Afschrift
Bijlage
Nummer: 2009D07046, datum: 2009-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Afschrift brief aan de Raad voor de Rechtspraak over de verschijningsplicht ouders ter terechtzitting (wetsvoorstel 30 143) (2009D07044)
Preview document (🔗 origineel)
Datum 29 januari 2009 Onderwerp Verschijningsplicht voor ouders van minderjarige verdachten (wetvoorstel 30 341). Met verwijzing naar uw brief van 16 september 2008 onder bovenvermeld kenmerk en mede tegen de achtergrond van de uitkomst van de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces in de Eerste Kamer op 23 september 2008 bericht ik u het volgende. Bezwaren tegen artikel 496a Sv Van uw bedenkingen met betrekking tot de uitvoering van het in het wetsvoorstel opgenomen artikel 496 Sv heb ik met aandacht kennisgenomen. Ook de woordvoerders van de fracties in de Eerste Kamer waren in de gelegenheid van het door u aan mij uitgebrachte advies kennis te nemen. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer heb ik toegezegd met u te bespreken of en op welke wijze aan de door u opgeworpen bedenkingen tegemoet kan worden gekomen en dat ik verslag zou uitbrengen van de uitkomst van dit overleg. Uitkomst overleg met uw Raad Op 13 oktober 2008 is ambtelijk overleg gevoerd met vertegenwoordigers van uw Raad en ambtenaren van mijn departement. In dit overleg zijn de gerezen bedenkingen en praktische bezwaren nader toegelicht. Uitgangspunt is dat het aan het nieuwe artikel ten grondslag liggende idee in den brede kan worden onderschreven. Uw Raad, de woordvoerders in de Eerste Kamer en ik zijn het erover eens, dat de aanwezigheid van de ouders van minderjarige verdachten bij de behandeling van hun strafzaak op de terechtzitting in hoge mate gewenst is. Het is niet alleen in het belang van de verdachte en het slachtoffer, maar ook van maatschappelijk belang dat ouders zich bewust zijn van hun bijzondere verantwoordelijkheid voor de opvoeding van de minderjarige en mogelijke scheefgroei daarin, terwijl zij zich ook bewust dienen te zijn van het belang van hun aanwezigheid op de terechtzitting. Een oproeping om te verschijnen is geen vrijblijvende uitnodiging, maar dient uitermate serieus te worden opgevat. Als dit besef bij de ouders niet aanwezig lijkt te zijn, mag van de overheid inspanning worden verwacht om dit besef bij te brengen De vertegenwoordigers van uw Raad gaven te kennen dat zij de praktische bezwaren tegen de kwestieuze bepaling van zodanig gewicht achten dat naar hun oordeel voorkomen moet worden dat deze kracht van wet krijgt. Zij gaven te kennen prijs te stellen op een aanpassing van de wettelijke regeling die meer tegemoet komt aan de door de Raad voor de rechtspraak geuite bedenkingen. In confesso is dat het belang van de aanwezigheid van de ouders van de minderjarige verdachte van misdrijf op de terechtzitting wordt onderschreven. De praktische bezwaren tegen de redactie van het nieuwe artikel 496a Sv zijn evenwel zoals door u in uw hierboven genoemde brief beschreven en zoals door mij in december 2007 in de Tweede Kamer vóór de stemming over het wetsvoorstel uiteengezet, van gewicht. In de Eerste Kamer is bovendien niet zonder reden de minder gelukkige en strikte redactie van de onderscheiden leden van artikel 496a Sv in samenhang bezien aan de orde gesteld. Dit heeft mij tot de conclusie gebracht dat er aanleiding is een wetswijziging te bevorderen die aan de rechter voldoende ruimte geeft bij het beoordelen van de noodzaak van aanhouding in een concrete strafzaak. De snelste weg die naar mijn oordeel tot wijziging kan leiden is de invoeging als nota van wijziging bij een lopend (verzamel) wetsvoorstel van wijzigingen van voornamelijk technische aard (Kamerstukken II 2008/09, nr. 30 391, nr. 8). Een afschift van deze nota van wijziging zend ik u hierbij toe. Het bovenstaande betekent dat ik aan de Eerste Kamer zal verzoeken de behandeling van het wetsvoorstel in zijn huidige vorm voort te zetten, waarbij ik meedeel dat ik een wetswijziging heb bevorderd, waarin aan de eerder door mij verwoorde en door u nader toegelichte bezwaren, die bij een aantal woordvoerders begrip ontmoetten, voor zo veel mogelijk rekening is gehouden. Ik heb er goede nota van genomen dat u instemmend verwijst naar de maatregelen zijn genomen om een hogere graad van aanwezigheid van ouders binnen het bestaande wettelijk kader te verzekeren. Terecht verwijst u in dit verband naar bestaande projecten van de kinderbescherming, jeugdzorg en veiligheidshuizen om de betrokkenheid van ouders bij de strafzaak te vergroten en die resulteren in een aanzienlijke grotere mate van aanwezigheid van de ouders op de terechtzitting dan voorheen het geval was. U toont zich graag bereid om mee te werken aan pilots in samenwerking met de veiligheidshuizen. Ik ben voornemens in de eerste helft van dit jaar aan de Tweede Kamer een beleidsnota te zenden met maatregelen om de ouders een duidelijker en steviger positie in het jeugdstrafrecht te geven teneinde hen op een effectieve en consequente manier bij het strafproces te betrekken. Uitgangspunt daarbij is dat bezien wordt of succesvolle initiatieven uit de lokale praktijk (landelijk) benut kunnen worden. Bovendien kan dit bijdragen aan een effectievere aanpak van de jeugdige wetsovertreder Het gaat dan vanaf het moment van de aanhouding tot aan de tenuitvoerlegging van de straffen en maatregelen. De rechter kan er dus van uitgaan dat in het voortraject extra inspanning zal worden gepleegd om de ouders zodanig bij de zaak te betrekken dat zij eigener beweging na eerste oproeping ter zitting zullen verschijnen. Dat zal de mate waarin de door u verwachte problematiek zich feitelijk zal voordoen, ook stellig verminderen. De Minister van Justitie, IF REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT = " " " " " REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Test " Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector straf- en sanctierecht Datum 29 januari 2009 Ons kenmerk REF dvRefGegevensOnsKenmerk \* MERGEFORMAT 5583033/09/6 REF dvRubriceringMerkingRefBasis \* MERGEFORMAT Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 3 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken Directie Wetgeving sector straf- en sanctierecht Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Contactpersoon mw.mr. I.M. Abels Coördinerend raadadviseur T 070 370 6844 F 070 370 7519 i.m.abels@minjus.nl Ons kenmerk 5583033/09/6 Uw kenmerk UIT 13 185/ONTW JC Bijlagen 1 Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. IF SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 1 > 1"Pagina PAGE \* MERGEFORMAT 1 van SECTIONPAGES \* MERGEFORMAT 3 " " " > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak Postbus 90613 2509 LP DEN HAAG