Antwoord op vragen van de leden Boelhouwer en Timmer en antwoord op vragen van het lid Poppe over gegaste containers
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2009D03240, datum: 2009-01-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.P.H. Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit CDA kamerlid)
Onderdeel van zaak 2008Z09251:
- Gericht aan: J.M. Cramer, minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Gericht aan: J.P.H. Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Indiener: R.J.L. Poppe, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl DOCPROPERTY kCP \* MERGEFORMAT Contactpersoon S. Bleuland van Oordt-Dröge DOCPROPERTY kDoorkies \* MERGEFORMAT Doorkiesnummer (070) 333 47 442305750 DOCPROPERTY kFaxM \* MERGEFORMAT Faxnummer (070) 333 4082 DOCPROPERTY kUwBrief \* MERGEFORMAT Uw brief 2008Z09251/2080907650 DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk AI/0835853 en AI/08/36276 DOCPROPERTY kDatum \* MERGEFORMAT Datum 27 januari 2009 Hierbij zend ik u de antwoorden op de Kamervragen van de leden Boelhouwer, A.J.W. (PvdA) en Timmer, A.J. (PvdA) en van het lid Poppe, R.J.L. (SP) over gegaste containers. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J.P.H. Donner) Vragen van de leden A.J.W. Boelhouwer en A.J. Timmer (beide PvdA) aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gegaste containers (ingezonden 10 december 2008) Kenmerk 2008Z08858 / 2080907380 Vraag 1: Heeft u kennisgenomen van de Argos uitzending over een arbeidsongeval bij de controle op een gegaste container? Antwoord: Ja Vraag 2: Bent u van mening dat een instructie van een halve dag voldoende is om werknemers gasmetingen in gegaste containers te laten verrichten? Zo ja, waarom? Zo nee, deelt u de mening dat er, voor de veiligheid van de werknemers die werken met gegaste werknemers, een degelijke opleiding moet worden gevolgd, alvorens een werknemer over mag gaan tot bemonstering van containers? Antwoord: De verplichting tot het doen van onderzoek naar het gevaren voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand- en explosiegevaar (artikel 3.5g Arbobesluit) richt zich op de werkgever die werknemers containers wil laten betreden. Daartoe kan een werkgever een gasmeetdeskundige inhuren, of zijn werknemer(s) laten opleiden en instrueren. Personen die metingen verrichten in de lucht in containers moeten in ieder geval op de hoogte zijn van de gevaren in de containers en de van toepassing zijnde meetmethoden. Afhankelijk van de mate van zekerheid die bedrijven vooraf hebben over de inhoud van de container en de aanwezigheid van gevaren door aanwezigheid van gassen, zal maatwerk toegepast moeten worden in de uit te voeren metingen. Een opleiding en instructie aan personen die de containers bemonsteren kan daar op afgestemd worden. Bij volledige onbekendheid met de inhoud van de container en de aanwezigheid van gassen zal uitgebreid moeten worden gemeten. Een geaccrediteerd gasmeetdeskundige is daartoe geschikt, maar de werkgever kan er ook voor kiezen zelf een werknemer op dit niveau op te laten leiden. Vraag 3: Is het toezicht op de wijze van werken met gegaste containers door bedrijven die metingen verrichten de afgelopen 5 jaar veranderd? Zo ja, in welke zin? Antwoord: In het toezicht door de Arbeidsinspectie op de werkwijze van gasmeetkundige bedrijven, die in opdracht van bedrijven die containers ontvangen, containers op gassen bemeten is de afgelopen 5 jaar geen verandering gekomen. Bij het toezicht op en voorlichting naar deze bedrijven en de bedrijven die containers ontvangen refereert de Arbeidsinspectie aan protocollen die door sociale partners in de logistieke keten zijn opgesteld en die vrij beschikbaar zijn. Daarin treffen bedrijven voorbeelden aan van de wijze waarop ze de risico’s van containers kunnen herkennen en, naar gelang het ingeschatte risico, kunnen indelen naar een onderzoeksregime. De Arbeidsinspectie zet de inspecties bij deze bedrijven in 2009 voort. Vraag 4: Bent u bereid over te gaan tot certificering van bedrijven of om bedrijven met werknemers die werken met gegaste containers te controleren? Zo nee, waarom niet? Antwoord: Het uitgangspunt van het door de overheid gevoerde arbeidsomstandighedenbeleid is de duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en werkgevers en werknemers, en het voorkomen van het introduceren van onnodige administratieve lasten. De vraag naar de bereidheid om over te gaan tot (publieke) certificering bezie ik in dit kader. Certificering specifiek voor metingen in de lucht van containers, zou een nieuwe nationale kop en extra bedrijfslasten betekenen die alleen gerechtvaardigd kan zijn bij zeer ernstige risico’s. Ik vergelijk de situatie bij containers met de risicoinventarisatie en -evaluatiebepalingen die in elk bedrijf verplicht zijn bij de kans op blootstelling aan stoffen. Hiervoor geldt een algemeen deskundigheidsvereiste, dat voor containers ook voldoet. In deze vraag wordt voorts gevraagd naar de bereidheid om bedrijven met werknemers die werken met containers te controleren. Ik verwijs in antwoord hierop naar het antwoord bij vraag 3. Vragen van het lid Poppe (SP) aan de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over gegaste containers (Ingezonden 12 december 2008) Kenmerk: 2008Z09251 / 2080907650 1 Is het waar dat op 17 november een medewerker van het bedrijf Rabelink in Doetinchem onwel is geworden na het doen van gasmetingen in een container in de haven van Emmerich, Duitsland? Antwoord: De Arbeidsinspectie is door het bedrijf Rabelink te Doetinchem op 4 december 2008 geïnformeerd over het op 17 november 2008 onwel worden van een van hun medewerkers in de haven van Emmerich, Duitsland. 2 Is het waar dat het slachtoffer in aanraking is gekomen met fosfine, dat het slachtoffer ernstig ziek thuis zit, morfine krijgt tegen de hoofdpijn en misselijkheid waardoor hij niet kan eten en nu zakjes astronautenvoeding krijgt om te drinken, hij niet kan lezen, geen tv kan kijken, niet tegen licht kan en dat de fijne motoriek is verdwenen? Antwoord: Voor zover nu bekend ondervindt het slachtoffer nog steeds gezondheidsklachten van dit incident. 3 Is het waar dat het slachtoffer als opleiding voor het verrichten van de metingen slechts een halve dag met een collega die gasmetingen verricht, is meegelopen? Antwoord: Uit de informatie van het bedrijf blijkt dat het slachtoffer door een deskundige is geïnstrueerd over het uitvoeren van metingen gericht op uitsluitend de aanwezigheid van fosfine in zeecontainers. 4 Acht u het verantwoord dat de werkgever van het slachtoffer hem onder deze omstandigheden gasmetingen heeft laten verrichten? Zo neen, is de minister bereid om voor het meten van gevaarlijke gassen alleen gecertificeerde bedrijven toe te staan en zo nodig opleidingseisen aan het personeel te stellen? Antwoord: Op grond van artikel 3.5g-1 van het Arbobesluit moeten werkgevers die werknemers containers willen laten betreden vooraf onderzoek laten doen om na te gaan of er gevaren bestaan voor onder meer vergiftiging. Voorts moeten personen die metingen verrichten op de hoogte zijn van de gevaren in de containers en de van toepassing zijnde meetmethoden. Afhankelijk van de mate van zekerheid die bedrijven hebben over de inhoud van de container en de aanwezigheid van gevaren door aanwezigheid van verschillende gassen, zal maatwerk toegepast moeten worden in de uit te voeren metingen. Een opleiding en instructie aan personen die de containers bemonsteren kan daar op afgestemd worden. Op dit moment blijkt uit het lopende onderzoek van de Arbeidsinspectie vooralsnog dat het bedrijf onvoldoende onderzoek laat uitvoeren naar de gevaren door de aanwezigheid van verschillende gassen in containers, onvoldoende voorlichting en instructies aan de werknemers geeft over het gebruik en onderhoud van persoonlijke beschermingsmiddelen, en de restanten bestrijdingsmiddelen op een onjuiste wijze door de werknemers laat opslaan en afvoeren. Uit de eerste informatie van het bedrijf blijkt dat het slachtoffer vermoedelijk niet tijdens de meting van de container, maar bij het opslaan en afvoeren van fosfinetabletten in zijn vervoermiddel in aanraking is gekomen met fosfine. Het onderzoek is nog niet afgerond. Bij de vraag of nieuwe regels gesteld moeten worden hanteert de overheid ten aanzien van het arbeidsomstandighedenbeleid de volgende criteria: De verantwoordelijkheid voor het arbeidsomstandigheidsbeleid ligt bij de bedrijven. De overheid intervenieert alleen in die verantwoordelijkheid als dat noodzakelijk is. Niet meer regels dan noodzakelijk. Dit om de administratieve lasten voor bedrijven minimaal te houden. Certificering en aanvullende opleidingseisen zijn alleen gerechtvaardigd bij zeer ernstige risico’s. Gezien het risico met gegaste containers zijn aanvullende regels voor certificatie of opleiding niet noodzakelijk. Het huidige algemene deskundigheidsvereiste in het kader van risicoinventarisatie en –evaluatiebepalingen bij de kans op blootstelling aan stoffen voldoet mijns insziens. 5 Is het waar dat de Arbeidsinspectie het ongeluk niet verder onderzoekt omdat het niet in Nederland is gebeurd en melding van het incident niet had gehoeven? Zo ja, vindt u het niet de verantwoordelijkheid van de Arbeidsinspectie erop toe te zien dat Nederlandse werkgevers ook in het buitenland zorg dragen voor veiligheid van hun werknemers? Antwoord: Ja, in zo verre dat de Arbeidsinspectie geen ongevallenonderzoek uitvoert naar de omstandigheden van het ongeval van de werknemer van het bedrijf Rabelink ter plekke van het ongeval in Duitsland. De Arbeidsomstandighedenwet en de daarop berustende bepalingen hebben territoriale werking en zijn daarom niet van toepassing op werkzaamheden verricht buiten Nederland. De Arbeidsinspectie ziet toe op de wijze waarop bedrijven hun zorgplicht voor goede arbeidsomstandigheden voor hun werknemers organiseren. Indien de werknemers van een Nederlands bedrijf in het buitenland te werk worden gesteld, dient dit bedrijf ook de vigerende arbo-regelgeving van het betreffende land in acht te nemen. Het toezicht op de wijze waarop Nederlandse werknemers hun werk uitvoeren in het buitenland valt onder de jurisdictie van de Arbeidsinspectie van het betreffende land. Het onderhavige incident, dat weliswaar in het buitenland plaatsvond, geeft de Arbeidsinspectie wel aanleiding om nader onderzoek te doen naar de wijze waarop dit bedrijf de zorg voor arbeidsomstandigheden heeft georganiseerd. Hierbij onderzoekt de Arbeidsinspectie of het bedrijf zich voldoende heeft vergewist van de risico’s van het openen en betreden van containers, en procedures heeft ontworpen om deze risico’s te beheersen, de werknemers voor te lichten en te instrueren en de procedures na te leven. De voorlopige resultaten van dit onderzoek zijn vermeld bij het antwoord van vraag 4. Kamerstukken TK 2005 – 2006, 25 883, nr 55 Kamerstukken TK 2005 – 2006, 25 883, nr 55 DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk AI/08/35853 PAGE 1 PAGE 6