[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2009D05675, datum: 2009-02-10, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda Milieuraad van 2 maart a.s. en Overzicht Europese wetgevingsinitiatieven (2009D05673)

Preview document (🔗 origineel)


Geannoteerde agenda Milieuraad 2 Maart

1. Raadsconclusies bijdrage Milieuraad aan de Voorjaarsraad

Het Tsjechisch voorzitterschap heeft het voornemen om raadsconclusies
aan te nemen als input van de Milieuraad voor de discussie tijdens de
aanstaande Voorjaarsraad (19/20 maart). Onderwerpen die opgenomen zijn
in de voorliggende raadsconclusies zijn het Europees Economisch
Herstelplan, Klimaat (voorbereiding Kopenhagen), Duurzame Consumptie en
Productie, Milieutechnologie, Natuurlijke hulpbronnen, Afval en
recycling, biodiversiteit en Better Regulation. Aan de Voorjaarsraad
zullen tevens de separate raadsconclusies over klimaat worden
aangeboden.

De voorliggende raadsconclusies zijn opgesteld in het licht van de
huidige economische crisis. Deze wordt gezien als kans om de economie om
te vormen tot een koolstofarme, efficiënte en duurzame economie.
Nederland ondersteunt deze zienswijze. 

De Milieuraad verwelkomt de “groene” maatregelen van het Europese
Economische Herstelplan dat de Europese Raad van december 2008 heeft
vastgesteld. De Milieuraad noemt hierbij in het bijzonder maatregelen op
het terrein van infrastructuur, energie efficiëntie van gebouwen en de
toepassing van groene producten en diensten. 

Verder benadrukt de Milieuraad het belang van duurzame productie en
consumptie. Duurzame productie en consumptie en efficiënt gebruik van
hulpbronnen zijn essentiële voorwaarden voor de duurzaamheid en het
concurrentievermogen van de Europese Economie. Ook noemt de Milieuraad
milieutechnologie als middel om efficiënt gebruik van energie en
hulpbronnen te bevorderen, alsmede om concurrentievermogen en
werkgelegenheid te stimuleren. 

In de passage over biodiversiteit benadrukt de Milieuraad de waarde van
biodiversiteit. Ze heeft met zorg kennisgenomen van de bevindingen van
de mid-term assessment van het EU Actieplan Biodiversiteit van de
Commissie, en onderstreept dat aanvullende actie nodig is om de
doelstellingen voor 2010 te halen. 

Tenslotte roept de Milieuraad lidstaten en de Commissie op, om op het
terrein van Better Regulation meer aandacht te hebben voor
implementatie, bijvoorbeeld door gebruik te maken van het werk van het
EU netwerk Implementaton and Enforcement of Environmental Law (IMPEL).

Nederland kan zich vinden in de tekst van het voorzitterschap. Nederland
is van mening dat de huidige economische crisis gezien kan worden als
een kans om de economie om te vormen tot een koolstofarme, efficiënte
en duurzame economie. Nederland is hierbij wel van mening dat de focus
dient te liggen op het implementeren van de maatregelen in het Europees
Economisch Herstelplan, zoals dat door de regeringsleiders tijdens de
Europese Raad van december 2008 is vastgesteld.

2. Klimaatverandering  

In december dit jaar zal de 15e sessie van de Conferentie van de
Partijen bij het Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (COP 15) en de
vijfde sessie van de Bijeenkomst van Partijen bij het Kyoto-protocol
(COP/MOP5), plaatsvinden in Kopenhagen. Het Voorzitterschap heeft de
Mededeling van de Commissie (dd 28 januari 2009) over de Europese inzet
richting een internationaal klimaatakkoord in Kopenhagen geagendeerd. De
Milieuraad zal hierover Raadsconclusies aannemen. Deze conclusies worden
met unanimiteit aangenomen en dienen als input voor de Voorjaarsraad van
19/20 maart. 

De Commissiemededeling is een cruciale stap in het bepalen van de
EU-inzet op weg naar een internationaal klimaatakkoord. De mededeling
bevat een samenhangend pakket voor de onderhandelingen richting
Kopenhagen en gaat onder andere in op de emissiereductiedoelstellingen
voor ontwikkelde landen, mitigatie-acties in ontwikkelingslanden,
adaptatie en de financiering  van klimaatbeleid. Nederland ziet de
Commissiemededeling als een goed doordachte en constructieve basis voor
het EU-standpunt richting Kopenhagen

Om een volledig beeld te schetsen van de EU-inzet voor Kopenhagen, zal
Nederland ervoor pleiten dat  een aantal boodschappen terugkomt in de
Milieuraadsconclusies: het te bereiken internationale akkoord moet
ambitieus zijn en het mogelijk maken de wereldwijde temperatuurstijging
te beperken tot 2 graden celsius, het moet duidelijk zijn over de
bijdrage van landen aan het terugdringen van broeikasgassen en aan de
aanpassing aan klimaatverandering, inclusief de benodigde financiering
daarvoor.

Verder vindt Nederland het belangrijk dat de EU duidelijk is over haar
bereidheid  30% emissies te reduceren als een internationaal akkoord tot
stand komt in Kopenhagen, waarbij andere ontwikkelde landen
vergelijkbare inspanningen leveren en economisch meer gevorderde
ontwikkelingslanden een bijdrage leveren, die in verhouding staat tot
hun verantwoordelijkheden en capaciteiten.

Geschat wordt dat de investeringen ten behoeve van wereldwijde
emissiereducties zullen oplopen tot €175 miljard in 2020, waarvan meer
dan de helft in ontwikkelingslanden. De inspanningen van
ontwikkelingslanden moeten financieel ondersteund worden door de
ontwikkelde landen. Voor het behoud van de leiderschapsrol van de EU en
bovenal  de nodige vooruitgang in de onderhandelingen richting
Kopenhagen is het essentieel dat de EU in de Milieuraad, de Ecofin en de
Voorjaarsraad stevige Raadsconclusies zal aannemen, die de EU in staat
stellen meer concrete voorstellen te doen en waarin wordt aangegeven dat
Europa bereid is haar eerlijke financiële aandeel te leveren, via de
koolstofmarkt (hoofdzakelijk privaat,  CDM) maar ook aanvullend daarop
via publieke middelen.

3. Zeehonden

Het Tsjechische voorzitterschap wil een verder debat voeren over het
verordeningsvoorstel inzake de handel in zeehondenproducten. Dit
voorstel is reeds behandeld in de Milieuraad van 20-21 oktober 2008,
waarover ik u door middel van mijn brief van 29 september 2008
(Kamerstuk 21501 nr. 286) en tijdens het Algemeen Overleg op 9 oktober
2008 heb geïnformeerd. Tsjechië wil het voorstel graag afronden in de
eerste lezing van het Europees Parlement. Het voorstel is gebaseerd op
de artikelen 95 en 133 van het EG-verdrag. Besluitvorming vindt plaats
via de co-decisieprocedure (artikel 251 EG-verdrag), waarbij in het EP
besluiten worden genomen met gekwalificeerde meerderheid.

Het voorstel verbiedt het op de markt brengen van, invoeren in,
doorvoeren door en uitvoeren uit de Gemeenschap van zeehondenproducten,
met als doel het verbeteren van het dierenwelzijn en harmonisering van
interne wetgeving inzake de handel in zeehondenproducten. De handel in
deze producten is wel mogelijk indien aan voorwaarden wordt voldaan voor
het humaan doden van zeehonden. 

Hoewel het voorzitterschap het dossier een aantal malen heeft
geagendeerd, is er vooralsnog weinig vooruitgang geboekt, mede omdat er
nog geen uitsluitsel is over onder andere de rechtsgrondslag en WTO
compatibiliteit. Daarnaast hebben de lidstaten uiteenlopende belangen en
standpunten. Een aantal noordelijke landen zoekt nog naar oplossingen
voor hun specifieke situatie (kleinschalige jacht en de Inuït). Met het
oog hierop wil het voorzitterschap opnieuw een politiek debat in de Raad
houden. 

Nederland is voorstander van een Europese aanpak en verwelkomt op
hoofdlijnen het initiatief van de Commissie. Nederland ziet het voorstel
als een belangrijke doorbraak, maar vindt het voorstel nog niet ver
genoeg gaan. De huidige Nederlandse regelgeving is strenger dan het
Commissievoorstel, en de inzet van Nederland zal dan ook zijn om het
voorstel in lijn te krijgen met de bestaande Nederlandse regelgeving.
Mocht dat niet haalbaar zijn, dan wenst Nederland de ruimte te krijgen
strengere nationale maatregelen te treffen. Omdat de huidige vorm van
het voorstel (een verordening) ertoe zou leiden dat er geen ruimte zou
zijn voor strengere nationale maatregelen, oordeelt Nederland negatief
over de proportionaliteit van het voorstel. Daarnaast betwijfelt
Nederland of dodingmethoden die als “humaan” gekarakteriseerd kunnen
worden voldoende beschikbaar en handhaafbaar zijn om zeehonden afdoende
te beschermen tegen handelingen die vermijdbare pijn en andere vormen
van lijden kunnen bezorgen. 

4. EMAS

De Europese Commissie heeft op 18 juli 2008 het Voorstel voor een
Verordening van het Europees Parlement en de Raad voor een vrijwillige
participatie van organisaties in een gemeenschappelijk eco-management en
audit-schema (EMAS) vastgesteld. De rechtsbasis is artikel 175 van het
EG-verdrag. Besluitvorming vindt plaats via de co-decisieprocedure
(artikel 251 EG-verdrag), waarbij in het EP besluiten worden genomen met
gekwalificeerde meerderheid. Het Tsjechisch voorzitterschap is
voornemens een eerste lezing akkoord te bereiken op dit dossier. De
Ministers zullen een beleidsdebat voeren aan de hand van nader te
formuleren vragen.

Dit voorstel is de tweede revisie van de EMAS-verordening uit 1993 en
maakt onderdeel uit van het actieplan duurzame consumptie en productie
en duurzaam industriebeleid. Een EMAS-registratie kan vrijwillig worden
aangevraagd door organisaties die het milieumanagementsysteem hebben
ingevoerd en een milieuverslag hebben opgesteld die door een externe
verificateur zijn goedgekeurd. Jaarlijks moet dan een goedgekeurd
verslag worden ingediend. Aanvankelijk was de verordening bestemd voor
industriële bedrijven. Sinds de eerste revisie (2001) kan elke
organisatie uit een lidstaat deelnemen. EMAS is enerzijds een aanvulling
(betere controlemiddelen en strengere verslaggevingeisen), en anderzijds
overlapt het de certificering voor milieumanagementsystemen volgens de
internationale ISO 14001-norm. Nederland ondersteunt het gebruik van
ISO14001 door het Nederlandse bedrijfsleven. In juli 2008 waren er in
Nederland tien organisaties met een EMAS-registratie ten opzichte van
1250 organisaties met een ISO14001-certificaat. De EMAS-verordening
voldoet volgens zowel de Commissie als de lidstaten niet aan de
verwachtingen (circa 4 000 registraties t.o.v. circa 50 000 ISO 14001
certificaten in Europa). De Commissie wil dat de EMAS-verordening de
“benchmark” voor milieumanagement wordt, en wil daarnaast de
deelname in 5 en 10 jaar laten groeien tot respectievelijk 23 000 en 35
000 organisaties. Hiervoor stelt ze verschillende en gedetailleerde
middelvoorschriften voor. 

Nederland onderkent het belang van EMAS voor andere lidstaten, die
minder aansluiting bij de ISO-norm hebben gezocht. Om de kans op
verzwaring van de lasten voor zowel overheid als bedrijfsleven te
verkleinen, pleit Nederland er echter wel voor om de voor EMAS opgelegde
verplichtingen zodanig te wijzigen dat de lidstaten alleen verplicht
zijn om de structuur te implementeren. Dit in de vorm van een bevoegde
autoriteit die de aanvragen behandelt. Op deze manier is registratie wel
mogelijk maar blijft er vrijheid voor de lidstaten in de wijze waarop
EMAS in de uitvoering van het milieubeleid wordt ingezet, zodat er geen
sprake is van toename van lasten.

5. Ecolabel

De Europese Commissie heeft op 16 juli 2008 het Voorstel voor een
Verordening van het Europees Parlement en de Raad vastgesteld
betreffende een communautair systeem van milieukeuren, genaamd
“Ecolabel”. De rechtsbasis is artikel 175 van het EG-verdrag.
Besluitvorming in het EP vindt plaats via gekwalificeerde meerderheid,
via de co-decisie procedure (artikel 251 EG-verdrag). Het Tsjechisch
voorzitterschap is voornemens een eerste lezing akkoord te bereiken op
dit dossier.  De Ministers zullen een beleidsdebat voeren aan de hand
van nader te formuleren vragen. 

Het voorstel voor de herziening van de bestaande verordening
“Ecolabel” maakt onderdeel uit van het actieplan duurzame consumptie
en productie en duurzaam industriebeleid. Doel van het Europees
“Ecolabel” is stimulering van duurzame productie en consumptie van
producten en diensten door een benchmark te ontwikkelen voor
milieuprestaties, waarbij de best presterende producten het
“Ecolabel” dragen.

Op dit moment stimuleert het “Ecolabel” de duurzame productie en
consumptie onvoldoende vanwege bureaucratie en lage herkenbaarheid van
het label. 

De Europese Commissie wil dit ondervangen door herziening van de
bestaande verordening “Ecolabel”. Deze behelst uitbreiding van het
label naar andere producten, verbetering van de marketing, integratie
met nationale milieulabels en andere beleidsinstrumenten, het
faciliteren van het duurzaam inkoopbeleid voor de lidstaten, afschaffing
van de omzetafhankelijke bijdrage en vereenvoudiging van de
procedureaanvraag.

Nederland ondersteunt de ambitie van de Europese Commissie om
etikettering te stimuleren en, waar mogelijk en relevant, labels te
integreren. Nederland ondersteunt het behoud van het vrijwillige
karakter van het “Ecolabel” en pleit ervoor dat de (internationale)
regels ten aanzien van etikettering en normering gerespecteerd zullen
worden.

Wat de specifieke onderdelen van het voorstel betreft draagt Nederland
de volgende visie uit:

Nederland pleit voor een adequate financiering van het “Ecolabel” op
basis van een rationele bijdrage door het bedrijfsleven;

Nederland steunt de uitbreiding van de mogelijkheden voor het gebruik
van het “Ecolabel” naar andere producten, waarbij voor de
beoordeling de milieudruk in de gehele keten wordt meegenomen. De
uitbreiding naar voedselproducten ziet, met uitzondering van
aquacultuur, slechts op de milieudruk tijdens de verwerking, verpakking
en het transport van voeding, dus enkel op  “processed food”
(verwerkt voedsel). Nederland ondersteunt deze beperking niet, omdat bij
deze producten de milieueffecten aan het begin van de keten niet worden
beoordeeld;

bij de integratie van etiketteringsinitiatieven moet gezorgd worden voor
de herkenbaarheid en eenduidigheid voor de consument;

voor de criteria van het “Ecolabel” moet zoveel mogelijk worden
aangesloten bij  criteria van andere etiketteringsinitiatieven (zoals
nationale milieukeuren).

6. Wijziging Ozonverordening

Het Voorzitterschap heeft een beleidsdebat geagendeerd over het voorstel
van de Commissie voor de wijziging van de verordening van het Europees
Parlement en de Raad inzake ozonlaagaantastende stoffen (EG 2037/2000).
De richtlijn is gebaseerd op artikel 175 (1) van het EG verdrag.
Besluitvorming in het EP vindt plaats via gekwalificeerde meerderheid,
via de co-decisie procedure (artikel 251 EG-verdrag).

De ozonverordening is primair bedoeld om de afspraken uit het Montreal
Protocol over ozonlaag afbrekende stoffen vast te leggen in Europese
regelgeving. De belangrijkste zaken die de Commissie met de voorgestelde
wijziging beoogt zijn: de naleving van het Montreal Protocol, zoals
aangepast in 2007, te waarborgen, de bestaande verordening te
vereenvoudigen, het gebruik van methylbromide voor ‘quarantaine and
pre-shipmenttreatment’ (QPS) te reduceren en toekomstige uitdagingen
zoals emissies uit voorraden, illegale handel en nieuwe stoffen, aan te
pakken om spoedig herstel van de ozonlaag te bevorderen.

Het Tsjechisch voorzitterschap is voornemens een eerste lezing akkoord
te bereiken op dit dossier. Plenaire stemming in het EP is voorzien in
maart. Gezien de verhoudingen in raadskader lijkt een akkoord haalbaar.
Vooralsnog is nog niet bekend waar het Tsjechisch Voorzitterschap het
beleidsdebat in de Milieuraad op wil gaan toespitsen. Mede gelet op de
positie van het EP is de verwachting dat het debat zal gaan over de
uitfasering van methylbromide voor QPS toepassingen en de versnelde
uitfasering van de productie van chloorfluorkoolwaterstoffen (HCFKs).

 

Omdat de voorliggende tekst een duidelijke verbetering betekent ten
opzicht van  de bestaande Verordening, staat Nederland positief
tegenover het streven naar een akkoord in eerste lezing. Het is altijd
één van de Nederlandse speerpunten geweest om zo snel mogelijk het
gebruik van methylbromide voor QPS toepassingen uitgefaseerd te krijgen.
In het commissievoorstel wordt Europese uitfasering van methylbromide
voor QPS voorzien in 2014. Mede vanwege de koppeling met de
Gewasbeschermingsrichtlijn bestaat er een mogelijkheid dat uitfasering
al in 2010 zal plaatsvinden. Nederland is ook voorstander van het
versneld uitfaseren van HCFKs. Nederland staat daarom ook positief
tegenover het idee om de uitfasering van productie en consumptie van
HCFKs gelijk te trekken. 

7. Integrated Pollution Prevention and Control (IPPC)

Het Tsjechisch voorzitterschap heeft de herziening van de IPPC-richtlijn
(Integrated Pollution Prevention and Control) geagendeerd voor een
beleidsdebat. De richtlijn is gebaseerd op artikel 175 van het
EG-Verdrag. Besluitvorming in het EP vindt plaats met gekwalificeerde
meerderheid, via de co-decisieprocedure (artikel 251 EG-Verdrag). De
herziening heeft vorm gekregen in een voorstel voor een nieuwe
‘Richtlijn Industriële Emissies’ uitgebracht door de Commissie in
december 2007. Onder Frans en Tsjechisch voorzitterschap is het voorstel
reeds besproken. Naar verwachting zal het Tsjechisch voorzitterschap
vanwege de complexiteit van het voorstel nog geen politiek akkoord
bereiken en wordt pas onder Zweeds voorzitterschap eind 2009 een akkoord
vastgesteld. Plenaire stemming in het EP (eerste lezing) is voorzien in
maart 2009. Eind januari 2009 heeft stemming in de milieucommissie van
het EP plaatsgevonden.

De IPPC-richtlijn die in 1996 werd gepubliceerd en nu wordt herzien,
heeft als doel milieuverontreiniging door industriële activiteiten en
intensieve veehouderij te voorkomen en te bestrijden. Het belangrijkste
instrument van de richtlijn is de milieuvergunning. Om een
milieuvergunning te krijgen, moet een bedrijf de best beschikbare
technieken toepassen om emissies te voorkomen dan wel zo ver mogelijk te
reduceren. Om te bepalen wat de best beschikbare technieken zijn, maken
vergunningverleners en bedrijven onder meer gebruik van Europese
referentiedocumenten/handreikingen voor best beschikbare technieken
(BREFs).

	

De debatvragen voor de Milieuraad zijn nog niet bekend, maar gelet op de
resultaten van de Raadswerkgroepen tot nu toe en de stemming in de
milieucomissie van het EP lenen naar verwachting de volgende elementen
zich voor bespreking in de Raad: 

integratie en aanscherping van de Richtlijn grote stookinstallaties;

voorstellen om de toepassing van de BREFs in milieuvergunningen te
verbeteren;

uitbreiding van rapportageverplichtingen;

aanpassing van de reikwijdte: meer bedrijven onder de nieuwe richtlijn.

Nederland juicht de voorgestelde aanscherping van de Richtlijn grote
stookinstallaties en de integratie van deze richtlijn in de Richtlijn
industriële emissies toe. Het verduidelijkt de regelgeving en bevordert
het gelijke speelveld. Nederland zet zich waar mogelijk in om innovatie
verder te stimuleren door het wegnemen van barrières voor
NOx-emissiehandel (hierin voorziet het voorstel nu nog niet).

Nederland verwacht geen milieuvoordelen van het amendement van de
milieucommissie van het EP om alle BREFs aan te vullen met bindende
minimumeisen (European Safety Net). Nederland geeft de voorkeur aan het
voorstel van de Commissie dat de eisen aan het gebruik van BREF’s bij
vergunningverlening verduidelijkt. Dit dient, wat Nederland betreft, te
worden aangevuld met maatregelen gericht op de verbetering van de
kwaliteit en toegankelijkheid van de BREFs. De inzet van Nederland richt
zich verder op een goede afstemming van verplichtingen van de Richtlijn
industriële emissies met verplichtingen uit de Richtlijn nationale
emissieplafonds, een inzet die overigens ook door de milieucommissie van
het EP wordt bepleit.

Nederland zet in op vereenvoudiging van de nieuw voorgestelde
rapportageverplichtingen, omdat zij vreest dat deze zullen leiden tot
disproportionele aanvullende administratieve lasten. 

Ten slotte is Nederland geen voorstander van het uitbreiden van de
reikwijdte van de richtlijn naar kleine agrarische en industriële
toepassingen. Nederland verwacht hiervan weinig milieuverbeteringen,
maar wel extra lasten.8. AOB

a. 25ste sessie van de UNEP Governing Council

Onder diversen zal het Tsjechisch voorzitterschap terugkoppelen over de
25e bijeenkomst van de UNEP Governing Council, die van 16-20 februari
plaatsvindt. Op ministerieel niveau staan twee issues centraal: het
Global Green Deal Initiative en internationaal milieubestuur. UNEP heeft
in Oktober 2008 het Global Green Deal Inititatief gelanceerd. Doel van
dit initiatief is duidelijk te maken dat “slimme investeringen” in
milieu en klimaat op de korte termijn kansen bieden voor economisch
herstel en behoud van natuur en milieu, en op lange termijn bijdragen
aan de economische toekomstbestendigheid. Namens Nederland participeer
ik in een panel dat de discussie in de Governing Council zal inleiden en
waarin de vraag centraal staat wat de kernelementen  zijn van een
“groene economie” en hoe de transitie naar die economie bevorderd
kan worden. Mijn collega Minister Verburg zal als voorzitter van de
Commission for Sustainable Development ook deelnemen aan een aantal
programma-onderdelen van de UNEP Governing Council.

Discussie en naar verwachting besluitvorming zal verder plaatsvinden
t.a.v. een tiental onderwerpen waarvan het UNEP programma en
budget 2010-2011, de staat van het milieu en een mondiaal regime voor
kwik de belangrijkste zijn. Conform de afspraken die zijn gemaakt
tijdens de Milieuraad in december 2008 zal Europa zich inzetten voor een
mondiaal verdrag waarin alle fasen van de levenscyclus van kwik en
kwikhoudende producten worden meegenomen.