[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Notitie "inzet van het kabinet betreffende de inrichting van het internationale financiële stelsel

Bijlage

Nummer: 2009D08134, datum: 2009-02-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Toelichting op de inzet van het kabinet betreffende de inrichting van het internationale financiële stelsel (2009D08130)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsinzet over de inrichting van het Internationale Financiële
Stelsel

1. Introductie 

In de procedurevergadering van 28 januari 2009 heeft uw Commissie
verzocht om geïnformeerd te worden over een integrale kabinetsinzet
over de inrichting van het internationale financiële stelsel. Ook
verzocht u om op de hoogte gesteld te worden van de voortgang en inhoud
van de G20 werkgroepen. Met deze brief wordt aan dit verzoek voldaan. 

De huidige inzet van het kabinet in de internationale discussie is
gebaseerd op het Nederlandse non-paper: Reshaping the international
financial system. Dit paper werd op 5 november 2008 ter voorbereiding
van de informele bijeenkomst van de staatshoofden en regeringsleiders
van de Europese Unie naar de Tweede Kamer gestuurd (bijlage 1). 

Het kabinet hecht groot belang aan de hervorming van het internationaal
financieel stelsel. De afgelopen maanden heeft Nederland daarom een
actieve bijdrage geleverd bij expertinstellingen, fora, G20 werkgroepen
en in bilaterale contacten, om zodoende steun te verwerven voor de
Nederlandse inzet. 

In deze brief wordt op basis van de hoofdlijnen van het non-paper
ingegaan op de Nederlandse inzet, waarbij aangegeven wordt bij welke
instellingen de discussie speelt en hoe de discussie verloopt. 

Voor de volledigheid willen wij u informeren dat parallel een apart
traject loopt ten behoeve van het opstellen van een visie op de toekomst
van de financiële sector in Nederland. Hier is ook door uw Kamer in een
brief van 4 december 2008 om verzocht. Er vinden op dit moment
verschillende analyses plaats die van belang zijn voor de inrichting van
de financiële sector, waarbij ook externe expertise en inzichten worden
betrokken. De gedachtevorming levert input op voor een visie op de
toekomst van de Nederlandse financiële sector. Het streven is om deze
visie voor het zomerreces aan de Kamer te sturen. Tegen die tijd zullen
ook de banken hun onderzoekstraject onder leiding van de heer Cees Maas
inzake lessen en adviezen hebben afgerond. Het vestigingsklimaat zal
tevens worden betrokken bij de totstandkoming van een visie op de
toekomst van de financiële sector. 

In het internationale debat ligt het accent op maatregelen om de
recessie te bestrijden. Het terugbrengen van het vertrouwen in het
financiële stelsel vergt dat ook spoedig en op geloofwaardige wijze
voortgang wordt geboekt bij de versterking van toezicht en regelgeving.
Onzes inziens dient de discussie zich daarom zowel te richten op het
bestrijden van de recessie als op hervorming van de internationale
financiële architectuur. Hierbij dient het stellen van diepere vragen
over bijvoorbeeld de publieke belangen in de financiële sector, hoe
deze moeten worden geborgd, welke instrumenten de overheid tot zijn
beschikking heeft en hoe weer een juiste balans gevonden tussen markt en
overheid gevonden wordt, niet geschuwd te worden. Het Kabinet zal hier
aandacht voor blijven vragen. 

2. Doelstellingen en prikkels van financiële instellingen beter richten
op stabiliteit

De vijf relevante aanbevelingen uit het non-paper, gericht op de
bevordering van de lange-termijn stabiliteit, zijn onderwerp van
discussie in de verschillende expertinstellingen, zoals het Basel
Committee on Banking Supervision (BCBS), het Financial Stability Forum
(FSF), de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO),
de OESO en in de eerste werkgroep van de G20. 

Een van de aanbevelingen uit het non-paper richt zich op de rol van
beloningsstructuren in de financiële sector. Nederland levert, onder
meer door het opstellen van een non-paper over dit onderwerp (bijlage 2)
een substantiële bijdrage aan de internationale discussie op dit vlak.
Het thema wordt nu nadrukkelijk opgepakt in de relevante internationale
fora. Het FSF zal naar verwachting voor de zomer met high level
principles komen over waar het beloningsbeleid bij financiële
instellingen aan zou moeten voldoen. In Nederland ontwikkelen DNB en AFM
eveneens principes voor een duurzaam beloningsbeleid dat in de toekomst
nadrukkelijker onderwerp van prudentieel toezicht zou zijn. Nederland
zal internationaal voorop blijven lopen op dit gebied, ondermeer door
een consistente inbreng in de verscheidene internationale werkgroepen
die zich hiermee bezig houden. 

Het BCBS heeft in januari 2009 enkele nuttige voorstellen over de
verbetering van het risicomanagement van financiële instellingen
gedaan, die input vormen in de G20 werkgroep over dit onderwerp.
Nederland bevordert de uitwerking en implementatie van deze voorstellen,
waarbij onze aandacht met name uitgaat naar de checks & balances in de
organisatiestructuren van de financiële instellingen. Daarbij loopt op
dit moment een consultatie over voorstellen om het toezichtsraamwerk
(Basel II) verder te versterken.

De Europese Unie loopt voorop in de discussie over de hervorming van de
kredietbeoordelaars (CRAs). Binnenkort zal er in de Ecofin gesproken
worden over een voorstel dat naar verwachting zal bijdragen aan een
verbetering van de kwaliteit van ratingactiviteiten onder meer door
verplichte registratie, intensief toezicht en meer transparantie. Ook is
er recentelijk besloten tot een aanscherping van de kapitaalrichtlijn
(CRD) waaronder op het terrein van securitisatie en
liquiditeitstoezicht. 

3. Versterken van het Europese toezicht 

Het versterken van de internationale samenwerking inzake toezicht kan
een belangrijke bijdrage leveren aan het versterken van het
internationaal financiële stelsel. Uiteindelijk is daartoe een mondiale
aanpak nodig. Europa kan echter een voortrekkersrol vervullen, omdat
binnen Europa afspraken hierover sneller kunnen worden gerealiseerd en
er reeds sprake is van een bestaande infrastructuur. 

Conform het non-paper is de inzet van Nederland dat er een ambitieus
einddoel moet worden geformuleerd van een Europees systeem van
financieel toezichthouders. Dit systeem zou betekenen dat op het gebied
van prudentieel toezicht een vergelijkbare samenwerking tot stand komt
als in het Europees systeem van centrale banken. In dit systeem wordt
beleidsvorming en regelgeving op Europees niveau gecombineerd met
uitvoering van het dagelijks toezicht door de nationale toezichthouders
dicht bij de financiële instelling. Belangrijke stap daarbij is
harmonisatie van de toezichtspraktijk, waarbij Nederland pleit voor een
scheiding tussen prudentieel toezicht en gedragstoezicht. Nederland
heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de Europese discussie.
Bijgevoegd vindt u een notitie met een nadere uitwerking van de
achtergronden in de discussie (bijlage 3).

In Europa vervult de onafhankelijke High Level Group on Financial
Supervision, opgericht op initiatief van de Commissie, die onder leiding
van Jacques de Larossière staat, een belangrijke rol. Deze werkgroep
Larossière zal advies uit moet brengen over de toekomst van het
Europees toezicht. Dit rapport zal naar verwachting op 27 februari
verschijnen. Begin maart zal de Commissie een eerste reactie publiceren,
waarna het rapport besproken zal worden in de Voorjaarsraad. Naar
aanleiding van die discussie zal het rapport in de periode daarna nog
verder worden besproken.

Reeds in gang gezet is de versterking van de huidige samenwerking binnen
zowel de EU als wereldwijd via oprichting en versterking van de
zogenaamde colleges of supervisors. Zowel binnen de EU als het FSF zijn
afspraken gemaakt voor de oprichting van deze colleges, voor de grote
grensoverschrijdende financiële instellingen. De colleges komen bij
elkaar op uitnodiging van de thuis-toezichthouders, en bestaan uit de
belangrijkste nationale toezichthouders. Nederland ijvert voor snelle
voortgang bij het oprichten en goed laten functioneren van de colleges
of supervisors.  

4. Institutionele versterking van het IMF 

Financiële stelsels zijn bijna volledig geglobaliseerd. Dit brengt met
zich mee dat problemen zich snel kunnen verspreiden over de hele wereld.
De huidige financiële crisis is daarvan het beste voorbeeld. Deze
verwevenheid van financiële stelsels vraagt om een multilaterale
instelling die zich toelegt op mondiale financiële stabiliteit. Zoals
aangegeven in het non-paper Reshaping the international financial system
is het IMF de organisatie die over de grootste legitimiteit beschikt en
het meest geschikt is om deze functie te vervullen. Het vrijwel
universele lidmaatschap van het IMF, zijn bestaande kiesgroepstructuur
en de aanwezigheid van opkomende economieën en ontwikkelingslanden in
de IMF Board geven het IMF een zeer sterke legitimiteit. 

Er is de afgelopen maanden veel veranderd en het IMF heeft een centrale
rol ingenomen bij het bestrijden van de crisis. Het IMF heeft zijn leden
bijgestaan met adviezen over het aanpakken van de problemen in de
financiële sector en over het nemen van stimuleringsmaatregelen.

Verder heeft het IMF landen die in betalingsbalanscrisis raakten
bijgestaan met programma’s en middelen. Dit is essentieel voor het
waarborgen van internationale monetaire en financiële stabiliteit.
Hoewel het IMF voorlopig nog over voldoende middelen beschikt, wordt er
momenteel gekeken naar de noodzaak voor een middelenuitbreiding. Het is
het van groot belang om zeker te stellen dat het IMF over voldoende
middelen blijft beschikken en het Kabinet zal hierbij pleiten voor een
multilaterale oplossing om te voorkomen dat het IMF te afhankelijk wordt
van een klein aantal bilaterale donoren. Inmiddels steunt Europa unaniem
een uitbreiding van de New Arrangements to Borrow (NAB), een heldere,
multilaterale oplossing. Omdat een uitbreiding van de NAB tijd kost,
kunnen bilaterale leningen, zoals de onlangs met Japan overeengekomen
lening van maximaal USD 100 miljard, op de korte termijn een
overbruggingsoplossing bieden. Verder is het Kabinet van mening dat het
goed zou zijn als het IMF zo vroeg mogelijk betrokken wordt bij crises.
Op die manier wordt voorkomen dat problemen buiten proporties groeien in
de aanloop naar een crisis en kan volstaan worden met kleinere
financieringspakketten en minder ingrijpende beleidsmaatregelen. Het IMF
zet voorzichtige eerste stappen op dit terrein door preventieve Stand-by
Arrangements af te sluiten met verhoogde toegang. Het lijkt mij
verstandig om een nieuw preventief instrument in het leven te roepen dat
specifiek bedoeld is voor het afwenden van crises. De noodzaak tot
instelling van een dergelijk preventief instrument ligt mede dankzij de
Nederlandse bewindvoerder bij het IMF inmiddels duidelijk op tafel en
zal naar verwachting binnen afzienbare tijd besproken worden in de IMF
Board. De recente aanpassing van de modaliteiten van de Exogene Schokken
Faciliteit is in deze context een duidelijke verbetering van het
leeninstrumentarium voor lage-inkomenslanden.

Daarnaast hebben de recente ervaringen ons erop gewezen dat er een grote
behoefte is aan een multilaterale instelling die zich bezighoudt met het
reduceren van het risico op (mondiale) financiële crises. Het IMF zou
deze rol moeten vervullen. Het IMF moet macro-economische en financiële
risico’s identificeren en bijdragen aan het verhelpen van deze
risico’s. Hiervoor moet de effectiviteit van de bilaterale, regionale
en multilaterale surveillance verbeterd worden. Om de dekking van de IMF
surveillance van financiële stelsels te verbeteren heeft Nederland
ervoor gepleit om Financial Sector Assessment Programs (FSAPs) verplicht
te stellen. Tijdens de Washington-top van november 2008 hebben alle
G20-landen toegezegd om een dergelijke FSAP te ondergaan. Om zeker te
stellen dat ook in de toekomst alle systeemrelevante landen FSAPs zullen
blijven ondergaan, blijft Nederland aandringen op het verplichtstellen
hiervan, in ieder geval voor systeemrelevante landen. Ook zouden de
reeds verplichte artikel iv consultaties FSAP aanbevelingen moeten
opvolgen om te controleren of deze ook echt geïmplementeerd worden.
Binnen het IMF wordt momenteel gediscussieerd over deze en andere
maatregelen om de financiële sector surveillance te verbeteren. Verder
zou er beter en creatiever nagedacht moeten worden over hoe landen
overgehaald kunnen worden om IMF-advies op te volgen.

Om ervoor te zorgen dat alle gaten op het gebied van mondiale
financiële stabiliteit worden gedicht heeft Nederland ervoor gepleit om
andere organisaties en fora onder de paraplu van het IMF te brengen. Dit
zou de coherentie van aanbevelingen en richtlijnen verbeteren en zou
voorkomen dat de macrogevolgen van microaanbevelingen over het hoofd
gezien zouden worden. Dit voorstel bleek voor veel landen een brug te
ver en is daarom niet overgenomen door de G20. Wel werken het Financial
Stability Forum (FSF) en het IMF momenteel aan een gezamenlijk Early
Warning System dat vroegtijdige waarschuwingen moet afgeven op het
moment dat er in de wereldeconomie onevenwichtigheden opbouwen. Het IMF
heeft hierbij nadrukkelijk de taak gekregen om de risico’s te
benaderen vanuit een macro-invalshoek.

5. G20 werkgroepen 

Achtergrond

Toen najaar 2008 duidelijk werd dat de kredietcrisis niet alleen in de
Verenigde Staten maar wereldwijd grote economische gevolgen had,
ontstond behoefte aan spoedoverleg op het niveau van staatshoofden en
regeringsleiders. De samenstelling van de G7/G8 werd onvoldoende
representatief bevonden. De Amerikaanse regering besloot voor het
uitnodigingsbeleid aan te haken bij de samenstelling van het G20-overleg
van Ministers van Financiën, eind jaren negentig samengesteld naar
aanleiding van de Aziatische crisis. De topbijeenkomst van 15 november
in Washington was in formele zin geen G20-bijeenkomst, ook omdat die
groep eenvoudigweg op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders
niet bestaat. Dit gaf ook de flexibiliteit om ook de regeringsleiders
van andere belangrijke spelers op de financiële markten en in de
wereldeconomie, zoals Spanje en Nederland, uit te nodigen. 

Voor de ‘London Summit on Stability, Growth and Jobs’ is een zelfde
aanpak gekozen: de Top wordt door gastheer VK niet als G20-top
aangekondigd. Het is duidelijk dat de vormgeving van het mondiale
overleg over de economie zich nog enigszins verder zal moeten
uitkristalliseren. Minister-President Balkenende heeft recentelijk de
uitnodiging ontvangen voor de London Summit. 

De Top van Washington deed echter wel aan de G20 ministers van
Financiën, die daarvoor de nodige structuren hebben, het verzoek om een
belangrijk deel van de inhoudelijke voorbereiding op zich te nemen.
Nederland is zoals bekend niet rechtstreeks in de G20 ministers van
Financiën vertegenwoordigd. Het laat wel via de Europese instellingen
(raadvoorzitterschap en Commissie) zijn stem horen. Een inzet op een
formeel lidmaatschap van de G20 wordt overwogen.

5.1. Voortgang G20 werkgroepen

Ter voorbereiding van de Top van Londen (London Summit) komen de G20
ministers van Financiën op 14 maart bijeen. De bijeenkomst van
ministers van Financiën wordt voorbereid in vier G20 werkgroepen. 

De G20 werkgroepen hebben de 47 actiepunten van de top van Washington
(verslag aan de Tweede Kamer d.d. 19 november 2009) als uitgangspunt
genomen. De aanbevelingen die betrekking hebben op handel en
macro-economisch beleid worden niet door de werkgroepen behandeld, maar
direct door de G20 deputies. Gezien het thema voor de London Summit
“jobs, growth and stability" en haar prioriteiten (de
macro-economische respons, financiële markten, en internationale
architectuur), wordt duidelijk dat het werk van de vier werkgroepen
slechts een deel is van hetgeen in Londen aan bod zal komen. 

De rol van de werkgroepen is meervoudig: i) het samenbrengen van
bestaande hervormingstrajecten en het identificeren van gaten in lopende
hervormingen; ii) het geven van politiek momentum aan bestaande en
nieuw-gestarte hervormingstrajecten; en iii) in sommige gevallen, het
vergroten van de legitimiteit van de hervormingen die in
expertinstellingen voorbereid worden. 

De technische uitwerking van de aanbevelingen die in de verklaring van
de Top van Washington aan de orde komen, vindt niet plaats in de
werkgroepen, maar in de expertinstellingen. Zo wordt er in het BCBS
onder andere gewerkt aan de uitwerking van aanbevelingen omtrent de
kapitaalstandaarden, het managen van liquiditeitsrisico’s, het
beperken van procycliciteit en het ontwikkelen van best practices met
betrekking tot beloningsbeleid. Evenzo geldt dat de International
Accounting Standards Board (IASB) zich bezig houdt met het uitwerken van
aanbevelingen omtrent de waarderingsproblemen van illiquide assets, het
consolideren van verplichtingen buiten de balans en het geven van
inzicht in complexe financiële producten. Daarnaast zijn nog op
verschillende andere specifieke aanbevelingen het Financial Stability
Forum, de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO)
en de Financial Action Task Force (FATF) bezig. De bedoeling is dat het
resultaat van al deze werkzaamheden weer samenkomt in de
voortgangsrapporten van de werkgroepen aan de bijeenkomst van de G20
Ministers van Financiën. Interim rapporten zijn reeds begin februari
besproken door de G20 deputies en worden op dit moment verder
uitgewerkt.

Overigens heeft de G20 eind januari 2009 besloten dat aan de werkgroepen
tevens tevens kan worden deelgenomen door een aantal experts, niet
noodzakelijk afkomstig uit de G20 landen. De experts betreffen
bijvoorbeeld de vertegenwoordigers van eerder genoemde
expertinstellingen, het IMF, de multilaterale ontwikkelingsbanken
(MDBs), en de OESO. Nederland is dus niet ‘politiek’
vertegenwoordigd bij de werkgroepen. Zo is President Wellink uitgenodigd
om deel te nemen aan werkgroep 1, uit hoofde van zijn voorzitterschap
van het BCBS, en mag Nederland een bijeenkomst van werkgroep 4 bijwonen,
als vertegenwoordiger van donor-landen. 

Nederland brengt zijn standpunten over de inhoudelijke onderwerpen van
de werkgroepen dus in via verschillende kanalen, zoals: i) het Europese
afstemmingsproces, via het EFC en de Ecofin; ii) het insteken van onze
meningen bij de voorzitters van de werkgroepen en de G20 voorzitter; en
iii) via de expert-instellingen die de overgrote meerderheid aan
technische voorstellen genereren, en waar Nederland lid van is. Ook
geeft de deelname van Nederlandse expert die namens het BCBS deelneemt
aan werkgroep 1  en betrokkenheid bij werkgroep 4 de mogelijkheid om bij
te dragen aan de discussie in die werkgroepen. Nederland baseert zich
hierbij op de in de vorige hoofdstukken gegeven uitwerking van het
Nederlandse non-paper. 

5.2. Inhoud werkgroepen	 

De vier werkgroepen houden zich bezig met: (co-voorzitters tussen
haakjes):

WG 1: Verbetering van regulering en versterking van transparantie
(Canada en India); 

WG 2: Verbetering van internationale samenwerking en bevorderen van
integriteit op financiële markten (Duitsland en Mexico); 

WG 3: Hervorming van het IMF (Australië en Zuid-Afrika); en 

WG 4: Hervorming van de Wereldbank en overige multilaterale
ontwikkelingsbanken (Frankrijk en Indonesië).

5.2.1. Werkgroep 1: Verbetering van regulering en versterking van
transparantie 

Deze werkgroep behandelt de volgende onderwerpen:

Versterken macro-prudentieel toezicht. Hier is brede consensus over dat
een toezichthouder niet alleen moet kijken naar de micro-stabiliteit van
een instelling, maar ook naar de risico’s van het systeem als geheel.
Dit onderwerp is door de G20 prominenter op de agenda van de
expertinstellingen geplaatst.

Versterken prudentieel toezicht, o.a. door verbetering van het Basel II
kapitaalraamwerk, verkleining van de risico’s voor
grensoverschrijdende liquiditeitstromen tussen banken en, het verbeteren
van het marktfuntioneren van kredietderivaten. Het FSF en het BCBS
hebben hier al veel nuttig werk verricht.

Versterken regelgeving: het betreft het toezicht op ongereguleerde
markten (over the counter producten) en ongereguleerde sectoren (private
equity en hedge funds). De discussie bevindt zich nog in vroeg stadium,
maar zal mogelijk uiteindelijk wel tot enige vorm van toezicht of
regelgeving leiden. Ook valt de versterking van het toezicht op de
kredietbeoordelaars onder dit thema, evenals het laten uitvoeren van
evaluaties van de regelgeving, o.a. door FSAPs. 

Beloningsbeleid en risicomanagement. Er is een vrij brede consensus dat
er internationale best practices voor beloningsbeleid moet komen, en dat
de toezichthouders het beloningsbeleid van financiële instellingen mee
moeten nemen in het financieel toezicht. 

Waardering en transparantie. Voor deze onderwerpen geldt dat voortouw in
eerste instantie bij IASB en de Financial Accounting Standards Board
(FASB) ligt. De IASB is echter nog niet ver gevorderd met het
voorstellen van aanpassingen van de accountancyregels, zodat ze minder
pro-cyclisch worden. 

5.2.2. Werkgroep 2: Verbetering van internationale samenwerking en
bevorderen van integriteit op financiële markten 

Deze werkgroep behandelt de volgende onderwerpen:

Het versterken van internationale samenwerking op het gebied van
toezicht en regulering, o.a. door de oprichting van de reeds genoemde
supervisory colleges en afspraken over informatie-uitwisseling,
crisis-management en conflictresolutie. Hier dienen op mondiaal niveau
afspraken over te worden gemaakt;

Het verbeteren van de samenwerking IMF/FSF, de uitbreiding van het FSF
en de versterking van de governance van de IASB. IMF en FSF hebben een
voorstel gedaan over verbetering van hun samenwerking dat breed gesteund
wordt; de uitbreiding van het FSF wordt in maart door het FSF besproken;
de voortgang op het gebied van de hervorming van de governance van het
IASB vordert echter traag;

Het bevorderen van integriteit, inclusief anti-moneylaundering en
bestrijden financiering terrorisme;

5.2.3. Werkgroep 3: Hervorming van het IMF 

De belangrijkste onderwerpen voor deze werkgroep zijn:

IMF vertegenwoordiging. Hieronder vallen een mogelijke nieuwe
quotaverhoging, discussie over de omvang en samenstelling van de Board
en de mogelijke oprichting van een nieuwe ministeriële raad met
beslissingsmacht (die het huidige, adviesgevende IMFC zou moeten
vervangen). 

De toereikendheid van IMF-middelen. De werkgropep lijkt het er over eens
te zijn dat de IMF-middelen moeten worden uitgebreid. Over de grootte
van de middelenuitbreiding heeft men zich nog niet uitgesproken; wel
lijkt men de Nederlandse voorkeur te delen om dit via de New
Arrangements to Borrow (NAB) te regelen, in combinatie met bilaterale
bijdragen, vanwege de bestaande structuren en procedures en de
mogelijkheid om de verhoging relatief snel door te voeren. 

Early Warning System. De Top van Washington heeft het IMF opgeroepen om
in samenwerking met het FSF een Early Warning System op te zetten. Dit
systeem zou moeten waarschuwen voor opbouwende onevenwichtigheden in de
wereldeconomie. 

Uitleeninstrumenten. Er wordt momenteel gekeken of de instrumenten van
het IMF nog wel goed aansluiten bij de behoeften van de leden. Ook wordt
er gekeken of het mogelijk is om de instrumenten te stroomlijnen of
misschien zelfs een aantal (niet meer gebruikte) instrumenten af te
schaffen. 

5.2.4. Werkgroep 4: Hervorming van de Wereldbank en overige de
multilaterale ontwikkelingsbanken (MDBs) 

De belangrijkste onderwerpen voor deze werkgroep zijn:

Hervormingsprincipes: hier zijn enkele algemene uitgangspunten
geformuleerd die richting geven aan de hervormingen; het betreft
bijvoorbeeld het uitgangspunt dat de MDBs anti-cyclisch opereren op
basis van hun comparatieve voordelen en additionaliteit, en dat de MDBs
voldoende middelen moeten hebben om deze anti-cyclische rol te spelen.
Deze uitgangspunten worden naar verwachting breed gedragen door de
G20-leden; 

Instrumenten. Tijdens de Top van Washington werd opgeroepen om het
instrumentarium, in het licht van de crisis, aan te passen aan de vraag
van de klanten. Verschillende voorstellen voor nieuwe instrumenten zijn
in verschillende stadia van goedkeuring bij de MDBs. 

Kapitaaltoereikendheid. Ook werd tijdens de G20 top opgeroepen om ervoor
te zorgen dat de MDBs genoeg middelen hebben. In concreto wordt er
gesproken over kapitaaluitbreidingen bij de AsDB en IaDB, en wellicht op
termijn bij de AfDB, en een herinterpretatie van bestaande leenlimieten
bij de EBRD. De IBRD heeft de komende jaren nog voldoende middelen. 

Governance en voice hervorming: Hierbij betreft het de verbetering van
de internal governance van de MDBs, inclusief de accountability van het
management van de MDBs, de selectie-procedure van MDB managers
openstellen voor alle landen, het verhogen van het aandeel van MDB staf
uit ontwikkelingslanden, en de hervorming van de stemaandelen van de
aandeelhouders van de MDBs. 

 De overige leden zijn Leszek Balcerowicz, Ottmar Issing, Rainer Masera,
Callum McCarthy, Lars Nyberg, José Perez Fernandez en Onno Ruding. Deze
leden zijn benoemd op persoonlijke titel.

 De NAB is een overeenkomst tussen 25 IMF-lidstaten en het IMF die het
IMF in staat stelt om te lenen van deze lidstaten voor het geval de
reguliere IMF-middelen tekort schieten. De totale omvang van de NAB
bedraagt SDR 34 mld. (ongeveer EUR 36 mld.) die volgens een vaste
verdeelsleutel door de leden beschikbaar wordt gesteld. Nederland heeft
een aandeel 3,87% in de NAB.