[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Brief van de VNG aan de Tweede Kamer inzake Meavita Nederland

Bijlage

Nummer: 2009D07234, datum: 2009-02-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Meavita Nederland (2009D07231)

Preview document (🔗 origineel)


Brief VNG a/d Tweede Kamer

Morgen ontvangt u deze brief in de formele opmaak van de VNG

Excuses voor deze opmaak.

------------------------------------------------------------------------
----------------------------------------------

Den Haag, 17 februari 2009 

aan de leden van de Tweede Kamer-commissie voor VWS,

 

 

Geachte leden van de Tweede Kamer,

 

Graag informeren wij u in deze brief over de wijze waarop gemeenten bij
de ontwikkelingen rond Meavita betrokken zijn. U bent over Meavita
eerder vandaag uitgebreid per brief geïnformeerd door staatssecretaris
Bussemaker. Voor een uitgebreidere beschrijving van de feitelijke
ontwikkelingen verwijzen wij graag naar die brief.

 

Meavita levert WMO-zorg in de regio’s Groningen, Achterhoek en Utrecht
als mede in de gemeente Den Haag. De Utrechtse en Achterhoekse gemeenten
alsmede de gemeente Den Haag nemen ook jeugdgezondheidszorg en algemeen
maatschappelijk werk af van Meavita. In totaal zijn een kleine 60
gemeenten afnemer van Meavita.

 

Hoewel de gemeenten in een later stadium betrokken zijn, kunnen we u
melden dat de VNG en de gemeenten de laatste weken goed en intensief
samenwerken met VWS om de gevolgen van de situatie bij Meavita in beeld
te krijgen en daarop de noodzakelijke acties te ondernemen. Binnen deze
goede samenwerking acteert ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid,
maar wel met twee uitdrukkelijk gezamenlijke doelen. Ten eerste mag de
cliënt op geen enkele manier gedupeerd worden door de ernstige situatie
bij Meavita en de continuïteit van zorg derhalve gegarandeerd moet
zijn.  Ten tweede dat er geen publieke middelen, bedoeld voor zorg en
ondersteuning, mogen wegvloeien naar kosten cq. schulden die het gevolg
zijn van slecht management en verkeerde inschattingen. De oplossingen
zoals die nu in de 4 Meavita-regio's in de steigers staan, zowel voor
het AWBZ-deel als voor het gemeentelijke deel, voldoen zo goed als op
dit moment mogelijk is aan die twee doelstellingen. We spreken onze
waardering uit voor de wijze waarop de staatssecretaris dit proces samen
met de gemeenten de afgelopen weken heeft gevoerd.

 

Gemeenten zijn pas later in het proces bij het zoeken naar oplossingen
betrokken. In de eerste weken van januari werd het overleg over Meavita
- tussen VWS, zorgkantoren en NZa - gedomineerd door de zorgen over de
continuïteit van de AWBZ-zorgverlening. De WMO, jeugdgezondheidszorg en
algemeen maatschappelijk werk waren toen nauwelijks in beeld. Pas vanaf
19 januari werd de VNG door VWS bij de zaak betrokken.

Deze late betrokkenheid had tot gevolg dat de toen reeds ontwikkelde
oplossingsrichting (de 12 door Meavita zelf op te richten stichtingen)
onvoldoende rekening hield met de gevolgen voor de huishoudelijke hulp,
de jeugdgezondheidszorg en het maatschappelijk werk. De inhaalslag die
wij samen met de betrokken gemeenten in de tweede helft van januari
hebben uitgevoerd, leidde bij de gemeenten tot de unanieme conclusie, op
2 februari getrokken tijdens een tweede overlegvergadering met de
Meavita-gemeenten, dat deze oplossing voor gemeenten te duur en
juridisch te riskant was. Voor de gemeenten zou het feitelijk effect
geweest zijn, dat vanaf de eerste dag wel zorg zou worden verleend, maar
dat de prijs waartegen pas later bepaald zou gaan worden. Gemeenten,
zeker die een kostendekkend tarief betalen, wilden geen blanco cheque
afgeven. De gemeenten hadden graag meegedaan met het plan van de 12
stichtingen, als het ook voor de gemeenten een goed plan was geweest,
maar de kosten en de risico's waren eenvoudig te hoog. De sanerings- en
ontvlechtingskosten zouden voor een belangrijk deel voor rekening van de
gemeenten komen, terwijl de gemeenten niet verantwoordelijk kunnen
worden gehouden voor het ontstaan van de financiële problemen bij
Meavita. 

 

Nadat de gemeenten op 2 februari het plan met de 12 stichtingen is
afgewezen en omdat er nieuwe nieuwe informatie beschikbaar kwam over de
situatie bij Meavita, hebben wij samen en in nauw, constructief overleg
met de staatssecretaris in hoog tempo gezamenlijk doorgewerkt aan een
ander scenario.  In dat scenario wordt de oplossing per regio opgezet,
in overleg met de regionale stakeholders en in lijn met de processen die
in die regio lopen (zoals aanbesteding). We schetsen graag in kort
bestek hoe in elk van de 4 regio's die oplossing er uit ziet, met als
invalshoek de gemeentelijke verantwoordelijkheid:

 

1. Regio Groningen.

In de regio Groningen hebben de vertegenwoordigers van de Groninger
gemeenten en Zorgkantoor Menzis afspraken gemaakt over de continuering
van de zorg, waarbij ook een basis is gelegd voor de ontwikkeling van
nieuwe zorgconcepten. Gezien de sitautie bij Meavita ligt het in de rede
dat er een neiuwe rechtspersoon moet worden opgericht, zoals beschreven
in de brief van staatssecretaris Bussemaker.

Het merendeel van de Groninger gemeenten is bereid de contracten over
te dragen aan de nieuwe rechtspersoon. De Vereniging van Groningen
Gemeenten zal zich inspannen om de resterende gemeenten zonodig te
bewegen hetzelfde te doen. Dit onder de conditie dat de
contractvoorwaarden hetzelfde blijven. Besluitvorming echter is een zaak
van de afzonderlijke gemeentebesturen.

 

 

2. Achterhoek

Er bestaat tussen Meavita, de Zorgkantoren Menzis en Agis en de
Achterhoekse gemeenten (inclusief Zutphen, Voorst en Lochem) volledige
overeenstemming over de afsplitsing van het relatief gezonde Sensire. De
gemeenten zijn van mening dat Meavita in de gesprekken een constructieve
houding over deze afsplitsing heeft aangenomen. Op 16 januari zijn de
statuten van het zelfstandige Sensire opgemaakt om ze vervolgens op 18
februari door de Raad van Commissarissen van Meavita te laten
bekrachtigen. Het betreft een ongedeeld Sensire waarbinnen de AWBZ, WMO,
JGZ en AMW diensten uitgevoerd blijven worden, met een boekhoudkundige
scheiding tussen de AWBZ-gelden en de gemeentelijke gelden. Overigens is
een aangekondigde mogelijke nieuwe fusie tussen Sensire en Vitras/CMD
door de Achterhoekse gemeenten krachtig veroordeeld. Het ligt niet in de
lijn der verwachtingen dat deze fusie doorgang zal vinden.

 

3. Regio Utrechtse heuvelrug

 

Voor de Utrechtse gemeenten gaat het er momenteel in de eerste plaats om
dat Vitras/CMD de verplichtingen die voortvloeien uit de contracten en
de subsidierelaties in 2009 kan uitvoeren. Op basis van de huidige
inzichten kan Vitras/CMD dit jaar zijn verplichtingen nakomen. Zo bezien
is de continuïteit van zorg ook in Utrecht gewaarborgd. Mocht op korte
termijn de zorg in gevaar komen dan zijn er in het Utrechtse back-up
plannen, zowel voor de Wmo-onderdelen als voor de JGZ en het AMW.

Daarnaast hechten de gemeenten in de Utrechtse regio er groot belang aan
dat Vitras/CMD ten spoedigste wordt losgemaakt van het Meavita-concern.
Deze ontvlechting moet gebeuren zonder dat verliezen die in de andere
onderdelen van Meavita zijn gemaakt mede door Vitras/CMD worden
gedragen. De financiële positie van Vitras/CMD is zwak en als er
verliezen uit andere delen van Meavita worden doorgeschoven zou dat het
einde voor Vitras/CMD kunnen betekenen. Een brief met deze strekking is
op 17 februari aan de Raad van Commissarissen van Meavita verstuurd.

 

Op dit moment ontwikkelt Vitras/CMD een voorstel over de wijze waarop
men als verzelfstandigde stichting de continuïteit kan waarborgen.
Daarbij is sprake van goed en constructief overleg met de gemeenten. Wel
stellen de gemeenten dat er geen sprake kan zijn van een financiële
bijdrage in de continuïteit van de onderneming of van beloften of
afspraken die de huidige contract- en subsidierelaties te boven gaan.
Overigens bestaat thans waardering voor de uitvoering van de
werkzaamheden door Vitras/CMD en voor de inzet die men betoont om de
organisatie overeind te houden en oog te hebben voor de belangen van het
personeel.

 

4. Gemeente Den Haag.

 

Door de gemeente Den Haag en Meavita wordt alles op alles gezet om de
continuïteit van de huishoudelijke verzorging en de
jeugdgezondheidszorg te waarborgen. De betrokken wethouder heeft van
Meavita de garantie ontvangen dat de huishoudelijke verzorging wordt
voortgezet. Voor de huishoudelijke verzorging geldt dat het huidige
contract per 7 april aanstaande afloopt en de activiteiten dan door een
andere bedrijven worden voortgezet. 

Tot zover de beschrijving uit de regio’s.

 

Het is nu primair aan de lokale partijen om op de korte termijn te
zorgen voor continuïteit van zorg en op de wat langere termijn voor
levensvatbare structurele arrangementen voor de uitvoering van de Wmo,
JGZ en AMW. Wij nemen de uitnodiging van de staatssecretaris graag aan
om landelijk met haar, de verzekeraars en de NZa dit proces verder te
volgen. Tevens willen we op dit moment uitspreken dat het feit dat de
cliënt niet de dupe is geworden van de teloorgang van het concern in
grote mate te danken is aan de inzet en professionaliteit van het
uitvoerend personeel. We hopen dat een groot deel van het personeel
ondanks de huidige turbulente ontwikkelingen voor de sector zorg en
ondersteuning behouden kan blijven.

 

Tot slot willen wij u nog deelgenoot maken van drie constateringen die
zijn komen bovendrijven uit de veelvuldige contacten die wij de
afgelopen maand met gemeenten en andere betrokken hebben gehad:

 

a) De kwestie Meavita heeft een onevenwichtigheid blootgelegd in het
systeem van zorg en ondersteuning. AWBZ en Wmo zijn beide wetten om met
publieke middelen voorzieningen aan kwetsbare burgers te bieden. Maar de
AWBZ lijkt wel meer als een publiek goed gezien te worden dan de
Wmo. Gemeenten ervoeren dat in 2006 bij het aanbesteden. De
zorgkantoren moeten ook aanbesteden, maar toch net iets minder hard. We
komen die ongelijkheid ook steeds tegen in de discussie over de
informatiestromen tussen gemeenten en CAK, CIZ en zorgkantoor. Wat in
de AWBZ (of voor de Wtcg) mogelijk is, stuit in de Wmo vaak op
privacybezwaren. En het werd in de kwestie Meavita wederom duidelijk: in
de AWBZ staan vangnetten, noodkredieten en NZa-interventies klaar; maar
voor leveranciers van huishoudelijke hulp, JGZ en AMW is niets geregeld.


Wij constateren dat er verschil is in de uitwerking van de beide
systemen, die op het eerste oog nadelig voor gemeenten uitpakt. Een
debat hierover zouden wij toejuichen.   

 

b) De staatssecretaris heeft in het College Sanering Zorginstellingen
(CSZ) een instrument dat toeziet op het functioneren van
zorginstellingen die werken met publiek geld. Als het slecht gaat met
een instelling die een breed takenpakket heeft, dus die werkt voor zowel
de zorgverzekeraar (ZVW), het zorgkantoor (AWBZ) als de gemeente (Wmo,
JGZ, AMW of andere functies), dan heeft dat óók consequenties voor
gemeenten, zoals de Meavita casus laat zien. Het zou logisch moeten zijn
dat de betreffende bewindspersoon na ontvangst van een dergelijk
CSZ-rapport ook gemeenten dan wel de VNG informeert. Dat is in het geval
Meavita niet gebeurd. Wij zouden graag weten waarom dat niet is gebeurd,
of daar formele belemmeringen aan ten grondslag liggen en hoe we een
dergelijke signalering in de toekomst kunnen garanderen.

 

c) Gemeenten hebben niet om marktwerking in de Wmo gevraagd. Het
kabinet werd in 2006 niet moe om ons uit te leggen dat het gezien
'Brussel' niet anders kan. Gemeenten zijn ermee aan de slag gegaan.
Maar door de situatie bij het Meavita-concern en andere doorgefuseerde
zorgconglomeraten, zetten steeds meer gemeenten vraagtekens bij de
effectiviteit van de marktwerking in de zorgsector. Aan de dwingende
noodzaak uit Brussel verandert dat niets. Maar steeds meer gemeenten
zijn wel aan het nadenken of ze de uitvoering van de huishoudelijke hulp
niet beter in eigen hand kunnen nemen, hoewel de Wmo bepalingen kent met
betrekking tot "uitvoering door derden" en met betrekking tot de
keuzevrijheid van de cliënten tussen minimaal twee aanbieders. Wij
hebben er behoefte aan om gemeenten duidelijkheid te bieden over de
vraag of gemeentelijke uitvoering mag en in welke modaliteiten (bv
gemeentelijke Wmo-stichting). Ook is een discussie gewenst over de
marktwerking in de zorg en de effecten daarvan. 

 

Hoogachtend,

 

 

mr. S.E. Korthuis

lid directieraad