[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

kamerstuk 31391-nr. 9 (3eNvW)

Bijlage

Nummer: 2009D07048, datum: 2009-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Afschrift brief aan de Raad voor de Rechtspraak over de verschijningsplicht ouders ter terechtzitting (wetsvoorstel 30 143) (2009D07044)

Preview document (🔗 origineel)


Partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van
Strafvordering en enkele aanverwante wetten in verband met
rechtsontwikkelingen, internationale verplichtingen en geconstateerde
wetstechnische gebreken en leemten (31 391)

Derde Nota van wijziging 

Indien het bij koninklijke boodschap van 9 juni 2005 ingediende voorstel
tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van
Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van
de positie van het slachtoffer in het strafproces (Kamerstukken II
2004-2005, 30 143) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt
deze wet als volgt gewijzigd:

Onderdeel M komt te luiden:  

Na artikel 496 wordt ingevoegd artikel 496a dat luidt:

Artikel 496a

1. Indien de ouders of voogd van een van misdrijf verdachte minderjarige
in gebreke blijven op de terechtzitting te verschijnen, beveelt het
gerecht de aanhouding van de zaak tegen een bepaalde dag en beveelt het
tevens hun oproeping. Het gerecht stelt voorafgaand aan zijn beslissing
de verdachte, de officier van justitie en het slachtoffer dat ter
terechtzitting aanwezig is, in de gelegenheid zich uit te laten over de
wenselijkheid van aanhouding. 

2. Het gerecht kan bij het bevel tot oproeping een bevel tot
medebrenging verlenen, indien het de aanwezigheid van een of beide
ouders dan wel de voogd bij de behandeling van de zaak op de
terechtzitting noodzakelijk acht. Het gerecht kan dit bevel ook geven in
het geval van de behandeling van de zaak van een van overtreding
verdachte minderjarige. 

3. Het gerecht kan slechts bevelen dat het onderzoek niet wordt
aangehouden en dat een bevel tot medebrenging niet wordt verleend,
indien:

a. het aanstonds een van de uitspraken bedoeld in artikel 349, eerste
lid, doet, 

b. de ouders of voogd geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland
hebben, of

c. de aanwezigheid van een of beide ouders niet in het belang van de
minderjarige wordt geacht. 

Toelichting

Dit artikel geeft uitdrukking aan de breed onderschreven wenselijkheid
om ouders meer te betrekken bij de berechting van een strafzaak tegen
hun minderjarige kind. Inmiddels is beleid in voorbereiding genomen om
de ouders een duidelijker en steviger positie in het jeugdstrafrecht te
geven teneinde hen op een effectieve en consequente manier bij het
strafproces te betrekken. Uitgangspunt daarbij is dat bezien wordt of
succesvolle initiatieven uit de lokale praktijk (landelijk) benut kunnen
worden. 

Bovendien kan dit bijdragen aan een effectievere aanpak van de jeugdige
wetsovertreder  Het gaat dan vanaf het moment van de aanhouding tot aan
de tenuitvoerlegging van de straffen en maatregelen. In de eerste helft
van 2009 zal de Tweede Kamer daarover een beleidsbrief/nota ontvangen.
Vooral vanuit het perspectief van het belang van het kind en het verdrag
inzake de rechten van het kind bestaat veel aandacht voor de positie van
de ouders bij jeugdstrafzaken. Op 27 oktober 2008 werd hierover een
expertmeeting gehouden; op de resultaten daarvan zal het beleid mede
worden gebaseerd. 

De hoofdregel is opgenomen in artikel 496 Sv., dat bepaalt dat de ouders
van een minderjarige verdachte voor de terechtzitting worden opgeroepen,
om hun in staat te stellen aan te voeren wat als verdediging van de
minderjarige kan dienen. Een oproeping is geen vrijblijvende invitatie
aan de ouders om te verschijnen, maar markeert een behandeling van een
aanklacht tegen de minderjarige waarop hij zich ten overstaan van de
rechter moet verantwoorden.

Artikel 496a Sv. regelt wat moet gebeuren als de ouders geen gevolg
hebben gegeven aan de oproeping en niet ter terechtzitting zijn
verschenen. 

Het eerste lid bepaalt dat bij niet verschijning van de ouders in een
misdrijfzaak, aanhouding van de zaak en hernieuwde oproeping van de
ouders volgen. In het tweede lid is opgenomen dat het bevel tot
oproeping kan worden gecombineerd met een bevel tot medebrenging;

In het derde lid zijn de uitzonderingen op de hoofdregel van het eerste
lid opgenomen.

Geen nieuwe oproeping volgt als: 

1) de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld; 2) geen vaste woon- of
verblijfplaats van de ouders bekend is of 3) de aanwezigheid van (een
van) de ouder(s) niet in het belang van de minderjarige wordt geacht.

Naar aanleiding van de mondelinge behandeling in de Eerste Kamer van het
wetsvoorstel op 23 september 2008 en het advies van de Raad voor de
rechtspraak van 17 september 2008 over de gevolgen van de invoering van
het aannemen van het amendement inzake de verschijningsplicht van ouders
van minderjarige verdachten (Kamerstukken II 2006/07, 30143,nr. 11)
heeft nader beraad plaatsgevonden over de uitvoerbaarheid van die
gevolgen. Dit heeft geleid tot de hierboven weergegeven herformulering
van de geamendeerde wettekst met het oog op een voor de rechtspraktijk
werkbare regeling waarin de bedoeling van de wetgever weliswaar
duidelijk tot uitdrukking komt, maar niettemin ruimte wordt geschapen
voor een redelijke wetstoepassing. 

De Minister van Justitie,