[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Lijst van vragen over het ontwerp Nationaal Waterplan en ontwerp Stroomgebiedbeheerplannen

Deltaprogramma

Lijst van vragen

Nummer: 2009D05416, datum: 2009-02-09, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.DOC), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2008Z09902:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Lijst van vragen 

Kabinetsreactie op advies Deltacommissie en ontwerp Nationaal Waterplan

Kamerstuknummer	:	31710-1-3

Vragen aan	:	Regering

Commissie	:	Verkeer en Waterstaat



1. Kabinetsreactie advies Deltacommissie (31710, nr. 1)

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

1	Wie zal er eindverantwoordelijk zijn voor welke resultaten, bij de
uitwerking en de uitvoering van het Deltaprogramma, die het kabinet in
samenwerking tussen de verschillende overheden wil laten plaatsvinden? 
3 	 

2	Zal er bij de uitwerking van het Deltaprogramma en het Nationaal
Waterplan rekening worden gehouden met mogelijke effecten op binnenvaart
en zeevaart?	4 	 

3	Welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden krijgt de Deltaregisseur
en wat betekent dat voor de positie van het kabinet?	4 	 

4	Hoe komt het dat het klimaatscenario van de Deltacommissie afwijkt van
de KNMI-scenario’s uit 2006? 	4 	 

5	Zal de Deltawet puur gebaseerd zijn op het klimaatscenario van de
Deltacommissie? Zo nee, hoe zal de Deltawet omgaan met de verschillende
scenario's en zal de wet het mogelijk maken om flexibel in te spelen op
toekomstige ontwikkelingen op dit terrein?	4 

	6	Als de scenario’s van het KNMI, en dus niet het advies van de
Deltacommissie, de basis zouden vormen voor het waterveiligheidsbeleid,
wat zouden dan de totale kosten zijn van de voor de Nederlandse
waterveiligheid benodigde aanpassingen?	4 

	7	Kunt u de aanname, dat op lange termijn (2100) de maatgevende
hoogwaterafvoeren van Rijn en Maas kunnen oplopen tot 18.000
respectievelijk 4.600 m3/s, nader onderbouwen en stroken deze aannamen
met die van de Duitse en Belgische overheden op dit gebied?	4 	 



2. Beleidsdoorlichting Waterkwantiteit (27625, nr. 128)

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

8	Waarom heeft u ervoor gekozen in uw begeleidende brief bij de
Beleidsdoorlichting Waterkwantiteit alleen in te gaan op grondverwerving
als oorzaak voor vertraging in de uitvoering van maatregelen ten aanzien
van waterkwantiteit, en niet op de andere oorzaken die de
Beleidsdoorlichting noemt?	2 	 

9	Kunt u een overzicht geven van de overige oorzaken voor vertraging die
in de Beleidsdoorlichting genoemd worden, met daarbij per oorzaak
omschreven hoe die zou moeten worden aangepakt en wat daarbij de rol van
het Rijk is?	2 	 



3. Ontwerp Nationaal Waterplan (31710, nr. 3)

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

10	Is er nagedacht over mogelijkheden om de verschillende in het ontwerp
Nationaal Waterplan genoemde programma's en overleggroepen te bundelen?
0 	 

11	Hoe wilt u invulling geven aan de doelstelling dat water bepalender
moet zijn dan voorheen bij de besluitvorming over ruimtelijke ordening;
wat betekent dit concreet en wie gaat op basis waarvan de nodige
afwegingen maken?	5 	 

12	Waarom moeten over zes jaar voor sommige wateren de
KRW-doelstellingen in de stroomgebiedbeheerplannen worden aangepast in
verband met herstel van de getijdendynamiek en wat betekent dat in het
kader van onze Europese verplichtingen?	8 	 

13	Gaat u bij de verkenning naar de mogelijkheden voor een waterakkoord
tussen Rijk en bedrijfsleven tevens met het ministerie van Economische
Zaken bekijken hoe het Nationaal Waterplan kan bijdragen aan het
Nederlandse industriebeleid? 	38 	 

14	Wat ziet u op dit moment als de belangrijkste belemmeringen die de
waterregelgeving opwerpt voor de ontwikkeling van watergerelateerde
bedrijven? 	38 	 

15	Kunt u garanderen dat de provincies ook in de toekomst bevoegd gezag
blijven bij middelgrote en grote industriële grondwaterwinningen?	38 	 

16	Bent u bereid in het Nationaal Waterplan concrete studies te benoemen
naar maatregelen om eventuele toekomstige zoetwatertekorten te dekken
(zoals het afsluiten van de Rijnmond conform het advies van de
Deltacommissie en een studie naar het verdiepen van de Nieuwe Waterweg)?
	81 	91 

17	Is u bekend dat de verontreinigingsheffing op reeds gezuiverd water
projecten zoals het zoetwaterproject in Terneuzen afremt? Zo ja, in
hoeverre werkt u al aan een oplossing voor dit probleem? 	90 	 

18	Waarom bevat het ontwerp Nationaal Waterplan geen doelstellingen op
het gebied van het versterken van de positie van de land- en tuinbouw,
ook niet in paragraaf 4.5, waarin voor alle andere gebruiksfuncties wel
acties zijn uitgezet?	122 	 

19	In welke mate wordt er gebruik gemaakt van stapeling van functies en
multifunctioneel ruimtegebruik om de schaarse ruimte zo efficiënt
mogelijk te benutten, waardoor de functie landbouw, als meest
multifunctionele vorm van grondgebruik, behouden kan blijven?	122 

	20	Hoeveel hectare landbouwgrond kan er maximaal verloren gaan door de
koppeling van blauw aan groen?  	122 

	21	Is overwogen om ruimtelijke ontwikkelingen in het kader van het
Nationaal Waterplan te koppelen aan structuurversterking van de
landbouw, om een positieve stimulans te geven aan alle functies in het
gebied? 	122 	 

22	Erkent u het belang van een sterke land- en tuinbouwsector in
Nederland en bent u bereid om in overleg met deze sector actiepunten te
formuleren (bijvoorbeeld het minimaliseren van ruimteclaims op het
landbouwareaal, het garanderen van een goede zoetwatervoorziening voor
de land- en tuinbouw en het optimaliseren van landbouwgebieden), gericht
op een versterking van de positie van de sector als economische peiler
en leverancier van hoogwaardige producten?	122 	 

23	Bent u bereid om in overleg met de land- en tuinbouwsector uitwerking
te geven aan de gedachte van landbouwcompensatie, die bij
onvermijdelijke ingrepen in het landbouwgebied of oplegging van
productiebeperkingen leidt tot herstel van de productiewaarde op
bedrijfs- en gebiedsniveau?	122 	 

24	Wordt de mogelijkheid van zeewaartse kustuitbreiding verder
onderzocht en beoordeeld in een kosten-batenanalyse? Zo ja, zijn op dit
gebied marktpartijen uitgenodigd om business cases te ontwikkelen en
wanneer kan de Kamer de resultaten van dit onderzoek verwachten? 	129 
136 

25	Welke doelstellingen uit het Actieplan Hoogwater Rijn uit 1998 lagen
in 2005 niet op schema en is er momenteel nog steeds sprake van een
achterstand? Zo ja, waar bestaat die achterstand uit en wat wordt er
door Nederland ondernomen om daar meer vaart achter te zetten?	137 	 

26	Wanneer verwacht u de onderzoeken naar de mogelijkheid van
peilverhoging in het IJsselmeer af te ronden en wanneer kan de Kamer
hierover een kabinetsvoorstel verwachten? 	153 	165 

27	Welke gevolgen zal het terugbrengen van het getij hebben op het
gebied in de Grevelingenmeer; wat zal er bijvoorbeeld op termijn met de
platen gebeuren?	172 	 

28	Ziet u, in het kader van een gezonde toekomst voor de Zuidwestelijke
Delta, een vierde verdieping van de Westerschelde als een reële optie?
173 	174 

29	Wordt er binnen de huidige plannen al rekening gehouden met een
schadevergoeding voor gedupeerde boeren in gebieden waarvan uit
ecologische motieven besloten wordt ze te verzilten?	174 	 

30	Kunt u een raming geven van de totale kosten van een schadevergoeding
voor boeren die gedupeerd worden door een eventuele keuze voor
verzilting van bepaalde gebieden?	174 

	31	Wanneer wordt er gestart met het onderzoek naar een ‘afsluitbaar
open Rijnmond’ en wat zal de looptijd van een dergelijk onderzoek
zijn?	177 	186 

32	Wordt bij het uitwerken van de Deltawet gekeken naar mogelijkheden
voor publiekprivate samenwerking bij meerdere projecten, dus niet alleen
bij de Afsluitdijk, en kunt u toezeggen dat u deze mogelijkheden zult
blijven onderzoeken?	235 	 

33	Waren de synergiegelden altijd al bedoeld voor het op orde krijgen
van het watersysteem en welk deel van de synergiegelden wordt precies
aan het watersysteem besteed? 	236 	 

34	In hoeverre vindt u regionale verschillen in lasten voor burgers
acceptabel?	238 	 

35	Wanneer kan de Kamer een gedetailleerd en gespecificeerd financieel
overzicht verwachten, waarmee de Kamer inzicht krijgt in waar al het
geld precies vandaan komt en hoeveel aan welke maatregelen wordt
besteed?	239 	 

36	Welke kosten in het ontwerp Nationaal Waterplan zijn het gevolg van
achterstallig onderhoud?	239 	 



3.a. Ontwerp Beleidsnota Waterveiligheid

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

37	Hoe vaak zijn gedurende de afgelopen 50 jaar waterkeringen
doorgebroken door de faalmechanismen ondermijning of ‘piping’ en
welke investeringen zijn nodig om deze faalmechanismen te voorkomen?	20 
25 

38	Hoe verhouden de plannen om in polders te (gaan) bouwen zich tot de
verwachting dat het waterpeil aanzienlijk zal stijgen?	23 	 

39	Zou het verstandiger en minder kostbaar zijn om te stoppen met het
verder concentreren van mensen en bedrijven in gebieden met het grootste
overstromingsrisico?	23 

	40	Ziet u tegenstrijdigheid tussen enerzijds de aanbeveling van de
Deltacommissie om de huidige veiligheidsniveaus met een factor 10 te
verbeteren en anderzijds het bouwen van huizen en bedrijven in gebieden
met het grootste overstromingsrisico? 	23 	 

41	Wordt er bij de besluitvorming over de nieuwe normen voor
waterkeringen, naast naar de consequenties van de door de Deltacommissie
voorgestelde verhoging van de veiligheidsnormen met een factor 10, ook
gekeken naar andere adviezen en rapporten, die afwijken van het advies
van de Deltacommissie? 	23 	 

42	Hoe moeten we ons het ‘proefdraaien’ met de nieuwe normen in de
periode 2011-2017 in de praktijk voorstellen?	23 

	43	Kunt u voorbeelden geven van plaatsen waar tot nu toe bij het maken
van ruimtelijke keuzes onvoldoende rekening is gehouden met
overstromingsrisico’s en van plaatsen waar dat dreigt nu te gebeuren?
28 	 

44	Klopt het, dat op de kaart op pagina 36 de deltadammen tussen de
koppen van de eilanden in het zuidwestelijk deltagebied in een lagere
categorie (a) zijn ingedeeld dan de dijken die in de luwte van de
deltadammen liggen en geen last kunnen hebben van extreem hoog water op
de Noordzee (b)? Zo ja, waarom is daarvoor gekozen?	36 	 

45	Welke mogelijkheid heeft u om af te dwingen dat bij de ruimtelijke
ordening rekening wordt gehouden met overstromingsrisico’s, nu zowel
het Nationaal Waterplan als de regionale waterplannen structuurvisies
zijn en geen juridische binding hebben en er geen garantie bestaat dat
deze plannen altijd goed op elkaar worden afgestemd? 	41 	 



3.b. Ontwerp Beleidsnota Noordzee

Nr	Vraag	Blz

van	

tot

46	Kunt u uiteenzetten wat uw beleidsvisie is op de ruimte voor
natuur(gebieden) op de Noordzee?	0  

	47	Waarom worden in het Nationaal Waterplan geen zelfstandige
natuurbeschermingsdoelen voor de Noordzee genoemd en geconcretiseerd en
hoe bent u van plan dit alsnog te doen?	0  

	48	Kunt u het Nationaal Waterplan aanvullen met informatie over de
natuurwaarden en de gebieden met bijzondere natuurwaarden op de
Noordzee? Zo nee, waarom niet?	0  

	49	Hoe vertaalt uw vaststelling op pagina 88 van het ontwerp Nationaal
Waterplan, dat de waarde van de Noordzee als een open dynamisch
natuurlijk systeem door de ruimtelijke druk in het geding komt, zich tot
concrete acties om de Noordzee als open dynamisch natuurlijk systeem te
behouden?	0  	 

50	Wat bedoelt u precies met de ‘economische overcapaciteit’ van de
Nederlandse Noordzeevisserijsector?	13 	 

51	Hoe beoordeelt u wat het mariene ecosysteem aankan, in het kader van
de ontwikkelopgave van een duurzame (economische) ontwikkeling in
evenwicht met het mariene systeem?	17 	 

52	Deelt u de mening dat de belevingswaarde van de Noordzee niet alleen
afhankelijk is van het vrije uitzicht op de horizon, maar ook van de
stand van de natuur in en op de Noordzee, zoals de daar voorkomende
zeevogels, zeezoogdieren, vissen, bijzondere habitats en dergelijk? Zo
ja, hoe houdt u daar rekening mee in uw plannen?	20 

	53	Hoe verhoudt de aankondiging, dat zal worden bezien of de uitwerking
van het behoud van de mariene natuur in afweging met ruimtelijke claims
zou moeten worden verankerd in een rijksbestemmingsplan voor de
Noordzee, zich tot de aangenomen motie van het lid Polderman (TK,
2008-2009, 29 675, nr. 54) waarin de regering wordt verzocht in elk
geval nog tijdens deze kabinetsperiode toe te werken naar een
rijksbestemmingsplan Noordzee?	21 

	54	Waarom hanteert u voor de ecosysteembenadering een definitie die op
één zinsnede na identiek is aan de definitie die is opgenomen in de
verklaring over de ecosysteembenadering tijdens de
OSPAR/HELCOM-Ministersconferentie van 25 en 26 juni 2003 ('the
comprehensive integrated management of human activities based on the
best available scientific knowledge about the ecosystem and its
dynamics, in order to identify and take action on influences which are
critical to the health of marine ecosystems, thereby achieving
sustainable use of ecosystem goods and services maintenance of ecosystem
integrity’), in plaats van de gehele bovengenoemde definitie over te
nemen?	24 	 

55	Bent u bereid alsnog de volledige definitie van de
ecosysteembenadering over te nemen, zoals die is opgenomen in de
verklaring van de OSPAR/HELCOM-conferentie van 2003? 	24 	 

56	Voor de implementatie van welke onderdelen van de Kaderrichtlijn
Mariene Strategie wilt u inzetten op een internationale strategie in
OSPAR-verband?	25 

	57	Hoe verwacht u bij te dragen aan de afspraak die in OSPAR-verband is
gemaakt, om in 2010 een ecologisch coherent netwerk van beschermde
gebieden te hebben gerealiseerd?	25 

	58	Wanneer u schrijft dat u inzet op een strategie “erop gericht om
bij de definiëring van de goede milieutoestand, de doelen en de
uitwerking van de maatregelen, het mariene ecosysteem [...] te
beoordelen, te beschermen en te ontwikkelen en het gebruik ervan te
verduurzamen.”, bedoelt u dan met ‘ontwikkelen’ ook
‘herstellen’?	25 	 

59	Ziet u het geheel of periodiek sluiten van gebieden op de Noordzee
voor visserij als een mogelijke maatregel ter verduurzaming van de
visserij en ter behoud en herstel van natuurwaarden in vogel- en
habitatrichtlijngebieden en OSPAR Marine Protected Areas? 	25 	 

60	Wat is de Nederlandse inzet in de Europese Landbouw- en Visserijraad
op het gebied van regulering van visserijactiviteiten in Natura-2000
gebieden?	25 	 

61	In hoeverre wordt er bij de ruimtelijke inrichting van de Noordzee
onderzoek gedaan naar mogelijkheden van multifunctioneel ruimtegebruik,
zoals het combineren van windmolenparken met
mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s)? 	27 	31

62	Kent u de Clean Shipping Index die in Zweden is ontwikkeld? Zo ja,
deelt u de mening dat nationale havens moeten kunnen sturen op de
milieukwaliteit van binnenkomende schepen en vindt u dat dit in het
Nationale Waterplan thuishoort?	27 	 

63	Vinden er, ondanks internationale regels zoals het UNCLOS-verdrag van
de VN en het MARPOL-verdrag van de IMO, nog steeds lozingen van afval en
verontreinigende stoffen (bijvoorbeeld ladingrestanten, rioolwater,
bilgewater en olieresten) plaats? Zo ja, welke mogelijkheden bestaan er
volgens u om dit in nationaal verband concreet aan te pakken?	27 

	64	Waarom wordt CO2-opslag onder de zeebodem nu overwogen, terwijl de
wetgeving voorheen geen opslag onder de zeebodem toeliet wegens gevaar
voor het zeeleven?	27 	 

65	Wie zou er bij CO2-opslag in de zeebodem verantwoordelijk zijn voor
de monitoring van de CO2 die in de zeebodem opgeslagen zou liggen? 	27 	


66	Waarom wordt er, ondanks de problemen bij het Tordisveld, waarbij
proceswater de zee in is gelekt, toch overwogen om twee pilotprojecten
met CO2-opslag op te zetten voor de Hollandse kust?	27 	 

67	Kunt u uw bewering dat de puls kor ‘goed’ is voor het ecosysteem
onderbouwen, en daarbij de mogelijke effecten van deze techniek op onder
andere haaien meenemen? 	28 	 

68	Hebben er al marktpartijen positief gereageerd op de uitnodiging van
het kabinet om business cases te ontwikkelen voor het aanleggen van
eilanden voor de kust in relatie tot functies als energieproductie,
recreatie en natuurontwikkeling? Zo ja, wanneer kan de Kamer hierover
geĂŻnformeerd worden?	29 

	31

69	In hoeverre vragen de recent gelanceerde plannen voor energiewinning
op zee bijstelling van het Nationaal Waterplan?	35 	43

70	Is het mogelijk om in deze kabinetsperiode meer dan de voorgenomen
450 MW extra windenergiecapaciteit op zee te realiseren?	35 	43

71	Is het kabinet bereid om haar doelstelling voor de
windenergiecapaciteit op zee voor 2020 te verhogen, om de
kabinetsambities en de Europese doelstelling voor het aandeel van
duurzame energie in de totale energievoorziening te halen?	35 	43

72	Is het kabinet bereid om op korte termijn een gesprek met de
industrie aan te gaan om vast te stellen of een spoedige start van een
publiekprivate samenwerking in een taskforce, gevolgd door een
ontwikkelingsmaatschappij, kan bijdragen aan een optimale ontwikkeling
van windenergiecapaciteit op zee? 	35 	43

73	Hoeveel capaciteit is er binnen de ministeries van Verkeer en
Waterstaat, Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu en
Economische Zaken direct betrokken bij het windenergiebeleid (per
ministerie, per jaar vanaf 2000) en in hoeverre is dit voldoende om op
efficiënte wijze tot effectief windenergiebeleid te komen?	35 	43

74	Hoe staat het met het ‘stopcontact op zee’:

a. Gaat het kabinet de 450 MW aansluiten?

b. Gaat het kabinet de kosten hiervan dragen, net zoals de overheid dat
doet bij ontwikkelingen op land?

c. Wanneer neemt het kabinet de hiervoor noodzakelijke beslissingen?

d. Gaat het kabinet ook de aansluitingen voor de overige te bouwen
windmolens verzorgen (onder andere aansluitstations, stroomomvormers,
kabels en aansluitingen op het landnet)?

e. Gaat het kabinet een proactieve rol spelen in de opzet en de uitrol
van een gezamenlijk internationaal Noordzee-net voor windenergie?

f. Heeft het kabinet hiervoor al contacten gelegd en wat is de stand van
zaken in deze?	35 	43

75	In hoeverre wordt de positie van een grote meerderheid van de
ontwikkelaars van windenergieprojecten op zee in Nederland en de
Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) - die voorstander zijn van de
realisatie van een ÂŽstopcontact op zeeÂŽ in de ÂŽ2e rondeÂŽ- meegenomen
in de besluitvorming over een ‘stopcontact op zee’? 	35 	43

76	Waarom wordt er in het Nationaal Waterplan en de Beleidsnota Noordzee
meer aandacht besteed aan (mogelijke) ecologische effecten van de
ontwikkeling van windenergie op zee, dan aan de ecologische effecten van
andere activiteiten op de Noordzee? 	35 	43

77	Waarom verschillen de milieueisen voor de winning van olie en gas ten
opzichte van die voor de ontwikkeling van windenergiecapaciteit op de
Noordzee?	35 	43

78	Waarom is er voor gekozen om voor windparken een afstand van twee
zeemijl (= 3,7 km) tot scheepvaartroutes aan te houden, terwijl voor
olie- en gasplatforms een veiligheidsafstand van 500 meter geldt?	35 	43

79	Waarom bevinden de eerste twee aangewezen windenergiegebieden zich
ver op zee, terwijl een van de vertrekpunten luidt “zo dicht mogelijk
bij de kust en nabij aanlandingspunten”?  	35 

	80	Is er voldoende zekerheid te geven dat ook dichterbij de kust
voldoende ruimte beschikbaar komt voor windenergiegebieden?	35 

	81	In hoeverre wordt bij de twee zoekopdrachten voor aanvullende
windgebieden op zee rekening gehouden met de aanvragen voor windparken
op zee waarover het kabinet op korte termijn wil besluiten? 	40 

	82	Kan het voornemen van het Rijk, om gedurende de planperiode buiten
de aangewezen gebieden geen te toestemming geven voor het oprichten van
windturbineparken op zee, betekenen dat locaties voor nu lopende
initiatieven verloren gaan?	40 

	83	Hoe verhoudt de projectie van zandwinning- en windenergiegebieden in
potentiële natuurgebieden bij Borssele en IJmuiden zich tot het
voorzorgsbeginsel en de ecosysteembenadering? 	40 	41

84	Zullen de ‘uitvoeringsprotocollen’ voor windturbineparken in
overleg met marktpartijen ontwikkeld worden en wanneer zullen ze voor
marktpartijen beschikbaar zijn? 	43 

	85	Zal als vertrekpunt bij het opstellen van de
‘uitvoeringsprotocollen’ voor windturbineparken worden gehanteerd
dat deze voldoende zekerheid en duidelijkheid voor marktpartijen bieden?
43 

	86	Wordt bij de beoordeling van vergunningaanvragen een gelijk
beoordelingskader aangehouden voor alle activiteiten op de Noordzee, dus
ook voor windenergie? 	44 	45

87	Welke vorm krijgt de ‘extra aandacht’, die het afwegingskader
volgens u verdient bij mogelijke ecologisch waardevolle gebieden,
concreet?	44 	 

88	Waarom beslist het Rijk pas in 2012 of meer ecologisch waardevolle
gebieden (zoals de Centrale Oestergronden, een gebied waarvan vaststaat
dat het voldoet aan de OSPAR-criteria voor Marine Protected Areas) in
aanmerking komen voor specifieke bescherming in het kader van de Vogel-
en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie?	44 	 



  FILENAME  GRT_RGR_VW_31710-1-3.DOC 		  PAGE  1 /  NUMPAGES  6