[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Visiedocument Transportschaarste

Bijlage

Nummer: 2009D03856, datum: 2009-01-30, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Standpunt NMa inzake ministeriƫle regeling 'betere benutting transportcapaciteit' (2009D03854)

Preview document (šŸ”— origineel)


Visiedocument

Transportschaarste

Beleidslijn inzake de schaarste aan transportcapaciteit 

op het elektriciteitsnetwerk

Nederlandse Mededingingsautoriteit

Den Haag, januari 2009



Projectnummer: 102904 

Projectteam: 

Energiekamer

Kick Bruin

Mathieu Fransen

Jacqueline Kranenburg

Juridische Dienst

Jo Janssen

Inleiding

I.1	Aanleiding

De Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) heeft geconstateerd
dat er in toenemende mate problemen optreden die verband houden met de
(mogelijk toekomstige) schaarste aan transportcapaciteit op het
elektriciteitsnetwerk. Steeds vaker ondervinden (potentiƫle)
aangeslotenen problemen, omdat netbeheerders stellen dat er onvoldoende
transportcapaciteit beschikbaar is of in de toekomst zal zijn.

De beschikbaarheid van voldoende transportcapaciteit en het verlenen van
toegang tot het elektriciteitsnetwerk zijn wettelijke taken van de
netbeheerders en vormen in de ogen van de NMa essentiƫle onderdelen van
een goed functionerende elektriciteitsmarkt. Gelet hierop alsmede in
aanmerking nemend de signalen uit de markt en de recente ontwikkelingen
op het gebied van de schaarsteproblematiek acht de NMa het wenselijk
zijn visie ten aanzien van deze problematiek in het onderhavige
Visiedocument uiteen te zetten.

I.2	Doel, reikwijdte, opzet

Met dit Visiedocument beoogt de NMa zoveel mogelijk duidelijkheid te
verschaffen aan marktpartijen met betrekking tot zijn algemene visie ten
aanzien van de schaarsteproblematiek. Dit moet partijen in de markt waar
mogelijk de nodige zekerheid bieden. Opgemerkt zij, dat het niet de
bedoeling is deze visie in het onderhavige document tot in detail uiteen
te zetten. Het Visiedocument geeft slechts de hoofdlijnen van de visie
van de NMa weer en zal voor de NMa richtinggevend zijn bij het
beoordelen van concrete situaties.

De NMa heeft zich bij het formuleren van zijn visie rekenschap gegeven
van de door de minister van Economische Zaken (hierna: de Minister)
uitgezette beleidslijn voor het oplossen van de
transportschaarsteproblematiek. Die komt onder meer tot uitdrukking in
diverse brieven aan de Tweede Kamer, in de door haar voorgehangen
wijziging van de Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden
elektriciteit (hierna: de Regeling) en in het wetsvoorstel voorrang
duurzaam. Over de beide beleidsstukken heeft de NMa eerder een
Uitvoerings- en handhavingstoets gegeven. 

In het navolgende worden eerst de problemen omtrent de schaarste aan
transportcapaciteit op het elektriciteitsnetwerk nader beschreven (II).
Vervolgens komen de beleidsmatige ontwikkelingen op het gebied van de
schaarsteproblematiek aan de orde (III). Daarna wordt de visie van de
NMa uiteengezet en toegelicht (IV). Afsluitend volgen de conclusies (V).

Problemen omtrent schaarste transportcapaciteit

Nieuwe partijen ondervinden steeds vaker problemen met betrekking tot de
toegang tot het elektriciteitsnetwerk, omdat netbeheerders zich beroepen
op een gebrek aan transportcapaciteit. Dit gebrek aan
transportcapaciteit vloeit in veel gevallen voort uit het feit dat een
groot deel van de capaciteit reeds is gecontracteerd door partijen die
deze capaciteit pas in de toekomst geheel of gedeeltelijk zullen gaan
gebruiken. In die zin lijkt er vooralsnog, met uitzondering van het
Westland, sprake te zijn van een contractuele congestie en niet van een
feitelijke, technische congestie. Alhoewel van deze feitelijke congestie
grotendeels pas in de toekomst sprake zal zijn en deze voornamelijk
afhangt van de voortgang van de investeringen in productie- en
transportcapaciteit, heeft de contractuele congestie op dit moment reeds
een reƫel negatief effect op de financieringsmogelijkheden voor nieuwe
producenten.

Zowel regionale netbeheerders als de landelijk netbeheerder beroepen
zich in voorkomende gevallen op een gebrek aan transportcapaciteit.
Regionale netbeheerders beroepen zich hierbij soms op een gebrek aan
transportcapaciteit in het eigen net, maar soms ook (mede) op een gebrek
aan capaciteit in een hoger gelegen net - in het bijzonder het door
TenneT beheerde landelijk net.

Deze problematiek is met name aan de orde in gebieden waar zich
omvangrijke investeringen in productiecapaciteit van elektriciteit
aandienen. Het betreft hier bijvoorbeeld de Maasvlakte, het Westland en
(een deel van) Noord-Nederland. De vraag naar transportcapaciteit is
hier dermate toegenomen, dat regionale netbeheerders in voorkomende
gevallen aan (potentiƫle) aangeslotenen te kennen geven, dat er geen
transportcapaciteit meer beschikbaar is in het betreffende regionale
net.

Daarnaast zorgt de toename van decentrale productie er in bepaalde
regionale netten voor, dat de productie van elektriciteit in het
desbetreffende regionale net groter wordt dan de afname. Dit overschot
aan elektriciteit dient via andere netten naar andere gebieden te worden
gevoerd. Vaak dient hierbij (mede) transport over het landelijk
hoogspanningsnet plaats te vinden. Echter, dit stuit steeds frequenter
op door de landelijk netbeheerder TenneT aangevoerde
capaciteitsproblemen.

Resumerend stelt de NMa vast, dat (potentiƫle) aangeslotenen steeds
vaker in onzekerheid zijn over de beschikbaarheid van
transportcapaciteit op het elektriciteitsnet. Deze problemen bestaan
hieruit, dat netbeheerders aanvoeren dat zij ā€“ zowel op dit moment als
mogelijk in de toekomst ā€“ geen transportcapaciteit meer beschikbaar
hebben in hun eigen net, dan wel in een hoger gelegen net waarover
transport dient plaats te vinden.

Beleidsmatige ontwikkelingen 

In verband met de ontstane capaciteitsproblemen is in de loop van 2007
en 2008 het zogenoemde ā€œrunback-scenarioā€ ter sprake gekomen. In dit
scenario zou de landelijk netbeheerder TenneT extra transportcapaciteit
op het landelijk net vrij kunnen maken, door deze capaciteit onder
beperkende voorwaarden aan te bieden aan nieuwe producenten. Het
runback-scenario zou mogelijk gemaakt moeten worden via ontheffing van
de voorwaarden als bedoeld in artikel 37a Elektriciteitswet 1998
(hierna: E-wet).

 

Het toekennen van een ontheffing kan echter uitsluitend aan de orde
zijn, wanneer (bepalingen in) de technische voorwaarden in een
individueel geval een ongewenste uitwerking hebben. Gelet op de aard van
een ontheffing dient het toepassingsbereik ervan altijd zo beperkt
mogelijk te blijven en dus een incidenteel karakter te hebben. In
toenemende mate is echter duidelijk geworden dat de problemen omtrent de
deels contractuele en deels technische schaarste aan transportcapaciteit
geen incidenteel, maar een structureel karakter kennen. Gelet op die
omstandigheden is het mogelijk maken van het runback-scenario via een
ontheffing als bedoeld in artikel 37a E-wet niet langer opportuun. 

De Minister heeft de Tweede Kamer bij brief van 20 december 2007
geĆÆnformeerd over de grenzen van de transportcapaciteit. De Minister
geeft in deze brief onder meer aan, dat er netuitbreidingen moeten
plaatsvinden. Daarnaast stelt de Minister een oplossingsrichting voor,
waarbij alle aanvragers direct worden aangesloten en er bij optredende
congestie wordt ā€˜teruggeregeldā€™. Dit wil zeggen, dat in geval het
net daadwerkelijk overbelast dreigt te raken, een aantal partijen
tijdelijk minder zal kunnen produceren of afnemen. Aldus wordt er
efficiƫnter gebruik gemaakt van de bestaande transportcapaciteit. De
Minister verzoekt TenneT om deze optie, waarbij alle aanvragers direct
worden aangesloten en er bij congestie wordt teruggeregeld via
congestiemanagement, zo snel mogelijk in te voeren. De Minister spreekt
in de brief het streven uit dat dit op uiterlijk 1 juli 2008 is
gerealiseerd. 

Hierop heeft TenneT, in overleg met marktpartijen en regionale
netbeheerders, gewerkt aan een ontwerp voor een dergelijk systeem van
congestiemanagement, in de vorm van een codewijzigingsvoorstel als
bedoeld in artikel 31 E-wet. In mei 2008 werd echter duidelijk, dat de
door de Minister in haar brief van 20 december 2007 genoemde
invoeringsdatum niet zou worden gehaald. De Minister heeft de Tweede
Kamer hieromtrent geĆÆnformeerd bij brief van 7 mei 2008. 

Bij behandeling van het door TenneT uitgewerkte ontwerp voor een
congestiemanagementsysteem in het Gebruikersplatform elektriciteits- en
gasnetten werd nadien duidelijk dat er geen draagvlak voor bestond bij
representatieve organisaties. Ook een daaropvolgend initiatief van
EnergieNed om tot een congestiemanagementsysteem te komen, heeft
vooralsnog niet tot het gewenste resultaat geleid.

In een brief aan de Tweede Kamer van 2 oktober 2008 heeft de Minister
nader uiteengezet hoe de congestieproblematiek het hoofd zal worden
geboden. Hierbij onderscheidt zij de volgende vier sporen:

Hoofdlijn blijft investeren in de netten.

Structureel kader: wetsvoorstel voorrang duurzaam.

Op korte termijn: betere benutting bestaande capaciteit.

Op zeer korte termijn: maatwerkoplossing voor het Westland.

Het wetsvoorstel voorrang duurzaam als bedoeld onder b, bepaalt dat
netbeheerders elektriciteit afkomstig van duurzame bronnen onbelemmerd
moeten transporteren. In geval van congestie wordt de elektriciteit van
niet-duurzame bronnen teruggeregeld. Het wetsvoorstel bevat een bepaling
om dit systeem van congestiemanagement via nadere regels in te vullen.
De inwerkingtreding van de nieuwe wet is beoogd per 1 januari 2010. 

Tot die tijd zal een betere benutting van de bestaande
transportcapaciteit zoveel mogelijk uitkomst moeten bieden. De Minister
geeft aan, dat de betere benutting van de bestaande capaciteit moet
worden bereikt via een wijziging van de bestaande Regeling inzake
tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit (hierna: de Regeling).
Deze wijziging van de Regeling moet vervolgens leiden tot een aanpassing
van de Netcode.

Bij brief van 7 november 2008 heeft de Minister de wijziging van de
Regeling aan de Tweede Kamer aangeboden, in het kader van de
voorhangprocedure als bedoeld in artikel 26b, derde lid, E-wet. Deze
voorgehangen wijziging van de Regeling is echter door de Tweede Kamer
gestuit.

IV.	Visie NMa

IV.1	Inleiding

Niettegenstaande de in het voorgaande geschetste ontwikkelingen, wordt
de congestieproblematiek steeds nijpender, in die zin, dat steeds meer
(potentiƫle) aangeslotenen onzekerheden ondervinden bij het verkrijgen
van toegang tot het net en tot transportcapaciteit. Tegen deze
achtergrond acht de NMa het noodzakelijk zijn visie omtrent de
schaarsteproblematiek uiteen te zetten en toe te lichten.

De Minister is van mening, dat waar nodig moet worden ingezet op de
uitbreiding en verzwaring van netten. Voorts biedt het wetsvoorstel
voorrang duurzaam op termijn perspectief aan aangeslotenen. Thans rijst
echter de vraag, hoe er in afwachting van de netverzwaringen en de
wetswijziging moet worden omgegaan met de congestieproblematiek, en hoe
tegemoet kan worden gekomen aan de onzekerheid die (potentiƫle)
aangeslotenen in verband hiermee ondervinden. Deze vraag zal in het
navolgende in het bijzonder aan de orde komen, en zal worden bezien in
het licht van de gewijzigde omstandigheden inzake schaarste.

Bij de beantwoording van deze vraag acht de NMa een aantal
uitgangspunten van groot belang. Voorop staat dat de daadwerkelijke
toegang tot het net een essentieel onderdeel is van een goed
functionerende elektriciteitsmarkt. Marktpartijen dienen op dit punt
voldoende zekerheid te krijgen. Bovendien dient de toegang tot het net
op een non-discriminatoire wijze te geschieden. Daarnaast is als
uitgangspunt van belang dat netbeheerders bij dit alles de markt
maximaal faciliteren terwijl ze de elektriciteitsnetten met voldoende
betrouwbaarheid in werking hebben.   

IV.2	Juridisch kader

In artikel 24, eerste lid, E-wet is bepaald, dat een netbeheerder
verplicht is degene die daarom verzoekt een aanbod te doen om met
gebruikmaking van het door hem beheerde net ten behoeve van de verzoeker
transport van elektriciteit uit te voeren, tegen een tarief en tegen
andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6
van hoofdstuk 3 van de E-wet. Deze verplichting van de netbeheerder
geldt niet, zo blijkt uit het tweede lid van artikel 24 E-wet, voorzover
de netbeheerder voor het gevraagde transport redelijkerwijs geen
transportcapaciteit ter beschikking heeft. Hierbij rijst de vraag
wanneer er ā€œredelijkerwijs geen transportcapaciteitā€ ter beschikking
van de netbeheerder is. Deze vraag komt in de volgende paragraaf nader
aan de orde.

In artikel 31, twaalfde lid, E-wet is bepaald dat in de technische
voorwaarden wordt vastgelegd, dat netten met een spanningsniveau van 110
kV of hoger zodanig zijn ontworpen of in werking zijn, dat het transport
van elektriciteit, ook indien zich een enkelvoudige storing voordoet,
verzekerd is.

De technische voorwaarden bepalen in hoofdstuk 3 paragraaf 2 van de
Netcode dat het minimaal vereiste niveau van kwaliteit van de geleverde
transportdienst wordt bepaald door de spanningskwaliteit en de
betrouwbaarheid. De betrouwbaarheid van de transportdienst voor
aangeslotenen op netten met een spanningsniveau van meer dan 50 kV wordt
mede bepaald door het vastgelegde in artikel 4.1.4.5. en artikel 4.1.4.6
van de Netcode. Het element spanningskwaliteit geldt als eis voor de aan
alle aangeslotenen geleverde transportdienst. De criteria met betrekking
tot de spanningskwaliteit zijn opgenomen in artikel 3.2.1 Netcode.

Voorts zijn in paragraaf 5 van de Netcode voorwaarden met betrekking tot
de bedrijfsvoering opgenomen. Uit paragraaf 5.1.1 van de Netcode blijkt
onder meer, dat voor alle aangeslotenen het volgende geldt.

Op grond van artikel 5.1.1.1 en artikel 5.1.1.2 Netcode worden er
transportprognoses ingediend bij de netbeheerders. Daarnaast moeten
aangeslotenen met een vermogen van meer dan 60 MW op grond van artikel
5.1.1.1.a.1 Netcode door middel van biedingen het vermogen ter
beschikking van de landelijk netbeheerder stellen, dat de volgende dag
minder kan worden afgenomen respectievelijk meer of minder kan worden
geproduceerd. Dit wordt ook wel aangeduid als de ā€˜biedplichtā€™.
Vervolgens beoordelen de netbeheerders op grond van alle ingediende
prognoses of er transportproblemen te verwachten zijn, waarbij zij
blijkens artikel 5.1.1.6 Netcode de bedrijfsvoeringscriteria voor veilig
toelaatbare transporten hanteren.

Indien een netbeheerder in zijn dagelijkse voorbereiding - naar
aanleiding van zijn analyse van de transportprognoses - constateert dat
er een transportprobleem is, dient hij maatregelen te treffen teneinde
dit probleem op te lossen. De daarbij te volgen procedure voor het
opheffen van transportbeperkingen is vastgelegd in artikel 5.1.1.8
Netcode. Blijkens onderdeel a van deze bepaling, bepaalt de betreffende
netbeheerder de te nemen maatregelen, verifieert hij de effectiviteit
daarvan en tracht hij het transportprobleem tegen de laagst mogelijke
kosten te verhelpen. De onderdelen b en d van artikel 5.1.1.8 zien op de
onderlinge verhouding tussen netbeheerders bij deze maatregelen. Voorts
blijkt uit artikel 5.1.1.8, onderdeel c, Netcode dat de netbeheerder
aangeslotenen kan verzoeken om meer respectievelijk minder te produceren
of af te nemen. In artikel 5.1.1.8, onderdeel e, Netcode is vastgelegd
dat de landelijk netbeheerder, indien hij dit noodzakelijk acht in
verband met zijn taak de veiligheid en betrouwbaarheid van de netten te
waarborgen, de te nemen maatregelen coƶrdineert. Hij maakt daarbij
gebruik van het vermogen dat conform artikel 5.1.1.1.a.1 Netcode is
ingeboden.

Wanneer de netbeheerder het transportprobleem heeft verholpen, maar er
dreigen vervolgens toch weer nieuwe transportproblemen in hetzelfde net,
kan de netbeheerder op grond van artikel 5.1.1.8.a Netcode restricties
opleggen aan marktpartijen. Deze restricties betekenen dat wijzigingen
van transportprognoses niet worden geaccepteerd, indien dit tot nieuwe
transportproblemen zou leiden.

 

Wanneer in de actuele bedrijfsvoering een probleem ontstaat, hanteert de
netbeheerder blijkens artikel 5.1.1.9 Netcode eveneens de procedure als
beschreven in artikel 5.1.1.8 Netcode. Het gaat hierbij dus niet om de
situatie waarbij in de dagelijkse voorbereiding een transportprobleem
wordt geconstateerd, maar om een actuele situatie. Voorts is in artikel
5.1.1.10 Netcode bepaald dat de netbeheerder in geval van dreigende
grootschalige storingen bevoegd is belasting af te schakelen, opdracht
te geven om meer of minder te produceren, dan wel een aangesloten
netbeheerder te verplichten de transportvraag te verminderen.

IV.3	Interpretatie regelgeving

De NMa merkt allereerst op dat het gebrek aan transportcapaciteit zoals
dat zich thans voordoet, relatief nieuw is. Voorheen werd geen rekening
gehouden met de mogelijkheid van schaarste aan transportcapaciteit op
het elektriciteitsnet. Een en ander heeft tot gevolg dat er thans met
betrekking tot vragen omtrent efficiency andere afwegingen moeten worden
gemaakt dan in het verleden het geval zou zijn geweest. De interpretatie
van de regelgeving kan niet los van deze ontwikkelingen worden gezien.  
 

De NMa constateert dat de netbeheerder ingevolge artikel 24, eerste lid,
E-wet in beginsel een transportverplichting heeft. Slechts in bijzondere
gevallen geldt een uitzondering op deze verplichting, te weten wanneer
de netbeheerder redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft als
bedoeld in artikel 24, tweede lid, E-wet.

De transportverplichting van de netbeheerder vormt een belangrijk
uitgangspunt voor een goed functionerende elektriciteitsmarkt. Het
uitvoeren van transport is Ć©Ć©n van de kerntaken van de netbeheerder,
zo blijkt ook uit artikel 16, eerste lid, onderdeel f, E-wet. Van de
netbeheerder mogen dan ook vergaande inspanningen worden verwacht om aan
deze transportverplichting te kunnen voldoen. Gelet hierop en in het
licht van de onder randnummer 31 geconstateerde ontwikkeling, is de NMa
van oordeel dat de uitzonderingsbepaling van artikel 24, tweede lid,
E-wet restrictief dient te worden geĆÆnterpreteerd. 

Voorts acht de NMa het van groot belang, dat alle afnemers hierbij
non-discriminatoir worden behandeld. Deze eis volgt voor wat betreft het
transport in het bijzonder uit artikel 24, derde lid, E-wet. Daarnaast
heeft de Minister in meergenoemde brief d.d. 20 december 2007 aangegeven
dat alle aanvragers direct moeten worden aangesloten en dat bij
optredende congestie moet worden teruggeregeld via een systeem van
congestiemanagement. De Minister geeft hiermee aan - in overeenstemming
met de uitgangspunten van de wet- en regelgeving - dat de toegang tot
het net en de transportdienst op een non-discriminatoire wijze
gewaarborgd dienen te worden. 

Uiteraard zijn er grenzen aan de mogelijkheden van netbeheerders om
transport uit te voeren. Deze grenzen worden bepaald door de eisen ten
aanzien van de kwaliteit van de transportdienst als bedoeld in paragraaf
3.2 van de Netcode. De kwaliteit van de transportdienst bestaat
enerzijds uit de betrouwbaarheid van de transportdienst en anderzijds
uit de spanningskwaliteit. Hierbij moet worden aangetekend dat voor alle
netten bepaalde eisen met betrekking tot spanningskwaliteit gelden,
terwijl de eisen in verband met de betrouwbaarheid van de
transportdienst blijkens artikel 4.1.4.5 en artikel 4.1.4.6 Netcode
uitsluitend gelden voor netten van respectievelijk 380/220 kV en 110/150
kV.

 

Ten aanzien van de betrouwbaarheid van de transportdienst merkt de NMa
het volgende op. In de artikelen 4.1.4.5 en 4.1.4.6 Netcode is bepaald
dat het netontwerp van netten van respectievelijk 380/220 kV en 110/150
kV moet voldoen aan het vereiste van de enkelvoudige storingsreserve,
ook ten tijde van het uitvoeren van onderhoud. Aan de hand van dit
criterium wordt het netontwerp getoetst. Bij de planning van netten
geldt dit criterium als uitgangspunt.

Het handhaven van de enkelvoudige storingsreserve is in de ogen van de
NMa echter niet uitsluitend een statisch criterium dat bij de planning
van netten moet worden gehanteerd. Dit blijkt ook uit de bewoordingen
van artikel 31, twaalfde lid, E-wet. Daar is immers bepaald, dat netten
met een spanningsniveau van 110 kV of hoger ā€œzodanig zijn ontworpen of
in werking zijnā€ dat het transport ook bij een enkelvoudige storing is
verzekerd. De NMa leidt hieruit af, dat het de beheerder van deze netten
ook is toegestaan zijn net zodanig in werking te hebben dat de
enkelvoudige storingsreserve wordt gehandhaafd. Dit betekent dat het de
netbeheerder is toegestaan de enkelvoudige storingsreserve in
voorkomende gevallen te handhaven, door in zijn bedrijfsvoering bepaalde
maatregelen te treffen

De technische voorwaarden met betrekking tot de bedrijfsvoering zijn
opgenomen in paragraaf 5 van de Netcode. Zoals in het voorgaande is
uiteengezet, bevat paragraaf 5.1.1 van de Netcode onder meer een
procedure die de netbeheerder kan toepassen in geval er
transportproblemen te verwachten zijn. De NMa is van oordeel dat
netbeheerders, ter waarborging van de enkelvoudige storingsreserve,
zonodig gebruik dienen te maken van de hen ten dienste staande middelen
in de bedrijfsvoering. Dit sluit ook aan bij de marktfaciliterende rol
van de netbeheerder. Wanneer bijvoorbeeld een bepaalde lijn in onderhoud
is, kan de netbeheerder de procedure voor het opheffen van
transportbeperkingen zoals beschreven in artikel 5.1.1.8 Netcode
toepassen, om zodoende de enkelvoudige storingsreserve te handhaven. De
NMa ziet er op toe dat de netbeheerders deze meer dynamische toetsing
van de handhaving van de enkelvoudige storingsreserve ruimer gaan
invullen bij de toelating van afnemers tot het net.

Deze interpretatie van de regelgeving heeft tot gevolg dat er
efficiƫnter gebruik kan worden gemaakt van het elektriciteitsnet dan
wanneer het vereiste van de enkelvoudige storingsreserve voornamelijk
als statisch criterium bij de planning van netten wordt gehanteerd.
Zoals eerder reeds opgemerkt, is deze interpretatie mede het gevolg van
de ontwikkelingen als geschetst onder randnummer 31 en de thans ontstane
marktsituatie. Deze ontwikkelingen nopen tot andere afwegingen inzake
vragen omtrent efficiency dan voorheen. De NMa erkent de enkelvoudige
storingsreserve als planningscriterium en dringt daarom ook aan op
uitbreiding en verzwaring van bepaalde netten. Echter, de netbeheerder
kan bij een weigering van transport niet langer volstaan met een toets
aan dit planningscriterium. Hij zal immers tevens moeten beoordelen of
er met behulp van de middelen in de bedrijfsvoering nog capaciteit
beschikbaar is. Een transportweigering ex ante die uitsluitend wordt
gemotiveerd aan de hand van het planningscriterium en waarbij geen
rekening wordt gehouden met de mogelijkheden die worden geboden door de
inzet van middelen in de bedrijfsvoering, is naar het oordeel van de NMa
dan ook niet in overeenstemming met de in het voorgaande uiteengezette,
op de huidige marktsituatie toegesneden interpretatie van wet- en
regelgeving. Een dergelijke weigering op basis van het
planningscriterium heeft naar het oordeel van de NMa een niet optimaal
efficiƫnt gebruik van het elektriciteitsnet tot gevolg.

De interpretatie van de NMa brengt met zich mee, dat voor een oordeel
dat er redelijkerwijs geen transportcapaciteit beschikbaar is als
bedoeld in artikel 24, tweede lid, E-wet eerst plaats kan zijn, indien
een netbeheerder ook met behulp van middelen in zijn bedrijfsvoering
niet meer in staat is de enkelvoudige storingsreserve te handhaven. Deze
uitleg sluit ook aan bij de in het voorgaande bepleite restrictieve
interpretatie van artikel 24, tweede lid, E-wet. De netbeheerder dient,
teneinde aan zijn transportverplichting te voldoen, alles wat
redelijkerwijs van hem kan worden gevergd in het werk te stellen.
Hierbij behoort in ieder geval dat hij de beschikbare middelen in de
bedrijfsvoering benut. De door de Minister voorgestelde wijziging van de
Regeling beoogt deze middelen te versterken zodat de dynamische inzet
van de beschikbare transportcapaciteit verbeterd wordt. In afwachting
van de wet voorrang voor duurzaam kan deze wijziging in de Regeling,
nadat deze in de technische voorwaarden is verwerkt, voor een beter
instrumentarium ter beheersing van congestie zorgen. Feitelijk
optredende congestie op hoogspanningsnetten zal met dit verbeterde
instrumentarium vrijwel altijd beheerst kunnen worden. Gelet op de
huidige marktsituatie acht de NMa een wijziging van de Regeling dan ook
zeer gewenst.

Het door netbeheerders aan aangeslotenen te verstrekken recht op
transport ter grootte van het op de aansluiting gecontracteerde
vermogen, bepaalt primair de mate waarin de aangeslotenen met deze
rechten hun stroom kunnen in- of verkopen op de markt. Deze markt
bepaalt uiteindelijk de efficiƫnte inzet van de verschillende
productie-eenheden om aan de vraag te voldoen. De NMa is van mening dat
netbeheerders transportrechten moeten verlenen aan nieuwe afnemers, tot
het moment dat de netbeheerders ook met inzet van de middelen in de
bedrijfsvoering - thans met name de middelen uit paragraaf 5.1.1 Netcode
- niet in staat zijn het net binnen de in de regelgeving gestelde eisen
te bedrijven. Alleen indien er op enig moment transport gewenst is dat
de netbeheerders, met inzet van die middelen, niet kunnen verzorgen, is
het hen toegestaan een (tijdelijk) transportverbod op te leggen en
partijen tijdelijk niet toe te laten.

De beheerder van een net met een spanning van 110 kV of hoger kan
derhalve uitsluitend weigeren aan een transportverzoek te voldoen,
indien hij genoegzaam onderbouwt ook met gebruikmaking van de middelen
in de bedrijfsvoering niet zijn net zodanig in werking te kunnen hebben,
dat de enkelvoudige storingsreserve is gewaarborgd. Per geval dient
zorgvuldig te worden beoordeeld of er bij een weigering van transport
sprake is van voldoende onderbouwing als hier bedoeld.

Voor het beheer van een net met een spanning lager dan 110 kV geldt dat
de netbeheerder uitsluitend kan weigeren aan een transportverzoek te
voldoen, indien hij aantoont ook met gebruikmaking van de middelen in de
bedrijfsvoering niet zijn net zodanig in werking te kunnen hebben dat in
de normale bedrijfstoestand de vereiste spanningskwaliteit kan worden
gewaarborgd. Voor een beheerder van een net met een spanning van 110 kV
of hoger geldt deze weigeringsgrond eveneens, naast de in het voorgaande
beschreven weigeringsgrond die verband houdt met de betrouwbaarheid van
de transportdienst. 

 

De NMa erkent dat het instrumentarium van paragraaf 5.1.1 van de Netcode
via een aanscherping effectiever kan worden gemaakt. Dat wil zeggen dat
bij gelijke betrouwbaarheid meer mogelijkheden ontstaan om efficiƫnter
gebruik te maken van de bestaande capaciteit. De NMa heeft dit standpunt
ook geuit bij zijn Uitvoerings- en handhavingstoets inzake de wijziging
van de Regeling. Ook op dit moment bieden de in paragraaf 5.1.1 van de
Netcode genoemde middelen naar het oordeel van de NMa reeds bepaalde
mogelijkheden om tot een efficiƫntere benutting van de bestaande
capaciteit te komen. Deze zijn echter ten opzichte van hetgeen de
voorgehangen wijziging van de Regeling beoogt beperkt in hun
effectiviteit. Het oogmerk van de Regeling is om juist specifiek in de
gebieden waar dat noodzakelijk is, de beschikbare transportcapaciteit
beter te benutten voor het transport van zowel groot- als kleinschalige
productie en afname. 

De Regeling stuurt hier op aan door - via een wijziging van de Netcode -
de mogelijkheid te scheppen congestiegebieden aan te wijzen, waarbinnen
andere regels gelden dan in de rest van Nederland. De invloed op de
markt wordt daarmee beperkt tot deze gebieden. De wijziging van de
Regeling heeft voornamelijk betrekking op de in te dienen
transportprognoses, het doen van biedingen voor het regel- en
reservevermogen en het afschakelen in noodsituaties. Onder de aangepaste
regels dienen transportprognoses tot kwalitatief betere informatie voor
netbeheerders te leiden, zodat in congestiegebieden transportproblemen
beter kunnen worden voorspeld. Voorts zal de op grond van de Regeling
doorgevoerde wijziging in de Netode een verlaging van de grens waarboven
de biedplicht geldt tot gevolg hebben, hetgeen moet leiden tot een
efficiƫntere inzet van zowel klein als groot productievermogen.
Bovendien voorzien de gewijzigde regels erin dat een netbeheerder in
noodsituaties de veroorzaker kan afschakelen in plaats van hele
gebieden. De NMa ondersteunt de doelstelling van de Regeling om
netbeheerders op korte termijn extra mogelijkheden te geven om de
feitelijke netbelasting beter te kunnen bewaken en acht de daartoe
gekozen instrumenten in de Regeling adequaat. Zoals in het voorgaande
reeds werd opgemerkt, acht de NMa een wijziging van de Regeling dan ook
gewenst.

In concrete situaties betekent dit het volgende. Onder toepassing van de
bestaande bepalingen in de Netcode kan de capaciteit die normaliter voor
onderhoud wordt gereserveerd, worden ingezet voor het leveren van de
transportdienst. Ten tijde van onderhoud op het landelijk
hoogspanningsnet zal TenneT met behulp van de procedure voor het
opheffen van transportbeperkingen doorgaans aan de transportverplichting
kunnen voldoen, onder handhaving van de enkelvoudige storingsreserve en
de vereiste spanningskwaliteit. Met de op grond van de beoogde wijziging
in de Regeling aangepaste Netcode kunnen congestiegebieden worden
aangewezen, waardoor informatie beschikbaar komt waarmee de netbeheerder
de feitelijke belasting beter kan voorspellen en naast de grootschalige
productie, ook de kleinschalige producenten in de regionale netten
kunnen worden aangesloten. De consequentie hiervan is dat ook de
regionale netbeheerders en de in hun netten aangesloten producenten bij
de beheersing van de transportbeperkingen kunnen worden betrokken. 

De NMa is van mening dat per geval zal moeten worden bezien of de inzet
van deze middelen voldoende ruimte biedt om aan de transportverplichting
te voldoen, onder handhaving van de enkelvoudige storingsreserve en de
vereiste spanningskwaliteit. De voorgehangen wijziging van de Regeling
beoogt een aanpassing van de bestaande middelen uit paragraaf 5.1.1 van
de Netcode, zodat netbeheerders veel beter in staat worden gesteld om
optredende congestie te kunnen beheersen. Dit laat onverlet dat de
netbeheerders thans reeds zo effectief mogelijk de bestaande regels
moeten toepassen. Hierbij is van belang dat alle partijen aan de in de
regelgeving neergelegde taken en verplichtingen voldoen. De NMa zal
hierop - met inachtneming van de hem toegekende bevoegdheden - toezien. 
 

IV.4	Verhouding tot ontwikkelingen

In het voorgaande werden de beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking
tot de schaarsteproblematiek geschetst (III). De verhouding tussen deze
ontwikkelingen en de zojuist uiteengezette visie van de NMa, is als
volgt.

De uitleg die de NMa geeft aan de bestaande wet- en regelgeving, sluit
aan bij de door de Minister ingeslagen weg richting congestiemanagement.
De Minister heeft voor ogen, zo blijkt reeds uit meergenoemde brief van
20 december 2007, dat alle aanvragers direct worden aangesloten en er
bij optredende congestie wordt teruggeregeld. De middelen die bij
optredende congestie kunnen worden ingezet, zullen steeds beter worden.
Thans staan de middelen van paragraaf 5.1.1 van de Netcode hiertoe ter
beschikking. Uiteindelijk wordt het systeem van congestiemanagement
ingevuld via de wet voorrang duurzaam en de op grond daarvan vast te
stellen nadere regels. Alhoewel de beoogde wijziging van de Regeling en
de daarop volgende aanpassing van de Netcode zijn bedoeld als tussenstap
naar deze eindsituatie, blijven de middelen om een effectievere
benutting van de beschikbare transportcapaciteit te bereiken ook in deze
eindsituatie relevant.

De middelen ter beheersing van congestie zullen aldus steeds beter
worden. Dit neemt niet weg, dat de kerngedachte van de diverse
beheerssystemen overeenkomt. Deze is hierin gelegen, dat aanvragers in
beginsel toegang krijgen tot het net. Dat komt de marktwerking ten
goede. Bij optredende congestie worden door de netbeheerder(s)
maatregelen getroffen. Van belang is dat deze maatregelen in potentie
iedere aangeslotene kunnen raken. Ook in deze zin is het systeem
non-discriminatoir.

Met dit laatste is een belangrijk onderscheid met de andere genoemde
ontwikkeling, te weten het runback-scenario, aan het licht gekomen. Deze
variant, waarbij ontheffing zou worden verleend om aan bepaalde partijen
capaciteit onder beperkende voorwaarden aan te bieden, is om tweeƫrlei
reden discriminatoir. In de eerste plaats wordt de capaciteit slechts
aan bepaalde partijen vergeven. Hierbij ligt het voor de hand dat
partijen met een grote capaciteit - vanwege de doorlooptijden van
dergelijke grote projecten - op een eerder moment een verzoek om
capaciteit zullen indienen dan partijen met een relatief kleine
aansluiting. Hierdoor wordt deze kleinere partijen de toegang tot het
net de facto onthouden, terwijl zij juist eerder fysiek gebruik zullen
willen maken van deze capaciteit. In de tweede plaats zou runback als
discriminatoir kunnen worden aangemerkt, omdat partijen met een
runback-contract in geval van gedwongen afregelen geen vergoeding
ontvangen en dus zelf de kosten dragen. Dit in tegenstelling tot de
systematiek van paragraaf 5.1.1 Netcode inzake het inbieden van
afregelvermogen. Hierbij ontvangt een partij die gedwongen wordt
afgeregeld wƩl een vergoeding en worden de kosten van het systeem
gesocialiseerd. 

 

De in dit document neergelegde visie gaat er vanuit dat de netbeheerder
aan alle verzoekers gelijke rechten op transport verleent. Het
runback-scenario maakt in beginsel minimaal de voor onderhoudssituaties
gereserveerde capaciteit als extra transportcapaciteit beschikbaar. Deze
capaciteit komt dan beschikbaar voor de aanvragers van een
runback-contract. De NMa is echter van oordeel dat de netbeheerders door
middel van een efficiƫnte inzet van de capaciteit, met gebruikmaking
van de in de technische voorwaarden omschreven middelen, zo veel
mogelijk transport voor Ɣlle (potentiƫle) aangeslotenen - en dus niet
uitsluitend voor partijen met een runback-contract - dienen mogelijk te
maken  Dit systeem heeft dus, in tegenstelling tot het runback-scenario,
tot gevolg dat aan alle partijen in beginsel gelijke rechten en plichten
toekomen. Alle partijen dienen toegang te krijgen tot het net, totdat
het punt is bereikt waarop het net ook met inzet van de beschikbare
middelen in de bedrijfsvoering niet meer binnen de gestelde eisen kan
worden bedreven. Daarnaast kunnen de maatregelen die een netbeheerder
bij optredende congestie dient te treffen in beginsel evenzeer alle
aangeslotenen treffen. Aldus sluit de in dit document uiteengezette
systematiek beter aan bij het uit de E-wet voortvloeiende uitgangspunt
van non-discriminatie.  

Gelet op het voorgaande acht de NMa het geven van een ontheffing om het
runback-scenario mogelijk te maken niet langer opportuun. Gebleken is
dat er geen sprake is van een individueel geval, maar dat de
schaarsteproblematiek een meer structureel karakter kent. Een ontheffing
is daarom naar het oordeel van de NMa niet het geƫigende middel om dit
op te lossen. Voorts is het runback-scenario in de ogen van de NMa niet
goed verenigbaar met de uitgangspunten van wet- en regelgeving, in het
bijzonder het beginsel van non-discriminatie.

V.	Conclusies

In het voorafgaande is de visie van de NMa met betrekking tot de
schaarsteproblematiek uiteengezet. Deze visie is gebaseerd op een
interpretatie van de huidige wet- en regelgeving die gelet op de
ontstane marktsituatie aangewezen is, en sluit tevens aan bij de door de
Minister uitgezette beleidslijn, waaronder de voorgehangen Regeling.
Hierbij zij benadrukt dat de NMa een wijziging van de Regeling zeer
gewenst acht met het oog op een efficiƫntere benutting van de bestaande
transportcapaciteit.

Het onderhavige Visiedocument zal voor de NMa richtinggevend zijn bij de
beoordeling van concrete situaties. De NMa zal er tot slot,
overeenkomstig haar wettelijke bevoegdheden, op toezien dat alle
partijen aan hun verplichtingen voldoen, teneinde de toewijzing van
capaciteit zo efficiƫnt mogelijk te doen plaatsvinden. 

     

 TK 2002-2003, 28174, nr.43, p.2.

 TK 2007-2008, 29023, nr. 45.

 TK 2007-2008, 29023, nr. 56.

 TK 2008-2009, 29023, nr. 63.

 Deze maatwerkoplossing voor het Westland is inmiddels verwezenlijkt.

 TK 2008-2009, 29023, nr. 63.

 TK 2008-2009, 29023, nr. 64.

 TK 2008-2009, 29023, nr. 65.

 Deze paragrafen behandelen respectievelijk de tariefstructuren en
voorwaarden en de tarieven en boekhouding van de netbeheerders.

 Deze aangeslotenen zullen in het algemeen aangesloten zijn op netten
van 110kV en hoger

 Deze artikelen in de Netcode bestonden reeds voordat het twaalfde lid
van artikel 31 E-wet werd geĆÆntroduceerd.

 De eisen voor spanningskwaliteit gelden zoals genoemd in de Netcode.
Voor het  overige geldt de Europese norm NEN-EN 50160 als eis.

 Voor aangeslotenen met een vermogen gelijk aan of minder dan 60 MW
geldt op grond van artikel 5.1.1.1.a.2 dat zij op vrijwillige basis
mogen aanbieden.

 Zie de bijlage bij TK 2008-2009, 29023, nr. 65.

Visiedocument transportschaarste januari 2009

 PAGE    

 PAGE   15