Lijst van vragen over het ontwerp Nationaal Waterplan en ontwerp Stroomgebiedbeheerplannen
Deltaprogramma
Lijst van vragen
Nummer: 2009D05416, datum: 2009-02-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Jager, voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (Ooit CDA kamerlid)
- Mede ondertekenaar: I.B. Sneep, griffier
Onderdeel van zaak 2008Z09902:
- Indiener: J.C. Huizinga-Heringa, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (2008-2010)
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (2008-2010)
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-01-13 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-01-14 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-01-29 13:00: Ontwerp Nationaal Waterplan (Technische briefing), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-02-05 14:00: Kabinetsreactie Deltacommissie en ontwerp Nationaal Waterplan (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-02-05 17:00: Stroomgebiedbeheerplannen/ontwerp Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (Technische briefing), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-02-10 16:00: Kaderrichtlijn Water/Stroomgebiedbeheersplannen/Kwaliteitseisen monitoring water (Algemeen overleg), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-03-12 11:30: ontwerp Nationaal Waterplan (Algemeen overleg), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
- 2009-05-28 13:30: Aanvang middagvergadering: regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2009-06-25 10:00: Rondetafelgesprek advies Deltacommissie en ontwerp Nationaal Waterplan (Rondetafelgesprek), vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat (2008-2010)
Preview document (đ origineel)
Lijst van vragen Kabinetsreactie op advies Deltacommissie en ontwerp Nationaal Waterplan Kamerstuknummer : 31710-1-3 Vragen aan : Regering Commissie : Verkeer en Waterstaat 1. Kabinetsreactie advies Deltacommissie (31710, nr. 1) Nr Vraag Blz van tot 1 Wie zal er eindverantwoordelijk zijn voor welke resultaten, bij de uitwerking en de uitvoering van het Deltaprogramma, die het kabinet in samenwerking tussen de verschillende overheden wil laten plaatsvinden? 3 2 Zal er bij de uitwerking van het Deltaprogramma en het Nationaal Waterplan rekening worden gehouden met mogelijke effecten op binnenvaart en zeevaart? 4 3 Welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden krijgt de Deltaregisseur en wat betekent dat voor de positie van het kabinet? 4 4 Hoe komt het dat het klimaatscenario van de Deltacommissie afwijkt van de KNMI-scenarioâs uit 2006? 4 5 Zal de Deltawet puur gebaseerd zijn op het klimaatscenario van de Deltacommissie? Zo nee, hoe zal de Deltawet omgaan met de verschillende scenario's en zal de wet het mogelijk maken om flexibel in te spelen op toekomstige ontwikkelingen op dit terrein? 4 6 Als de scenarioâs van het KNMI, en dus niet het advies van de Deltacommissie, de basis zouden vormen voor het waterveiligheidsbeleid, wat zouden dan de totale kosten zijn van de voor de Nederlandse waterveiligheid benodigde aanpassingen? 4 7 Kunt u de aanname, dat op lange termijn (2100) de maatgevende hoogwaterafvoeren van Rijn en Maas kunnen oplopen tot 18.000 respectievelijk 4.600 m3/s, nader onderbouwen en stroken deze aannamen met die van de Duitse en Belgische overheden op dit gebied? 4 2. Beleidsdoorlichting Waterkwantiteit (27625, nr. 128) Nr Vraag Blz van tot 8 Waarom heeft u ervoor gekozen in uw begeleidende brief bij de Beleidsdoorlichting Waterkwantiteit alleen in te gaan op grondverwerving als oorzaak voor vertraging in de uitvoering van maatregelen ten aanzien van waterkwantiteit, en niet op de andere oorzaken die de Beleidsdoorlichting noemt? 2 9 Kunt u een overzicht geven van de overige oorzaken voor vertraging die in de Beleidsdoorlichting genoemd worden, met daarbij per oorzaak omschreven hoe die zou moeten worden aangepakt en wat daarbij de rol van het Rijk is? 2 3. Ontwerp Nationaal Waterplan (31710, nr. 3) Nr Vraag Blz van tot 10 Is er nagedacht over mogelijkheden om de verschillende in het ontwerp Nationaal Waterplan genoemde programma's en overleggroepen te bundelen? 0 11 Hoe wilt u invulling geven aan de doelstelling dat water bepalender moet zijn dan voorheen bij de besluitvorming over ruimtelijke ordening; wat betekent dit concreet en wie gaat op basis waarvan de nodige afwegingen maken? 5 12 Waarom moeten over zes jaar voor sommige wateren de KRW-doelstellingen in de stroomgebiedbeheerplannen worden aangepast in verband met herstel van de getijdendynamiek en wat betekent dat in het kader van onze Europese verplichtingen? 8 13 Gaat u bij de verkenning naar de mogelijkheden voor een waterakkoord tussen Rijk en bedrijfsleven tevens met het ministerie van Economische Zaken bekijken hoe het Nationaal Waterplan kan bijdragen aan het Nederlandse industriebeleid? 38 14 Wat ziet u op dit moment als de belangrijkste belemmeringen die de waterregelgeving opwerpt voor de ontwikkeling van watergerelateerde bedrijven? 38 15 Kunt u garanderen dat de provincies ook in de toekomst bevoegd gezag blijven bij middelgrote en grote industriĂ«le grondwaterwinningen? 38 16 Bent u bereid in het Nationaal Waterplan concrete studies te benoemen naar maatregelen om eventuele toekomstige zoetwatertekorten te dekken (zoals het afsluiten van de Rijnmond conform het advies van de Deltacommissie en een studie naar het verdiepen van de Nieuwe Waterweg)? 81 91 17 Is u bekend dat de verontreinigingsheffing op reeds gezuiverd water projecten zoals het zoetwaterproject in Terneuzen afremt? Zo ja, in hoeverre werkt u al aan een oplossing voor dit probleem? 90 18 Waarom bevat het ontwerp Nationaal Waterplan geen doelstellingen op het gebied van het versterken van de positie van de land- en tuinbouw, ook niet in paragraaf 4.5, waarin voor alle andere gebruiksfuncties wel acties zijn uitgezet? 122 19 In welke mate wordt er gebruik gemaakt van stapeling van functies en multifunctioneel ruimtegebruik om de schaarse ruimte zo efficiĂ«nt mogelijk te benutten, waardoor de functie landbouw, als meest multifunctionele vorm van grondgebruik, behouden kan blijven? 122 20 Hoeveel hectare landbouwgrond kan er maximaal verloren gaan door de koppeling van blauw aan groen? 122 21 Is overwogen om ruimtelijke ontwikkelingen in het kader van het Nationaal Waterplan te koppelen aan structuurversterking van de landbouw, om een positieve stimulans te geven aan alle functies in het gebied? 122 22 Erkent u het belang van een sterke land- en tuinbouwsector in Nederland en bent u bereid om in overleg met deze sector actiepunten te formuleren (bijvoorbeeld het minimaliseren van ruimteclaims op het landbouwareaal, het garanderen van een goede zoetwatervoorziening voor de land- en tuinbouw en het optimaliseren van landbouwgebieden), gericht op een versterking van de positie van de sector als economische peiler en leverancier van hoogwaardige producten? 122 23 Bent u bereid om in overleg met de land- en tuinbouwsector uitwerking te geven aan de gedachte van landbouwcompensatie, die bij onvermijdelijke ingrepen in het landbouwgebied of oplegging van productiebeperkingen leidt tot herstel van de productiewaarde op bedrijfs- en gebiedsniveau? 122 24 Wordt de mogelijkheid van zeewaartse kustuitbreiding verder onderzocht en beoordeeld in een kosten-batenanalyse? Zo ja, zijn op dit gebied marktpartijen uitgenodigd om business cases te ontwikkelen en wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten? 129 136 25 Welke doelstellingen uit het Actieplan Hoogwater Rijn uit 1998 lagen in 2005 niet op schema en is er momenteel nog steeds sprake van een achterstand? Zo ja, waar bestaat die achterstand uit en wat wordt er door Nederland ondernomen om daar meer vaart achter te zetten? 137 26 Wanneer verwacht u de onderzoeken naar de mogelijkheid van peilverhoging in het IJsselmeer af te ronden en wanneer kan de Kamer hierover een kabinetsvoorstel verwachten? 153 165 27 Welke gevolgen zal het terugbrengen van het getij hebben op het gebied in de Grevelingenmeer; wat zal er bijvoorbeeld op termijn met de platen gebeuren? 172 28 Ziet u, in het kader van een gezonde toekomst voor de Zuidwestelijke Delta, een vierde verdieping van de Westerschelde als een reĂ«le optie? 173 174 29 Wordt er binnen de huidige plannen al rekening gehouden met een schadevergoeding voor gedupeerde boeren in gebieden waarvan uit ecologische motieven besloten wordt ze te verzilten? 174 30 Kunt u een raming geven van de totale kosten van een schadevergoeding voor boeren die gedupeerd worden door een eventuele keuze voor verzilting van bepaalde gebieden? 174 31 Wanneer wordt er gestart met het onderzoek naar een âafsluitbaar open Rijnmondâ en wat zal de looptijd van een dergelijk onderzoek zijn? 177 186 32 Wordt bij het uitwerken van de Deltawet gekeken naar mogelijkheden voor publiekprivate samenwerking bij meerdere projecten, dus niet alleen bij de Afsluitdijk, en kunt u toezeggen dat u deze mogelijkheden zult blijven onderzoeken? 235 33 Waren de synergiegelden altijd al bedoeld voor het op orde krijgen van het watersysteem en welk deel van de synergiegelden wordt precies aan het watersysteem besteed? 236 34 In hoeverre vindt u regionale verschillen in lasten voor burgers acceptabel? 238 35 Wanneer kan de Kamer een gedetailleerd en gespecificeerd financieel overzicht verwachten, waarmee de Kamer inzicht krijgt in waar al het geld precies vandaan komt en hoeveel aan welke maatregelen wordt besteed? 239 36 Welke kosten in het ontwerp Nationaal Waterplan zijn het gevolg van achterstallig onderhoud? 239 3.a. Ontwerp Beleidsnota Waterveiligheid Nr Vraag Blz van tot 37 Hoe vaak zijn gedurende de afgelopen 50 jaar waterkeringen doorgebroken door de faalmechanismen ondermijning of âpipingâ en welke investeringen zijn nodig om deze faalmechanismen te voorkomen? 20 25 38 Hoe verhouden de plannen om in polders te (gaan) bouwen zich tot de verwachting dat het waterpeil aanzienlijk zal stijgen? 23 39 Zou het verstandiger en minder kostbaar zijn om te stoppen met het verder concentreren van mensen en bedrijven in gebieden met het grootste overstromingsrisico? 23 40 Ziet u tegenstrijdigheid tussen enerzijds de aanbeveling van de Deltacommissie om de huidige veiligheidsniveaus met een factor 10 te verbeteren en anderzijds het bouwen van huizen en bedrijven in gebieden met het grootste overstromingsrisico? 23 41 Wordt er bij de besluitvorming over de nieuwe normen voor waterkeringen, naast naar de consequenties van de door de Deltacommissie voorgestelde verhoging van de veiligheidsnormen met een factor 10, ook gekeken naar andere adviezen en rapporten, die afwijken van het advies van de Deltacommissie? 23 42 Hoe moeten we ons het âproefdraaienâ met de nieuwe normen in de periode 2011-2017 in de praktijk voorstellen? 23 43 Kunt u voorbeelden geven van plaatsen waar tot nu toe bij het maken van ruimtelijke keuzes onvoldoende rekening is gehouden met overstromingsrisicoâs en van plaatsen waar dat dreigt nu te gebeuren? 28 44 Klopt het, dat op de kaart op pagina 36 de deltadammen tussen de koppen van de eilanden in het zuidwestelijk deltagebied in een lagere categorie (a) zijn ingedeeld dan de dijken die in de luwte van de deltadammen liggen en geen last kunnen hebben van extreem hoog water op de Noordzee (b)? Zo ja, waarom is daarvoor gekozen? 36 45 Welke mogelijkheid heeft u om af te dwingen dat bij de ruimtelijke ordening rekening wordt gehouden met overstromingsrisicoâs, nu zowel het Nationaal Waterplan als de regionale waterplannen structuurvisies zijn en geen juridische binding hebben en er geen garantie bestaat dat deze plannen altijd goed op elkaar worden afgestemd? 41 3.b. Ontwerp Beleidsnota Noordzee Nr Vraag Blz van tot 46 Kunt u uiteenzetten wat uw beleidsvisie is op de ruimte voor natuur(gebieden) op de Noordzee? 0 47 Waarom worden in het Nationaal Waterplan geen zelfstandige natuurbeschermingsdoelen voor de Noordzee genoemd en geconcretiseerd en hoe bent u van plan dit alsnog te doen? 0 48 Kunt u het Nationaal Waterplan aanvullen met informatie over de natuurwaarden en de gebieden met bijzondere natuurwaarden op de Noordzee? Zo nee, waarom niet? 0 49 Hoe vertaalt uw vaststelling op pagina 88 van het ontwerp Nationaal Waterplan, dat de waarde van de Noordzee als een open dynamisch natuurlijk systeem door de ruimtelijke druk in het geding komt, zich tot concrete acties om de Noordzee als open dynamisch natuurlijk systeem te behouden? 0 50 Wat bedoelt u precies met de âeconomische overcapaciteitâ van de Nederlandse Noordzeevisserijsector? 13 51 Hoe beoordeelt u wat het mariene ecosysteem aankan, in het kader van de ontwikkelopgave van een duurzame (economische) ontwikkeling in evenwicht met het mariene systeem? 17 52 Deelt u de mening dat de belevingswaarde van de Noordzee niet alleen afhankelijk is van het vrije uitzicht op de horizon, maar ook van de stand van de natuur in en op de Noordzee, zoals de daar voorkomende zeevogels, zeezoogdieren, vissen, bijzondere habitats en dergelijk? Zo ja, hoe houdt u daar rekening mee in uw plannen? 20 53 Hoe verhoudt de aankondiging, dat zal worden bezien of de uitwerking van het behoud van de mariene natuur in afweging met ruimtelijke claims zou moeten worden verankerd in een rijksbestemmingsplan voor de Noordzee, zich tot de aangenomen motie van het lid Polderman (TK, 2008-2009, 29 675, nr. 54) waarin de regering wordt verzocht in elk geval nog tijdens deze kabinetsperiode toe te werken naar een rijksbestemmingsplan Noordzee? 21 54 Waarom hanteert u voor de ecosysteembenadering een definitie die op één zinsnede na identiek is aan de definitie die is opgenomen in de verklaring over de ecosysteembenadering tijdens de OSPAR/HELCOM-Ministersconferentie van 25 en 26 juni 2003 ('the comprehensive integrated management of human activities based on the best available scientific knowledge about the ecosystem and its dynamics, in order to identify and take action on influences which are critical to the health of marine ecosystems, thereby achieving sustainable use of ecosystem goods and services maintenance of ecosystem integrityâ), in plaats van de gehele bovengenoemde definitie over te nemen? 24 55 Bent u bereid alsnog de volledige definitie van de ecosysteembenadering over te nemen, zoals die is opgenomen in de verklaring van de OSPAR/HELCOM-conferentie van 2003? 24 56 Voor de implementatie van welke onderdelen van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie wilt u inzetten op een internationale strategie in OSPAR-verband? 25 57 Hoe verwacht u bij te dragen aan de afspraak die in OSPAR-verband is gemaakt, om in 2010 een ecologisch coherent netwerk van beschermde gebieden te hebben gerealiseerd? 25 58 Wanneer u schrijft dat u inzet op een strategie âerop gericht om bij de definiĂ«ring van de goede milieutoestand, de doelen en de uitwerking van de maatregelen, het mariene ecosysteem [...] te beoordelen, te beschermen en te ontwikkelen en het gebruik ervan te verduurzamen.â, bedoelt u dan met âontwikkelenâ ook âherstellenâ? 25 59 Ziet u het geheel of periodiek sluiten van gebieden op de Noordzee voor visserij als een mogelijke maatregel ter verduurzaming van de visserij en ter behoud en herstel van natuurwaarden in vogel- en habitatrichtlijngebieden en OSPAR Marine Protected Areas? 25 60 Wat is de Nederlandse inzet in de Europese Landbouw- en Visserijraad op het gebied van regulering van visserijactiviteiten in Natura-2000 gebieden? 25 61 In hoeverre wordt er bij de ruimtelijke inrichting van de Noordzee onderzoek gedaan naar mogelijkheden van multifunctioneel ruimtegebruik, zoals het combineren van windmolenparken met mosselzaadinvanginstallaties (MZIâs)? 27 31 62 Kent u de Clean Shipping Index die in Zweden is ontwikkeld? Zo ja, deelt u de mening dat nationale havens moeten kunnen sturen op de milieukwaliteit van binnenkomende schepen en vindt u dat dit in het Nationale Waterplan thuishoort? 27 63 Vinden er, ondanks internationale regels zoals het UNCLOS-verdrag van de VN en het MARPOL-verdrag van de IMO, nog steeds lozingen van afval en verontreinigende stoffen (bijvoorbeeld ladingrestanten, rioolwater, bilgewater en olieresten) plaats? Zo ja, welke mogelijkheden bestaan er volgens u om dit in nationaal verband concreet aan te pakken? 27 64 Waarom wordt CO2-opslag onder de zeebodem nu overwogen, terwijl de wetgeving voorheen geen opslag onder de zeebodem toeliet wegens gevaar voor het zeeleven? 27 65 Wie zou er bij CO2-opslag in de zeebodem verantwoordelijk zijn voor de monitoring van de CO2 die in de zeebodem opgeslagen zou liggen? 27 66 Waarom wordt er, ondanks de problemen bij het Tordisveld, waarbij proceswater de zee in is gelekt, toch overwogen om twee pilotprojecten met CO2-opslag op te zetten voor de Hollandse kust? 27 67 Kunt u uw bewering dat de puls kor âgoedâ is voor het ecosysteem onderbouwen, en daarbij de mogelijke effecten van deze techniek op onder andere haaien meenemen? 28 68 Hebben er al marktpartijen positief gereageerd op de uitnodiging van het kabinet om business cases te ontwikkelen voor het aanleggen van eilanden voor de kust in relatie tot functies als energieproductie, recreatie en natuurontwikkeling? Zo ja, wanneer kan de Kamer hierover geĂŻnformeerd worden? 29 31 69 In hoeverre vragen de recent gelanceerde plannen voor energiewinning op zee bijstelling van het Nationaal Waterplan? 35 43 70 Is het mogelijk om in deze kabinetsperiode meer dan de voorgenomen 450 MW extra windenergiecapaciteit op zee te realiseren? 35 43 71 Is het kabinet bereid om haar doelstelling voor de windenergiecapaciteit op zee voor 2020 te verhogen, om de kabinetsambities en de Europese doelstelling voor het aandeel van duurzame energie in de totale energievoorziening te halen? 35 43 72 Is het kabinet bereid om op korte termijn een gesprek met de industrie aan te gaan om vast te stellen of een spoedige start van een publiekprivate samenwerking in een taskforce, gevolgd door een ontwikkelingsmaatschappij, kan bijdragen aan een optimale ontwikkeling van windenergiecapaciteit op zee? 35 43 73 Hoeveel capaciteit is er binnen de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en Economische Zaken direct betrokken bij het windenergiebeleid (per ministerie, per jaar vanaf 2000) en in hoeverre is dit voldoende om op efficiĂ«nte wijze tot effectief windenergiebeleid te komen? 35 43 74 Hoe staat het met het âstopcontact op zeeâ: a. Gaat het kabinet de 450 MW aansluiten? b. Gaat het kabinet de kosten hiervan dragen, net zoals de overheid dat doet bij ontwikkelingen op land? c. Wanneer neemt het kabinet de hiervoor noodzakelijke beslissingen? d. Gaat het kabinet ook de aansluitingen voor de overige te bouwen windmolens verzorgen (onder andere aansluitstations, stroomomvormers, kabels en aansluitingen op het landnet)? e. Gaat het kabinet een proactieve rol spelen in de opzet en de uitrol van een gezamenlijk internationaal Noordzee-net voor windenergie? f. Heeft het kabinet hiervoor al contacten gelegd en wat is de stand van zaken in deze? 35 43 75 In hoeverre wordt de positie van een grote meerderheid van de ontwikkelaars van windenergieprojecten op zee in Nederland en de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) - die voorstander zijn van de realisatie van een ÂŽstopcontact op zeeÂŽ in de ÂŽ2e rondeÂŽ- meegenomen in de besluitvorming over een âstopcontact op zeeâ? 35 43 76 Waarom wordt er in het Nationaal Waterplan en de Beleidsnota Noordzee meer aandacht besteed aan (mogelijke) ecologische effecten van de ontwikkeling van windenergie op zee, dan aan de ecologische effecten van andere activiteiten op de Noordzee? 35 43 77 Waarom verschillen de milieueisen voor de winning van olie en gas ten opzichte van die voor de ontwikkeling van windenergiecapaciteit op de Noordzee? 35 43 78 Waarom is er voor gekozen om voor windparken een afstand van twee zeemijl (= 3,7 km) tot scheepvaartroutes aan te houden, terwijl voor olie- en gasplatforms een veiligheidsafstand van 500 meter geldt? 35 43 79 Waarom bevinden de eerste twee aangewezen windenergiegebieden zich ver op zee, terwijl een van de vertrekpunten luidt âzo dicht mogelijk bij de kust en nabij aanlandingspuntenâ? 35 80 Is er voldoende zekerheid te geven dat ook dichterbij de kust voldoende ruimte beschikbaar komt voor windenergiegebieden? 35 81 In hoeverre wordt bij de twee zoekopdrachten voor aanvullende windgebieden op zee rekening gehouden met de aanvragen voor windparken op zee waarover het kabinet op korte termijn wil besluiten? 40 82 Kan het voornemen van het Rijk, om gedurende de planperiode buiten de aangewezen gebieden geen te toestemming geven voor het oprichten van windturbineparken op zee, betekenen dat locaties voor nu lopende initiatieven verloren gaan? 40 83 Hoe verhoudt de projectie van zandwinning- en windenergiegebieden in potentiĂ«le natuurgebieden bij Borssele en IJmuiden zich tot het voorzorgsbeginsel en de ecosysteembenadering? 40 41 84 Zullen de âuitvoeringsprotocollenâ voor windturbineparken in overleg met marktpartijen ontwikkeld worden en wanneer zullen ze voor marktpartijen beschikbaar zijn? 43 85 Zal als vertrekpunt bij het opstellen van de âuitvoeringsprotocollenâ voor windturbineparken worden gehanteerd dat deze voldoende zekerheid en duidelijkheid voor marktpartijen bieden? 43 86 Wordt bij de beoordeling van vergunningaanvragen een gelijk beoordelingskader aangehouden voor alle activiteiten op de Noordzee, dus ook voor windenergie? 44 45 87 Welke vorm krijgt de âextra aandachtâ, die het afwegingskader volgens u verdient bij mogelijke ecologisch waardevolle gebieden, concreet? 44 88 Waarom beslist het Rijk pas in 2012 of meer ecologisch waardevolle gebieden (zoals de Centrale Oestergronden, een gebied waarvan vaststaat dat het voldoet aan de OSPAR-criteria voor Marine Protected Areas) in aanmerking komen voor specifieke bescherming in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie? 44 FILENAME GRT_RGR_VW_31710-1-3.DOC PAGE 1 / NUMPAGES 6