[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 zoekmachine] [wat is dit?]

Verslag

Bijlage

Nummer: 2009D04095, datum: 2009-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document, link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de informele JBZ-Raad, 15-16 januari 2009 (2009D04094)

Preview document (🔗 origineel)


Verslag van de informele bijeenkomst van de ministers van Justitie en
Binnenlandse Zaken, 15 en 16 januari 2009 te Praag – Tsjechië 

1.	Moderne (informatie) technologie en veiligheid

Commissaris Barrot lichtte toe dat er veel vooruitgang is geboekt op het
gebied van informatie-uitwisseling en dat nu de aandacht zal moeten
worden gericht op de implementatie van deze instrumenten. Er zal een
strategie in Europees verband ontwikkeld worden voor
informatie-uitwisseling en daarnaast zal er gekeken moeten worden welke
systemen er al bestaan. De Commissie vindt het niet wenselijk om een
nieuwe deskundigengroep op te richten; de Ad hoc groep
“Informatie-uitwisseling” zal deze strategie kunnen ontwikkelen.

De voorzitter stelde dat het tijd is om een inventarisatie van de
huidige stand van zaken met betrekking tot informatie-uitwisseling te
maken. Hierbij dient te worden uitgegaan van de drie kernwaarden:
veiligheid, privacy en mobiliteit. 

Minister Ter Horst gaf aan een voorstander te zijn van een praktische
aanpak, zodat er niet alleen gezamenlijk een visie/strategie wordt
ontwikkeld, maar ook samen opgetrokken wordt bij de implementatie. Zo
kunnen moeilijkheden bij de implementatie, zoals die naar voren kwamen
bij de implementatie van het verdrag van Prüm, in de toekomst voorkomen
worden. De minister gaf aan het belangrijk te vinden om te
inventariseren wat er bestaat; hierbij zouden niet alleen de Europese
instrumenten, maar ook de bilaterale instrumenten meegenomen moeten
worden. Minister Ter Horst deelde tevens mede dat er in Nederland bij de
politiekorpsen een inventarisatie heeft plaatsgevonden om uit te vinden
aan welke informatie uit het buitenland de politie behoefte heeft. Deze
behoefte-inventarisatie gaf de minister als suggestie mee voor andere
landen. Zij gaf voorts aan dat de resultaten van de Nederlandse
commissie die de balans tussen privacy en veiligheid bestudeert ter
beschikking worden gesteld aan de andere lidstaten. Verder ondersteunde
de minister de opmerking van de Commissie dat de ontwikkeling van een
visie/strategie en het uitvoeren van een inventarisatie door de Ad hoc
groep EU informatie-uitwisseling opgepakt moeten worden. Zweden steunde
Nederland in de praktische aanpak en het idee om vanuit de behoefte te
kijken wat er nodig is. Commissaris Barrot onderschreef ook deze
inventarisatie van de informatiebehoefte en gaf verder aan het
belangrijk te vinden om terug te kijken op wat er is bereikt onder het
Haags programma.

In de overige interventies van de lidstaten werd onder meer benadrukt
het belang om deskundigen van de landen en Europol bij de ontwikkeling
van criteria voor nieuwe instrumenten en systemen te betrekken. 

2.	Gebruik van moderne technologieën op het gebied van grenscontrole,
migratie en asiel

Onder dit agendapunt is door de Raad gesproken over de uitbreiding en
verdere ontwikkeling van de huidige technologieën op het gebied van
grenscontrole, migratiebeheer en asielbeleid. In de discussie kwamen
onder andere de vragen aan bod of biometrie uit paspoorten kan worden
gebruikt voor de controle van de buitengrenzen en of het wenselijk is om
het EURODAC systeem met vingerafdrukken van asielzoekers ook te
gebruiken voor de bestrijding van illegale immigratie, evenals voor dit
laatste het nieuwe systeem van statistieken. Tevens kwamen de recente
voorstellen van de Europese Commissie voor een effectieve en
doeltreffende toepassing van nieuwe technologieën bij een geïntegreerd
grensbeheer aan de orde.

Er bleek brede steun bij de lidstaten te bestaan voor de richting van de
voorstellen van de Commissie die op dit moment nader worden uitgewerkt.
De lidstaten ondersteunden dat nieuwe technologieën, zoals biometrische
identificatiemiddelen en gegevens, gebruikt moeten worden om de huidige
uitdagingen op het gebied van een geïntegreerd beheer van de
buitengrenzen alsmede ongewenste migratie, effectief aan te pakken. 

In dit verband werd ten aanzien van biometrie in reisdocumenten gesteld
dat dit uiteindelijk zou moeten kunnen leiden tot automatische
grenspassage voor EU-onderdanen, waardoor de mobiliteit van deze groep
wordt verbeterd en gefaciliteerd. Door differentiatie in de
passagiersstromen kan de focus van de grenscontrole met name worden
gelegd op die passagiers met een hoger risico. Bepaalde groepen
onderdanen van derde landen, waarvan de biometrische kenmerken zijn
opgenomen in reisdocumenten en die aan bepaalde criteria voldoen, zouden
ook gebruik kunnen maken van de mogelijkheden van de automatische
grenspassage. 

Ten aanzien van de wenselijkheid van het gebruik van het EURODAC systeem
en het nieuwe systeem van statistieken in de strijd tegen de illegale
immigratie, werd gesteld dat de primaire taak van EURODAC de toepassing
van de Dublin-verordening is en blijft, maar dat er geen bezwaar is om
de gegevens op het gebied van vingerafdrukken en andere statistische
informatie te gebruiken voor analyses die bijdragen aan de strijd tegen
illegale immigratie.

De Commissie benadrukte in de daaropvolgende discussie over toekomstige
IT-systemen dat de ervaringen uit het verleden leren dat er eerst een
afgerond en definitief Europees wettelijk kader moet zijn, alvorens een
aanvang wordt gemaakt met de ontwikkeling van nieuwe 

IT-systemen. In dit verband werd het belang onderstreept van het
binnenkort te verschijnen voorstel van de Commissie voor een
IT-agentschap om zo de nodige specialistische kennis te garanderen en om
zodoende de betrokkenheid van de lidstaten te waarborgen.

Staatssecretaris Albayrak gaf aan de gekozen analyse en insteek van het
voorzitterschap dat er meer orde moet worden geschapen in de veelheid
aan initiatieven, projecten en verantwoordelijkheden die thans het
Europese landschap van informatietechnologie kenmerkt, te
onderschrijven. Zij bracht in dit verband naar voren de wenselijkheid om
met de EU-grenslanden (Oekraïne,Turkije) samen te werken met betrekking
tot biometrie en een meer systematische controle op EU-documenten, waar
men de EU (buitengrenzen) mee binnenkomt.

3. 	Internationale bescherming van het kind

Gedurende de lunch stelde de Tsjechische Minister van Binnenlandse Zaken
de verbetering van de internationale bescherming van kinderen aan de
orde. Hij presenteerde een initiatief tot een website voor onderlinge
informatie over de nationale waarschuwingssystemen bij vermissing van
kinderen en kreeg hiervoor algemene steun. De ministers kwamen overeen
dat het SIS beter gebruikt moet worden voor de opsporing van vermiste
kinderen en dat de politie-samenwerking tegen illegale content op
internet en misdaden tegen kinderen via internet moet worden
geïntensiveerd. Minister Hirsch Ballin gaf steun aan de wens die door
de voorzitter naar voren was gebracht, om beter samen te werken ter
bescherming van kinderen. Voorts meldde Minister Hirsch Ballin dat
Nederland het “Amber Alert” heeft ingevoerd, mede naar aanleiding
van het Franse initiatief. Nederland vindt het belangrijk dat er wanneer
nodig snel kan worden gereageerd, ook over de grens. Minister Hirsch
Ballin onderstreepte voorts het belang van bestrijding van
kinderpornografie en wees op de Nederlandse aanpak hiervan: sluiting van
websites via samenwerking met de internetproviders en opsporing via
betalingsgegevens.

4.	SIS II

Commissaris Barrot gaf de stand van zaken weer betreffende de
ontwikkeling van SIS II. Er zijn nog steeds problemen voornamelijk met
de verbinding tussen het centrale systeem en de nationale systemen. Het
aantal problemen wordt wel minder, maar het systeem werkt nog niet naar
tevredenheid. Samen met de deskundigen van de lidstaten en consultants
worden nu analyses opgesteld en de problemen aangepakt. De resultaten
van de analyse zijn pas begin april beschikbaar; daarom is het niet
mogelijk om tijdens de bijeenkomst van de Raad van 

6 en 7 april a.s. al een definitieve beslissing te nemen over het
gebruik van SIS II of een alternatief.

De voorzitter gaf aan dat het belangrijk is om naast de verdere
ontwikkeling van SIS II te werken aan alternatieve scenario’s, zodat
er een goede basis is voor een discussie en een definitieve keuze. De
problemen met SIS II zullen gedetailleerd opgenomen moeten worden in een
reparatieplan. Hierbij is een grote rol weggelegd voor de lidstaten. 

De algemene tendens in de interventies van de lidstaten was dat er aan
de problemen van 

SIS II gewerkt moet worden, maar dat ook de alternatieve scenario’s
verder uitgewerkt dienen te worden. Er is al een goed alternatief,
namelijk SIS one4all. Wat betreft de managementstructuur bestond er geen
wens een nieuwe groep op te richten; de deskundigen van de lidstaten
zullen nog nauwer betrokken moeten worden.

Minister Ter Horst gaf aan dat er zo snel mogelijk een beslissing zal
moeten worden genomen en dat de keuze niet is tussen wel of niet SIS II,
maar dat er gekozen zal worden tussen SIS II of een alternatief. Verder
merkte zij op dat het goed zou zijn als de Commissie ook bijdraagt aan
de ontwikkeling van de alternatieve scenario’s. Het is van belang dat
er volledige transparantie is en dat er als team samen opgetrokken
wordt. 

Voor de Raad van februari zal de voorzitter met nieuwe conclusies komen.
Mogelijk zal er in het voorjaar nog een extra bijeenkomst van de Raad,
in het bijzonder voor SIS II, plaatsvinden. 

5.	Bestrijding van drugs

Dit onderwerp werd niet besproken. Het zal mogelijk op de agenda van een
volgende bijeenkomst van de Raad terugkeren.

6.	Beginsel van wederzijdse erkenning in strafzaken

Er bleek brede overeenstemming over het blijvende belang van het
beginsel van wederzijdse erkenning als hoeksteen van de samenwerking op
het gebied van het strafrecht (en civielrecht). Minister Hirsch Ballin
pleitte in dit verband voor een benadering vanuit de praktijkbehoefte
van officieren en onderzoeksrechters en met name voor regelingen voor
het horen van verdachten en getuigen onder andere door middel van
videoconferentie voor huiszoeking en inbeslagneming en voor de
procedurele rechten die voor de balans moeten zorgen.

Het op dit beginsel gebaseerde Europees Aanhoudingsbevel (EAB) werd
algemeen als een succes gezien. Over de andere instrumenten waren de
meningen verdeeld. De meeste lidstaten benadrukten het belang van de
implementatie in de praktijk. Evaluatie werd in dit verband door bijna
alle ministers essentieel gevonden. 

Ook waren er veel verwijzingen naar wederzijds vertrouwen dat op
verschillende manieren kan worden versterkt. In de eerste plaats met
wetgeving, door een instrument voor procedurele rechten. Hiervoor
verwees de Tsjechische voorzitter naar komende voorzitterschappen.
Daarnaast met niet-legislatieve middelen, zoals verbetering van
informatie-uitwisseling tussen magistraten en andere betrokkenen,
opleiding en training en het door Nederland ingebrachte initiatief tot
monitoring van de juridische systemen van de lidstaten. Minister Hirsch
Ballin benadrukte dat een nieuw in te stellen mechanisme moet
voortbouwen op bestaande evaluatiesystemen, deze moet verbeteren en
aanvullen en moet uitmonden in aanbevelingen en follow-up. Het
mechanisme moet zien op zowel de praktijk van de waarborging van
individuele rechten, als ook de effectiviteit van de juridische systemen
van de lidstaten. Nederland kreeg bijval van verschillende lidstaten en
de voorzitter en de Commissie gaven aan dit initiatief graag verder te
ontwikkelen. 

7.	De toekomst van de justitiële samenwerking op het gebied van het
familie- en erfrecht 

De meeste lidstaten spraken zich uit voor een EU instrument op het
gebied van het erfrecht. Wel zag men veel haken en ogen. Een enkele
minister benadrukte dat dit instrument geen materieelrechtelijke
bepalingen moet bevatten. Commissaris Barrot bevestigde dit ook niet van
plan te zijn.  

Als gebieden waarop nieuwe EU regelgeving overwogen zou moeten worden,
werden genoemd huwelijksvermogensrecht, kinderbescherming en adoptie.
Veel landen toonden echter geen behoefte te hebben aan nieuwe EU
regelgeving op het gebied van het internationaal familierecht. 

Bijna alle sprekers gingen in op de wenselijkheid van versterkte
samenwerking (= met een beperkte groep van lidstaten) bij de verordening
Rome III (toepasselijk recht bij echtscheidingen). De meeste ministers
die het woord voerden, gaven aan weinig heil te zien in versterkte
samenwerking voor Rome III. Daarbij merkten enkelen op dat het
familierecht nu juist een terrein is waar samenwerking met minder dan 27
lidstaten geen goede optie is, anderen wilden versterkte samenwerking op
dit gebied niet uitsluiten, maar benadrukten dat de groep van
deelnemende landen dan wel belangrijk groter moet zijn dan het minimum
van 8 lidstaten. Weer andere landen hielden vast aan hun wens tot
versterkte samenwerking.

Minister Hirsch Ballin benadrukte dat voor Rome III er nog mogelijkheden
zijn om consensus te bereiken op basis van het eerdere Franse
compromisvoorstel.  De voorzitter concludeerde dat er 10 landen zijn die
een versterkte samenwerking voor Rome III willen starten terwijl het
minimum 8 is. Commissaris Barrot gaf aan zich over de kwestie te
beraden.

	

8.	E-Justice

De Tsjechische voorzitter gaf aan videoconferencing te stimuleren en
faciliteren. De meeste landen beaamden dat videoconferencing een
doeltreffend middel is om grensoverschrijdende rechtszaken te versnellen
met minder kosten. De voorzitter stelde voor om een handboek op te
stellen met een lijst van landen en locaties waar videoconferencing kan
plaatsvinden.   

Minister Hirsch Ballin steunde het Tsjechische initiatief en benadrukte
evenals de Commissie dat EU-regelgeving niet nodig is. Voorts
onderstreepte Minister Hirsch Ballin dat een en ander moet passen binnen
de nationale regels van straf- en civiel procesrecht. Hij riep verder op
hierbij ook de kandidaat-lidstaten, waaronder Turkije, te betrekken die
immers, met inachtneming van hun en onze procedureregels, in de
samenwerking voor videoconferencing betrokken kunnen worden. Hierop kwam
een positieve reactie van de Turkse Minister van Justitie.

	

In de marge van de bijeenkomst van de Raad;

- Benelux-overleg over het Stockholmprogramma 

In de marge van de bijeenkomst van de Raad hebben de terzake bevoegde
Benelux-bewindslieden gesproken over een Benelux-memorandum met
betrekking tot asiel- en immigratie en een memorandum met onderwerpen
die voor België op het terrein van binnenlandse zaken liggen (in
Nederland Justitie en Binnenlandse Zaken), met aandachtspunten voor de
Commissie bij het opstellen van een voorstel voor een nieuw
meerjarenprogramma voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (het
zogenaamde Stockholmprogramma). Het eerste memorandum heeft betrekking
op: legale en illegale immigratie, terug-en overname, vrij verkeer en
asiel. Het memorandum “binnenlandse zaken” omvat de onderwerpen: het
versterken van de samenwerking tussen grensoverschrijdende
rechtshandhavingsautoriteiten, het optimaliseren van
informatie-uitwisseling tussen rechtshandhavingsautoriteiten en EU
informatiesystemen, terrorismebestrijding en civiele bescherming.
Daarbij wordt voortgebouwd op de inbreng van Nederland voor de Future
Groups.  

Beide documenten zullen op korte termijn namens de Benelux worden
aangeboden aan de Europese Commissie. 

 Zie bijlage bij brief 5549707/08/DEIA d.d. 17 juni 2008 van de Minister
van Justitie, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
en de Staatssecretaris van Justitie.

 PAGE   1 

 PAGE   3