[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Uitwerking speerpunten Een Cultuur van Ontwerpen

Bijlage

Nummer: 2009D03803, datum: 2009-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Uitwerkingsbrief Een Cultuur van Ontwerpen (2009D03802)

Preview document (šŸ”— origineel)


Bijlage 1. Uitwerking speerpunten Een Cultuur van Ontwerpen

1 Ontwerp Voorop

De essentie van het speerpunt Ontwerp voorop is het verbeteren van de
ruimtelijke kwaliteit door de rol van het ontwerp vroegtijdig en
structureel te borgen in plan- en uitvoeringsprocessen. Het rijk wil
voor rijksprojecten en- programmaā€™s tot protocollen of vaste afspraken
komen. Hieronder wordt de stand van zaken weergegeven met betrekking tot
de projecten- en programmaā€™s die in Een Cultuur van Ontwerpen met name
worden genoemd (Overzicht van acties, pag. 42) . Het gaat om
ongelijksoortige acties, die met elkaar gemeen hebben dat ze het
vroegtijdig inzetten van ontwerpinzet willen borgen, vanaf het moment
van de eerste aanzetten voor beleidsvorming, tot de uiteindelijke
aanbesteding van uitvoeringsprojecten, en dat voor alle bij het
ruimtelijke domein betrokken departementen. Bij het verdere 
concretiseren van de structurele rol van het ontwerp is het van belang
dat de verschillende capaciteiten van ontwerpers door de projectfasen
heen in samenhang worden aangewend: van luisteren en bevragen,
scenariodenken en onderzoeken tot gezamenlijke doelformulering en een
(gedeeld) ontwerp.

1.1 Nota Ruimte Budget projecten

Medio 2007 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het in procedure
brengen van een selectie van 23 door het Kabinet voorgedragen projecten
voor een bijdrage uit het Nota Ruimtebudget. Het merendeel van alle
geselecteerde projecten heeft zelf reeds het initiatief genomen om
ontwerpadvies in te winnen en/of een kwaliteitsteam in te schakelen, al
dan niet met medewerking van het College van Rijksadviseurs (CRA). Over
een aantal projecten zal het CRA (aanvullende) adviezen geven die zullen
bijdragen aan de uitwerking van deze projecten. 

Op basis van de projecten waarover het CRA advies is gevraagd, zal het
CRA ook zijn zienswijze geven over de meerwaarde van het programma Nota
Ruimtebudget voor dit soort gebiedsontwikkelings-projecten, alsmede
aanbevelingen hoe die meerwaarde in een eventuele nieuwe tranche
projecten beter kan worden verankerd.

De Nota Ruimte Budget Projecten zijn in het MIRT opgenomen. Daarom zal
voor structurele inbedding van vroegtijdige ontwerpinbreng bij de
ontwikkeling van nieuwe gebiedsontwikkelingsprojecten het
MIRT-spelregelkader dat thans in ontwikkeling is, benut worden (zie 1.3
MIRT). 

1.2 Borging van inzet van het ontwerp in de Mobiliteitsaanpak, het
Waterplan, het Beheersplan Rijkswateren

Mobiliteitsaanpak

In de Mobiliteitsaanpak geeft het kabinet aan welke ambities ze heeft
voor mobiliteit tot 2028 en welke (aanvullende) maatregelen voor het
bewerkstelligen daarvan nodig zijn. Er wordt een aantal kaders voor
uitvoering meegegeven. Duurzaamheid is daarbij een uitgangspunt, waarmee
onder andere aandacht wordt gevraagd voor ruimtelijke kwaliteit. Bij de
aanleg van infrastructuur zal met het oog op natuur en landschap worden
uitgegaan van inpassing, mitigatie en compensatie. De methodiek van
Routeontwerp wordt daarbij neergezet als een goede methode om te komen
tot een hogere ruimtelijke kwaliteit, betere doorstroming en betere
leefbaarheid van snelweggebieden.

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (NWP) is het formele rijksplan voor het
nationale waterbeleid, dat begin 2009 ter inspraak voorligt. Het
beschrijft de opgaven voor het waterbeleid, beleidsvoornemens en de
acties voor de komende jaren. Het NWP geeft daarbij mee dat het
vroegtijdig betrekken van ontwerpers in het proces een goed hulpmiddel
is. V&W benut de kracht van ontwerpers, zowel bij het verkennen van
gebiedsopgaven en -oplossingsrichtingen als bij het werken aan de
uitvoering van maatregelen (zie Beheersplan Rijkswateren). Zo wordt het
College van Rijksadviseurs (CRA) in 2009 betrokken bij het instellen van
een kwaliteitsteam en opstellen van de handreiking Ruimtelijke Kwaliteit
voor buitendijkse ontwikkelingen in het IJsselmeergebied. Ook worden
decentrale overheden gestimuleerd om de aanpak van ontwerpend onderzoek
te benutten (zie Uitdragen ervaringen Ruimtelijk Ontwerpen met Water;
ook via ontwerpateliers voor best practices van waterwoonwijken). 

Beheersplan Rijkswateren

Eind 2008 is het nieuwe Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren
(BPRW) in ontwerp uitgebracht. Dit plan beschrijft het beheer van de
rijkswateren voor de periode 2010-2015. Rijkswaterstaat voert het beheer
uit. Het BPRW staat open voor inspraak en zal uiterlijk 22 december 2009
in werking treden. 

Rijkswaterstaat hecht belang aan het zorgvuldig omgaan met het landschap
in en rond de rijkswateren en hanteert twee instrumenten om de kwaliteit
van het landschap te borgen. Het professioneel eigen opdrachtgeverschap
krijgt invulling bij de instelling van ā€˜Kwaliteitsteamsā€™ en het
toepassen van het ā€˜Vormgevingsprotocolā€™.

Door het instellen van onafhankelijke ā€˜Kwaliteitsteamsā€™ bij alle
grote aanlegprojecten maakt Rijkswaterstaat het resultaat van het
planproces toetsbaar. Het openbare en onafhankelijke advies draagt bij
aan een groter gewicht van landschappelijke kwaliteit bij de
bestuurlijke besluitvorming en dwingt de opdrachtgever tot een
expliciete afweging. Het tweede instrument is het toepassen van het
Vormgevingsprotocol (hieronder nader beschreven).

1.3 Visie op de borging van de inzet van het ontwerp in het
Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)

Het huidige MIRT bestaat uit sectorale investeringsprogrammaā€™s van de
departementen. Ten behoeve van meer samenhang en betere afstemming
worden gebiedsgerichte visies toegevoegd. Kenmerkend voor het
toekomstige MIRT-spelregelkader is dus de combinatie van sectorale
beleidskaders en gebiedsgerichte kaders: een consistente en vroegtijdige
inzet van het ontwerp kan bijdragen aan het sneller en met meer
kwaliteit en draagvlak realiseren van de gebiedsambities. Het
MIRT-proces start met integrale gebiedsvisies en gebiedsagendaā€™s. Het
proces om samen met regionale belanghebbende partijen tot dergelijke
gebiedsvisies te komen vergt nog veel uitwerking. Hierbij dient het niet
alleen te gaan om de cruciale rol die de regioā€™s hier zelf in spelen,
ook de rol van het ontwerp verdient nog nadere uitwerking. 

1.4 Invoering van een vormgevingsprotocol voor grote
infrastructuurprojecten 

Sinds medio 2008 maakt het Vormgevingsprotocol deel uit van de
Werkwijzer Aanleg van Rijkswaterstaat. In beginsel is hiermee de
vormgeving in het primaire proces geborgd. Het protocol is niet alleen
van toepassing op Design and Construct contracten aan marktpartijen,
maar ook op verkenningen en planstudies in het voortraject van
besluitvorming. In 2009 vindt voorlichting, advisering, evaluatie van
pilots en uitwisseling van ervaringen plaats binnen Rijkswaterstaat. In
2012 zal deze nieuwe werkwijze tot de routines van Rijkswaterstaat
behoren. De organisatie is dan een deskundig opdrachtgever voor duurzame
inrichting en vormgeving van zowel de droge als de natte infrastructuur.

Daarnaast is de samenwerking met andere landelijke opdrachtgevers voor
de inrichting van de publieke infrastructuur gestart. Rijkswaterstaat,
de Dienst Landelijk Gebied en Prorail willen samenwerken met de
Rijksadviseur voor de Infrastructuur en de Spoorbouwmeester in het
stimuleren van goede vormgeving en vergroten van de professionaliteit.
De intentie is om het Vormgevingsprotocol ook in het opdrachtgeverschap
van die organisaties te verankeren.

1.5 Acties in vervolg op ARC-actie Routeontwerp snelwegen

Ingaande 2009 zal het Steunpunt Gebiedsgericht werken voor
Rijkswaterstaat de voortzetting en verdere implementatie van acties uit
het programma Routeontwerp van Snelwegen verzorgen. Naast het stimuleren
van gebiedsgericht werken binnen Rijkswaterstaat zal dit steunpunt samen
met andere overheden participeren in het opzetten van het
Innovatienetwerk van Duurzame Infrastructuur en Gebiedsontwikkeling
(Indigo).

Innovatienetwerk van Duurzame Infrastructuur en Gebiedsontwikkeling
(Indigo)

De Rijksdiensten Rijkswaterstaat en Dienst Landelijk Gebied werken samen
met andere overheden aan het opzetten van Indigo. Dit innovatienetwerk
zal zich bezighouden met twee sporen. Ten eerste een implementatiespoor,
gericht op het verder brengen en opschalen van het gedachtegoed door
verankeren, makelen en operationaliseren in primaire werkprocessen en
projecten van de verschillende overheden. Ten tweede een innovatiespoor,
voor het blijvend aanjagen van systeeminnovatie op gebied van inhoud en
proces. De agenda voor 2009 wordt op dit moment samen met de
verschillende rijksdiensten en de provincies Zeeland, Zuid-Holland,
Noord-Brabant en Overijssel voorbereid. Het is de bedoeling dat de
gezamenlijke uitgangspunten van het innovatienetwerk Indigo worden
meegenomen in de samenwerkingsafspraken tussen Rijk en Provincies in het
kader van Mooi Nederland. 

Intensivering routeontwerp i.s.m. provincies

Ook het implementeren van de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving
leidt tot intensievere samenwerking tussen rijk en provincies. Zo
ontwikkelt VROM een incompanytraining voor provincies om te ondersteunen
bij het opstellen door provincies van Routevisies voor het hele
hoofdwegennet.

Toepassen en periodiek actualiseren architectonische specificaties voor
het wegontwerp

Routeontwerp heeft de basis gelegd voor architectonische specificaties
voor rijkswegen. Binnen het programma Routeontwerp zijn specificaties
opgesteld voor de A2, A4, A12 en A27. Deze specificaties hebben
betrekking op bijvoorbeeld geluidsschermen, bermen, verlichting en
viaducten. Voor het opstellen van specificaties voor andere routes is
door Rijkswaterstaat een Handreiking Architectonische Specificaties in
voorbereiding. Dit document komt begin 2009 beschikbaar. De
architectonische specificaties voor rijkswegen zullen door
Rijkswaterstaat worden toegepast. In overleg met het College van
Rijksadviseurs zullen de specificaties door Rijkswaterstaat periodiek
worden geactualiseerd.

Ontwikkelen van en systeem van welstandstoetsing op routeniveau 

Het systeem voor welstandstoetsing wordt door Rijkswaterstaat in nauw
overleg met onder andere de Federatie Welstand ontwikkeld. Een aantal
acties is in gang gezet:

Werkgroep Welstand: een landelijk overleg over welstandstoetsing op en
rond snelwegen door regionale koepelorganisaties voor welstand.

Stimuleringsregeling welstand rond snelwegen: een subsidiemogelijkheid
voor gemeenten indien zij bovengemeentelijke welstandscriteria opstellen
over de snelweg en omgeving.

Expertteam Welstand: een landelijk opererend team van ervaren
architecten die gemeenten kunnen helpen bij het opstellen van
welstandsbeleid voor de snelwegzone.

Stramien Welstandstoetsing: een stramien voor het opstellen van
gemeentelijk welstandsbeleid in de snelwegzone. Gemeenten kunnen dit
naar eigen inzicht gebruiken. 

Voor onderdelen van het netwerk zal door Rijkswaterstaat in 2009 en
verder gewerkt worden met de afspraken op het gebied van
welstandstoetsing. 

1.6 Samenwerkingsovereenkomst Rijkswaterstaat en de Dienst Landelijk
Gebied

In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst RWS-DLG wordt
georganiseerd dat RWS en DLG al in de (voor-)verkenningsfase nagaan of
meerwaarde kan worden gerealiseerd in het in samenhang oppakken van een
lijnopgave met opgaven in het gebied (landschappelijke inpassing,
anticiperende aankopen etc.). DLG heeft om het proces van
gebiedsontwikkeling inzichtelijk te maken de Kapstok gebiedsontwikkeling
ontwikkeld. Voor elke fase in het proces, van voorverkenning tot
exploitatie en beheer zijn aandachtspunten benoemd. Intentie is om het
Vormgevingsprotocol en de Kapstok Gebiedsontwikkeling te integreren en
in het opdrachtgeverschap van de uitvoerende organisaties te verankeren.
Daarnaast zullen beide organisaties, zoals eerder aangegeven, actief
participeren in het opzetten van Indigo waarbij ernaar word gestreefd om
te leren van elkaar en te leren van goede en slechte voorbeelden

1.7 Afspraken/protocollen LNV-DLG en LNV-SBB voor het landelijk gebied

Het Rijk gaat afspraken maken over de manier waarop het in de
opdrachtverlening aan Staatsbosbeheer (SBB) en de Dienst Landelijk
Gebied (DLG) structureel aandacht besteedt aan landschapsarchitectuur en
cultuurhistorie. Deze afspraken zijn bedoeld om de kwaliteit van het
landelijk gebied te vergroten. Duidelijk is dat wordt ingezet op de
structurele en vroegtijdige borging van het ontwerp bij projecten in het
landelijk gebied. Ontwerpinbreng in de verkennende fase van een project
helpt bij ambitiebepaling en bij identificatie van oplossingsrichtingen.
In projectfasen die daarop volgen helpt het ontwerp bij toetsing van die
ambities en oplossingen. 

Het maken van de afspraken/protocollen is Ć©Ć©n van de acties die LNV in
het kader van de Agenda Landschap uitvoert. Op dit moment wordt een plan
van aanpak gemaakt en wordt verkend welke vorm de afspraken krijgen en
hoe ze kunnen aansluiten bij bestaande afspraken die gericht zijn op
versterking van de landschappelijke kwaliteit (zoals het
vormgevingsprotocol van Rijkswaterstaat). Het College van Rijksadviseurs
wordt gedurende de ontwikkeling van de afspraken/protocollen
geraadpleegd.  

 1.8 Uitdragen ervaringen Ruimtelijk Ontwerpen met Water

In 2009 wordt een aantal acties ondernomen om de lessen uit de pilots
Ruimtelijk Ontwerpen met Water breder te delen en te laten ervaren door
regionale overheden. 

Begin 2009 wordt, in opdracht van LNV, OCW, VROM en V&W, een slotcongres
georganiseerd voor overheden (bestuurders en ambtelijk), private
partijen en maatschappelijke organisaties. Via presentaties en
interactieve workshops worden resultaten en generieke lessen uit de
pilots uitgedragen. Tevens wordt verbreding gezocht naar andere
praktijkvoorbeelden van de meerwaarde van ontwerpend onderzoek.

In 2009 coƶrdineren VROM en V&W in nauwe samenwerking met de koepels
(VNG, IPO, Unie van Waterschappen) de presentatie van de generieke
lessen van de pilots aan de verschillende doelgroepen. De presentaties
worden bij voorkeur gegeven door direct betrokkenen bij de pilots, van
dezelfde doelgroep.

In 2009 worden zogenaamde Water + Ruimte Ateliers aangeboden aan de
regionale overheden, die een ontwerpopgave hebben op het gebied van
water en ruimte. VROM en V&W bieden ondersteuning en faciliteiten aan om
in enkele sessies samen met ontwerpers en gebiedsdeskundigen de
integrale gebiedsopgave en verschillende oplossingsrichtingen in beeld
te brengen. Eind 2009 zal geƫvalueerd worden of het aanbieden van Water
+ Ruimte Ateliers voortgezet moet worden.

2 Versterken stedenbouw en regionaal ontwerp

In de afgelopen maanden zijn de mogelijkheden voor het versterken van de
stedenbouw en het regionaal ontwerp nader verkend, hoewel nog geen
volledig uitgebreid onderzoek en debat heeft kunnen plaatsvinden. Dit
heeft geleid tot een aangescherpt beeld van hoe de drie in Een Cultuur
van Ontwerpen geformuleerde doelen kunnen worden bereikt en tot een
verdere invulling van de instrumentatie zoals die de komende jaren
gestalte zal krijgen. Daarbij ontstaat ook een beter beeld van de
actuele opgaven waarvoor in de komende jaren en decennia specifieke
stedenbouwkundige expertise vereist is (bijvoorbeeld krimp, duurzaam
verdichten, beleving/menselijke maat). 

Om de ontwikkeling van initiatieven en instrumenten voor dit speerpunt
te kunnen baseren op praktijkkennis en voortdurend te kunnen toetsen aan
de in de praktijk levende behoeften, is een virtuele samenwerkingsruimte
opgezet met circa dertig experts die vanuit diverse rollen met het
vraagstuk van de ondergeschikte positie van de stedenbouw en het
regionaal ontwerp te maken hebben. Deze (voor het architectuurbeleid)
experimentele vorm van beleidsontwikkeling wordt in elk geval gedurende
2009 gecontinueerd. 2009 wordt voor dit speerpunt ook het jaar van de
agendering en van nader onderzoek en het verzamelen van feitenmateriaal
over de stand van de stedenbouw en het regionaal ontwerp in Nederland.
Dit laatste dient ook als nulmeting, om in 2012 de effectiviteit van de
genomen maatregelen te kunnen beoordelen. 

Aanscherping doelen

De drie bij dit speerpunt geformuleerde doelen kunnen als volgt worden
aangescherpt:

1.Vergroten aantrekkingskracht van het vak stedenbouw

De aantrekkelijkheid van het vak stedenbouw kan alleen structureel
worden verbeterd als drie zaken in samenhang worden opgepakt: a. het
verbeteren van het aanzien van de professie, b. het vergroten van de
aantrekkelijkheid en bekendheid van de opleidingen en c. het zorgen voor
leerzame, inspirerende en maatschappelijk relevante werkomgevingen voor
(jonge) stedenbouwers bij overheden, private partijen en ontwerpbureaus.
Deze drie worden als subdoelen aan het eerste doel toegevoegd.

 2. Vergroten vakkennis bij overheden, andere opdrachtgevers en
ontwerpers

In de discussie over (het ontbreken van) stedenbouwkundige vakkennis is
het nuttig onderscheid te maken tussen enerzijds de stedenbouw als
analytische en projectieve discipline (verkenningen, 
opdrachtdefinities, surveys, scenarioā€™s etc.) en anderzijds de
stedenbouw als uitvoerende discipline (het maken van direct toepasbare
stedenbouwkundige plannen). Die laatste vorm lijkt in Nederland op
niveau en in ruime mate voorhanden. De erosie van het vak manifesteert
zich vooral bij de eerstgenoemde vorm. De te nemen maatregelen zullen
zich dan ook primair op die vorm van stedenbouw richten.

3. Verbeteren samenhang tussen beleid, praktijk en onderzoek

Er is in de stedenbouw en het regionaal ontwerp onvoldoende samenhang en
samenwerking tussen beleid, praktijk en onderzoek. Beproefde
instrumenten als voorbeeldprojecten en subsidieregelingen lijken niet
voldoende effectief om daarin duurzaam verbetering te brengen. Het is
voor het bereiken van dit doel dus zaak eerst de tijd te nemen om te
onderzoeken hoe de samenhang tussen beleid, (ontwerp)praktijk en
onderzoek bij stedenbouwkundige en regionale ontwerpopgaven effectief en
structureel kan worden verbeterd en welke instrumenten de rijksoverheid
daartoe kan inzetten of ondersteunen. Het jaar 2009 zal hiervoor worden
gebruikt.

Instrumentatie

In Een Cultuur van Ontwerpen zijn instrumenten beschreven die expliciet
aan het bereiken van de drie genoemde doelen bijdragen. Daarbij is geen
sprake van een Ć©Ć©n op Ć©Ć©n relatie. Een instrument kan aan
verschillende doelen ten goede komen. 

Innovatieprogramma Mooi Nederland

De contouren van het innovatieprogramma zijn inmiddels door de minister
van VROM gepresenteerd. De innovatieregeling wordt uitgevoerd in drie
(tender)rondes, waarvan de eerste naar verwachting in maart 2009 start.
Voor de eerste ronde zijn drie themaā€™s vastgesteld waarbinnen
innovatieve ideeƫn, plannen en uitvoeringsprojecten ingediend kunnen
worden: Groene zones met betekenis voor de stad, Impulsen voor
identiteit en Werklandschappen met karakter. Binnen al deze themaā€™s
zijn stedenbouwkundige en regionale ontwerpvraagstukken aan de orde. 

Onderwijs

Onder leiding van de Rijksbouwmeester zal in de eerste helft van 2009
een serie rondetafelgesprekken plaatsvinden met de
onderwijsinstellingen, om de benodigde maatregelen te definiƫren die
nodig zijn om het beroepspotentieel van de stedenbouwkundigen te
stimuleren. Om een scherper beeld te krijgen van de aangrijpingspunten
voor verbeteringen wordt kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar zowel de
opleidingen als de arbeidsmarkt van stedenbouwkundigen. Dit maakt het
ook mogelijk de effecten van de maatregelen beter te beoordelen. Het
ministerie van OCW zal vanuit de gereserveerde budgetten voor het
speerpunt versterken stedenbouw en regionaal ontwerp bijdragen aan de
uitvoerbaarheid van die maatregelen. 

Kennisuitwisseling, expertiseopbouw en regionale ontwerpprocessen

In het debat dat minister Cramer op 27 oktober in het NAi over dit
speerpunt voerde met de vakwereld,  werden de intenties van het kabinet
op dit onderwerp gedeeld. Men onderschrijft de noodzaak om in het
werkdomein van de stedenbouw en het regionale ontwerp kennisuitwisseling
te bevorderen, stedenbouwkundige expertise op te bouwen bij publieke en
private patijen en (het opdrachtgeverschap van) regionale
ontwerpprocessen te bevorderen. Het jaar 2009 zal worden gebruikt voor
nadere veldverkenning, onderzoek en instrumentenontwikkeling en -keuze.
Hiervoor is ā‚  500.000,- beschikbaar. Vanaf 2010, kan dan - met een
jaarlijks budget van ā‚  2 miljoen - tot implementatie worden
overgegaan. Het Stimuleringsfonds voor Architectuur krijgt daarbij een
centrale rol in de uitvoering.

Overige instrumenten

Momenteel worden in overleg tussen het rijk en de stedelijke regio's
integrale en regionale verstedelijkingsafspraken voorbereid voor de
periode 2010-2020. Mogelijkheden van stedenbouwkundige
expertiseĀ enĀ regionaal ontwerp kunnen daarbij aan de orde zijn en een
meerwaarde bieden, bijvoorbeeld bijĀ het realiseren van binnenstedelijke
opgaven. Ook andere instrumenten, die primair zijn gericht op een van de
andere beleidsspeerpunten of op een generieke versterking van het
architectuurklimaat, dragen bij aan het versterken van de stedenbouw en
het regionaal ontwerp. Dit geldt onder andere voor de praktijkleerstoel
Ontwerp in Politieke Context en de rijksprijs Gouden Piramide (met om en
om een ronde voor gebiedsontwikkeling en architectuur).

3. Herbestemming en herontwikkeling

Het speerpunt herbestemmen en herontwikkelen wordt uitgewerkt via twee
sporen: een impuls in de 40 Krachtwijken en een tweejarig
kennisprogramma. Met behulp van inmiddels gehouden rondetafelgesprekken
met gemeenten en experts worden beide ingevuld.

Impuls krachtwijken

Bij de uitwerking van de impuls wordt vanuit twee perspectieven naar de
herbestemmingsopgaven gekeken: vanuit de aanwezige cultuurhistorische
waarden van het erfgoed en vanuit potentiƫle gebiedsgerichte en
(economisch) duurzame functies en bestemmingen. In Een Cultuur van
Ontwerpen is aangegeven voor welk type projecten en bestedingen dit
budget zal worden aangewend: ontwerp en planontwikkeling, casusgericht
onderzoek en investeringen in het proces van herbestemming en
herontwikkeling. Voortbordurend daarop zijn nu vier
themaā€™s/categorieĆ«n bepaald waarbinnen aanvragen kunnen worden
ingediend. 

- (Semi-)openbare gebouwen. Net als in andere wijken dreigt leegstand
voor veel kerken en schoolgebouwen e.a.. Vaak zijn deze gebouwen
smaakmakende iconen in de buurt. Herbestemming wordt daarom vaak
toegejuicht door buurtgenoten en (voormalige) gebruikers.

- Wooncomplexen. Karakteristieke wooncomplexen in de wijken hebben soms
ingrijpende renovaties nodig om de woonfunctie te kunnen behouden.
Studie naar herontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestaande schil of
met hergebruik van het casco zijn maatwerk en kosten daarom veel tijd,
maar leveren een grote toegevoegde waarde aan de bestaande sociale
verbanden.

- Groen en openbare ruimte. Ook kwaliteiten die voortkomen uit de
stedenbouwkundige opzet verdienen aandacht bij de herstructurering; in
het bijzonder het groen en de openbare ruimte, vaak de compositorische
dragers van de wijk.

- Wijkvreemde functies (bv. defensieterreinen). Voormalige wijkvreemde
functies maken vaak ruimtelijk geen deel uit van de woonwijk. Hier kan
een interessante ontwerpopgave een bijdrage leveren aan de sociale of
culturele opgave van het wijkverbeteringsprogramma.

Ā 

Niet alleen gemeenten, maar ook corporaties, vastgoedbeheerders en
-eigenaren, erfgoedorganisaties en bewonersorganisaties, maar ook
bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel, onderwijs- of sociaal-culturele
instellingen kunnen het initiatief nemen om projecten te formuleren voor
een bijdrage uit deze impuls. Om projecten ā€˜op te werkenā€™ en ideeĆ«n
te toetsen op relevantie (bijvoorbeeld waar het gaat om de
architectonische waarde of het beoogde maatschappelijk effect) zijn de
rijksadviseur voor het cultureel erfgoed, de RACM en de accountmanagers
van WWI beschikbaar als adviseur. Om de - essentiƫle - betrokkenheid
van de gemeenten te waarborgen wordt er voor gekozen de uiteindelijke
aanvragen door (en dus met instemming van) de gemeenten te laten
verlopen.

De verdeling van het beschikbare budget wordt gemaakt op basis van
aanvragen die door de 18 betrokken gemeenten worden ingediend. Er is
daarbij geen sprake van pondsgewijze verdeling over de 18 gemeenten of
40 wijken. De 8 miljoen euro zal op basis van een transparante en
deskundige toets in twee tot vier (nader te bepalen) rondes worden
toegekend, waarvan de eerste voorjaar 2009 zal starten. Het rijk heeft
met gemeenten afspraken gemaakt over de financiƫle verhoudingen en zich
in dat verband o.a. ten doel gesteld het aantal specifieke uitkeringen
te verminderen. Een directe financiering en verantwoording per
individueel project is daarom niet gewenst. Er worden momenteel twee
alternatieve routes verkend: een decentralisatie-uitkering en
laagrentende leningen via het Nationaal Restauratiefonds. 

Ter ondersteuning van de impuls neemt de Rijksbouwmeester samen met het
ministerie van WWI en belangstellende gemeenten initiatief tot een
aantal ontwerppilots in de krachtwijken.

Kennisprogramma

Het kennisprogramma herbestemming wordt in drie samenhangende onderdelen
uitgevoerd: 

Een vervolg op de Oude Kaart van Nederland. Het rijk ziet de monitoring
van leegstand niet als rijkstaak, maar wil gemeenten en provincies
aanmoedigen om een strategisch leegstandsbeheer te ontwikkelen en
daartoe de inventarisatie/monitoring van leegstand structureel op te
pakken en de ā€˜makelaarsfunctieā€™ tussen vrijkomende
objecten/terreinen en ruimtevragende functies/partijen te versterken. 

Kennisfaciliteiten voor de praktijk(gemeenten, marktpartijen, bewoners).
Het bieden van laagdrempelige en vraaggestuurde kennis, zowel
casusgericht (bijvoorbeeld met behulp van ā€˜vliegende brigadesā€™ of
ā€˜communities of practiceā€™) als generiek (handreikingen,
afwegingsmodellen, best practices etc.) 

Samenwerking met kennisinstituten, gericht op ontsluiting en verdere
ontwikkeling van hun kennis voor de praktijk. Bijzondere aandacht gaat
daarbij uit naar exploitatiemodellen, (cultuurhistorische)
waardestellingen en het bepalen en vergroten van het maatschappelijk
effect van herbestemmingsprojecten.

Het precieze programma wordt in de komende maanden in overleg met de
praktijk (gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, architecten, etc.)
kennisinstellingen (bijvoorbeeld  Ā®MIT, KEI, regionale
welstandsorganisaties) en samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld het
Transformatieplatform wonen in kantoren) vastgesteld. 

 Het vormgevingsprotocol van Rijkswaterstaat onderscheidt bijvoorbeeld
de plan-, aanbestedings-, realisatie- en beheers/onderhoudsfase.  

 

 PAGE    

 PAGE   1 

  DOCVARIABLE clausule