[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Beleidsreactie

Bijlage

Nummer: 2009D07732, datum: 2009-02-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Beleidsreactie onderzoeken Bont en Blauw en Evaluatie strafvorderingsrichtlijn inzake kwalificerende slachtoffers (nu met nagezonden rapport) (2009D07731)

Preview document (🔗 origineel)


Beleidsreactie onderzoeken Bont en Blauw en de evaluatie van de
strafvorderingrichtlijn inzake kwalificerende slachtoffers

Samenvatting

Agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak is
onacceptabel. Het kabinet heeft in 2006 besloten dit probleem landelijk
aan te pakken. Politie, openbaar ministerie en de rechtsprekende macht
hebben invulling gegeven aan het voornemen van het kabinet dit ferm te
bestrijden. 

De voorliggende twee onderzoeken bevestigen dat de aanpak van geweld
tegen werknemers met een publieke taak serieus wordt aangepakt. Dit komt
tot uitdrukking in een verzwaarde justitiële reactie bij geweldzaken
met kwalificerende slachtoffers in het algemeen en
politiefunctionarissen in het bijzonder. De ‘Aanhouden en
Uitreiken’-procedure wordt vaker toegepast, er wordt meer gedagvaard,
door het openbaar ministerie worden hogere straffen geëist en de
rechtsprekende macht legt hogere straffen op. De belangrijkste conclusie
uit deze rapporten is dat goede vorderingen zijn gemaakt. Wij delen deze
conclusie. De ontwikkeling in de aanpak van deze zaken is een positieve,
hoewel soms nog niet alles goed gaat. Wij hebben er vertrouwen in dat
deze ontwikkeling zich in de goede richting doorzet. Gelet op het
maatschappelijk belang zijn wel aanvullende maatregelen noodzakelijk
omdat wij in de toekomst betere resultaten willen bereiken. De
maatregelen betreffen onder meer de toepassing van de richtlijn, de
registratie en eenduidige landelijke afspraken voor politie en openbaar
ministerie over opsporing en vervolging van dergelijke zaken. 

Inleiding

In opdracht van de minister van Justitie en Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties is een tweetal onderzoeken uitgevoerd. Het eerste
onderzoek betreft de evaluatie van de strafvorderingsrichtlijn inzake
geweld tegen kwalificerende slachtoffers. Het tweede onderzoek, “Bont
en Blauw”, betreft een onderzoek naar de behandeling van geweldszaken
tegen politieambtenaren en de bejegening van slachtoffers daarvan door
politie en openbaar ministerie. De onderzoeken zijn verricht onder
auspiciën van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum
(WODC) van het ministerie van Justitie.

Beide onderzoeken zijn door de ministers van BZK en Justitie toegezegd
in de brief aan de Tweede Kamer van 26 oktober 2006. Deze brief bevat
tevens de toezegging dat, als blijkt dat de aangepaste Polaris-richtlijn
geen effect hebben, de mogelijkheid zal worden bezien om voor de
categorie slachtoffers met een publieke taak te komen tot verbreding van
het strafrecht in de vorm van een gekwalificeerd delict. Tijdens het
wetgevingsoverleg over de politiebegroting van 10 november 2008 is
toegezegd uw Kamer begin 2009 beide onderzoeken, voorzien van een
beleidsreactie toe te sturen. Met deze beleidsreactie doen wij
bovenstaande toezeggingen gestand.

De belangrijkste onderzoeksbevindingen van beide onderzoeken worden
vanwege de sterke samenhang in onderwerp en doelstelling, gezamenlijk in
deze beleidsreactie verwoord. 

Leeswijzer

Allereerst wordt in paragraaf 2 een kort historisch perspectief
geschetst. In paragraaf 3 wordt verklaard waarom geweld tegen de
publieke taak zwaarder bestraft moet worden. Paragraaf 4 geeft een
beschrijving van de doelstellingen van beide onderzoeken. Paragraaf 5
bespreekt de belangrijkste onderzoeksbevindingen uit Polaris en Bont en
Blauw. Paragraaf 6 geeft uitsluitsel over de wenselijkheid van
verbreding van het strafrecht in de vorm van een gekwalificeerd delict.
In paragraaf 7 worden de maatregelen besproken die navolging krijgen
naar aanleiding van de onderzoeken. Paragraaf 8 sluit af met overige
maatregelen.

Aanleiding; een kort historisch perspectief

9 november 2005: algemeen overleg met de Tweede Kamer en de toenmalige
minister van BZK over het onderzoek naar bedreigingen tegen
politiemensen in hun privésituatie. De wens is een zwaardere strafmaat
en het verbeteren van het opsporing- en vervolgingsproces in geval van
geweld tegen andere overheidsdienaren. 

22 december 2005: de minister van BZK stuurt de handreiking ‘protocol
geweld tegen de politie’ aan de Kamer. De handreiking besteedt onder
meer aandacht aan het voorkomen van geweld, de rol van de ketenpartners
en het bevat de minimumnormen voor een geweldsprotocol binnen de
politiekorpsen. 

14 februari 2006: het College van procureurs-generaal van het openbaar
ministerie dringt er bij de arrondissementsparketten op aan, te sturen
op de geweldsprotocollen en altijd vervolging in te stellen bij geweld
tegen politieambtenaren, ambtenaren en personen belast met
ordehandhaving, rechtshandhaving en toezicht. Daarnaast wil het College
van procureurs-generaal dat er zoveel mogelijk voorlopige hechtenis
wordt gevorderd en dat er gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van
“Aanhouden en Uitreiken”. Bovendien dient de officier van justitie
in zijn requisitoir expliciet aan te geven dat een hogere straf wordt
geëist (verhoging strafeis met 25%) bij geweld tegen een ambtenaar. 

26 oktober 2006: de ministers van BZK en Justitie sturen een brief naar
de Tweede Kamer over het Actieprogramma ‘agressie en geweld tegen
werknemers met een publieke taak’. De evaluatie van de werking van de
Polaris-richtlijn en het onderzoek naar de behandeling van geweld tegen
de politie door politie en het openbaar ministerie wordt aangekondigd.

24 november 2006: het College van procureurs-generaal kondigt de
richtlijn ‘Kader voor de strafvordering’ aan die per 1 december 2006
in werking treedt. In deze richtlijn is de kring van gekwalificeerde
slachtoffers hergedefinieerd en uitgebreid met ‘elke persoon in de
rechtmatige uitoefening van zijn beroep’ en ‘burgermoed’. De
strafbepalende factor wordt verhoogd van 25% naar 100%, net als de
hoogte van de basisstrafeis in mishandelingzaken. Het College van
procureurs-generaal geeft aan dat in het registratiesysteem Compas van
het openbaar ministerie een nieuwe maatschappelijke classificatie is
aangemaakt, om in de toekomst een goed beeld te verkrijgen van het
aantal zaken waarin sprake is van een gekwalificeerd slachtoffer en de
wijze waarop de zaak uiteindelijk is afgedaan.

18 oktober 2007: aanscherping van het ‘Actieprogramma agressie en
geweld tegen werknemers met een publieke taak’ tot het Programma
Veilige Publieke Taak (VPT). Het doel is om in 2011 het aantal
voorvallen van agressie en geweld met 15%-punt te verminderen ten
opzichte van de nulmeting in 2007. Het programma richt zich op het
voorkomen van agressie en geweld tegen werknemers met een publieke taak
door het stellen van grenzen, het aanpakken van daders en het helpen van
werkgevers bij het beschermen van de publieke taak.

Reflectie: Waarom een zwaardere straf bij geweld tegen de publieke taak?

Agressie en geweld zijn onacceptabel, behoudens wettelijke
strafuitsluitingsgronden, waaronder noodweer. Het persoonlijke leed van
een mishandelde burger doet daarbij niet onder voor dat van een
mishandelde werknemer met een publieke taak. In alle gevallen past dan
ook een adequate reactie op dat geweld. De reden dat een hogere straf
wordt geëist wanneer het geweld is gericht tegen werknemers met een
publieke taak is gelegen in de extra maatschappelijke impact van dit
soort geweld. In reactie op dat geweld moet dat belang worden
meegewogen. 

Het geweld tegen werknemers met een publieke taak richt zich niet alleen
tegen de persoon maar ook tegen de publieke taak die deze persoon
uitvoert en/of het gezag dat deze vertegenwoordigt. Het geweld tegen een
werknemer met een publieke taak raakt daarmee ook het gezag en de
integriteit van de overheid waardoor de uitvoering van de publieke taak
onder spanning komt te staan: gedacht kan worden aan ambulancepersoneel
dat door geweld niet tijdig hulp kan verlenen aan een individuele
burger. Dit leidt tot ongelijke behandeling en onacceptabele situaties.
Ook het werven van personeel kan lastiger worden. 

Uitgangspunt is dan ook dat agressie en geweld niet mogen lonen. Immers
wanneer agressie en geweld lonen, faalt de publieke taak en daarmee het
functioneren van de rechtsstaat. 

4. Doelstellingen van beide onderzoeken 

De evaluatie van de Polaris-richtlijn heeft tot doel inzichtelijk te
maken in hoeverre de behandeling van zaken van geweld tegen
kwalificerende slachtoffers conform deze richtlijn verloopt.

In het onderzoek Bont en Blauw is onderzocht in hoeverre de behandeling
van geweldszaken tegen politieambtenaren en de bejegening van
slachtoffers daarvan verloopt volgens de handreiking “protocol geweld
tegen de politie”.

5. Belangrijkste bevindingen uit de onderzoeken

5.1 Onderzoeksbevindingen uit de evaluatie van de Polarisrichtlijn 

Het openbaar ministerie heeft voor ongeveer 80% – van wat
'veelvoorkomende criminaliteit' wordt genoemd – een speciale richtlijn
voor strafvordering, de Polaris-richtlijn. Deze richtlijn wordt
ondersteund door een computerprogramma met de naam BOS (Beslissing
Ondersteunend Systeem). Met de Polaris-richtlijn wordt aan de hand van
vooraf bepaalde factoren de hoogte van een transactie of de strafeis
berekend. De uiteindelijk ter zitting geëiste straf wordt niet in de
OM-systemen geregistreerd. Dit compliceerde de evaluatie van de
richtlijn aanzienlijk.

Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste onderzoeksbevindingen.

Omvang 

Tussen 1 december 2006 en 1 mei 2008 zijn door het openbaar ministerie
in totaal 18.372 agressie en geweldszaken met kwalificerende
slachtoffers in behandeling genomen. Dit totaal bevat 9.790
gekwalificeerde delicten tegen ambtenaren. Ten aanzien van de overige
9.474 zaken betrof het in 34% van de zaken een politieambtenaar, in 35%
van de gevallen een andere functionaris, in 5% een slachtoffer
burgermoed en 26% een overig gekwalificeerd slachtoffer.

 

Effect Polaris-richtlijn

Uit het onderzoek blijkt dat in geval van geweld tegen kwalificerende
slachtoffers in vergelijking met zaken met ‘gewone’ slachtoffers
gemiddeld: 

vaker voorlopige hechtenis wordt gevorderd en ook door de
rechter-commissaris wordt bevolen (14% t.o.v. 7%);

vaker de ‘Aanhouden-Uitreiken procedure’ wordt toegepast (48% t.o.v.
44%);

vaker wordt gedagvaard (82% t.o.v. 70%); 

minder vaak een transactie wordt aangeboden, maar dat die transactie
gemiddeld wel 67% hoger is in geval het slachtoffer een politieambtenaar
betreft;

vaker een vrijheidsstraf wordt geëist;

een hogere straf wordt geëist;

een hogere straf wordt opgelegd. 

De hoogte van de strafeis van de officier van justitie en het vonnis van
de rechter blijken bovendien sterk overeen te komen en er worden
nauwelijks zaken door het openbaar ministerie geseponeerd.

Toelichting onderzoeksbevinding:

De verhoogde richtlijn leidt in de praktijk niet tot 100% verhoging van
de strafeis. Als verklaring hiervoor wordt door de onderzoekers een
combinatie van factoren gegeven. EĂ©n oorzaak is dat de toepassing van
de richtlijn in verhouding tot vergelijkbare zaken met ‘gewone’
slachtoffers vaker leidt tot een andere, zwaardere strafmodaliteit. Dit
heeft een dempend effect op de hoogte van de gemiddelde strafeis. Een
tweede oorzaak is dat BOS niet altijd een 100 % verhoging berekent door
de invloed van zogenaamde andere delictspecifieke factoren. Dit heeft
slechts een beperkte invloed. 

De derde oorzaak die in het onderzoek wordt genoemd is dat officieren
van justitie bij de hoogte van hun strafeis de indicatie uit BOS niet
geheel naleven. In de onderzochte zaken eisten de officieren van
justitie gemiddeld 76 % van de door BOS geadviseerde eis (transacties). 

Uit het onderzoek blijkt dat BOS als indicatie wordt toegepast, maar dat
omstandigheden in een specifieke casus redenen zijn voor afwijking van
de door BOS geĂŻndiceerde strafeis. De officier van justitie anticipeert
bij het bepalen van de hoogte van de strafeis onder andere op de hoogte
van de strafoplegging door de rechter, maar houdt bij het formuleren van
zijn eis ook rekening met andere aspecten zoals de houding van de
verdachte ter zitting. 

Het openbaar ministerie en de rechter leveren in een concrete casus
maatwerk en houden rekening met de context van het voorval Ă©n met
inachtneming van wat in andere (gewelds)zaken als redelijk wordt geacht.


5.2 Onderzoeksbevindingen Bont en Blauw 

Om inzicht te verkrijgen in het behandelproces van geweldszaken tegen
politieambtenaren door politie en openbaar ministerie heeft analyse
plaatsgevonden van OM-data, dossieranalyse van 256 politiedossiers en
192 OM-dossiers en zijn interviews gehouden.

De belangrijkste onderzoeksbevindingen zijn:

Opsporings- en vervolgingsproces

Bij gebrek aan een uniforme dekkende registratie van geweld tegen de
politie is slechts een beperkt beeld verkregen van de aard en omvang van
deze zaken. De onderzochte dossiers betreffen alleen zaken die bekend
zijn geworden in het korps;

In 2/3 van de zaken is aangifte gedaan van het misdrijf;

3/4 van de zaken is ingestuurd naar het openbaar ministerie;

In bijna 1/4 van de zaken wordt voorlopige hechtenis gevorderd;

In 1/4 van de zaken wordt direct dagvaarding uitgereikt (“Aanhouden en
Uitreiken”);

In 3 van de 10 zaken wordt een transactie opgelegd, slechts in enkele
zaken volgt een sepot;

2/3 van de zaken wordt voorgelegd aan de rechter waarbij in merendeel
taakstraf of vrijheidsstraf wordt geëist;

De rechter volgt in veel gevallen de eis van de officier van justitie;

De gemiddelde doorlooptijd van deze geweldszaken is 6 maanden vanaf het
moment van het plegen van het strafbare feit tot en met een
onherroepelijke veroordeling van de rechter;

Als “Aanhouden en Uitreiken” is toegepast reduceert de doorlooptijd
met de helft in vergelijking met zaken waarin deze procedure niet is
toegepast;

De kwaliteitscontrole op de inhoud van dossiers laat nog te wensen over
en lijkt onvoldoende te zijn geformaliseerd en ingebed in de
politiekorpsen;

Alle politiekorpsen hebben afspraken gemaakt met het openbaar
ministerie, maar deze verschillen in gedetailleerdheid en kracht;
uniformiteit ontbreekt;

Afspraken zijn vaak op beleidsniveau gemaakt en onvoldoende bekend op de
werkvloer (politie en openbaar ministerie). 

Handreiking “geweld tegen de politie”

Geen uniformiteit in protocollen over geweld tegen de politie, waardoor
er verschil is in kwaliteit, reikwijdte, definitie en
uitvoeringspraktijk;

Geen sprake van eenduidige borging van geweldsprotocol binnen korpsen
(wie is verantwoordelijk / coördinatie protocol);

De zorg voor slachtoffers van geweld tegen de politie is voldoende
gewaarborgd;

Alle korpsen beschikken over schadeafhandeling en bieden ondersteuning
voor slachtoffers van geweld tegen de politie;

In 60% van de gevallen vindt voeging in het strafproces plaats;

Er zijn verschillen tussen de korpsen over het starten van een
schadevergoedingsprocedure (type delicten en hoogte schadevergoeding).

6. Maatregelen naar aanleiding van de onderzoeken 

Wij delen de conclusie uit beide rapporten dat goede vorderingen zijn
gemaakt. De ontwikkeling in de aanpak van deze zaken is een positieve,
hoewel soms niet alles goed gaat. Wij hebben er vertrouwen in dat deze
ontwikkeling zich in de goede richting doorzet. Gelet op het
maatschappelijk belang zijn wel aanvullende maatregelen noodzakelijk
omdat wij in de toekomst betere resultaten willen boeken. 

Naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen worden de volgende
maatregelen getroffen:

6.1 Polaris-richtlijn

Registratie strafeis 

Gelet op het feit dat de geëiste straf ter terechtzitting niet
structureel wordt geregistreerd, is met het College van
procureurs-generaal overeengekomen de strafeis in het nieuwe
OM-registratiesysteem GPS voortaan te gaan registreren. 

Monitoring door College van procureurs-generaal

In overleg met het College van procureurs-generaal zal monitoring
plaatsvinden ten aanzien van een adequate toepassing van de
Polaris-richtlijn bij agressie en geweld tegen werknemers met een
publieke taak.

Het College van procureurs-generaal zal, in overleg met de minister van
Justitie, binnenkort vaststellen op welke wijze de monitoring zal
plaatsvinden, binnen welke termijn en wat de gewenste uitkomsten zijn.
Hierover zal de minister van Justitie vervolgens overleg voeren met de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Bekendheid en toepassing richtlijn

Het College van procureurs-generaal zal de inhoud van de richtlijn
intern beter bekend maken en zal – met het oog op de uitkomsten van de
uitgevoerde evaluatie – aandacht vragen voor een juiste toepassing van
de delictspecifieke factor ‘slachtoffer kwalificeert de strafmaat’
en de geldende richtlijn.

Ophoging strafeis voor kwalificerende slachtoffers in het geval van
evenementen

Het College van procureurs-generaal heeft voor de periode van 27
december 2008 tot en met 31 maart 2009 een tijdelijke wijziging van de
Polaris-richtlijn vastgesteld. Aanleiding was de conclusie dat ten
aanzien van plegers van ernstig geweld tegen goederen en personen
tijdens evenementen in beginsel zwaardere straffen moeten worden
gevorderd dan op dit moment op basis van de Polaris-richtlijn mogelijk
is. 

De vastgestelde tijdelijke wijziging houdt een verhoging van de
delictspecifieke factor in van 100% naar 150% voor zaken waarin het een
kwalificerend slachtoffer betreft en het misdrijf terzake of gedurende
de rechtmatige uitoefening van zijn beroep is gepleegd. Tevens is deze
verhoging van 150% van toepassing voor de categorie slachtoffers die
verhinderde of probeerde te verhinderen dat een geweldsdelict gepleegd
ging worden.

Deze – vooralsnog tijdelijke – verhoging van de Polaris-richtlijn
was van kracht tijdens de jaarwisseling 2008-2009, maar zal nog voor een
periode van drie maanden ook gelden bij andere evenementen, zoals
voetbalwedstrijden en dansfestivals. Na afloop van deze proefperiode
wordt geëvalueerd of de verhoging is toegepast of tot structurele
wijziging van de Polaris-richtlijn moet worden overgegaan. 

6.2 Bont en Blauw

De verbeterpunten uit Bont en Blauw kunnen worden onderscheiden naar
enerzijds de rol van de politie en openbaar ministerie als ketenpartners
in het strafrechtelijk proces en anderzijds de rol van de politie als
werkgever van politieambtenaren die slachtoffer zijn geworden van
geweld. 

Opsporings- en vervolgingsproces

Uniforme registratie van agressie & geweld tegen werknemers met een
publieke taak

In overleg met de politie en het openbaar ministerie worden afspraken
gemaakt over een eenduidige registratie van geweldszaken tegen
werknemers met een publieke taak, zodat in de toekomst inzicht kan
worden verkregen in de aard, omvang en afdoening van deze zaken. In
afwachting van het ‘nieuwe’ bedrijfsprocessen systeem Basis
Voorziening Handhaving dat in 2011 operationeel zal zijn bij alle
politiekorpsen is afgesproken dat binnen de huidige
bedrijfsprocessensystemen van de politie (BPS, Genesis en X-pol) alsnog
een registratiecode voor geweld tegen de politie en andere werknemers
met een publieke taak wordt aangemaakt.

Kwalitatief goede dossiers

Het verbeteren van de kwaliteit van de processen-verbaal zal worden
meegenomen in de regionale prestatieafspraken tussen de korpsbeheerders
en de ministers van BZK en Justitie. Dit specifieke aandachtspunt zal
worden opgenomen in de lijst van onderwerpen die worden besproken in de
jaarlijkse voortgangsgesprekken over de prestaties van de politie
conform afspraken 2008-2011. 

Een vast aanspreekpunt binnen de politiekorpsen en het openbaar
ministerie

In overleg met het College van procureurs-generaal en de politie wordt
bezien of bij de arrondissementsparketten en de politie een
portefeuillehouder kan worden aangesteld voor geweld tegen werknemers
met een publieke taak. Deze portefeuillehouders zijn verantwoordelijk
voor de behandeling van geweld tegen werknemers met een publieke taak en
de evaluatie daarvan. Daarnaast fungeren zij als aanspreekpunt voor
respectievelijk de politie en het openbaar ministerie.

Werkgeverschap Politie

EĂ©n uitvoeringsregeling voor geweld tegen politie 

Er komt een uitvoeringsregeling die zich volledig richt op de uniforme
aanpak en behandeling van agressie en geweld tegen de politie vanuit de
werkgeversrol. De bestaande handreiking uit 2005 dient als uitgangspunt
bij de totstandkoming van de uitvoeringsregeling. Voorbeelden zijn de
afspraken over de bejegening van slachtoffers van geweld tegen de
politie en de arbeidsvoorwaarden van de politie

Handleiding immateriële schade

Het College van procureurs-generaal werkt momenteel aan een normenkader
voor schade, waardoor meer inzicht zal ontstaan bij de behandeling van
schadeverzoeken. Voor de totstandkoming van een handleiding voor de
politie zal aansluiting worden gezocht bij het normenkader dat door het
College van procureurs-generaal wordt ontwikkeld. Tevens zal worden
bezien of de handleiding voor de politie ook voor andere
sectorwerkgevers ter beschikking kan worden gesteld. 

7. Wenselijkheid gekwalificeerd delict 

Het wetboek van strafrecht kent een aantal gekwalificeerde delicten en
delicten tegen het openbaar gezag waarbij de jurisprudentie een
extensieve interpretatie geeft van het begrip ‘ambtenaar’. Hierdoor
omvat het begrip ‘ambtenaar’ reeds een groot aantal mensen met een
publieke taak, waaronder de particuliere beveiliger van een
onderwijsinstituut, de trambestuurder van een geprivatiseerd
vervoersbedrijf, de niet in dienst van de NS zijnde controleur van
vervoersbewijzen, de onderwijzer en de deurwaarder. 

De komende periode beraden wij ons, mede op basis van de
onderzoeksresultaten, of we willen overgaan tot een verbreding van het
strafrecht in de vorm van een gekwalificeerd delict. 

In ieder geval is het wenselijk om de juridische kaders duidelijk in
kaart te brengen en de kennis en het gebruik ervan bij politie en
justitie te bevorderen. Ten aanzien van de (definiëring van de)
doelgroep ‘publieke taak’ kan de strafrechtelijke interpretatie van
het begrip “ambtenaar” leidend zijn en als zodanig worden meegenomen
in eenduidige landelijke afspraken die gemaakt zullen worden voor
politie en openbaar ministerie ten aanzien van de aanpak van agressie en
geweld tegen werknemers met een publieke taak.

8. Overige maatregelen

Naast bovenstaande maatregelen worden op aanpalende beleidsterreinen
maatregelen getroffen die, ook voor wat betreft de aanpak van geweld
tegen werknemers met een publieke taak naar verwachting een positieve
bijdrage kunnen leveren. Hierbij gaat het om de toepassing van
(super)snelrecht en het wetsvoorstel inzake ernstig geweld. 

Snelrecht/menukaart College van procureurs-generaal

Bij brief van 10 december 2008 is uw Kamer geĂŻnformeerd over de
zogeheten «menukaart snelrecht» die door het College van
procureurs-generaal is ontwikkeld en waarin bepaalde situaties,
doelgroepen en type delicten worden benoemd die zich lenen voor
(super)snelrecht. Ten aanzien van geweld tegen werknemers met publieke
taak is in de menukaart opgenomen dat, waar mogelijk en aangewezen, deze
zaken binnen de termijn voor inverzekeringstelling op zitting worden
gebracht. In de periode rond de jaarwisseling is door het openbaar
ministerie en de rechtbanken in de arrondissementen Amsterdam,
Rotterdam, Den Haag en Utrecht supersnelrecht toegepast. In de overige
arrondissementen is gewoon snelrecht toegepast (berechting binnen de
termijn voor inbewaringstelling). Momenteel wordt deze toepassing en het
effect ervan geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie zullen op
korte termijn aan uw Kamer worden toegezonden.

Wetsvoorstel ernstig geweld

Naar aanleiding van het onderzoek naar rekwireerbeleid en opleggen van
taakstraffen bij ernstige gewelds- en zedenmisdrijven wordt momenteel
een wetsvoorstel voorbereid met als benadering kale taakstraffen.
Taakstraffen zonder de combinatie met een andere hoofdstraf worden
uitgesloten voor ernstige zeden- en geweldsdelicten waarop een
strafbedreiging staat van meer dan zes jaar en waarbij de lichamelijke
integriteit van het slachtoffer ernstig is aangetast. Daarbij wordt
rekening gehouden met de mogelijkheden voor de rechter, zoals dat ook
bij de rechterlijke functie past, om concrete omstandigheden van de
dader, de verdachte, daarin te betrekken.

Dit wetsvoorstel is ook van toepassing op ernstig geweld gepleegd tegen
werknemers met een publieke taak. Terwijl het wetsvoorstel wordt
voorbereid wordt gewerkt aan het verbeteren van de uitvoering van de
bevoegdheid tot het opleggen van taakstraffen. Het College van
procureurs-generaal is gevraagd om de aanwijzing Taakstraffen zodanig
aan te passen dat deze zo veel mogelijk vooruit loopt op de voor te
bereiden wetswijziging, die gericht is op het uitsluiten van een
taakstraf bij een ernstig zeden- en geweldsdelict.

Doorkijk naar de toekomst

De hiervoor aangekondigde maatregelen omvatten niet de realisatie van
eenduidige landelijke afspraken over geweld tegen werknemers met een
publieke taak. Toch willen wij in de verdere toekomst komen tot
eenduidige landelijke afspraken voor de politie en het openbaar
ministerie over de strafrechtelijke aanpak van agressie en geweld tegen
alle werknemers met een publieke taak.

De hiervoor aangekondigde maatregelen en de onderzoeksbevindingen zullen
dan ook als input dienen voor de later te realiseren eenduidige
landelijke afspraken.

 Verder te noemen: Polaris-richtlijn.

 Tweede Kamer, 2006/07, 28 684, nr. 100.

 Staatscourant 13 november 2006, nr. 221, pagina 10.

 Tweede Kamer, 2008/09, 31 700 VII, nr. 49.

 Tweede Kamer 2005/2006, 28 844, nr. 7.

 Tweede Kamer, 2005-2006, 29628, nr. 29.

 Tweede Kamer, 2006-2007, 28684, nr. 100.

  Staatcourant 13 november 2006, nr 221, pagina 10.

 Tweede Kamer, 2006/07, 28 684, nr. 100.

  	Met aftrek overlap: 18.264.

  	De rechter spreekt in het algemeen op zorgvuldige en op bij in de
maatschappij levende gevoelens aansluitende wijze recht, zie “Leken en
strafrechters vergeleken: Wagenaars’ raadkameronderzoek en de
discussies over puniteit en lekeninbreng”, Raad voor de rechtspraak,
2008. nr. 3. Er bestaat geen reden te vermoeden dat dit in deze gevallen
van geweld tegen werknemers met een publieke taak anders zou zijn.

 	De steekproef heeft betrekking op zaken gepleegd na 1 januari 2007 die
voor juni 2008 zijn afgedaan. Voor de selectie van politiedossiers
betekent dit mogelijk een ondervertegenwoordiging van meldingen c.q.
aangiften van geweld met geringere ernst die niet ter kennis van de
politie zijn gekomen. Aan de andere kant missen wij bij het openbaar
ministerie mogelijk de zaken met een langere doorlooptijd - die mogelijk
complexer danwel ernstiger zijn- die vanwege een langere doorlooptijd
buiten de scope van het onderzoek zijn gebleven (Beke, p.117).

 Tweede Kamer, 2006-2007, 28684, nr 100.

 Tweede Kamer, 2008/09, 31700 VI, nr. 67 

 Tweede Kamer, 2008/09, 31 700 VI, nr. 67.

 PAGE   9  PAGE   9 

 PAGE   2 

versie 170209