[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Brief VOiA

Bijlage

Nummer: 2009D02851, datum: 2009-01-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Brief Vereniging voor Ondernemers in Archeologie (VOiA) over wijze van vergunningverlening (2009D02849)

Preview document (🔗 origineel)




Bestuur van de Vereniging van Ondernemers in Archeologie  DOCPROPERTY
adres  

P\a Vriens Archeo Flex

Postbus 107  

5066 ZJ  Moergestel 



	  DOCPROPERTY plaats  Den Haag 	  DOCPROPERTY _onskenmerk  Ons kenmerk 
  DOCPROPERTY _uwbriefvan  Uw brief van 	  DOCPROPERTY _uwkenmerk   

26 januari 2009  DOCPROPERTY datum   	DCE/96242  DOCPROPERTY onskenmerk 
 	  DOCPROPERTY uwbriefvan  31 oktober 2008 	  DOCPROPERTY uwkenmerk   



  DOCPROPERTY _onderwerp  Onderwerp 	  DOCPROPERTY _bijlage   

Proces van v  DOCPROPERTY onderwerp_fmt  ergunningverlening 	 
DOCPROPERTY bijlage_fmt   

  DOCPROPERTY aanhef  Geacht bestuur, 

In uw brief vraagt u mijn aandacht voor het proces van
vergunningverlening zoals dat door de RACM is ingericht. Naar uw mening
doen zich daarbij problemen voor die om een oplossing vragen. Tevens
verzoekt u mij de vergunningverlening op een andere wijze in te richten.
 Daarnaast stelt u voor het toetsingsproces door een onafhankelijke
commissie - buiten de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en
Monumenten (RACM) – te laten uitvoeren. Graag geef ik u hierop mijn
reactie. 

Allereerst wil ik u danken voor uw signalen. Het is immers de eerste
keer dat vergunningen verleend worden conform de nieuwe wetgeving.
Signalen uit de praktijk zijn dan extra belangrijk om na te kunnen gaan
of verbeteringen nodig en wenselijk zijn. Het kwaliteitsstelsel
archeologie, waar de opgravingsvergunning deel van uitmaakt, zal
uiteraard ook onderwerp zijn van de evaluatie van Wet op de
archeologische monumentenzorg. 

Vanuit mijn verantwoordelijkheid om de kwaliteit van de archeologische
uitvoering wettelijk te waarborgen verstrekt de RACM, namens mij, de
opgravingsvergunning. Bedrijven krijgen een opgravingsvergunning als zij
aantoonbaar bekwaam zijn tot het doen van opgravingen en over voldoende
kwaliteit (in mensen en middelen) beschikken om de betreffende
werkzaamheden te kunnen uitvoeren. De eisen die  hieraan worden gesteld
zijn geformuleerd in het Besluit archeologische monumentenzorg (Bamz).
Hierbij is het voor de aanvrager van belang voldoende leidinggevenden in
dienst te hebben die beschikken over een master- of doctoraal opleiding
in het wetenschappelijk onderwijs op het terrein van de archeologie en
voldoende werkervaring hebben. Het zijn deze personen die feitelijk
leiding geven aan de opgraving en daarmee ook de kwaliteit van de
opgraving bepalen. Daarom is de toetsing van de leidinggevenden relevant
voor de beoordeling van de bekwaamheid van de aanvrager en het
verstrekken van de opgravingsvergunning. 

Een essentieel onderdeel van het kwaliteitsstelsel naast de
opgravingsvergunning en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA)
is het beroepsregister. In de KNA staan de minimale vereisten waaraan
een organisatie moet voldoen bij het uitvoeren van werkzaamheden in het
kader van de archeologische monumentenzorg. Het beroepsregister geeft
inzicht in de bekwaamheden van archeologen. Door het nog niet
operationeel zijn van het beroepsregister is de RACM genoodzaakt geweest
de werkervaringseisen  in het kader van het Bamz nader te
differentiëren. Daarbij baseert de RACM zich op de door de beroepsgroep
vastgestelde vereisten zoals vastgelegd in de KNA. De omschrijving zoals
gegeven in de KNA bleek daarvoor echter niet voldoenden omdat de
werkervaringsvereisten daarin te algemeen omschreven zijn. Ik beschouw
de nadere omschrijving die door de RACM nu wordt gehanteerd dus niet als
een verzwaring van de eisen, zoals u aangeeft, maar een verduidelijking.
Het beroepsregister voorziet daar inmiddels eveneens in. Ik ga er vanuit
dat in de toekomst middels de inschrijvingen in het beroepsregister
beoordeeld kan worden of de aanvragende organisatie beschikt over de
gekwalificeerde personen.

Zoals u bekend is, heeft de RACM voorafgaand aan de daadwerkelijk
vergunningverlening, een proefaanvraag laten uitvoeren voor een
opgravingsbedrijf en een gemeente. Naar aanleiding van de uitkomsten van
deze proefaanvraag zijn de toetsingscriteria vereenvoudigd,  conform de
suggesties van de betrokkenen. De website van de RACM geeft veel
informatie en uitleg over het proces van vergunningverlening en de wijze
waarop getoetst wordt. Het is mij bekend dat in 12 gevallen bezwaar is
aangetekend tegen de kanttekeningen die geplaatst zijn bij de
opgravingsvergunning over onder andere de bekwaamheid van
leidinggevenden. Desalniettemin hebben alle 25 bedrijven en instanties
die in 2007 een opgravingsvergunning hebben aangevraagd, ook een
opgravingsvergunning toegekend gekregen. Het overgrote deel met een
looptijd van vijf jaar, een enkele keer met een looptijd van drie jaar.
Inmiddels zijn vijf bezwaarschriften ingetrokken, over de resterende
zaken wacht ik het advies van de bezwaarschriftencommissie af. 

Over het belang van het beroepsregister wil ik verder het volgende
opmerken. Het is mij bekend dat de Nederlandse Vereniging van
Archeologen (NVvA) al enige tijd bezig is met de oprichting van een
beroepsregister. Navraag bij de NVvA heeft mij uitgewezen dat het
beroepsregister, nu in overleg met de sector de grootste
definitieproblemen zijn opgelost, geoperationaliseerd is. Daarmee kan de
RACM in toenemende mate gebruik maken van het beroepsregister en zal uw
zorg voor het ontstaan van twee beoordelingssystemen worden weggenomen.
Ik acht het wel wenselijk dat de gehanteerde normen aansluiten bij de
KNA en de wettelijke normen en eisen die gelden voor de
opgravingsvergunning. 

Ik hoop u met deze brief voldoende geïnformeerd te hebben over mijn
standpunt ten aanzien van het proces van vergunningverlening. Vooralsnog
zie ik geen aanleiding om op dit moment de vergunningverlening op een
andere wijze in te richten. Uw voorstel om de toetsingsprocedure buiten
de RACM om te laten uitvoeren door een onafhankelijke commissie zal ik
meenemen in de evaluatie van de Wamz in 2011. 

Hoogachtend,

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  2 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
2 

  DOCPROPERTY e_organisatienaam  Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap 

  DOCPROPERTY v_adres  Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den
Haag  T   DOCPROPERTY e_telefoon_org  +31-70-412 3456  F   DOCPROPERTY
e_fax_org  +31-70-412 3450  W   DOCPROPERTY e_website_org  www.minocw.nl


  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  2 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
3 

 

  DOCVARIABLE clausule