of kan beargumenteerd andere of aanvullende domeinspecifieke eisen stellen. 5. Het panel kan de hogeschool, via de NVAO, om aanvullende informatie verzoeken of zonodig een hoorzitting houden. Het panel bepaalt vooraf welke personen het wenst te spreken. Het panel zal dit in overleg doen met de betrokken hogeschool. 6. De beoordeling van het panel resulteert in een advies aan de NVAO. De NVAO baseert haar oordeel over de aanvraag op dit advies, maar heeft daarbij een eigen verantwoordelijkheid. De NVAO bepaalt vervolgens het definitieve advies over de aanvraag en stelt de hogeschool hiervan schriftelijk in kennis. Het advies van de NVAO is niet vatbaar voor bezwaar of beroep. 7. De NVAO stuurt het advies over het Associate-degreeprogramma naar het ministerie van OCW (en LNV). De staatssecretaris neemt een beslissing over de toewijzing van de aanvraag. Bijlage 1: Dublin-descriptoren Short Cycle Hier treft u aan een vertaling naar het Nederlands van de Dublin descriptoren Short Cycle (bron: Rapport Kort en Goed?, verkenning en invoering korte programma’s in het hoger beroepsonderwijs, opgesteld door Cinop, in samenwerking met smets+ hover+ adviseurs in opdracht van het ministerie van OCW). De originele versie (in het Engels) is daarna beschreven. Nederlandstalige versie Een afgestudeerde van het korte programma in de hbo-bachelor: heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied waarbij wordt voortgebouwd op algemeen voortgezet onderwijs*, functioneert doorgaans op het niveau van gevorderde leerboeken, heeft een kennisondergrond voor een beroepenveld of een beroep, voor persoonlijke ontwikkeling en voor verdere studie om de eerste cyclus (bachelor) af te ronden; heeft de vaardigheid om gegevens te identificeren en te gebruiken, teneinde een respons te bepalen met betrekking tot duidelijk gedefinieerde, concrete en abstracte problemen; is in staat om kennis en inzicht in beroepsmatige contexten toe te passen; kan communiceren met gelijken, leidinggevenden en cliënten over begrip, vaardigheden en werkzaamheden; bezit de leervaardigheden om een vervolgopleiding die een zekere mate van autonomie vraagt, aan te gaan. * in het kader van dit protocol moet hier ook worden gelezen ‘het middelbaar beroepsonderwijs, niveau-4’ Originele, Engelstalige versie (a report from a Joint Quality Initiative Informal Group, 18 oktober 2004) Qualifications that signify completion of the higher education short cycle (within the first cycle) are awarded to students who: have demonstrated knowledge and understanding in a field of study that builds upon general secondary education and is typically at a level supported by advanced textbooks, such knowledge provides an underpinning for a field of work or vocation, personal development, and further studies to complete the first cycle; can apply their knowledge and understanding in occupational contexts; have the ability to identify and use data to formulate responses to well-defined concrete and abstract problems; can communicate about their understanding, skills and activities, with peers, supervisors and clients; have the learning skills to undertake further studies with some autonomy. Een aanvraag voor een Associate-degreeprogramma waarvan de bijbehorende aanvraag accreditatie voor de bacheloropleiding per datum van het advies van de NVAO nog niet tot een besluit heeft geleid, krijgt een voorwaardelijk advies als er op afzienbare termijn (max. twee maanden) een besluit over de bacheloropleiding mag worden verwacht. Het tegelijkertijd indienen van een aanvraag Associate-degreeprogramma en een aanvraag Toets nieuwe opleiding voor de bijbehorende bacheloropleiding is niet mogelijk. Onder deze categorie vallen niet de opleidingen die beschikken over een accreditatie van rechtswege tot en met 31 december 2007 en vanwege het afkeuren van het VBI-rapport een verlenging van accreditatie van rechtswege hebben gekregen. Voor bacheloropleidingen die in de periode 2000-2003 als nieuwe opleiding zijn gestart en tot nu toe niet zijn beoordeeld op kwaliteit, is dit een mogelijkheid om een Associate-degreeprogramma aan te vragen. pagina PAGE \* MERGEFORMAT 11 PAGE 11 pagina PAGE \* MERGEFORMAT 2 NVAO | Protocol toetsing Associate-degreeprogramma door de NVAO (derde ronde: onderwijs) | april 2008