[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Jasper Van Dijk inzake het openbaar maken van nevenfuncties van hoogleraren

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2009D07987, datum: 2009-02-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2009Z01444:

Preview document (🔗 origineel)




  DOCPROPERTY adres  De voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

 

Hierbij zend ik u het antwoord op de vragen van het Kamerlid Van Dijk
(SP) van uw Kamer inzake het openbaar maken van nevenfuncties van
hoogleraren.

De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met
kenmerk 

OCW-2009Z01444 / 2080911060.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

Vragen van het lid Jasper van Dijk (SP) aan de minister van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap over het openbaar maken van nevenfuncties van
hoogleraren. (Ingezonden 29 januari 2009)

Vraag 1

Wat is uw oordeel over het bericht “Niet alle hoogleraren maken
bijbaantjes openbaar”? 1)

Antwoord:

Het bericht is mij bekend. Het artikel wekt de indruk dat bepaalde
universiteiten zich ontrekken aan de gemaakte afspraken over
openbaarheid van nevenfuncties van hoogleraren. Inmiddels is duidelijk
dat alle universiteiten het belang van openbaarmaking van relevante
nevenfuncties van hoogleraren onderschrijven. Ook is duidelijk dat
universiteiten van elkaar verschillen in de mate waarin deze
openbaarmaking inmiddels is voortgeschreden. 

Vraag 2

Is het waar dat niet alle universiteiten de sponsoring en nevenfuncties
van bijzonder hoogleraren openbaar maken, zoals de technische
universiteiten en de universiteiten van Maastricht, Groningen en
Wageningen? 

Antwoord:

Het is waar dat nog niet alle universiteiten de openbaarmaking voltooid
hebben. Dit vergt de nodige zorgvuldigheid en dus tijd. Ik heb in 2008
met de universiteiten afspraken gemaakt over de openbaarmaking. Ik heb
daarbij aangegeven dat ik eind 2008 een rapportage verwachtte over de
voortgang hiervan. Mijn uitgangspunt daarbij was en is nog steeds dat de
vulling van de betreffende websites substantieel gevorderd, zoniet
voltooid moest zijn. De rapportage heb ik inmiddels ontvangen van de
VSNU. Op basis van deze rapportage concludeer ik dat er substantiële
vorderingen zijn gemaakt en dat de gemaakte afspraken worden nagekomen.
Ook het feit dat de Nederlandse Federatie van Universitair Medische
Centra zich aansluit bij de gekozen aanpak acht ik positief. Ter
informatie voeg ik de rapportage toe. De inhoud van deze rapportage, en
de verschillen die er thans nog zijn in de implementatie tussen de
universiteiten, zal ik op korte termijn in bestuurlijk overleg bespreken
met de VSNU. In dat overleg zal ik de universiteiten tevens vragen om
mij in september van dit jaar een nieuwe voortgangsrapportage te doen
toekomen.  

Vraag 3

Waarom moet dit zo lang duren, aangezien u dit al op 12 april 2008 heeft
aangekondigd, nadat bekend werd dat tenminste een kwart van de bijzonder
hoogleraren wordt gesponsord? 2)

Antwoord:

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 4

Wat gaat u ondernemen om deze openheid alsnog te bereiken, aangezien u
van mening bent dat dit vóór 1 januari 2009 gerealiseerd moest zijn?

Antwoord: 

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 5

Deelt u de mening dat het voor uw eigen geloofwaardigheid goed is
wanneer volledige openbaarheid op korte termijn wordt gerealiseerd,
bijvoorbeeld uiterlijk 1 maart aanstaande? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ik vind het wenselijk dat de openbaarheid op korte termijn gerealiseerd
wordt. Ik heb daarin op basis van de mij toegezonden rapportage
vertrouwen.

Vraag 6 

Indien volledige openbaarheid niet op korte termijn wordt verkregen,
wanneer komt u dan met wetgeving om dit alsnog te regelen? 3)

Antwoord: 

Ik zie vooralsnog geen noodzaak om dit met wetgeving te regelen.

Vraag 7

Deelt u de mening dat volstrekte openbaarheid rond de sponsoring van
hoogleraren en de financiering van onderzoek van groot belang is voor de
betrouwbaarheid van het wetenschappelijk onderzoek?

Antwoord:

Openbaarheid ten aanzien van relevante nevenfuncties van hoogleraren en
duidelijkheid over de (financiële) relaties bij onderzoek acht ik
vanzelfsprekend. Dit is van belang voor het vertrouwen van de
samenleving in de onafhankelijkheid en geloofwaardigheid van de
wetenschap.

1) HOP-nieuwsbrief, 21 januari 2009

2) de Volkskrant, 12 april 2008: “Plasterk eist openheid over
betalingen hoogleraren”

3) Kamerstuk 31 288, nr. 29

  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  2 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
2 

  DOCPROPERTY e_organisatienaam  Ministerie van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap 

  DOCPROPERTY v_adres  Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den
Haag  T   DOCPROPERTY e_telefoon_org  +31-70-412 3456  F   DOCPROPERTY
e_fax_org  +31-70-412 3450  W   DOCPROPERTY e_website_org  www.minocw.nl


  DOCPROPERTY _pagina  blad    PAGE  3 /  SECTIONPAGES   \* MERGEFORMAT 
3