[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Buitenlandse Betrekkingen Presentatie POK

Bijlage

Nummer: 2009D04895, datum: 2009-02-05, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: SLOTVERKLARING PARLEMENTAIR OVERLEG KONINKRIJKSRELATIES (2009D00945)

Preview document (🔗 origineel)


Buitenlandse Betrekkingen

Presentatie POK

mr. Agustin Vrolijk, Directeur DBB-Aruba

Januari 6, 2009

Inleiding

Wat behoort niet tot buitenlandse betrekkingen van een eiland dat midden
in de zee ligt en omringd is door landen waartoe zij staatkundig niet
behoord? 

Het is moeilijk situaties te bedenken dat interne aangelegenheden niet
aan buitenlandse invloeden onderhevig zijn in deze globaliserende
stroming vooral gezien het land een open economie heeft. 

‘sLands buitenlands beleid of het beleid betreffende internationale
relaties is een samenstel van doeleinden die aangeven hoe een land in
haar omgang met andere landen en met niet- gouvernementele organisaties
zal acteren op economisch, politiek, sociaal en militair gebied. 

Er is een continue evaluatie om de voordelen van internationale
samenwerking te vergroten. Buitenlands beleid wordt mede opgesteld om de
nationale belangen, nationale veiligheid en ideologische doeleinden en
de economische welvaart te beschermen. 

Het opstellen van het buitenlands beleid is een prerogatief van het
hoofd van de regering en de Minister van Buitenlandse Zaken. Dit
buitenlands beleid staat onder invloed van een verscheidenheid van
aspecten zoals globalisatie, soevereiniteit, milieu, economische
ontwikkeling, terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit, veiligheid
en mensenrechten.

Hier op Aruba is de Directie Buitenlandse Betrekkingen belast met het
coördineren, adviseren en ondersteunen van het algemene
regeringsbeleid, het zorgdragen voor de externe communicatie betreffende
het regeringsbeleid in het algemeen, het ontwikkelen, integreren en
operationaliseren van de buitenlandse belangenbehartiging van Aruba en
het zorgdragen voor die onderdelen van het buitenlands beleid die van
bijzondere betekenis zijn voor de respectievelijke rijksdelen.

Artikel 3 van het Statuut noemt de koninkrijksaangelegenheden op. De
Raad van Ministers van het Koninkrijk met de Nederlandse Premier als
voorzitter waar ook het Nederlandse kabinet en de GevMins van de
Nederlandse Antillen en Aruba zitting hebben vormen de
koninkrijksregering; maar er is geen koninkrijksregeerprogramma, geen
koninkrijks-parlement en zelfs geen koninkrijksvlag. 

Het Statuut kwam tot stand met het wereldbeeld van het midden van de
twintigste eeuw voor ogen. In de internationale politiek stonden de
dekolonisatie en spanning tussen Oost en West centraal. De tijden zijn
veranderd en gezien de toenemende globalisering krijgen alle
beleidsaangelegenheden (interne aangelegenheden) een internationale
dimensie, zoals economie, milieu, behandeling van gevangenen,
criminaliteit, rechten van de mens. 

De rijksregering in Den Haag wordt het aanspreekpunt voor deze
aangelegenheden, dus vele beleidsaangelegenheden zijn min of meer
koninkrijksaangelegenheden geworden. Niet het land Nederland, maar de
Statuutpartners, verenigd in het Koninkrijk hebben de gezamenlijke taak
de waarden te garanderen.

  

De Europese integratie is een belangrijke ontwikkeling in de relatie
Nederland en de partners van het Koninkrijk. Nederland is zowel gebonden
aan de Europese verdragen en regelgeving als aan het Statuut. Er zijn
bepaalde belangrijke Koninkrijksaangelegenheden die door het Europees
beleid als Europese aangelegenheden zijn geworden zoals de
besluitvorming op het gebied van buitenlands beleid en defensie.

 Het concordantiebeginsel (artikel 39 Statuut) vereist ook afstemming
van wetgeving van de drie landen op andere gebieden waarop de
Nederlandse wetgever gebonden is aan Brusselse regels, zoals
vennootschapsrecht, verzekeringsrecht. Hierdoor kunnen discrepanties
ontstaan die invloed kunnen hebben op de eenheid binnen het koninkrijk.

De buitenlandse betrekkingen van het Koninkrijk

Zoals eerder gesteld zijn de buitenlandse betrekkingen, ingevolge het
Statuut, aangelegenheid van het Koninkrijk. Waar zij de Nederlandse
Antillen en/of Aruba raken, worden zij, in overeenstemming met de
Statuutbepalingen, behartigd in samenwerking tussen de Rijksdelen.

Het buitenlandse beleid behoort tot de verantwoordelijkheid van de
Minister van Buitenlandse Zaken. De behandeling ervan in
Koninkrijksverband (coördinatie, overleg, etc.) met de Rijksdelen
geschiedt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De contacten lopen
rechtstreeks en de staatssecretaris voor Antilliaanse en Arubaanse Zaken
fungeert daarbij niet als tussenschakel.

De Gevolmachtigde Ministers in Den Haag treden vanzelfsprekend op als
gespreks- en overlegpartners van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
bij de behandeling van buitenlandse betrekkingen als
Koninkrijksaangelegenheid. Rechtstreekse contacten van het Ministerie
met de autoriteiten van de Rijksdelen vinden echter eveneens plaats,
zoals met Gouverneur, de Minister-president en de ambtenaren van de
Directies Buitenlandse Betrekkingen van Aruba en de Nederlandse
Antillen.

Lange tijd is een ontwikkeling gaande die erop is gericht enerzijds alle
rijksdelen optimaal te betrekken bij de behartiging der buitenlandse
betrekkingen in Koninkrijksverband en anderzijds hen een zo groot
mogelijke eigen armslag te geven op dit terrein. Vanzelfsprekend echter
dient in alle gevallen rekening te houden met de eenheid van het
Koninkrijksbeleid, de verantwoordelijkheid van de Minister van
Buitenlandse Zaken en de taak van de buitenlandse vertegenwoordigingen
van het Koninkrijk, en aan de internstatelijke regels en gebruiken. 

Uiteraard verdienen de belangen van Aruba en Antillen (straks Curaçao
en SXM) daarbij evenzeer de aandacht als die van Nederland. Bij
aangelegenheden op het gebied van de buitenlandse betrekkingen die
Aruba/de Nederlandse Antillen (mede) raken, vindt overleg plaats tussen
het Ministerie en de Gevolmachtigde Minister(s), dan wel rechtstreeks
tussen het Ministerie en de Regeringen der genoemde Rijksdelen, kan het
zijn via de DBBs. Waar nodig of gewenst, wordt de aangelegenheid in de
Rijksministerraad behandeld.

Verdragen

De artikelen 24 t/m 27 van het Statuut zijn hier van toepassing.

Het sluiten van verdragen is één van de vormen waarin internationale
samenwerking vorm gegeven wordt. Verdragen worden getekend en
geratificeerd door het Koninkrijk der Nederlanden. Weliswaar kan een
verdrag alleen voor bepaalde delen van het Koninkrijk gelden, maar het
Koninkrijk en niet de onderscheidende delen sluit verdragen. Dit is
anders met een Memorandum of Understanding (MOU) dat kan gesloten worden
tussen de Regering van Aruba en de Regering van een andere staat. Per
jaar sluit het 

Koninkrijk ongeveer 100 verdragen. Sommige van deze verdragen hebben
helemaal geen relevantie voor Aruba (ze raken ons niet in de zin van
artikel 11 van het Statuut). Bij andere verdragen, die bijvoorbeeld hoog
op de internationale politieke agenda staan (anti-terrorismeverdragen,
anti-corruptie/fraude verdragen) kan Aruba het zich niet veroorloven
geen partij te worden.

Hoewel het Koninkrijk verdragspartij is, besluiten de regeringen van de
Nederlandse Antillen en Aruba zelfstandig of zij partij willen worden
bij een verdrag. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Afdeling
Verdragen) coördineert voor het gehele Koninkrijk op wettelijke basis
de totstandkoming, parlementaire goedkeuring en bekendmaking van
verdragen. Zolang in de nationale wetgeving geen uitvoering gegeven kan
worden aan een verdrag, kan het niet tot Aruba uitgebreid worden.

In politiek Den Haag wil men steeds sneller een antwoord op de vraag of
Aruba medegelding wenst bij specifieke verdragen. Er is een groeiende
tendens om verdragen voor het gehele Koninkrijk te bekrachtigen, zeker
daar waar het internationaal belangrijke onderwerpen betreft zoals de
bestrijding van internationale criminaliteit, de bescherming van het
milieu en het waarborgen van de mensenrechten. Er is daarom een continue
en druk correspondentie- verkeer tussen de DBB en Den Haag voor wat
betreft de vele aspecten van een medegelding. 

Het partij worden bij een verdrag houdt ook in dat men aan de
internationale gemeenschap verantwoording moet afleggen over hoe men
uitvoering geeft aan het verdrag. Veel verdragen hebben dan ook een
rapportageverplichting. Dit betekent dat men periodiek aan
toezichthoudende organen van bijvoorbeeld de Verenigde Naties, Raad van
Europa, Organisation for Economic Co-operation and Development, moet
rapporteren over hoe men in nationaal beleid en wetgeving uitvoering
geeft aan de bepalingen van een bepaald verdrag. 

De Arubaanse Regering rapporteert periodiek aan de toezichthoudende
verdragscomités van de VN hoe zij uitvoering geeft aan deze verdragen
en de aanbevelingen van deze comités. 0ok zijn de jaarlijkse
rapportages van het State Department b.v. inzake het International
Narcotics Control Strategy Report (INCSR), de Traffick in Persons Report
en de rapportage in het kader van de Financial Action Task Force on
Money Laundering.

Internationale organisaties en zelfstandige activiteiten van de
Rijksdelen.

Op de voet van door het Koninkrijk aangegane internationale
overeenkomsten kunnen de Rijksdelen desgewenst als lid tot
volkenrechtelijke organisaties toetreden (art. 28 Statuut). Niet in alle
gevallen overigens is voor een eigen lidmaatschap, dan wel geassocieerd
lidmaatschap, waarnemerschap of dergelijke status, een formele
Koninkrijksovereenkomst vereist; dit zal afhangen van de eigen regels
van de organisatie in kwestie. Ter behoud van de eenheid is afstemming
met en instemming van het Koninkrijk in die gevallen nodig.Al naar
gelang kan zijdens het Koninkrijk of zijdens het desbetreffende
Rijksdeel zelf een evt. gewenste hoedanigheid als vorenbedoeld bij een
organisatie worden aangespannen.

Als voorbeeld kan worden genoemd het geassocieerd lidmaatschap van de
Economische Commissie (van de VN) voor Latijns-Amerika en de Caribische
regio (ECLAC), dat de Nederlandse Antillen sinds enige jaren bezitten,
de LGO status van de Antillen en Aruba met de EU, het geassocieerd
lidmaatschap van Aruba en de Nederlandse Antillen van de Association of
Caribbean States (ACS). 

Het is gebruikelijk dat aan bijeenkomsten van internationale
organisaties waarvan het koninkrijk lid is, een koninkrijksdelegatie
meedoet bestaande uit vertegenwoordigers van alle delen van het
koninkrijk. 

Van de andere kant gebeurt het ook dat de Minister President van de
Nederlandse Antillen of Aruba het hele koninkrijk vertegenwoordigt bij
president-inauguraties in de regio.

De Rijksdelen kunnen zelfstandig contact met het buitenland hebben of
missies naar het buitenland afvaardigen ter behartiging van zaken die in
de eigen autonome sfeer liggen; men denkt aan economische acquisitie,
culturele contacten, het bijwonen van vergaderingen van organisaties
waar de Rijksdelen een eigen status bij hebben, men denkt hierbij ook
aan luchtvaartonderhandelingen waar Aruba sinds 1986 zelfstandig haar
eigen overeenkomsten pleegt te onderhandelen.

Hoofdlijnen van het buitenlands beleid zijn onder meer:

1.	Internationale ontwikkelingen en samenwerking

2.	Eenheid van beleid binnen het Koninkrijk

3.         Buitenlands economisch beleid

4.	Bilaterale relaties binnen de regio

5.	Samenwerking internationale organisaties en Corps Consulair 

Ad 1. Internationale ontwikkelingen en samenwerking 

Het is belangrijk voor Aruba om ontwikkelingen in de regio en in
internationaal verband op de voet te blijven volgen. Dit zowel in
algemene zin, alsook ten aanzien van specifieke landen of ontwikkelingen
van invloed op de regio. Men zal moeten blijven deelnemen aan
internationale, regionale, bilaterale bijeenkomsten, om van deze
ontwikkelingen op de hoogte te blijven. Belangrijkste punten in het
buitenlands beleid van het koninkrijk zijn: 

Respect voor mensenrechten 

Het Koninkrijk heeft een goede reputatie op het gebied van handhaven en
garanderen van mensenrechten. Gestreefd wordt dat Aruba in ieder geval
in de positieve zin blijft bijdragen aan deze reputatie.

Strijd tegen terrorisme  

Voornamelijk voor landen die sterk afhankelijk zijn van toerisme is dit
van groot belang. Toerisme is een zeer gevoelige industrie en
terroristische daden zijn nog fris in het geheugen van de mensen, vooral
de meerderheid van de toeristen die naar Aruba komen. Aruba moet
meedraaien in het kader van internationale initiatieven op dit gebied.

Grensoverschrijdende criminaliteit en drugshandel

Er is door Aruba een indrukwekkend pakket aan wetgeving en
beleidsmaatregelen geïntroduceerd enige jaren geleden. Verder heeft
Aruba een goede verstandhouding met de Verenigde Staten op dit gebied,
maar dit onderwerp vergt constante aanpassing en actualisering.

Rampenbestrijding/ crisisbeheersing

Natuurrampen en politieke crises in de ons omringende landen kunnen niet
voorziene en moeilijk te controleren migratiestromen op gang brengen.
Nationale contengency-plannen moeten dan geactiveerd 

worden en een samenwerking met het buitenland in zulke gevallen is
natuurlijk geboden.

Ad 2. Eenheid van beleid binnen het Koninkrijk.

Er moet consistent gewerkt worden aan het totstandbrengen en
implementeren van een eenvormig buitenlands beleid binnen het
Koninkrijk. Dit neemt niet weg dat ten aanzien van bepaalde onderwerpen
bepaalde nuanceringen en accentueringen mogelijk zijn. Punten die
hieraan kunnen meewerken zijn:

•	Behouden van sterke en gezonde relatie tussen het ministerie van
Buitenlandse Zaken en DBBs (straks CUR en SXM); Tijdens het bezoek van
minister Maxime Verhagen aan Aruba in juli vorig jaar werd ondermeer
gesproken over de plannen van Buitenlandse Zaken  een nieuw
samenwerkingssysteem op te zetten in verband met de ontmanteling van de
Nederlandse Antillen. Buitenlandse Zaken wil namelijk steunpunten hier
in de Cariben voor het coördineren van de contacten met de 3 DBBs (AUA,
CUR en SXM). De regering van Aruba is geen voorstander van een steunpunt
noch liaison die op de DBBs komt te zittenen heeft andere voorstellen
gedaan voor een betere samenwerking, waaronder structurele overleggen
tussen de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister Presidenten
(AUA, CUR, SXM), directeuren DBBs en Adviseurskoninkrijkszaken (AK) en
andere beleidsmedewerkers. Ook zullen er mogelijkheden moeten bestaan
voor technische bijstand en stagelopen van beleidsmedewerkers op het
ministerie in Den Haag of op ambassades in de regio. Dit voorstel is dan
ook door de Minister President van Aruba in een brief aan minister
Verhagen gedaan.

•	Verstrekken van correcte en actuele informatie aan
Koninkrijksambassades, opdat zij niet alleen de Nederlandse
“boodschap”kunnen verkondigen, maar ook Arubaanse (en Antilliaanse)
belangen beter kunnen behartigen;

•	Regionale contacten consolideren en uitbouwen vooral in de regionale
organisaties en daar in toenemende mate voordeel uit halen;

•	Daar waar mogelijk (als geïnteresseerde en belanghebbende
Koninkrijkspartner) actiever bijdragen aan beleidsinitiatieven op
Koninkrijksniveau, vanuit de gedachte dat Aruba ook een bijdrage kan
leveren aan het consolideren van het imago van het Koninkrijk als een
sterke en gewaardeerde deelnemer in de internationale arena;

•	Op een creatieve wijze nieuwe mogelijkheden onderzoeken om de
relatie tussen de Europese Unie, de Verenigde Staten, Latijns Amerika en
het Caribisch gebied verder uit te bouwen, zonder dat hierbij een keuze
gemaakt hoeft te worden voor of ten gunste van een regio c.q. markt in
het bijzonder.

Ad 3. Buitenlands economisch beleid 

Aruba zet zich al jaren in voor het totstandbrengen van een
diversificatie van haar economie. Daartoe worden ook in het buitenland
geïnteresseerde investeerders aangetrokken. Deze initiatieven zouden
een integraal onderdeel moeten zijn van het buitenlands beleid, terwijl
anderzijds bij het uitbreiden van dit – in hoofdzaak economisch -
beleid, aspecten van buitenlands beleid meer benadrukt zouden moeten
worden en de hulp van de posten zeker ook gebruikt kunnen worden.

Ad 4. Bilaterale relaties binnen de regio

In aanvulling op internationale ontwikkelingen, het participeren in
multilateraal verband en het toetreden tot mondiale verdragen, bestaat
er een zekere interesse om met bepaalde landen hechtere banden aan te
gaan. Met elk deze landen dient een gericht beleid nagestreefd te worden
met een duidelijk plan en geregelde ontmoetingen dienen plaats te vinden
teneinde het doel te bereiken. Landen waarmee dit al het geval is,
danwel het belang van bilaterale relaties voorgestaan wordt, zijn de
Verenigde Staten, Braziliê, Venezuela, Colombia, Trinidad & Tobago,
Mexico, Panamá, Volksrepubliek China, Canada

Ad 5.  Internationale organisaties en buitenlandse vertegenwoordigers

Samenwerking met internationale organisaties en beter gebruik maken van
de contacten en deskundigheid van alhier gestationeerde consuls, kunnen
ook bijdragen aan het uitdragen van bepaalde “boodschappen” over het
beleid en de plannen van Aruba.

Recente ontwikkelingen in de Caribische regio

De Directie Westelijk Halfrond van het ministerie Buitenlandse Zaken
heeft een Caribische Nota opgesteld. Hoewel wij dit nog niet heeft mogen
ontvangen, heeft Aruba haar eigen kijk op de ontwikkelingen in de regio
en de invloed die deze op onze situatie zouden kunnen hebben.

De grootste uitdaging die de ontwikkelingslanden tegenkomen is de
noodzaak om hun deel in de wereldhandel te vergroten. Een grotere
participatie beïnvloedt positief de economische groei en kan leiden tot
duurzame ontwikkeling. Deze economische groei zal onze mensen een beter
bestaan geven en dit is belangrijk om armoede en de daarmee
samenhangende sociale problemen te bestrijden.

Voor de meeste landen in het Caribisch gebied is de economie gebaseerd
op handel in diensten en toerisme. Voor sommigen is landbouw van enige
betekenis maar de export heeft te lijden onder de beperkingen van de
Europese Unie. Voor wat betreft grondstoffen zijn deze landen ook niet
rijk. 

Drie aspecten die essentieel zijn voor een positieve economische
ontwikkeling zijn onder ander politieke stabiliteit, veiligheid en
transport. 

Politieke stabiliteit op nationaal nivo maar ook in de regio; politieke
of sociale onrust zal het moeilijk maken om investeerders en toeristen
aan te trekken. Negatieve ontwikkelingen in de economie zijn vruchtbare
grond voor de politieke en negatieve ontwikkelingen van andere aard die
onzekerheden kunnen brengen voor investeerders in het gebied.

Veiligheid in die zin van beschermen van je eigen mensen maar ook orde
en veiligheid voor de bezoekers. Zo ook heeft de zakenman
rechtsbescherming nodig voor zijn investeringen in geval van politieke
veranderingen. Helaas hebben de kleine landen een niet zo’n grote
budget om de kosten van orde en veiligheid te dragen; dit betekent dan
dat de regering andere ook belangrijke posten moet gaan kannibaliseren.

Handel in diensten en toerisme vereisen een betrouwbare en gedegen
transportinfrastructuur. De  bestaande transportmogelijkheden tussen de
Caribische eilanden is niet erg effectief en kan daardoor niet veel
bijdragen aan een duurzame ontwikkeling van het gebied.

De laatste ontwikkelingen zowel de financiële als de energie crisis
hebben opnieuw ons aandacht gevestigd op de noodzaak om samen te werken,
zeker ook op regionaal nivo. De Europese Unie is een goed voorbeeld van
samenwerking als blok en hoewel het Caribisch Gebied uit landen bestaat
met verschillende politieke status zijn de uitdagingen min of meer
hetzelfde. 

Vol verwachting kijken Latijns Amerika en het Caribisch gebied naar de
implementatie van het plan van de nieuwe Amerikaanse President “New
partnership for the Americas” dat drie belangrijke aspecten inhoudt:
Democracy, Security and Opportunity”.  

Als met dit plan een hechtere samenwerking wordt bereikt, kan tussen de
landen van de regio met meer enthousiasme gewerkt worden aan oplossingen
van de vele uitdagingen die de kleine landen hebben.

Voor Aruba zal zo’n samenwerking uit pragmatisch oogpunt bekeken
moeten worden.  

In het recente verleden hebben we een groeiende interesse gemerkt van de
grote mogendheden voor het Caribisch gebied. De hoogste autoriteiten van
China, Rusland en Brazilië reisden door het gebied en ondertekenden
verdragen voor samenwerking op allerlei gebied. 

Allen willen hun invloed in de regio uitbreiden en bepaalde markten
verzekeren. China heeft US$ 350 miljoen toegezegd aan de Inter-American
Development Bank om projecten in Latijns Amerika en de Cariben te helpen
financieren. 

Al een paar jaren is in de Cariben het programma “Interreg IV”
Caribbean Space, gelanceerd dat door de EU wordt gesubsidieerd en tot
doel heeft een hechtere samenwerking tussen de franse DOMs en de andere
landen van de Cariben; de onderwerpen van het programma variëren van
onderwijs, landbouw tot klein bedrijf.

Tussen de EU en de CARICOM, Dominicaanse Republiek en Haïti (CARIFORUM)
is vorig jaar een Economic Partnership Agreement gesloten, die onder
ander inhoudt handel in goederen, investeringen, mededingingsbeleid,
financiële en medische diensten en toerisme. De vrees wordt geuit dat
de CARICOM hiermee haar positie voor wat betreft de voordelen van de CBI
ondermijnt.   

Ook de relatie tussen de EU en de Landen en Gebieden Overzee (LGO) wordt
onder de loep genomen. De bedoeling van de relatie EU-LGOs was
oorspronkelijk om de economische en sociale ontwikkeling van de LGOs te
bevorderen en om nauwe economische banden te leggen tussen hen en de
Europese gemeenschap. De bedoeling van de nieuwe relatie is om beter
erkenning te geven aan de situatie van de LGOs, hun concurrentie
posities te verbeteren en geleidelijk integratie in de regionale en
wereld economie te bevorderen, natuurlijk rekening houden met de
uitdagingen en de mogelijkheden van de LGOs. De EU ziet in de LGOs
strategische partners die de Europese waarden in de regio kunnen
promoten en kunnen als bruggenhoofden tussen de EU en hun respectieve
regio’s fungeren. De Europese Commissie heeft toegezegd bereid te zijn
een meer actieve partnerschap met de LGOs aan te willen gaan op de
gebieden als economisch en sociaal beleid, infrastructuur lucht en
maritiem transport, energie, opleiding en strijd tegen
grensoverschrijdende criminaliteit.

 Het programma “PetroCaribe” van de Venezolaanse regering heeft ook
grote invloed op de deelnemende landen. Vooral wanneer het gaat om de
financiële consequenties in tijden van hoge olieprijzen en 

financiële crisis. Hoewel de voordelen op het eerste gezicht
aantrekkelijk lijken zijn er ook politieke consequenties verbonden aan
dit programma.

De klimaatsveranderingen en de daarmee samenhangende negatieve
veranderingen in het maritiem milieu zullen grote invloed hebben op de
ontwikkeling in de landen van het Caribisch gebied. Gezien het belang
van de zee is het ook door de International Maritime Organisation op
basis van MarPol Annex V aangesteld als “Special Area”. Dit betekent
ook wel dat de landen van de Caribische Zee maatregelen moeten treffen
vervuiling van de zee te bestrijden.

Conclusie

Hoewel er (voor wat betreft Aruba) niet echt gesproken kan worden van
een autonoom  buitenlands beleid - structureel, gevoed en aangestuurd
door de Arubaanse regering alleen - trachten de terzake relevante
instanties op dit gebied binnen het Koninkrijk der Nederlanden
(Ministerie van Buitenlandse Zaken en twee Directies Buitenlandse
Betrekkingen), invulling te geven aan projecten en beleidsvoornemens. Er
vindt periodiek overleg plaats (Ambassadeursconferenties,
Directeurenoverleg, Verdragenoverleg, bezoek van de Koninkrijksadviseur
aan Aruba en de Antillen). Dit buitenlands beleid wordt uitgevoerd
binnen het kader van het Statuut en dit gaat uit van drie
basisbeginselen:

•	Elk land heeft een hoge mate van autonomie in het behartigen van
eigen belangen;

•	Gemeenschappelijke belangen worden behartigd op basis van
gelijkwaardigheid tussen  de partners;

•	De landen verlenen elkaar ondersteuning daar waar nodig. 

      Artikel 3, eerste lid, onder b van het Statuut benoemt
buitenlandse betrekkingen als een Koninkrijks-                 
aangelegenheid                          

       Koninkrijksaangelegenheden worden behartigd in samenwerking
tussen Nederland, de Nederlandse     Antillen en Aruba (Artikel 6,
eerste lid)

•	Daar waar mogelijk, worden nationale instanties bij betrokken
(Artikel 6, tweede lid);

•	Wanneer buitenlandse aangelegenheden de specifieke belangen van
Aruba raken, of wanneer een   beslissing belangrijke gevolgen zou kunnen
hebben voor de belangen van Aruba, moet Aruba worden geraadpleegd
(Artikel 11, lid 3).

Aruba zit in een politiek zeer actieve regio. De economie van de meeste
landen is gebaseerd op toerisme, een industrie dat zeer vulnerabel is. 

De problemen van de landen in de regio zijn gelijksoortig en de middelen
om deze op te lossen zijn beperkt. Samenwerkingsovereenkomsten zowel op
economisch als andere gebieden komen in een bilateraal of in een
multilateraal context tot stand. 

Aruba zou actiever mee moeten doen aan deze ontwikkelingen niet alleen
om kracht te bundelen tegen regionale en wereldproblemen echter ook om
een duurzame ontwikkeling te bereiken met een gediversifieerde economie.


 Onder “Caraibische regio” wordt hier verstaan: de eilandstaten in
de Caraibische Zee en voorts Mexico, Belize, Guatemala, El Salvador,
Honduras, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Colombia en Venezuela, Guyana
Suriname wat door de ACS met “The Greater Caribbean” of “El Gran
Caribe” wordt aangeduid.

 PAGE   5 

 PAGE   1