geannoteerde agenda
Bijlage
Nummer: 2009D08274, datum: 2009-02-23, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag Informele Raad van 22 en 23 januari 2009 en de geannoteerde agenda bij de Raad WSBVC van 9 maart 2009 (2009D08273)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage I : Geannoteerde agenda Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 9 maart 2009 Agendapunt: Voorbereiding van de Voorjaarsraad (a) Kernboodschappen behorend bij de onderdelen (b) tot (g) Dit stuk ziet tevens op het Economisch Herstelplan onder 3b dat zonder nadere toelichting op de agenda staat Aard van de bespreking Aanname en debat De Raad zal van gedachten wisselen over de ontwerp kernboodschappen, die door het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociaal Beschermingscomité (SPC) zijn opgesteld. Na accordering worden deze aan de Voorjaarsraad van 19 en 20 maart as. aangeboden. De kernboodschappen zijn mede gebaseerd op het jaarlijkse Voortgangsrapport, het ontwerp Gezamenlijk Werkgelegenheidsverslag en het Gezamenlijk Verslag Sociale Bescherming en Sociale Insluiting. Ze geven op hoofdlijnen de boodschappen uit deze rapporten weer. Voorstel en Toelichting Het centrale punt in de kernboodschappen betreft de huidige economische crisis en de effecten daarvan op werkgelegenheid en sociale inclusie in de lidstaten van de EU. De snelle stijging van de werkloosheid vraagt om tijdige maatregelen die bij voorkeur tijdelijk van karakter zijn en goed gericht. Er moet voldoende ruimte worden gegeven aan de werking van automatische stabilisatoren en voor zover lidstaten overgegaan tot stimuleringsmaatregelen op de korte termijn is het van belang dat deze sporen met de lange termijn (Lissabon)doelstellingen. In dit verband wordt ook het belang van een gecoördineerde aanpak in het kader van het Europese economische herstelplan genoemd dat december tijdens de Europese Raad is besproken. De tekst onderstreept verder het belang van de flexicurity aanpak in deze tijden van economische crisis, waarbij de focus ligt op het verbeteren van de toegang tot werkgelegenheid, het stimuleren van werk naar werk transities, het verbeteren van de matching op de arbeidsmarkt en versterken van de toegang tot scholing (ook levenlang leren). Ook wordt aandacht gevraagd voor de gevolgen van de crisis voor pensioenstelsels. Tot slot wordt een aantal aandachtspunten aangestipt op sociaal gebied zoals de bestrijding van kinderarmoede en de integratie van groepen met relatief grote afstand tot de arbeidsmarkt. Nederlandse opstelling Nederland steunt de kernboodschappen. Daarin wordt duidelijk dat de aanpak van sociaal- economische effecten van de economische crisis een uitdaging is waar alle lidstaten voor staan. Coördinatie tussen de lidstaten ligt daarmee voor de hand. Dit sluit aan bij de huidige vormgeving van de beleidscoördinatie zoals die in het kader van Lissabonstrategie plaatsvindt. Daarbij is de concrete keuze van beleidsmaatregelen naar aanleiding van de economische crisis primair een nationale aangelegenheid. De rol van Europa is hierbij te zorgen dat er voldoende informatie wordt uitgewisseld tussen lidstaten onderling over de aanpak van de crisis en het monitoren van de beschikbare arbeidsmarktontwikkelingen in de lidstaten. Een goede aanpak van de crisis is immers een gedeeld belang tussen de lidstaten. (b) Mededeling van de Commissie aan de Europese Raad: een Economisch Herstelplan zie onder 3a (c) Gezamenlijk Werkgelegenheidsverslag 2008/2009 Aard van de bespreking Het voorzitterschap streeft naar aanname door de Raad van het Gezamenlijk Werkgelegenheidsverslag 2008/2009. Voorstel Commissie en Toelichting De Commissie stelt in het Werkgelegenheidsverslag dat het algemene beeld van de afgelopen jaren positief is. Er is in algemene zin veel vooruitgang geboekt op het terrein van werkgelegenheid, met uitzondering van een kleine groep Lidstaten waar de werkgelegenheid is afgenomen. In de overige Lidstaten nam de werkgelegenheid in 2008 nog steeds toe. Uit analyses valt af te leiden dat het aantoonbaar is dat er sprake is van een structurele verbetering in het functioneren van de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd signaleert de Commissie dat de economische vooruitzichten het laatste halfjaar een totaal ander beeld laten zien, veroorzaakt door de financiële en kredietcrisis. Hoewel de effecten van de daling op de Europese arbeidsmarkten nochtans onzeker zijn, kan worden aangenomen dat de situatie in 2009 snel zal verslechteren. De Commissie is om die reden van mening dat de lidstaten verder moeten gaan dan de plannen zoals die thans in het NHP zijn neergelegd. De huidige economische neergang benadrukt de noodzaak om nog meer in te zetten op twee belangrijke deelgebieden. Dit geldt voor zowel flexicurity als het investeren in betere vaardigheden voor die personen die vanwege werkloosheid of anderszins buiten de arbeidsmarkt staan. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met het Gezamenlijk Werkgelegenheidsverslag. De Commissie geeft in haar analyse een goede weergave van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en legt terecht een relatie met de huidige financiële crisis. Nederland kan instemmen met de visie van de Commissie dat bij de huidige nadruk op korte termijn problematiek de agenda voor de middellange termijn van de Lissabon agenda niet uit het oog mag worden verloren. (d) Richtsnoeren Werkgelegenheidsbeleid Aard van de bespreking Het Voorzitterschap streeft naar een algemene oriëntatie op de werkgelegenheidsrichtsnoeren. De richtsnoeren worden na de Europese Raad en na advies van het Europees Parlement formeel door de Raad - in juni - aangenomen. Voorstel Commissie en Toelichting De Commissie stelt voor de werkgelegenheidsrichtsnoeren zoals die in 2008 door de Raad zijn vastgesteld ongewijzigd te laten in 2009. De Commissie geeft aan dat de richtsnoeren een raamwerk met gezamenlijke prioriteiten. Binnen het kader van deze richtsnoeren kunnen lidstaten zich richten op de eigen specifieke aandachtspunten. De prioriteiten voor de middellange termijn blijven volgens de Commissie relevant. Het gaat dan om het aantrekken en behouden van mensen voor de arbeidsmarkt en het moderniseren van stelsels voor sociale Bescherming, het bevorderen van het aanpassingsvermogen van werknemers en ondernemingen en het bevorderen van investeringen in menselijk kapitaal. De Commissie onderstreept dat de huidige crisis vraagt om directe maatregelen. Tegelijkertijd moeten de doelstellingen voor de middellange en lange termijn niet uit het oog worden verloren. Voor de korte termijn noemt de Commissie het belang van het aanpassingsvermogen van werknemers in het kader van flexicurity en daarbij in het bijzonder het ondersteunen van personen met een zwakke arbeidsmarktpositie en een grote kans op langdurige werkloosheid. In het verlengde hiervan is het bevorderen de aansluiting tussen de vaardigheden van mensen en de behoeften van de arbeidsmarkt nu van belang Nederlandse opstelling Nederland steunt het voorstel om de Werkgelegenheidsrichtsnoeren ongewijzigd te laten. De richtsnoeren bieden een kader voor de middellange termijn dat tegelijkertijd ruimte laat voor maatregelen naar aanleiding van de economische crisis. De Nederlandse maatregelen gericht op het ondersteunen van transities van baan naar baan en het onderhouden van vaardigheden van werknemers passen binnen de benadering van de Commissie. (e) Implementatie van de Lissabonstrategie in de context van het Europees Economisch Herstelplan -jaarlijkse beoordeling van de voortgang in lidstaten- Aard van de bespreking Politiek akkoord Voorstel Commissie en Toelichting Op 28 januari 2009 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor landenspecifieke conclusies die door de Europese Voorjaarsraad op 19 en 20 maart 2009 zullen worden bekrachtigd. Een dergelijke voortgangsrapportage met aanbevelingen voor individuele lidstaten wordt jaarlijks gemaakt. Hoewel de aanbevelingen worden gedaan zowel met het oog op de gevolgen van de crisis als het versterken van het toekomstige groeipotentieel van de EU, bevatten de landenspecifieke conclusies geen korte termijn aanbevelingen naar aanleiding van het Europese herstelplan. Het algemene beeld op werkgelegenheidsterrein is dat de EU belangrijke voortgang heeft geboekt op het terrein van de arbeidsparticipatie. Sinds de start van Lissabon in 2000 is de arbeidsparticipatie in de EU gestegen van 61,3% naar 64,5% in 2007 (het meest recente jaar waarvoor cijfers beschikbaar zijn). Voor vrouwen steeg de participatie tussen 2000 en 2007 van 53,5% naar 58,3% en voor oudere werknemers steeg de participatie van 37,4% naar 44,7%. De verwachting van de Commissie is echter dat na een verdere stijging in 2008 de economische neergang leidt tot een terugval in participatie van ruim twee procentpunt over de jaren 2009 en 2010. De Europese Commissie stelt – net als bij de overige lidstaten – dat Nederland is doorgegaan met het implementeren van zijn Nationale Hervormingsprogramma. Ze stelt één aanbeveling voor met betrekking tot het economisch beleid van Nederland: “ontwikkel verdere maatregelen, waaronder het aanmoedigen van arbeidsmarkthervormingen binnen de flexicurity benadering, om de participatie van vrouwen, oudere werknemers en achtergestelde groepen te versterken, om zo het aantal gewerkte uren te verhogen”. Dit is dezelfde aanbeveling als vorig jaar met slechts kleine tekstuele wijzigingen. Er is een verwijzing naar flexicurity opgenomen zoals die bij veel landen met een aanbeveling op het terrein van het arbeidsaanbod voor komt. Nederlandse opstelling Nederland is tevreden dat de Commissie ook dit jaar weer landenspecifieke aanbevelingen voorstelt en daarmee de continuïteit van het proces waarborgt. Hoewel de nadruk in het huidige debat ligt op de crisis en maatregelen die daar een directe respons op vormen is het belangrijk de (midden)lange termijn niet uit het oog te verliezen. Nederland is over het algemeen verheugd over de positieve ontwikkelingen op de Europese arbeidsmarkt gedurende de afgelopen jaren. Er zijn grote stappen gezet richting de Europese arbeidsparticipatiedoelstellingen voor 2010, maar gezien de huidige economische omstandigheden wordt het zetten van de laatste stappen richting deze doelstelling een stuk problematischer. Het is zaak dat lidstaten, ondanks de economische situatie, de structurele problemen als vergrijzing en tekorten op de arbeidsmarkt als beleidsprioriteiten beschouwen. Gegeven de ambitie van het kabinet ten aanzien van verhoging van het arbeidsaanbod kan Nederland zich vinden in het handhaven van de aanbeveling aan Nederland op dit terrein. Het verder verhogen van het arbeidsaanbod is essentieel om het economisch draagvlak en het groeivermogen te vergroten, mede in het licht van de vergrijzing. De ambitie van het kabinet is dan ook om een belangrijke stap te zetten in de verhoging van de arbeidsparticipatie de komende jaren. Dit laat onverlet dat de huidige economische crisis zich op korte termijn vertaalt in een toenemend aantal gevallen waarin mensen elders naar een baan moeten zoeken. Versterking van arbeidsmobiliteit, ontwikkeling van werk naar werk en scholing en omscholing zullen in dit licht speerpunten zijn. (f) Gezamenlijk verslag Sociale Bescherming en Sociale Inclusie 2009 Aard van de bespreking Het voorzitterschap streeft naar aanname door de Raad van het Gezamenlijk Verslag Sociale Bescherming en Sociale Insluiting. Het verslag behandelt de bredere thematiek van de open coördinatiemethode op het gebied van sociale insluiting en bescherming, te weten sociale cohesie, pensioenen en de arbeidsparticipatie van ouderen en gezondheidszorg. Lidstaten hebben dit jaar geen Nationale Strategierapporten sociale bescherming en insluiting hoeven in te dienen. Voorstel en Toelichting De hoofdlijn van het Verslag sluit nauw aan bij de Kernboodschappen van de Raad zoals die onder het agendapunt “Kernboodschappen” zijn beschreven. Het Verslag benadrukt dat sociaal beleid en beleid gericht op groei en banen elkaar ondersteunen, juist ook in tijden van economische neergang. Sociale stelsels fungeren als automatische stabilisatoren. Door structurele maatregelen die lidstaten hebben ondernomen zijn deze stelsels meer activerend geworden en dragen ze meer bij aan werkgelegenheid en groei. Deze structurele verberingen moeten worden vastgehouden. De crisis vraagt echter ook om korte termijn maatregelen gericht op het voorkomen van verlies baan en inkomen. Onder de noemer van sociale cohesie wijst het rapport evenals vorig jaar op het belang van het bestrijden van kinderarmoede en beleid gericht op het activeren en ondersteunen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt. Over de arbeidsparticipatie van ouderen wordt opgemerkt dat deze het laatste decennium is gestegen en dat nu 11 landen voldoen aan de Lissabondoelstelling van een participatiegraad van 50 %. Met het oog op de houdbaarheid van de pensioenstelsels moeten de inspanning blijven worden gericht op het verhogen van de participatie van ouderen, ook in tijden van crisis. Tegelijkertijd heeft de crisis gevolgen voor de stelsels die de aandacht vragen van lidstaten. In dit verband wijst het Verslag op het belang van een goed toezichtkader. Op het gebied van gezondheidszorg vraagt het rapport aandacht voor de gelijke toegang tot zorg en een meer efficiënte besteding van de middelen voor gezondheidszorg alsook het belang van goede voorzieningen voor langdurige zorg. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met de inhoud van het gezamenlijke verslag sociale bescherming en sociale insluiting. De hoofdboodschap is in lijn met die in de Kernboodschappen van de Raad. De maatregelen gericht op de gevolgen van de crisis moeten in lijn zijn met structureel beleid, onder andere gericht op het verhogen van de arbeidsparticipatie van ouderen zodat stelstels op lange termijn houdbaar zijn. De Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de gevolgen van de crisis voor het Nederlandse pensioenstelsel. (g) Rapport van de Commissie over de gelijke behandeling van m/v 2009 Aard van de bespreking De Commissie zal in de Raad een toelichting geven op het rapport gelijkheid tussen mannen en vrouwen 2009. Het is de zesde keer op rij dat de Commissie een rapport over dit onderwerp aanbiedt aan de Voorjaarsraad met data van alle 27 lidstaten. Voorstel Commissie De Commissie beschrijft de voortgang binnen de EU-lidstaten van het gelijke kansenbeleid voor mannen en vrouwen en het proces van gender mainstreaming binnen de Unie en de lidstaten. Focus ligt op het bereiken van effectieve gelijkheid door het verbeteren van zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. Nederlandse opstelling Nederland zal de informatie van de Commissie aanhoren. (h) Voorbereiding Tripartiete Sociale Top Aard van de bespreking: Informatie van het Voorzitterschap Het Voorzitterschap zal de Raad informeren over de voorbereidingen voor de Tripartiete Sociale Top die aan de vooravond van de Europese Raad van 19 en 20 maart bijeen zal komen. De Tripartiete Top zal zoals gebruikelijk de voortgang van de Lissabon strategie bespreken. Verder zal naar verwachting de economische crisis worden besproken. De Top bestaat uit het Voorzitterschap van de Raad en de twee opeenvolgende voorzitterschappen, de Commissie en de sociale partners, vertegenwoordigd op Europees niveau. Deze Tripartiete Sociale Top komt minstens één keer per jaar bijeen, meestal de dag voorafgaande aan de Europese Raad. De agenda wordt bepaald door het Voorzitterschap, de Commissie en de sociale partners. Ter voorbereiding van deze Top bespreekt het Voorzitterschap zijn ideeën in de Raad. Het Voorzitterschap informeer de Europese Raad over de besprekingen in de Tripartiete Top. Nederlandse opstelling Nederland zal de informatie van het Voorzitterschap aanhoren. Agendapunt:(mogelijk) Voorstel voor een Verordening van het EP en de Raad ter wijziging van Verordening (EG) nr. 1927/2006 tot oprichting van een Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering Aard van de bespreking Voortgangsrapportage Voorstel Commissie Vanwege de financiële en economische crisis en het geringe beroep op het Globaliseringsfonds tot dusverre stelt de Commissie voor om de criteria om een beroep te kunnen doen op het fonds, te versoepelen. De Commissie stelt ondermeer een verlaging van het minimaal benodigde aantal ontslagen van 1000 naar 500 voor en een verhoging van de maximale mate van EU- financiering van 50 % naar 75 %. Daarnaast wordt voorgesteld om de reikwijdte van het fonds tijdelijk te verruimen om zo ook werknemers die als gevolg van de financiële economische crisis hun baan verliezen, te kunnen bijstaan. Nederlandse opstelling Nederland is kritisch geweest bij de komst van het Globaliseringsfonds. Nederland was van mening dat andere instrumenten meer gepast zouden zijn om de effecten van globalisering op te vangen. Lidstaten moeten prikkels behouden om op globalisering anticiperend economische beleid te voeren. In de praktijk bleek het gebruik van het fonds echter relatief beperkt; in 2007 en 2008 is minder dan 10 % van het budget benut. De Europese Commissie was daarom al enige tijd van mening dat de criteria moeten worden versoepeld. In het kader van het Europees Economisch herstelplan dat op 26 november 2008 is verschenen is door de Commissie daarom een voorstel gedaan tot herziening van het Europees Globaliseringsfonds. Ten aanzien van de voorgestelde wijzigingen is Nederland constructief kritisch. Nederland stelt derhalve voorwaarden aan dit voorstel, alvorens in te kunnen stemmen. Deze voorwaarden zijn dat: de uitbreiding van de werkingssfeer naar de financiële en economische crisis een horizonbepaling bevat; er geen verhoging plaats vindt van het EU financieringsdeel van 50 % naar 57 %; het jaarlijkse budget van € 500 miljoen niet overschreden wordt. Daarnaast is Nederland geen voorstander van de verlaging van de ontslagdrempel van 1000 naar 500 ontslagen en van retroactiviteit. Mochten de verruimingen van het EU-deel en de ontslagdrempel toch doorgaan, dan zouden deze slechts tijdelijk moeten zijn (alleen 2009-2010) of er zou op een andere manier voor gezorgd moeten worden dat de budgettaire gevolgen beperkt blijven (bv door een maximaal bedrag aan steun per ontslagen werknemer). De verruiming van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een bijdrage uit het fonds zal dan ook primaire gericht moeten zijn op het voorkomen van werkloosheid (“van werk naar werk”) en instrumenten die de employability van werknemers vergroten. Dit budget zal weer door alle lidstaten moeten worden opgebracht. In verband met de crisis hebben de lidstaten deze middelen echter hard nodig om intern orde op zaken te stellen. Nederland had tevens graag vereenvoudigingsvoorstellen gezien in het herzieningsvoorstel die de doorlooptijd van een aanvraag voor een bijdrage uit het Globaliseringsfonds daadwerkelijk zouden verkorten. Toelichting Het herzieningsvoorstel beoogt een grotere effectiviteit van het Europese Globaliseringsfonds, dat er op is gericht om werknemers die zijn ontslagen ten gevolge van globalisering te ondersteunen bij het vinden van een nieuwe baan. Daarnaast beoogt het voorstel een tijdelijke verruiming van de reikwijdte van het fonds, om zo ook werknemers te kunnen ondersteunen die zijn ontslagen als gevolg van de huidige financiële en economische crisis. Agendapunt: Mededeling van de Commissie: Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen. Anticiperen op en onderling afstemmen van arbeidsmarkt- en vaardigheidsbehoeften Aard van de bespreking: Aanname Raadsconclusies Voorstel Voorzitterschap De Raadsconclusies onderstrepen het belang om initiatieven te ontplooien ten behoeve van het versterken van de Europese arbeidsmarkt. De lidstaten worden verzocht om beleid en diensten te ontwikkelen om verkeerd afgestemde vaardigheidsbehoeften en arbeidsmarktbehoeften aan te pakken, onder meer via een betere informatievoorziening over de vaardigheidsbehoeften in de EU en het regelmatig actualiseren van prognoses over toekomstige arbeidsmarkttrends. De Commissie wordt onder meer verzocht om hulp te bieden aan lidstaten die werken aan de verbetering en afstemming van vaardigheden, door het bestaande Gemeenschapsbeleid en de bestaande fondsen in te zetten en een beter inzicht te verwerven in de mondiale uitdagingen, middels samenwerking met derde landen en internationale organisaties. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met de voorgestelde concept- Raadsconclusies betreffende nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen. Nederland ziet het nut van versterking van de Europese arbeidsmarkt. Een beter inzicht in de toekomstige arbeidsmarktbehoeften biedt meer mogelijkheden om de competenties van de beroepsbevolking daaraan aan te passen en de mobiliteit te versterken en te sturen. Nederland ondersteunt het optimaal inzetten van bestaande EU beleidsinitiatieven, (financiële) instrumenten en processen om een effectievere werkgelegenheids-ondersteuning mogelijk te maken. Toelichting De Europese Commissie heeft een Europees initiatief voor werkgelegenheidsondersteuning gelanceerd, gericht op activering, herscholing en opscholing. Tevens is een betere match tussen vraag naar en aanbod van competenties noodzakelijk. De Europese Commissie is door de Raad uitgenodigd inzicht te geven in de benodigde competenties in Europa tot 2020, rekening houdend met technologische veranderingen en een vergrijzende bevolking. De Mededeling van de Commissie bevat geen concrete wet- en regelgeving. Het Nieuwe vaardigheden voor nieuwe banen- initiatief wordt vormgegeven via vier sporen, waaraan een aantal acties zijn gekoppeld:aanpakken van mismatches; versterken van voorspellend en anticiperend vermogen EU; verdieping internationale samenwerking en mobilisatie van EU- instrumenten. Agendapunt: Mededeling van de Commissie: het effect van het vrije verkeer van werknemers in de context van de uitbreiding van de EU; Verslag over de eerste fase (1 januari 2007-31 december 2008) van de overgangsmaatregelen, als vastgesteld in het Toetredingsverdrag van 2005 en als vereist overeenkomstig de overgangsmaatregel die is vastgesteld in het Toetredingsverdrag van 2003 -Beroepsmatige en geografische mobiliteit van de beroepsbevolking en het vrij verkeer van werknemers binnen de EU Aard van de bespreking: Aanname Raadsconclusies Voorstel Voorzitterschap De Raadsconclusies onderstrepen het grote belang van professionele en geografische mobiliteit van werknemers binnen de Europese Unie. De Lidstaten worden uitgenodigd om rekening te houden met mobiliteitsoverwegingen bij alle relevante beleidsbesluiten, mobiliteit als doelstelling op te nemen in hun Nationale Hervormingsprogramma’s en maatregelen te nemen om mobiliteit te ondersteunen. Nationale barrières voor professionele en geografische mobiliteit dienen geïdentificeerd en zoveel mogelijk weggenomen te worden, in overeenstemming met de Verdragen. Toekomstige behoeften aan vaardigheden dienen beter in kaart gebracht te worden. Nationale onderwijs- en scholingssystemen dienen in te spelen op behoeften van arbeidsmarkten. Activerend arbeidsmarktbeleid en Leven lang Leren- strategieën dienen transities ‘van werk naar werk’ en vanuit werkloosheid naar werk te faciliëren. Socialezekerheidssystemen moeten zo gemoderniseerd worden dat ze deze transities ondersteunen. Het belang wordt benadrukt van ontwikkeling en uitvoering van geïntegreerde flexicurity- strategieën door de Lidstaten voor het bevorderen van mobiliteit. De Commissie wordt uitgenodigd om de toepassing van transitiebepalingen voor het vrij verkeer van werknemers en de effecten hiervan nauwlettend te blijven volgen en de rechtvaardigingsgronden van Lidstaten die ook de 3e fase van de transitie willen toepassen te onderzoeken. De Commissie dient initiatieven te ontwikkelen om (potentiële) arbeidsmigranten beter te informeren over hun rechten en ‘best practices’ te verspreiden wat betreft de verwijdering van hindernissen voor grensarbeiders. Zij wordt ook uitgenodigd voorbereidingen te treffen voor een soepele inwerkingtreding van de gemoderniseerde verordening voor de coördinatie van nationale socialezekerheidssystemen. Samen met relevante nationale stakeholders dienen benodigde vaardigheden van werknemers vroegtijdig geïdentificeerd te worden. In dit verband dient de functie van EURES om vraag en aanbod bij elkaar te brengen en nieuwe behoeften te identificeren verder ontwikkeld te worden. De Commissie wordt uitgenodigd voorstellen te doen om het EURES-systeem en –netwerk beter te laten aansluiten op nieuwe behoeften op de nieuwe arbeidsmarkt en om de ‘flexicurity-benadering’ verder uit te dragen. Tenslotte, worden Lidstaten die op basis van het overgangsregime nog beperkingen hanteren op het vrij werknemersverkeer uitgenodigd te overwegen of verdere toepassing hiervan in de tweede fase nog nodig is, c.q. in de derde fase deze beperkingen op te heffen, wanneer ernstige verstoringen van de arbeidsmarkten van de betrokken Lidstaten, of de dreiging hiervan, niet kan worden vastgesteld. Nederlandse opstelling Nederland kan instemmen met de voorgestelde concept-Raadsconclusies. Tijdens besprekingen in de RWG Sociale Vraagstukken heeft Nederland ingebracht dat ‘grensarbeid’ een productieve vorm van arbeidsmobiliteit kan zijn en dat de Commissie een taak zou kunnen zien in het verspreiden van ‘best practices’ als het gaat om verwijdering van hindernissen voor grensarbeid. Beide elementen zijn in de concept- Raadsconclusies verwerkt. Toelichting De voorgestelde concept- Raadsconclusies hangen samen met het thema van het Tsjechische Voorzitterschap ("Europe without borders"). Aan de basis lag ook de Mededeling van de Commissie over het effect van het vrije verkeer van werknemers in de context van de uitbreiding van de EU. Voorts is het debat over professionele en geografische mobiliteit tijdens de Informele Sociale Raad (d.d. 22 en 23 januari jl.) in de voorgestelde tekst verwerkt. Het vrij verkeer van werknemers (geografische mobiliteit) is een van de fundamentele vrijheden binnen de Europese Unie. Nederland steunt dit van harte. Het in de Toetredingsverdragen met de EU8-Lidstaten (2004) en EU2-Lidstaten (2007) geregelde transitieregime creëert voor Lidstaten de mogelijkheid op deze vrijheid gedurende een periode van ten hoogste zeven jaar beperkingen aan te brengen. Nederland heeft van deze mogelijkheid voor de EU8 groep tot 1 mei 2007 gebruik gemaakt en hanteert nog steeds beperkingen voor Roemenië en Bulgarije. Professionele mobiliteit is voor Nederland een belangrijk thema in het licht van veranderende behoeften aan vaardigheden van werknemers op de arbeidsmarkt. De actuele financieel-economische crisis onderstreept het belang van investeringen in inzetbaarheid van werknemers en instrumenten die werknemers (ontslagen of met ontslag bedreigd) ‘van werk naar werk’ kunnen begeleiden. Agendapunt: Richtlijn van het EP en de Raad tot wijziging van de richtlijn 92/85/EEG inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie Aard van de bespreking Tijdens de Raad is een oriënterend debat voorzien. Voorstel Commissie De Europese Commissie stelt voor om richtlijn 92/85/EEG, de ‘zwangerschapsrichtlijn’, te herzien. De zwangerschapsrichtlijn stelt regels ter bescherming van vrouwen (in dienst van een werkgever) die zwanger zijn, recent zijn bevallen of borstvoeding geven. De richtlijn regelt bij voorbeeld zwangerschapsverlof, werken met gevaarlijke stoffen en het ontslagverbod tijdens zwangerschap). Het doel van de herziening is het verhogen van het beschermingsniveau. De voorgestelde maatregelen zijn: Verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof van 14 naar 18 weken (onafgebroken), waarvan 6 weken verplicht moeten worden opgenomen na de bevalling. Over de overige weken mag de vrouw zelf beslissen. Tevens moet extra verlof worden toegekend voor te vroeg geboren kinderen, kinderen die na de geboorte in het ziekenhuis moeten blijven, meerlingen en kinderen met handicaps. Ziekte tot 4 weken voor de bevalling mag niet leiden tot verkorting van het zwangerschapsverlof. Naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof van Justitie EG – is het in de nieuwe richtlijn verboden om voorbereidingen voor een ontslag te treffen tijdens zwangerschap en zwangerschaps- en bevallingsverlof; daarnaast is nieuw dat de werkgever niet alleen tijdens, maar ook in de 6 maanden na afloop van het zwangerschaps- en bevallingsverlof gegronde redenen moet geven voor een ontslag als de werknemer daar om vraagt; De nieuwe richtlijn gaat uit van betaling tijdens het zwangerschapsverlof gebaseerd op een volledig maandsalaris (in de bestaande richtlijn wordt uitgegaan van het loon dat wordt betaald tijdens ziekte). Lidstaten mogen een maximum aanbrengen, onder de voorwaarde dat dit maximum niet lager is dan het loon dat wordt betaald tijdens ziekte. De vrouw die terugkeert na het zwangerschaps- en bevallingsverlof heeft het recht om haar werkgever te vragen om haar werkrooster en uren aan te passen aan de nieuwe gezinssituatie en dat de werkgever verplicht is dit verzoek te onderzoeken. In de nieuwe richtlijn wordt de bewijsregel overgenomen zoals de meeste richtlijnen over gelijke behandeling die kennen. Iemand die meent dat in strijd met de richtlijn is gehandeld, dient feiten aan te voeren op grond waarvan aannemelijk wordt. Daarna is het aan de andere partij om te bewijzen dat niet in strijd met de richtlijn is gehandeld. Nederlandse opstelling Nederland staat negatief tegenover het voorstel. Er zijn onvoldoende aanwijzingen dat een verlenging van het zwangerschaps- en bevallingsverlof naar 18 weken noodzakelijk is in verband met de veiligheid en de gezondheid van moeder en kind. Nederland kent thans een verlof van 16 weken: 4 à 6 weken vóór de uitgerekende datum en 12 respectievelijk 10 weken daarna. Het is vooralsnog moeilijk vast te stellen of het voor de bescherming van de veiligheid en gezondheid van moeder en kind noodzakelijk is om het zwangerschaps- en bevallingsverlof te verlengen naar 18 weken. Nederland beschikt wat dit betreft over beperkte informatie. Het huidige richtlijn voorstel heeft tot gevolg dat lidstaten die vrouwen verplichten om een deel van het zwangerschapsverlof vóór de uitgerekende datum op te nemen, deze verplichting moeten afschaffen. Dit strookt naar de mening van Nederland niet met het doel van de richtlijn, te weten de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van moeder en kind. Over een aantal onderwerpen zal nog helderheid geschapen moeten worden: - het is niet duidelijk hoe ver de verplichting strekt om extra verlof toe te kennen voor te vroeg geboren kinderen, kinderen die na de geboorte in het ziekenhuis moeten blijven, meerlingen en kinderen met handicaps; - het is niet duidelijk of de Europese Commissie voorstelt dat vrouwen die in deeltijd gaan werken zonder meer recht houden op dezelfde baan en dezelfde arbeidsvoorwaarden; - het is niet duidelijk of een verzoek om aanpassing van de werkuren en het werkrooster ook een verzoek om deeltijd werken inhoudt; - in de nieuwe richtlijn staat dat periodes van ziekteverlof, veroorzaakt door ziekte of complicaties die voortkomen uit de zwangerschap, en die voorkomen tot maximaal 4 weken vóór de bevalling, geen effect mogen hebben op de duur van het zwangerschaps- en bevallingsverlof. Het is nog niet duidelijk wat precies wordt verstaan onder ziekte of complicaties die voortkomen uit de zwangerschap. Toelichting Dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM (2006) 92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol. De inzet van Europa terzake is uiteengezet in de mededeling COM (2008) 635: Een beter evenwicht tussen werk en privéleven: meer steun voor het combineren van beroep, privéleven en gezinsleven. In deze mededeling concludeert de Commissie dat betere ondersteuning van combineerbaarheidsmaatregelen mannen en vrouwen meer keuzevrijheid zal bieden bij het in evenwicht brengen van werk en privéleven, en ook zal bijdragen tot bepaalde centrale beleidsdoelstellingen van de Europese Unie, met name ten aanzien van groei en werkgelegenheid, de sociale integratie van kwetsbare groepen en gendergelijkheid. Actie op communautair niveau om minimumeisen ter verbetering van de combineerbaarheid van werk, privéleven en gezinsleven vast te stellen, is noodzakelijk en passend om de taak die de Gemeenschap zich heeft gesteld inzake gendergelijkheid en de doelstellingen van de Lissabonstrategie te verwezenlijken. Echter, de primaire verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en bevorderen van combineerbaarheid ligt bij de lidstaten. De Commissie doet dan ook een beroep op de lidstaten om ervoor te zorgen dat deze maatregelen zodanig worden uitgevoerd dat vrouwen en mannen werkelijk keuzes kunnen maken. Op basis van deze mededeling wil de Commissie drie richtlijnen herzien. De eerste richtlijn betreft bovenstaande richtlijn herziening 92/85/EEG, zwangerschapsverlof voor werkneemsters. De tweede richtlijn betreft een herziening van richtlijn 86/613/EEG (zwangerschapsverlof voor zelfstandigen). Dit laatste voorstel is sterk verbonden met de herziening van het zwangerschapsverlof voor werkneemster. Indien de Raad overeenstemming zou bereiken over 18 weken zwangerschapsverlof voor werkneemsters, betekent dit dat het zwangerschapsverlof voor zelfstandigen ook verlengd wordt naar 18 weken. Het derde richtlijnvoorstel betreft een herziening van de richtlijn betreffende het ouderschap. Deze richtlijn is thans in onderhandeling tussen de sociale partners op Europees niveau. Agendapunt: Diversen (a) Mededeling van de Commissie: Bijdrage aan de Voorjaarsraad Informatie van de Commissie (b) Werkprogramma EMCO 2009 Mondelinge toelichting door de Voorzitter De belangrijkste taak van het EMCO is de begeleiding van de Europese Werkgelegenheidsstrategie die deel uitmaakt van de Lissabon strategie. Het EMCO bespreekt onder meer de Werkgelegenheidssecties van de Nationale Hervormingsprogramma's en de Werkgelegenheidsrichtsnoeren die daaraan ten grondslag liggen. Jaarlijks legt het EMCO een werkprogramma ter informatie voor aan de Raad. (c) Werkprogramma SPC 2009 Mondelinge toelichting door de Voorzitter Het SPC heeft tot taak om Raad en Commissie te ondersteunen bij het ontwikkelen van beleid gericht op hervorming, modernisering en lange termijn houdbaarheid van sociale beschermingssystemen. Dit doet het SPC door: 1) toezicht te houden op de sociale situatie en ontwikkelingen in de lidstaten en de EU; 2) het bevorderen van het uitwisselen van informatie en ervaringen; 3) het voorbereiden van rapporten en opinies. (d) Conferenties georganiseerd door het Tsjechische Voorzitterschap De Raad zal kennis nemen van informatie van het Tsjechische Voorzitterschap over diverse conferenties: “Parental Childcare and Employment Policy: Collision or Complementarity” “Strenghtening EU Competitiveness- the Potential of Migrants on the Labour Market” “EU Enlargement – 5 years after” Nederlandse opstelling Nederland kan de informatie van de Commissie, het Voorzitterschap en de voorzitters van EMCO en SPC aanhoren.