[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [šŸ§‘mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2009D04225, datum: 2009-02-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Wijzigingen van het op 25 februari 1991 te Espoo totstandgekomen Verdrag inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband; Sofia, 27 februari 2001 en Cavtat, 4 juni 2004 (2009D04223)

Preview document (šŸ”— origineel)


Wijzigingen van het op 25 februari 1991 te Espoo totstandgekomen Verdrag
inzake milieu-effectrapportage in grensoverschrijdend verband; Sofia, 27
februari 2001 en Cavtat, 4 juni 2004 (Trb. 2005, 186 en Trb. 2008, 179) 

Toelichtende nota

I Algemeen

1. Inleiding

Het Koninkrijk der Nederlanden is sinds medio 1997 voor Nederland partij
bij het op 25 februari 1991 te Espoo totstandgekomen Verdrag inzake
milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband (Trb. 1991, 104).
Dit verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde
Naties (ECE/VN) ziet erop toe dat voor activiteiten met mogelijk
belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieugevolgen een
milieueffectrapportage wordt uitgevoerd en dat het land waarin een
dergelijke activiteit zal plaatsvinden het mogelijk benadeelde land
informeert (autoriteiten en publiek) en de mogelijkheid biedt tot
overleg (consultatie). Het komt erop neer dat wordt gehandeld alsof er
geen grens bestaat. Ook de belangen van de betrokkenen aan de andere
kant van de grens moeten worden meegenomen in de besluitvorming. Het
Verdrag van Espoo is ook door de Europese Unie ondertekend en
geratificeerd.

2. Wijzigingen van het Verdrag van Espoo

Het Verdrag van Espoo is tweemaal gewijzigd. Het betreft Decision II/14,
Amendment to the Espoo Convention (Besluit II/14 van 27 februari 2001
tot wijziging van het Espoo-verdrag) en Decision III/7, Second amendment
to the Espoo Convention (Besluit III/7 van 4 juni 2004 tot wijziging van
het Espoo-verdrag) (Trb. 2005, 186).

Eerste wijziging

Tijdens hun tweede vergadering in 2001 hebben de partijen Besluit II/14
betreffende een wijziging van het Verdrag van Espoo goedgekeurd. De
wijziging breidt de definitie van het begrip ā€œpubliekā€ van artikel
1, onder x), van het Verdrag uit om te verduidelijken dat ook het
maatschappelijk middenveld, en met name niet-gouvernementele
organisaties, behoren tot het publiek dat aan procedures uit hoofde van
het Verdrag mag deelnemen. Voorts staat het Verdrag door de wijziging
voortaan open voor toetreding van landen die geen lid van de ECE zijn,
voor zover de vergadering van de partijen daarmee instemt. Zowel de
uitbreiding van de werkingssfeer van het begrip ā€œpubliekā€ als het
openen van het Verdrag voor staten buiten de ECE/VN-regio zijn zeer
belangrijk om het publiek voor milieuvraagstukken te sensibiliseren en
een ruimere tenuitvoerlegging en handhaving van de milieuregelgeving te
bevorderen. 

Tweede wijziging

Tijdens hun derde vergadering in 2004 hebben de partijen bij Besluit
III/7 een tweede wijziging van het Verdrag van Espoo goedgekeurd. Door
deze wijziging kunnen de mogelijk benadeelde partijen deelnemen aan de
afbakening van het beoordelingsgebied (ā€œscopingā€), wordt de lijst
van activiteiten in aanhangsel I (lijst vanĀ activiteiten waarvoor
altijd een milieueffectrapportage gemaakt moet worden) bij het Verdrag 
herzien en worden institutionele kwesties in het kader van het Verdrag
geregeld (bijvoorbeeld toetsing van de naleving, bevoegdheid van de
vergadering van de partijen en inwerkingtreding van de wijzigingen).

3. Implementatie van de wijzigingen

De Nederlandse wetgeving inzake milieueffectrapportages is reeds in
overeenstemming met bovenstaande wijzigingen. De wijzigingen behoeven
derhalve niet omgezet te worden in Nederlandse wetgeving. 

4. Kosten en baten

Omdat Nederland geen nieuwe verplichtingen aangaat is er geen reden om
een kosten-baten- analyse te verrichten.

5. Koninkrijkspositie

De wijzigingen van het Verdrag zullen evenals het Verdrag zelf alleen
voor Nederland gelden.

II Artikelsgewijs

Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)

In onderdeel 10 wordt de definitie van het begrip ā€œhet publiekā€, dat
thans wordt omschreven  als een of meer natuurlijke personen of
rechtspersonen, uitgebreid. Onder de nieuwe definitie wordt onder ā€œhet
publiekā€ verstaan natuurlijke en rechtspersonen en, overeenkomstig de
nationale regelgeving of nationale gebruiken, hun associaties,
verenigingen of groepen. Het doel van de wijziging is om duidelijk te
maken dat de participatie van burgers mede omvat de maatschappelijke
organisaties waar zij deel van uitmaken, in het bijzonder
niet-gouvernementele organisaties.

Artikel 2 (Algemene bepalingen)

Aan dit artikel wordt een nieuw elfde lid toegevoegd. Op grond van het
nieuwe lid dient de partij van herkomst die voornemens is een nationale
procedure uit te voeren ten einde de inhoud van een
milieu-effectrapportage vast te stellen de mogelijk benadeelde partij,
voor zover mogelijk, de gelegenheid te bieden deel te nemen aan deze
procedure.

Artikel 8 (Bilaterale en multilaterale samenwerking)

Het huidige artikel 8 biedt partijen de mogelijkheid hun verplichtingen
krachtens het Verdrag na te komen via bestaande of nieuwe bilaterale en
multilaterale verdragen of andere regelingen. Met de wijziging wordt
deze mogelijkheid uitgebreid tot de verplichtingen voortvloeiende uit de
protocollen behorende bij het Verdrag.

Artikel 11 (Vergaderingen van de partijen)

De tekst in het tweede lid, onder c, wordt vervangen door een nieuwe
tekst inhoudende dat de partijen de uitvoering van het Verdrag
voortdurend toetsen en zich verbinden tot het gebruikmaken van de
diensten van en samenwerken met bevoegde instanties die beschikken over
de expertise die noodzakelijk is voor het verwezenlijken van de
doelstellingen van het Verdrag.

Aan het tweede lid worden nieuwe onderdelen g en h toegevoegd. Onderdeel
g bepaalt dat de partijen zich verbinden tot het, waar nodig,
voorbereiden van protocollen bij het Verdrag. Op grond van het nieuwe
onderdeel h verplichten de partijen zich tot het installeren van die
uitvoerende instanties die zij nodig achten voor de uitvoering van het
Verdrag.

Artikel 14 (Wijziging van het Verdrag)

Op grond van het vierde lid worden wijzigingen van het Verdrag die
overeenkomstig het derde lid worden aangenomen door de depositaris aan
alle partijen voorgelegd ter bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding.
Thans geldt dat deze wijzigingen in werking treden ten aanzien van
partijen die deze hebben bekrachtigd, goedgekeurd of aanvaard op de
negentigste dag nadat de depositaris van ten minste drie vierde van die
partijen een kennisgeving van bekrachtiging, goedkeuring of aanvaarding
heeft ontvangen.

Met de wijziging wordt deze bepaling aangaande de inwerkingtreding van
de wijzigingen  vervangen door een nieuwe bepaling inhoudende dat de
wijzigingen in werking treden voor partijen die deze hebben bekrachtigd,
goedgekeurd of aanvaard op de negentigste dag nadat de depositaris een
kennisgeving heeft ontvangen van hun bekrachtiging, goedkeuring of
aanvaarding door ten minste drie vierde van het aantal partijen ten
tijde van de aanname van de wijzigingen.

Artikel 14 bis (Toetsing van de naleving)

Er wordt een nieuw artikel 14 bis aan het Verdrag toegevoegd aangaande
de toetsing van de naleving van het Verdrag en de protocollen door de
partijen.

In het eerste lid wordt bepaald dat de partijen de toetsing van de
naleving van het Verdrag zullen verrichten op basis van een procedure
die uitgaat van een niet-conflictmodel en die ondersteunend van aard is.
De procedure wordt vastgesteld door de vergadering van de partijen. De
toetsing geschiedt aan de hand van de periodieke rapportages van de
partijen, maar beperkt zich niet tot deze rapportages. De vergadering
van de partijen neemt een nader besluit aangaande de frequentie en de
inhoud van de rapportages.

Het tweede lid verklaart de bepalingen van het eerste lid mede van
toepassing op protocollen die op grond van het Verdrag zijn vastgesteld.

Artikel 17 (Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring en toetreding)

Aan dit artikel wordt een nieuw derde lid toegevoegd dat bepaalt dat
staten die lid zijn van de Verenigde Naties, maar niet vermeld staan in
het tweede lid van dit artikel, na goedkeuring door de vergadering van
de partijen mogen toetreden tot het Verdrag. Een verzoek tot toetreding
wordt door de vergadering van de partijen in behandeling genomen pas
nadat dit nieuwe lid in werking is getreden voor alle staten en
organisaties die op 27 februari 2001 partij waren bij het Verdrag.

Het nieuwe zevende lid bepaalt dat de bekrachtiging, aanvaarding of
goedkeuring van het Verdrag door een staat of organisatie mede inhoudt
de bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van de wijziging van het
Verdrag overeenkomstig Besluit II/14.

Aanhangsels

Aanhangsel I bij het Verdrag (Lijst van activiteiten) wordt vervangen
door het aanhangsel bij Besluit III/7.

Aan aanhangsel VI wordt een nieuw derde lid toegevoegd inhoudende dat
het eerste en tweede lid van aanhangsel VI met de nodige veranderingen
van toepassing zijn op alle protocollen bij het Verdrag.

Deze en toekomstige wijzigingen van de Aanhangsels behoeven evenals die
van het Verdrag zelf de parlementaire goedkeuring, zoals vermeld in de
toelichtende nota bij het Verdrag (Kamerstukken II 1992/93, 22 883 (R
1453).

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid jo vierde lid,
onder b, van de Wet op de Raad van State).