Uitwerking speerpunten Een Cultuur van Ontwerpen
Bijlage
Nummer: 2009D03803, datum: 2009-01-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Uitwerkingsbrief Een Cultuur van Ontwerpen (2009D03802)
Preview document (š origineel)
Bijlage 1. Uitwerking speerpunten Een Cultuur van Ontwerpen 1 Ontwerp Voorop De essentie van het speerpunt Ontwerp voorop is het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit door de rol van het ontwerp vroegtijdig en structureel te borgen in plan- en uitvoeringsprocessen. Het rijk wil voor rijksprojecten en- programmaās tot protocollen of vaste afspraken komen. Hieronder wordt de stand van zaken weergegeven met betrekking tot de projecten- en programmaās die in Een Cultuur van Ontwerpen met name worden genoemd (Overzicht van acties, pag. 42) . Het gaat om ongelijksoortige acties, die met elkaar gemeen hebben dat ze het vroegtijdig inzetten van ontwerpinzet willen borgen, vanaf het moment van de eerste aanzetten voor beleidsvorming, tot de uiteindelijke aanbesteding van uitvoeringsprojecten, en dat voor alle bij het ruimtelijke domein betrokken departementen. Bij het verdere concretiseren van de structurele rol van het ontwerp is het van belang dat de verschillende capaciteiten van ontwerpers door de projectfasen heen in samenhang worden aangewend: van luisteren en bevragen, scenariodenken en onderzoeken tot gezamenlijke doelformulering en een (gedeeld) ontwerp. 1.1 Nota Ruimte Budget projecten Medio 2007 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het in procedure brengen van een selectie van 23 door het Kabinet voorgedragen projecten voor een bijdrage uit het Nota Ruimtebudget. Het merendeel van alle geselecteerde projecten heeft zelf reeds het initiatief genomen om ontwerpadvies in te winnen en/of een kwaliteitsteam in te schakelen, al dan niet met medewerking van het College van Rijksadviseurs (CRA). Over een aantal projecten zal het CRA (aanvullende) adviezen geven die zullen bijdragen aan de uitwerking van deze projecten. Op basis van de projecten waarover het CRA advies is gevraagd, zal het CRA ook zijn zienswijze geven over de meerwaarde van het programma Nota Ruimtebudget voor dit soort gebiedsontwikkelings-projecten, alsmede aanbevelingen hoe die meerwaarde in een eventuele nieuwe tranche projecten beter kan worden verankerd. De Nota Ruimte Budget Projecten zijn in het MIRT opgenomen. Daarom zal voor structurele inbedding van vroegtijdige ontwerpinbreng bij de ontwikkeling van nieuwe gebiedsontwikkelingsprojecten het MIRT-spelregelkader dat thans in ontwikkeling is, benut worden (zie 1.3 MIRT). 1.2 Borging van inzet van het ontwerp in de Mobiliteitsaanpak, het Waterplan, het Beheersplan Rijkswateren Mobiliteitsaanpak In de Mobiliteitsaanpak geeft het kabinet aan welke ambities ze heeft voor mobiliteit tot 2028 en welke (aanvullende) maatregelen voor het bewerkstelligen daarvan nodig zijn. Er wordt een aantal kaders voor uitvoering meegegeven. Duurzaamheid is daarbij een uitgangspunt, waarmee onder andere aandacht wordt gevraagd voor ruimtelijke kwaliteit. Bij de aanleg van infrastructuur zal met het oog op natuur en landschap worden uitgegaan van inpassing, mitigatie en compensatie. De methodiek van Routeontwerp wordt daarbij neergezet als een goede methode om te komen tot een hogere ruimtelijke kwaliteit, betere doorstroming en betere leefbaarheid van snelweggebieden. Nationaal Waterplan Het Nationaal Waterplan (NWP) is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid, dat begin 2009 ter inspraak voorligt. Het beschrijft de opgaven voor het waterbeleid, beleidsvoornemens en de acties voor de komende jaren. Het NWP geeft daarbij mee dat het vroegtijdig betrekken van ontwerpers in het proces een goed hulpmiddel is. V&W benut de kracht van ontwerpers, zowel bij het verkennen van gebiedsopgaven en -oplossingsrichtingen als bij het werken aan de uitvoering van maatregelen (zie Beheersplan Rijkswateren). Zo wordt het College van Rijksadviseurs (CRA) in 2009 betrokken bij het instellen van een kwaliteitsteam en opstellen van de handreiking Ruimtelijke Kwaliteit voor buitendijkse ontwikkelingen in het IJsselmeergebied. Ook worden decentrale overheden gestimuleerd om de aanpak van ontwerpend onderzoek te benutten (zie Uitdragen ervaringen Ruimtelijk Ontwerpen met Water; ook via ontwerpateliers voor best practices van waterwoonwijken). Beheersplan Rijkswateren Eind 2008 is het nieuwe Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (BPRW) in ontwerp uitgebracht. Dit plan beschrijft het beheer van de rijkswateren voor de periode 2010-2015. Rijkswaterstaat voert het beheer uit. Het BPRW staat open voor inspraak en zal uiterlijk 22 december 2009 in werking treden. Rijkswaterstaat hecht belang aan het zorgvuldig omgaan met het landschap in en rond de rijkswateren en hanteert twee instrumenten om de kwaliteit van het landschap te borgen. Het professioneel eigen opdrachtgeverschap krijgt invulling bij de instelling van āKwaliteitsteamsā en het toepassen van het āVormgevingsprotocolā. Door het instellen van onafhankelijke āKwaliteitsteamsā bij alle grote aanlegprojecten maakt Rijkswaterstaat het resultaat van het planproces toetsbaar. Het openbare en onafhankelijke advies draagt bij aan een groter gewicht van landschappelijke kwaliteit bij de bestuurlijke besluitvorming en dwingt de opdrachtgever tot een expliciete afweging. Het tweede instrument is het toepassen van het Vormgevingsprotocol (hieronder nader beschreven). 1.3 Visie op de borging van de inzet van het ontwerp in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) Het huidige MIRT bestaat uit sectorale investeringsprogrammaās van de departementen. Ten behoeve van meer samenhang en betere afstemming worden gebiedsgerichte visies toegevoegd. Kenmerkend voor het toekomstige MIRT-spelregelkader is dus de combinatie van sectorale beleidskaders en gebiedsgerichte kaders: een consistente en vroegtijdige inzet van het ontwerp kan bijdragen aan het sneller en met meer kwaliteit en draagvlak realiseren van de gebiedsambities. Het MIRT-proces start met integrale gebiedsvisies en gebiedsagendaās. Het proces om samen met regionale belanghebbende partijen tot dergelijke gebiedsvisies te komen vergt nog veel uitwerking. Hierbij dient het niet alleen te gaan om de cruciale rol die de regioās hier zelf in spelen, ook de rol van het ontwerp verdient nog nadere uitwerking. 1.4 Invoering van een vormgevingsprotocol voor grote infrastructuurprojecten Sinds medio 2008 maakt het Vormgevingsprotocol deel uit van de Werkwijzer Aanleg van Rijkswaterstaat. In beginsel is hiermee de vormgeving in het primaire proces geborgd. Het protocol is niet alleen van toepassing op Design and Construct contracten aan marktpartijen, maar ook op verkenningen en planstudies in het voortraject van besluitvorming. In 2009 vindt voorlichting, advisering, evaluatie van pilots en uitwisseling van ervaringen plaats binnen Rijkswaterstaat. In 2012 zal deze nieuwe werkwijze tot de routines van Rijkswaterstaat behoren. De organisatie is dan een deskundig opdrachtgever voor duurzame inrichting en vormgeving van zowel de droge als de natte infrastructuur. Daarnaast is de samenwerking met andere landelijke opdrachtgevers voor de inrichting van de publieke infrastructuur gestart. Rijkswaterstaat, de Dienst Landelijk Gebied en Prorail willen samenwerken met de Rijksadviseur voor de Infrastructuur en de Spoorbouwmeester in het stimuleren van goede vormgeving en vergroten van de professionaliteit. De intentie is om het Vormgevingsprotocol ook in het opdrachtgeverschap van die organisaties te verankeren. 1.5 Acties in vervolg op ARC-actie Routeontwerp snelwegen Ingaande 2009 zal het Steunpunt Gebiedsgericht werken voor Rijkswaterstaat de voortzetting en verdere implementatie van acties uit het programma Routeontwerp van Snelwegen verzorgen. Naast het stimuleren van gebiedsgericht werken binnen Rijkswaterstaat zal dit steunpunt samen met andere overheden participeren in het opzetten van het Innovatienetwerk van Duurzame Infrastructuur en Gebiedsontwikkeling (Indigo). Innovatienetwerk van Duurzame Infrastructuur en Gebiedsontwikkeling (Indigo) De Rijksdiensten Rijkswaterstaat en Dienst Landelijk Gebied werken samen met andere overheden aan het opzetten van Indigo. Dit innovatienetwerk zal zich bezighouden met twee sporen. Ten eerste een implementatiespoor, gericht op het verder brengen en opschalen van het gedachtegoed door verankeren, makelen en operationaliseren in primaire werkprocessen en projecten van de verschillende overheden. Ten tweede een innovatiespoor, voor het blijvend aanjagen van systeeminnovatie op gebied van inhoud en proces. De agenda voor 2009 wordt op dit moment samen met de verschillende rijksdiensten en de provincies Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Brabant en Overijssel voorbereid. Het is de bedoeling dat de gezamenlijke uitgangspunten van het innovatienetwerk Indigo worden meegenomen in de samenwerkingsafspraken tussen Rijk en Provincies in het kader van Mooi Nederland. Intensivering routeontwerp i.s.m. provincies Ook het implementeren van de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving leidt tot intensievere samenwerking tussen rijk en provincies. Zo ontwikkelt VROM een incompanytraining voor provincies om te ondersteunen bij het opstellen door provincies van Routevisies voor het hele hoofdwegennet. Toepassen en periodiek actualiseren architectonische specificaties voor het wegontwerp Routeontwerp heeft de basis gelegd voor architectonische specificaties voor rijkswegen. Binnen het programma Routeontwerp zijn specificaties opgesteld voor de A2, A4, A12 en A27. Deze specificaties hebben betrekking op bijvoorbeeld geluidsschermen, bermen, verlichting en viaducten. Voor het opstellen van specificaties voor andere routes is door Rijkswaterstaat een Handreiking Architectonische Specificaties in voorbereiding. Dit document komt begin 2009 beschikbaar. De architectonische specificaties voor rijkswegen zullen door Rijkswaterstaat worden toegepast. In overleg met het College van Rijksadviseurs zullen de specificaties door Rijkswaterstaat periodiek worden geactualiseerd. Ontwikkelen van en systeem van welstandstoetsing op routeniveau Het systeem voor welstandstoetsing wordt door Rijkswaterstaat in nauw overleg met onder andere de Federatie Welstand ontwikkeld. Een aantal acties is in gang gezet: Werkgroep Welstand: een landelijk overleg over welstandstoetsing op en rond snelwegen door regionale koepelorganisaties voor welstand. Stimuleringsregeling welstand rond snelwegen: een subsidiemogelijkheid voor gemeenten indien zij bovengemeentelijke welstandscriteria opstellen over de snelweg en omgeving. Expertteam Welstand: een landelijk opererend team van ervaren architecten die gemeenten kunnen helpen bij het opstellen van welstandsbeleid voor de snelwegzone. Stramien Welstandstoetsing: een stramien voor het opstellen van gemeentelijk welstandsbeleid in de snelwegzone. Gemeenten kunnen dit naar eigen inzicht gebruiken. Voor onderdelen van het netwerk zal door Rijkswaterstaat in 2009 en verder gewerkt worden met de afspraken op het gebied van welstandstoetsing. 1.6 Samenwerkingsovereenkomst Rijkswaterstaat en de Dienst Landelijk Gebied In het kader van de Samenwerkingsovereenkomst RWS-DLG wordt georganiseerd dat RWS en DLG al in de (voor-)verkenningsfase nagaan of meerwaarde kan worden gerealiseerd in het in samenhang oppakken van een lijnopgave met opgaven in het gebied (landschappelijke inpassing, anticiperende aankopen etc.). DLG heeft om het proces van gebiedsontwikkeling inzichtelijk te maken de Kapstok gebiedsontwikkeling ontwikkeld. Voor elke fase in het proces, van voorverkenning tot exploitatie en beheer zijn aandachtspunten benoemd. Intentie is om het Vormgevingsprotocol en de Kapstok Gebiedsontwikkeling te integreren en in het opdrachtgeverschap van de uitvoerende organisaties te verankeren. Daarnaast zullen beide organisaties, zoals eerder aangegeven, actief participeren in het opzetten van Indigo waarbij ernaar word gestreefd om te leren van elkaar en te leren van goede en slechte voorbeelden 1.7 Afspraken/protocollen LNV-DLG en LNV-SBB voor het landelijk gebied Het Rijk gaat afspraken maken over de manier waarop het in de opdrachtverlening aan Staatsbosbeheer (SBB) en de Dienst Landelijk Gebied (DLG) structureel aandacht besteedt aan landschapsarchitectuur en cultuurhistorie. Deze afspraken zijn bedoeld om de kwaliteit van het landelijk gebied te vergroten. Duidelijk is dat wordt ingezet op de structurele en vroegtijdige borging van het ontwerp bij projecten in het landelijk gebied. Ontwerpinbreng in de verkennende fase van een project helpt bij ambitiebepaling en bij identificatie van oplossingsrichtingen. In projectfasen die daarop volgen helpt het ontwerp bij toetsing van die ambities en oplossingen. Het maken van de afspraken/protocollen is Ć©Ć©n van de acties die LNV in het kader van de Agenda Landschap uitvoert. Op dit moment wordt een plan van aanpak gemaakt en wordt verkend welke vorm de afspraken krijgen en hoe ze kunnen aansluiten bij bestaande afspraken die gericht zijn op versterking van de landschappelijke kwaliteit (zoals het vormgevingsprotocol van Rijkswaterstaat). Het College van Rijksadviseurs wordt gedurende de ontwikkeling van de afspraken/protocollen geraadpleegd. 1.8 Uitdragen ervaringen Ruimtelijk Ontwerpen met Water In 2009 wordt een aantal acties ondernomen om de lessen uit de pilots Ruimtelijk Ontwerpen met Water breder te delen en te laten ervaren door regionale overheden. Begin 2009 wordt, in opdracht van LNV, OCW, VROM en V&W, een slotcongres georganiseerd voor overheden (bestuurders en ambtelijk), private partijen en maatschappelijke organisaties. Via presentaties en interactieve workshops worden resultaten en generieke lessen uit de pilots uitgedragen. Tevens wordt verbreding gezocht naar andere praktijkvoorbeelden van de meerwaarde van ontwerpend onderzoek. In 2009 coƶrdineren VROM en V&W in nauwe samenwerking met de koepels (VNG, IPO, Unie van Waterschappen) de presentatie van de generieke lessen van de pilots aan de verschillende doelgroepen. De presentaties worden bij voorkeur gegeven door direct betrokkenen bij de pilots, van dezelfde doelgroep. In 2009 worden zogenaamde Water + Ruimte Ateliers aangeboden aan de regionale overheden, die een ontwerpopgave hebben op het gebied van water en ruimte. VROM en V&W bieden ondersteuning en faciliteiten aan om in enkele sessies samen met ontwerpers en gebiedsdeskundigen de integrale gebiedsopgave en verschillende oplossingsrichtingen in beeld te brengen. Eind 2009 zal geĆ«valueerd worden of het aanbieden van Water + Ruimte Ateliers voortgezet moet worden. 2 Versterken stedenbouw en regionaal ontwerp In de afgelopen maanden zijn de mogelijkheden voor het versterken van de stedenbouw en het regionaal ontwerp nader verkend, hoewel nog geen volledig uitgebreid onderzoek en debat heeft kunnen plaatsvinden. Dit heeft geleid tot een aangescherpt beeld van hoe de drie in Een Cultuur van Ontwerpen geformuleerde doelen kunnen worden bereikt en tot een verdere invulling van de instrumentatie zoals die de komende jaren gestalte zal krijgen. Daarbij ontstaat ook een beter beeld van de actuele opgaven waarvoor in de komende jaren en decennia specifieke stedenbouwkundige expertise vereist is (bijvoorbeeld krimp, duurzaam verdichten, beleving/menselijke maat). Om de ontwikkeling van initiatieven en instrumenten voor dit speerpunt te kunnen baseren op praktijkkennis en voortdurend te kunnen toetsen aan de in de praktijk levende behoeften, is een virtuele samenwerkingsruimte opgezet met circa dertig experts die vanuit diverse rollen met het vraagstuk van de ondergeschikte positie van de stedenbouw en het regionaal ontwerp te maken hebben. Deze (voor het architectuurbeleid) experimentele vorm van beleidsontwikkeling wordt in elk geval gedurende 2009 gecontinueerd. 2009 wordt voor dit speerpunt ook het jaar van de agendering en van nader onderzoek en het verzamelen van feitenmateriaal over de stand van de stedenbouw en het regionaal ontwerp in Nederland. Dit laatste dient ook als nulmeting, om in 2012 de effectiviteit van de genomen maatregelen te kunnen beoordelen. Aanscherping doelen De drie bij dit speerpunt geformuleerde doelen kunnen als volgt worden aangescherpt: 1.Vergroten aantrekkingskracht van het vak stedenbouw De aantrekkelijkheid van het vak stedenbouw kan alleen structureel worden verbeterd als drie zaken in samenhang worden opgepakt: a. het verbeteren van het aanzien van de professie, b. het vergroten van de aantrekkelijkheid en bekendheid van de opleidingen en c. het zorgen voor leerzame, inspirerende en maatschappelijk relevante werkomgevingen voor (jonge) stedenbouwers bij overheden, private partijen en ontwerpbureaus. Deze drie worden als subdoelen aan het eerste doel toegevoegd. 2. Vergroten vakkennis bij overheden, andere opdrachtgevers en ontwerpers In de discussie over (het ontbreken van) stedenbouwkundige vakkennis is het nuttig onderscheid te maken tussen enerzijds de stedenbouw als analytische en projectieve discipline (verkenningen, opdrachtdefinities, surveys, scenarioās etc.) en anderzijds de stedenbouw als uitvoerende discipline (het maken van direct toepasbare stedenbouwkundige plannen). Die laatste vorm lijkt in Nederland op niveau en in ruime mate voorhanden. De erosie van het vak manifesteert zich vooral bij de eerstgenoemde vorm. De te nemen maatregelen zullen zich dan ook primair op die vorm van stedenbouw richten. 3. Verbeteren samenhang tussen beleid, praktijk en onderzoek Er is in de stedenbouw en het regionaal ontwerp onvoldoende samenhang en samenwerking tussen beleid, praktijk en onderzoek. Beproefde instrumenten als voorbeeldprojecten en subsidieregelingen lijken niet voldoende effectief om daarin duurzaam verbetering te brengen. Het is voor het bereiken van dit doel dus zaak eerst de tijd te nemen om te onderzoeken hoe de samenhang tussen beleid, (ontwerp)praktijk en onderzoek bij stedenbouwkundige en regionale ontwerpopgaven effectief en structureel kan worden verbeterd en welke instrumenten de rijksoverheid daartoe kan inzetten of ondersteunen. Het jaar 2009 zal hiervoor worden gebruikt. Instrumentatie In Een Cultuur van Ontwerpen zijn instrumenten beschreven die expliciet aan het bereiken van de drie genoemde doelen bijdragen. Daarbij is geen sprake van een Ć©Ć©n op Ć©Ć©n relatie. Een instrument kan aan verschillende doelen ten goede komen. Innovatieprogramma Mooi Nederland De contouren van het innovatieprogramma zijn inmiddels door de minister van VROM gepresenteerd. De innovatieregeling wordt uitgevoerd in drie (tender)rondes, waarvan de eerste naar verwachting in maart 2009 start. Voor de eerste ronde zijn drie themaās vastgesteld waarbinnen innovatieve ideeĆ«n, plannen en uitvoeringsprojecten ingediend kunnen worden: Groene zones met betekenis voor de stad, Impulsen voor identiteit en Werklandschappen met karakter. Binnen al deze themaās zijn stedenbouwkundige en regionale ontwerpvraagstukken aan de orde. Onderwijs Onder leiding van de Rijksbouwmeester zal in de eerste helft van 2009 een serie rondetafelgesprekken plaatsvinden met de onderwijsinstellingen, om de benodigde maatregelen te definiĆ«ren die nodig zijn om het beroepspotentieel van de stedenbouwkundigen te stimuleren. Om een scherper beeld te krijgen van de aangrijpingspunten voor verbeteringen wordt kwantitatief onderzoek uitgevoerd naar zowel de opleidingen als de arbeidsmarkt van stedenbouwkundigen. Dit maakt het ook mogelijk de effecten van de maatregelen beter te beoordelen. Het ministerie van OCW zal vanuit de gereserveerde budgetten voor het speerpunt versterken stedenbouw en regionaal ontwerp bijdragen aan de uitvoerbaarheid van die maatregelen. Kennisuitwisseling, expertiseopbouw en regionale ontwerpprocessen In het debat dat minister Cramer op 27 oktober in het NAi over dit speerpunt voerde met de vakwereld, werden de intenties van het kabinet op dit onderwerp gedeeld. Men onderschrijft de noodzaak om in het werkdomein van de stedenbouw en het regionale ontwerp kennisuitwisseling te bevorderen, stedenbouwkundige expertise op te bouwen bij publieke en private patijen en (het opdrachtgeverschap van) regionale ontwerpprocessen te bevorderen. Het jaar 2009 zal worden gebruikt voor nadere veldverkenning, onderzoek en instrumentenontwikkeling en -keuze. Hiervoor is ā 500.000,- beschikbaar. Vanaf 2010, kan dan - met een jaarlijks budget van ā 2 miljoen - tot implementatie worden overgegaan. Het Stimuleringsfonds voor Architectuur krijgt daarbij een centrale rol in de uitvoering. Overige instrumenten Momenteel worden in overleg tussen het rijk en de stedelijke regio's integrale en regionale verstedelijkingsafspraken voorbereid voor de periode 2010-2020. Mogelijkheden van stedenbouwkundige expertiseĀ enĀ regionaal ontwerp kunnen daarbij aan de orde zijn en een meerwaarde bieden, bijvoorbeeld bijĀ het realiseren van binnenstedelijke opgaven. Ook andere instrumenten, die primair zijn gericht op een van de andere beleidsspeerpunten of op een generieke versterking van het architectuurklimaat, dragen bij aan het versterken van de stedenbouw en het regionaal ontwerp. Dit geldt onder andere voor de praktijkleerstoel Ontwerp in Politieke Context en de rijksprijs Gouden Piramide (met om en om een ronde voor gebiedsontwikkeling en architectuur). 3. Herbestemming en herontwikkeling Het speerpunt herbestemmen en herontwikkelen wordt uitgewerkt via twee sporen: een impuls in de 40 Krachtwijken en een tweejarig kennisprogramma. Met behulp van inmiddels gehouden rondetafelgesprekken met gemeenten en experts worden beide ingevuld. Impuls krachtwijken Bij de uitwerking van de impuls wordt vanuit twee perspectieven naar de herbestemmingsopgaven gekeken: vanuit de aanwezige cultuurhistorische waarden van het erfgoed en vanuit potentiĆ«le gebiedsgerichte en (economisch) duurzame functies en bestemmingen. In Een Cultuur van Ontwerpen is aangegeven voor welk type projecten en bestedingen dit budget zal worden aangewend: ontwerp en planontwikkeling, casusgericht onderzoek en investeringen in het proces van herbestemming en herontwikkeling. Voortbordurend daarop zijn nu vier themaās/categorieĆ«n bepaald waarbinnen aanvragen kunnen worden ingediend. - (Semi-)openbare gebouwen. Net als in andere wijken dreigt leegstand voor veel kerken en schoolgebouwen e.a.. Vaak zijn deze gebouwen smaakmakende iconen in de buurt. Herbestemming wordt daarom vaak toegejuicht door buurtgenoten en (voormalige) gebruikers. - Wooncomplexen. Karakteristieke wooncomplexen in de wijken hebben soms ingrijpende renovaties nodig om de woonfunctie te kunnen behouden. Studie naar herontwikkelingsmogelijkheden binnen de bestaande schil of met hergebruik van het casco zijn maatwerk en kosten daarom veel tijd, maar leveren een grote toegevoegde waarde aan de bestaande sociale verbanden. - Groen en openbare ruimte. Ook kwaliteiten die voortkomen uit de stedenbouwkundige opzet verdienen aandacht bij de herstructurering; in het bijzonder het groen en de openbare ruimte, vaak de compositorische dragers van de wijk. - Wijkvreemde functies (bv. defensieterreinen). Voormalige wijkvreemde functies maken vaak ruimtelijk geen deel uit van de woonwijk. Hier kan een interessante ontwerpopgave een bijdrage leveren aan de sociale of culturele opgave van het wijkverbeteringsprogramma. Ā Niet alleen gemeenten, maar ook corporaties, vastgoedbeheerders en -eigenaren, erfgoedorganisaties en bewonersorganisaties, maar ook bijvoorbeeld de Kamer van Koophandel, onderwijs- of sociaal-culturele instellingen kunnen het initiatief nemen om projecten te formuleren voor een bijdrage uit deze impuls. Om projecten āop te werkenā en ideeĆ«n te toetsen op relevantie (bijvoorbeeld waar het gaat om de architectonische waarde of het beoogde maatschappelijk effect) zijn de rijksadviseur voor het cultureel erfgoed, de RACM en de accountmanagers van WWI beschikbaar als adviseur. Om de - essentiĆ«le - betrokkenheid van de gemeenten te waarborgen wordt er voor gekozen de uiteindelijke aanvragen door (en dus met instemming van) de gemeenten te laten verlopen. De verdeling van het beschikbare budget wordt gemaakt op basis van aanvragen die door de 18 betrokken gemeenten worden ingediend. Er is daarbij geen sprake van pondsgewijze verdeling over de 18 gemeenten of 40 wijken. De 8 miljoen euro zal op basis van een transparante en deskundige toets in twee tot vier (nader te bepalen) rondes worden toegekend, waarvan de eerste voorjaar 2009 zal starten. Het rijk heeft met gemeenten afspraken gemaakt over de financiĆ«le verhoudingen en zich in dat verband o.a. ten doel gesteld het aantal specifieke uitkeringen te verminderen. Een directe financiering en verantwoording per individueel project is daarom niet gewenst. Er worden momenteel twee alternatieve routes verkend: een decentralisatie-uitkering en laagrentende leningen via het Nationaal Restauratiefonds. Ter ondersteuning van de impuls neemt de Rijksbouwmeester samen met het ministerie van WWI en belangstellende gemeenten initiatief tot een aantal ontwerppilots in de krachtwijken. Kennisprogramma Het kennisprogramma herbestemming wordt in drie samenhangende onderdelen uitgevoerd: Een vervolg op de Oude Kaart van Nederland. Het rijk ziet de monitoring van leegstand niet als rijkstaak, maar wil gemeenten en provincies aanmoedigen om een strategisch leegstandsbeheer te ontwikkelen en daartoe de inventarisatie/monitoring van leegstand structureel op te pakken en de āmakelaarsfunctieā tussen vrijkomende objecten/terreinen en ruimtevragende functies/partijen te versterken. Kennisfaciliteiten voor de praktijk(gemeenten, marktpartijen, bewoners). Het bieden van laagdrempelige en vraaggestuurde kennis, zowel casusgericht (bijvoorbeeld met behulp van āvliegende brigadesā of ācommunities of practiceā) als generiek (handreikingen, afwegingsmodellen, best practices etc.) Samenwerking met kennisinstituten, gericht op ontsluiting en verdere ontwikkeling van hun kennis voor de praktijk. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit naar exploitatiemodellen, (cultuurhistorische) waardestellingen en het bepalen en vergroten van het maatschappelijk effect van herbestemmingsprojecten. Het precieze programma wordt in de komende maanden in overleg met de praktijk (gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, architecten, etc.) kennisinstellingen (bijvoorbeeld Ā®MIT, KEI, regionale welstandsorganisaties) en samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld het Transformatieplatform wonen in kantoren) vastgesteld. Het vormgevingsprotocol van Rijkswaterstaat onderscheidt bijvoorbeeld de plan-, aanbestedings-, realisatie- en beheers/onderhoudsfase. PAGE PAGE 1 DOCVARIABLE clausule