Procedure en gevraagde informatie derde ronde pilots Associate-degreeprogramma’s
Bijlage
Nummer: 2009D02729, datum: 2009-01-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Tussenevaluatie Associate degree (2009D02723)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 4 Procedure en gevraagde informatie derde ronde pilots Associate-degreeprogramma’s Procedure Het hogeschoolbestuur richt de aanvraag voor een pilotproject met een Ad-programma aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, respectievelijk de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor elk Ad-programma dient de hogeschool een afzonderlijke aanvraag in. Eén programma dat wordt ingebouwd in bijvoorbeeld drie bacheloropleidingen telt als drie Ad-programma’s. U dient voor zo’n programma dus drie aanvragen in te dienen. De aanvraag bij de staatssecretaris van OCW/minister van LNV geldt tevens als aanvraag voor toetsing van het Ad-programma door de NVAO. De aanvraag zal dus zowel door de NVAO als door de staatssecretaris van OCW/de minister van LNV worden gebruikt bij hun beoordeling. Onder het kopje ‘gevraagde informatie’ is dus zowel de informatie gevraagd die de genoemde bewindslieden nodig hebben voor hun beoordeling als de informatie die de NVAO nodig heeft. Het postadres waarnaar de aanvraag gestuurd dient te worden, is het adres van de NVAO (zie hierna). uiterste indieningdatum De uiterste indieningdatum voor aanvragen voor de derde ronde pilots met Ad-programma’s is 1 september 2008. Uiterlijk eind december besluit de staatssecretaris van OCW/de minister van LNV over deze aanvragen. aantal exemplaren en adresgegevens De hogeschool dient de aanvraag schriftelijk in 7-voud in. De aanvraag moet worden gestuurd naar: De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, respectievelijk de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit p/a NVAO Postbus 85498 2508 CD Den Haag Ook een digitale versie (in format Word of Adobe-PDF) dient te worden ingeleverd. Dit kan via HYPERLINK "mailto:AD@nvao.net" Ad@nvao.net . De NVAO draagt er zorg voor dat een aantal exemplaren van het aanvraagdossier naar het ministerie van OCW respectievelijk LNV wordt gestuurd. bij vragen De NVAO heeft een digitale helpdesk geopend onder het reeds genoemde adres HYPERLINK "mailto:AD@nvao.net" Ad@nvao.net . Langs deze weg kunnen vragen/problemen aan de NVAO worden voorgelegd. Voor vragen over de aanvragen aan staatssecretaris Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, respectievelijk de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, kunt u een mail sturen aan: HYPERLINK "mailto:f.m.h.boselie@minocw.nl" f.m.h.boselie@minocw.nl of b.a.broerse@minocw.nl. kosten De kosten voor de hogeschool van de toetsing door de NVAO bedragen € 500 per aanvraag en € 1.000 in het geval van met elkaar samenhangende aanvragen, dus in het geval dat één Ad-programma ingebouwd is in meerdere bacheloropleidingen. Een aanvraag kan pas in behandeling worden genomen als het vereiste bedrag is bijgeschreven op rekening nummer 387153640 van de NVAO onder vermelding van aanvraag Ad-programma en de naam van het Ad-programma en de bijbehorende bacheloropleiding(en), de hogeschool en de plaats. Gevraagde informatie Bij de aanvraag voor een pilotproject behoren de hierna volgende gegevens en stukken. Bij het leveren van deze gegevens houdt de hogeschool de onderstaande nummering aan. Dit bespoedigt een snelle en doelgerichte behandeling van de aanvraag. Kernachtig wordt de primair belangrijke informatie bij elk nummer beschreven. Bijlagen bevatten alleen ondersteunende informatie en dienen beperkt te worden opgenomen. 0. Inleiding De hogeschool beschrijft hier in ieder geval beknopt de motivatie voor het indienen van de aanvraag (maximaal één of twee pagina’s). A. Kenmerken van de hogeschool Naam en adresgegevens van de hogeschool Naam en gegevens van het lid van het college van bestuur dat verantwoordelijk is voor de aanvraag en dat tevens als contactpersoon voor de aanvraag functioneert. In voorkomend geval: Naam en gegevens van de persoon die naast het bij A2. genoemde CvB-lid als contactpersoon voor de aanvraag door het hogeschoolbestuur is aangewezen B. Basiskenmerken van het Ad-programma Naam van het Ad-programma en van de hbo-bacheloropleiding waarvan het een onderdeel is De studielast van het Ad-programma De varianten waarin het Ad-programma wordt aangeboden (voltijd, deeltijd en duaal) De beoogde startdatum van het Ad-programma De organisaties (bijv. BVE-instellingen, andere hogescholen, VO-scholen, ROC’s, leerbedrijven) waarmee het Associate-degreeprogramma wordt vormgegeven en/of uitgevoerd Een uitdraai van het ‘detailoverzicht opleiding’ van de hbo-bacheloropleiding waarvan het Ad-programma een onderdeel is. Het detailoverzicht is te vinden op de site van de Informatie Beheer Groep ( HYPERLINK "http://www.ib-groep.nl" www.ib-groep.nl ) onder de opties zakelijk/ho/croho/raadplegen croho op internet. Indien het programma op meerdere vestigingsplaatsen wordt aangeboden moet van elk van deze vestigingsplaatsen een uitdraai worden meegestuurd C.1 De uitwerking van het Ad-programma op basis van het NVAO-protocol Dit deel moet de NVAO in staat stellen de kwaliteit van het Ad-programma te beoordelen op basis van het NVAO-protocol. De kern van het C.1-deel van het dossier dient een helder en inzichtelijk beleidsdocument te zijn van maximaal 10 pagina’s (excl. bijlagen) waarin per facet is beschreven hoe aan de gestelde eisen wordt voldaan. Bijlagen worden opgenomen achter het beleidsdocument en niet als onderdeel van dit document. Het C.2-deel bedraagt circa 2 of 3 pagina’s. De informatie dient gestructureerd te worden volgens de facetten van de onderwerpen doelstellingen en programma, zoals hieronder vermeld. Per facet moet concreet en volledig op de in het NVAO-protocol gestelde eisen worden ingegaan. Domeinspecifieke eisen van de kwalificaties Niveau van de kwalificaties Oriëntatie hbo van de kwalificaties Eisen hbo van het programma Relatie tussen doelstellingen en programma Samenhang programma Studielast Instroom Duur Afstemming vormgeving en inhoud van het programma Beoordeling en toetsing. De uitwerking van het domeinspecifieke referentiekader (veelal het beroepsprofiel van het Associatie-degreeprogramma) is opgenomen als bijlage bij punt 11 (direct achter het beleidsdocument). Als bijlage bij punt 14 is opgenomen een beschrijving van de programmaonderdelen die ook deel uitmaken van de bacheloropleiding op de punten van leerdoel(en), leerstofbeschrijving, didactische werkvormen, wijze van toetsing, studielast, literatuur en docent(en). De onderdelen die nieuw ontwikkeld worden voor het Ad-programma zijn zoveel mogelijk op dezelfde punten beschreven. Eveneens als bijlage bij punt 14 is de onderwijs- en examenregeling (OER) van het Ad-programma opgenomen (dit kan de OER van de bachelor zijn van het lopende studiejaar als de OER van het Ad-programma niet gereed is). C.2. De Evaluatie Bestuurlijke Hantering De hogeschool besteedt in dit hoofdstuk aandacht aan de kritische opmerkingen c.q. aanbevelingen van de visitatiecommissie die de bacheloropleiding het laatst heeft beoordeeld en geeft aan hoe hieraan (bestuurlijk) gevolg is gegeven. Als de bacheloropleiding naar aanleiding van de vorige visitatie een EBH-traject met positief gevolg heeft afgerond, zoals blijkt uit een brief van de inspectie of de NVAO, volstaat het naar die brief te verwijzen. Als de bacheloropleiding beschikt over een recente accreditatie op basis van een VBI-rapport is C.2 niet van toepassing. D. De uitwerking van het Associatie-degreeprogramma op basis van het beoordelingskader van de staatssecretaris van OCW, Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart, respectievelijk de minister van LNV De hogeschool neemt in dit deel van het dossier achtereenvolgens de volgende zaken, stukken en gegevens op: Een overzicht van de doelgroep(en) waarop het Ad-programma zich richt. De hogeschool geeft tevens aan hoe groot de verwachte instroom is van deze doelgroepen in het Ad-programma. Een onderbouwing van de verwachting van instroom van de doelgroepen. De hogeschool onderbouwt per genoemde doelgroep de verwachting dat deze voor het Ad-programma zal kiezen. De onderbouwing zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit aantoonbare afspraken tussen een hogeschool en een BVE-instelling over doorstroomtrajecten, aantoonbare afspraken tussen hogescholen en (erkende) leerbedrijven over scholing van hun medewerkers, de resultaten van een onderzoek naar de belangstelling voor de betreffende Ad onder zittende hbo-studenten of mbo-deelnemers etc. Een beschrijving van de betrokkenheid van BVE-instellingen Indien tot de doelgroep(en) van het betreffende Ad-programma mbo’ers behoren die direct vanuit het mbo doorstromen, geeft de hogeschool aan waaruit de betrokkenheid van de BVE-instelling(en) heeft bestaan bij de invulling van het Ad-programma en beschrijft de hogeschool tevens welke concrete afspraken zijn gemaakt over samenwerking met deze instellingen bij de uitvoering van het Ad-programma. Om de betrokkenheid van één of meerdere BVE-instellingen bij de invulling en uitvoering van het Ad-programma verifieerbaar te maken, dient de hogeschool als bijlage bij dit punt documenten op te nemen die de betrokkenheid ook daadwerkelijk aantonen. Het gaat dan bijvoorbeeld om een ondertekende verklaring van een ROC waaruit blijkt dat de beschreven afstemming over het Ad-programma inderdaad heeft plaatsgevonden en dat de beschreven afspraken inderdaad gemaakt zijn. NB: Documenten die aantonen dat de hogeschool met één of meerdere BVE-instellingen heeft afgestemd over de hbo-bacheloropleiding waarvan het Ad-programma een onderdeel is, worden als onvoldoende input beschouwd om tot een positieve beoordeling op criterium E. van het beoordelingskader te kunnen komen. Afstemming met één of meerdere BVE-instellingen over het betreffende Ad-programma zelf moet zijn aangetoond. Indien tot de doelgroep(en) van het betreffende Ad-programma geen mbo’ers behoren die direct vanuit het mbo doorstromen, is samenwerking met een BVE-instelling bij de invulling en/of uitvoering van het Ad-programma niet per se nodig. Een onderbouwing van de verwachting dat er een kwantitatieve (regionale) behoefte is aan degenen die het betreffende Ad-programma succesvol afronden en er (dus) reële kans is dat zij een passende functie in het voortgezet onderwijs, het beroepsonderwijs of binnen (erkende) leerbedrijven kunnen vervullen. De onderbouwing zou bijvoorbeeld kunnen bestaan uit documenten waaruit blijkt hoe groot de behoefte is bij de VO-scholen, de ROC’s of de erkende leerbedrijven in de regio aan de onderwijsondersteuners die worden opgeleid, afspraken met de erkende leerbedrijven over scholing van zittende werknemers etc. Een door het instellingsbestuur ondertekende verklaring waaruit de bereidheid blijkt om de noodzakelijke gegevens voor de monitoring en evaluatie van de pilots beschikbaar te stellen zonder daarvoor kosten in rekening te brengen. PAGE 1