Rapport van de Inspectie van het Onderwijs inzake de kwaliteitseisen bij de masteropleiding psychologie van de Open Universiteit
Bijlage
Nummer: 2009D09310, datum: 2009-03-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.H.A. Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: Afschrift brief dr.S.O.L. O. inzake functioneren QANU en NVAO (2009D06910)
Preview document (đ origineel)
KWALITEITSGARANTIES BIJ DE MASTEROPLEIDING PSYCHOLOGIE VAN DE OPEN UNIVERSITEIT NEDERLAND VERSLAG VAN EEN INSPECTIE-ONDERZOEK, NAJAAR 2008 Utrecht, 10 februari 2009 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING 5 TOC \o "1-4" \p " " Inleiding PAGEREF _Toc222037215 \h 2 1. De kwaliteitsborging in het algemeen PAGEREF _Toc222037216 \h 2 2. De scriptiebeoordeling in het bijzonder PAGEREF _Toc222037217 \h 2 3. Het signaal in de context van de kwaliteitszorg PAGEREF _Toc222037218 \h 2 4. Conclusie en vervolg PAGEREF _Toc222037219 \h 2 BIJLAGE(N) TOC \o "5-5" \p " " PROJECTTEAM INSPECTIE PAGEREF _Toc222037220 \h 2 DOOR DR OSTERHAUS AAN HET MINOCW GEGEVEN DOCUMENTEN PAGEREF _Toc222037221 \h 2 VAN DE OUNL ONTVANGEN DOCUMENTEN PAGEREF _Toc222037222 \h 2 REACTIE DR. S. OSTERHAUS PAGEREF _Toc222037223 \h 2 REACTIE OPEN UNIVERSITEIT NEDERLAND PAGEREF _Toc222037224 \h 2 SAMENVATTING Op verzoek van het ministerie van OCW heeft de inspectie onderzoek verricht naar de vraag in hoeverre de Open Universiteit Nederland bij de masteropleiding psychologie zorgvuldige handhaving van kwaliteitseisen kan garanderen. Aanleiding voor het onderzoek was een signaal van Dr. S. Osterhaus, oud-medewerker van de OU, in het voorjaar 2008 ingediend bij het ministerie. Het inspectieonderzoek was gericht op drie vragen, die verband hielden met het signaal: Hoe is in algemene zin de kwaliteit van beoordelingen geborgd bij de masteropleiding psychologie? Hoe vindt deze borging in meer specifieke zin plaats bij de beoordeling van studentenscripties? In welke mate is deze borging in de casus van Dr Osterhaus mogelijkerwijs onvoldoende gerealiseerd en welke motieven lagen er in dat geval aan ten grondslag? Op verzoek van het ministerie zou een aandachtspunt dienen te zijn of bij de masteropleiding psychologie normen ten aanzien van niveau-eisen worden verlaagd met het doel het studierendement op peil te houden. Op grond van document-analyse en gesprekken met Dr Osterhaus en met een scala aan vertegenwoordigers van de OUNL concludeert de inspectie: Bij de masteropleiding psychologie van de OUNL is de kwaliteitsborging in het algemeen en die van scriptiebeoordeling in het bijzonder in orde. Het op peil houden van studierendement heeft geen relatie met de niveau-eisen, waaraan studenten moeten voldoen. Het door Dr Osterhaus afgegeven signaal is niet representatief voor de wijze waarop de OUNL de kwaliteit bewaakt. Wel valt er in de casus die door Dr Osterhaus is aangedragen het nodige af te dingen op de behandeling ervan door de OUNL. In een reactie op het concept-rapport geeft de OUNL aan met waardering te hebben kennis genomen van het concept-rapport. Dr Osterhaus hecht er aan op te merken dat vele relevante zaken in dit rapport onvermeld zijn gebleven. Gezien dit onderzoek concludeert de inspectie dat de OUNL de nodige stappen heeft gezet om een incident als het onderhavige te voorkomen. In de verwachting dat de OUNL doorgaat met gewenste verbeteringen acht de inspectie verder onderzoek op dit moment niet nodig. Inleiding Dit is het verslag van een onderzoek door de Inspectie van het Onderwijs naar een signaal van een oud-medewerker van de Faculteit Psychologie van de Open Universiteit Nederland (OUNL) over onregelmatigheden bij de beoordeling van eindscripties bij de masteropleiding psychologie. Het signaal had onder andere betrekking op tekortschietende borging van kwaliteit, in het bijzonder die van scriptiebeoordeling. In deze inleiding wordt kort ingegaan op de vraagstelling bij het inspectieonderzoek, het signaal en de behandeling ervan, en de onderzoeksaanpak. Vraagstelling Overeenkomstig het verzoek van het departement aan de inspectie heeft het onderzoek zich gericht op drie vragen, die verband hielden met het signaal: Hoe is in algemene zin de kwaliteit van beoordelingen geborgd bij de masteropleiding psychologie? Hoe vindt deze borging in meer specifieke zin plaats bij de beoordeling van studentenscripties? In welke mate is deze borging in de casus van Dr Osterhaus mogelijkerwijs onvoldoende gerealiseerd en welke motieven lagen er in dat geval aan ten grondslag? Op verzoek van het ministerie zou een aandachtspunt dienen te zijn of bij de masteropleiding psychologie normen ten aanzien van niveau-eisen worden verlaagd met het doel het studierendement op peil te houden. Een aantal andere aspecten, die in het signaal mede een rol speelden, komt niet of slechts zijdelings aan bod. Het gaat dan om de bejegening van Dr Osterhaus door tenminste één student, de functionele verhoudingen tussen Dr Osterhaus en (enkele leden van) de OUNL-staf, de wijze waarop in 2007 de visitatie heeft plaatsgevonden en het accreditatie-besluit van de NVAO in 2008. Aan de rapportage over de drie onderzoeksvragen wordt beantwoording van een vierde vraag toegevoegd: Welke algemene conclusie kan worden getrokken en welke vervolgstappen zijn gewenst? Het signaal en de behandeling daarvan tot medio 2008 De eerste uitingen van het signaal dateren van 2005, toen Dr Osterhaus in de hoedanigheid van scriptiebegeleider de scriptiecoördinator op de hoogte stelde van problemen bij de begeleiding van een scriptie. In vervolg hierop stelde Dr Osterhaus in 2006 diverse organen binnen de Faculteit Psychologie op de hoogte. Aanvankelijk werd het signaal door de OUNL vooral opgevat als een bejegeningsvraagstuk tussen een student en Dr Osterhaus. Het signaal kreeg landelijke bekendheid door een bericht in de Volkskrant van 24 september 2007 over de visitatie psychologie door de QANU onder de kop âDocent psychologie schreef mee aan scriptieâ. In het bericht werd vermeld dat docenten soms zelf delen van scripties van de studenten schrijven. In de Volkskrant van 3 oktober werd dit bericht gerectificeerd door een letterlijk citaat uit het visitatierapport weer te geven: âDe commissie werd er door een docent op gewezen, dat er een probleem is met het afstuderen van zeer zwakke studenten. Dit zou ertoe leiden dat docenten soms zelf voor deze studenten scriptiewerkzaamheden uitvoeren.â De Volkskrant voegde eraan toe dat nog niet is uitgezocht of die bewering klopt. Inmiddels was duidelijk geworden dat de inhoud van het signaal niet alleen een bejegeningsvraagstuk behelsde maar ook het niveau van de opleiding betrof. Dr Osterhaus heeft in het najaar van 2007 contact gehad met de QANU en later ook met de NVAO. Tijdens het proces van besluitvorming door de NVAO over de acceptatie van het rapport als basis voor accreditatie heeft de NVAO overleg gevoerd met de QANU en de OUNL. Op grond daarvan heeft de NVAO besloten de masteropleiding psychologie van de OUNL te accrediteren (april 2008). In vervolg hierop heeft Dr Osterhaus zich in mei 2008 tot de minister gewend met de klacht dat volgens haar deze casus aantoont dat kwaliteitsborging middels visitatie en accreditatie ontoereikend is. Na overleg tussen Dr Osterhaus en departement heeft Dr Osterhaus documenten aan het departement doen toekomen om deze opvatting te ondersteunen (zie Bijlage II). Naar aanleiding van deze documenten verzocht het departement op 14 juli 2008 aan de inspectie het signaal over de gebrekkige handhaving van kwaliteitseisen bij studentenscripties bij de masteropleiding psychologie van de OUNL te onderzoeken. Na overleg tussen inspectie en departement over het karakter van het onderzoek berichtte de directeur Hoger Onderwijs & Studiefinanciering van het ministerie van OCW in een brief van 17 september 2008 aan de OUNL, dat hij de inspectie had verzocht een onderzoek in te stellen âom te kunnen beoordelen welke maatregelen de opleiding heeft getroffen en of deze adequaat zijn om zorgvuldige handhaving van kwaliteitseisen te garanderenâ. Onderzoeksaanpak Ten behoeve van het onderzoek ontving de inspectie van het departement de documenten (voornamelijk e-mailberichten) die het departement in juli 2008 van Dr Osterhaus had ontvangen, alsmede documentatie betreffende het proces van accreditatie van de masteropleiding psychologie. Kort daarna heeft de inspectie overleg gehad met Dr Osterhaus over het voorgenomen onderzoek. In dat overleg is door Dr Osterhaus en inspectie vastgesteld dat er op dat moment niets viel toe te voegen aan de documenten die door het departement aan de inspectie waren verstrekt en dat nader overleg tussen inspectie en Dr Osterhaus op dat moment niet nodig was. Inmiddels meldde de inspectie aan de NVAO dat een onderzoek zou worden gestart. Op 27 oktober 2008 heeft de inspectie een oriĂ«nterend gesprek gehad met het CvB van de OUNL over de aanpak van het onderzoek. Het CvB was hierbij vertegenwoordigd door prof. dr F. Mulder (Rector Magnificus), prof. dr R. van Hezewijk (decaan van de Faculteit Psychologie) en drs H. Roffelsen (medewerker kwaliteitszorg). Tijdens en na dit gesprek heeft de OUNL aan de inspectie documenten doen toekomen die van belang zouden kunnen zijn voor het onderzoek (zie Bijlage III). Na document-analyse heeft de inspectie op 4 december 2008 vijf onderzoeksgesprekken gevoerd bij de Faculteit Psychologie van de OUNL en wel met: a) de voorzitter van de scriptiecommissie, dr J. Syroit; b) de voorzitter van de facultaire toetsingscommissie, tevens vertegenwoordiger van de Faculteit Psychologie in de centrale examencommissie van de OU, dr A. Mudde; c) zes leden en ook de ambtelijk secretaris van de Facultaire Opleidingscommissie, te weten: Studenten: dhr. B. Brouwer, dhr. E. Sligchers en dhr. R. Hogendoorn, docenten: prof. dr L. Lechner, dr M. Pouwelse en dr T. Verheggen; ambtelijk secretaris: drs M. Specker; d) de twee opleidingsmanagers, drs N. Boers en drs M. Specker; e) de decaan van de Faculteit Psychologie, prof. dr R. van Hezewijk. Na de verwerking van de verkregen informatie heeft de inspectie op 6 januari 2009 een overleg gehad met Dr Osterhaus, waarin de concept-conclusies van het onderzoek zijn toegelicht en besproken. Op 12 januari zijn de concept-conclusies voorgelegd aan het CvB van de OUNL. Door zowel Dr Osterhaus als OUNL zijn daarna per e-mail aanvullende opmerkingen gemaakt op relevante passages in de concept-tekst. Op 4 februari is het volledige concept-rapport toegezonden aan OUNL en Dr Osterhaus, met het verzoek om feitelijke correcties. Deze correcties zijn later in die week ontvangen en opnieuw zo goed mogelijk verwerkt. Van beide kanten is ook een inhoudelijke reactie gegeven. Dr Osterhaus hecht er aan op te merken dat vele relevante zaken in dit rapport onvermeld zijn gebleven (zie Bijlage IV). Ook gaf zij aan eraan te hechten dat de in het concept-rapport gebruikte term âsignaalgeverâ zou worden vervangen door âDr Osterhausâ. De OUNL geeft aan met waardering te hebben kennis genomen van het concept-rapport (zie Bijlage V). De kwaliteitsborging in het algemeen Conclusie De kwaliteitsborging in de masteropleiding psychologie van de OUNL is in orde. Onderbouwing Het systeem van kwaliteitszorg van de faculteit psychologie geeft weinig aanleiding tot kritiek. De inspectie heeft vele documenten van de faculteit gezien die direct op de eigen kwaliteitsborging betrekking hebben. Genoemd kunnen worden: De Zelfevaluatie Psychologie 2006. De faculteit merkt op dat de visitatiecommissie 2001 van oordeel was dat er een voortreffelijk stelsel van kwaliteitszorg was ontwikkeld. De faculteit kent een permanent lopende zelfevaluatie: een jaarlijks bij te stellen document met sterke en zwakke punten, met maatregelen, met controle op de effecten van de maatregelen en met borging. De evaluaties van de faculteit zijn periodiek en op concrete streefdoelen gericht. Als zwak punt van de kwaliteitszorg wordt genoemd de zware belasting van het systeem. Het Jaarplan Kwaliteit 2008 Psychologie en het Kwaliteitsplan Psychologie 2009. Na elke zes jaar is het op dat moment beschikbare kwaliteitsplan tevens de basis voor het zelfevaluatierapport voor de evaluatie en uitgangspunt voor de volgende cyclus van de visitatie/accreditatie. De uitgebreide halfjaarlijkse Rapportage Studentinzicht. In de Inleiding van de rapportage van 2008 wordt opgemerkt, dat tal van conclusies en aanbevelingen die eerder waren geformuleerd weer terugkomen in de daarop volgende rapportages. Om hierin verandering te brengen is afgesproken dat de Stuurgroep Kwaliteitszorg de conclusies en aanbevelingen uit de rapportage bij de daarvoor verantwoordelijke afdeling zal neerleggen en nadien ook zal evalueren of de aanbevelingen zijn opgepakt en omgezet in concrete acties. De gespreksverslagen van de commissie Kwaliteitszorg en Exploitatie. Tussentijdse audit faculteiten. Uit dit document blijkt onder meer dat de faculteiten op advies van de Stuurgroep Kwaliteitszorg van de OU halverwege de accreditatieperiode een interne audit kwaliteitszorg houden. Uit de gesprekken met vertegenwoordigers van de OUNL blijkt daarnaast het volgende: Driemaal per jaar zijn er plenaire, goed bezochte bijeenkomsten van docenten. Daarnaast zijn er per cursus of groep van cursussen (zoals de onderzoekpractica) jaarlijks bijeenkomsten waarin nieuwe cursussen, bijstellingen, protocollen en beoordelingen worden besproken, herzien en afgestemd. Sinds een jaar is - in overeenstemming met landelijke afspraken - de Basiskwalificatie Onderwijs voor docenten verplicht. Een ander middel om afstemming tussen docenten en het functioneren van docenten in het algemeen te bevorderen zijn sinds kort de âambtsberichtenâ van de decaan die in de vorm van een besloten weblog rondgaan. Ook zijn er uiteraard jaarlijkse functioneringsgesprekken. De OUNL heeft een voortrekkersrol in de European Association of Distance Teaching Universities (EADTU), waarvan 22 instellingen en consortia deel uitmaken. De OUNL trekt diverse projecten binnen de EADTU. Zo ook het meerjarige project e-Xcellence dat zich richt op de kwaliteitszorg m.b.t. e-learning en nu in de fase van benchmarking is beland. Oordeel inspectie De inspectie oordeelt dat in algemene zin de borging van kwaliteit in orde is. Dit is in lijn met het oordeel van de visitatiecommissie 2007 dat de interne kwaliteitszorg bij de opleidingen psychologie als voldoende aanmerkte; het facet evaluaties van resultaten was zelfs goed. De systematische evaluaties van cursussen en het cyclische karakter van de kwaliteitszorg maken volgens de commissie dat uitkomsten van evaluaties daadwerkelijk leiden tot verbetervoorstellen. Ondanks deze positieve indruk maakt de inspectie twee kanttekeningen: a) kwaliteitszorgsystemen werken pas goed als zij niet alleen zijn ingesteld op wat regelmatig gebeurt, maar ook op bijzondere en potentieel alarmerende gebeurtenissen. Juist bij een onderwijsinstelling waar afstand een kenmerkende factor is dient er een extra alertheid te zijn voor de duiding van signalen-van-afstand, met name als zij niet via rechtstreeks contact verduidelijkt worden. De inspectie is van mening dat de OUNL bij het voorliggende signaal onvoldoende alert heeft gehandeld. b) Tijdens het inspectiebezoek heeft de inspectie een peiling gehouden onder de leden van de opleidingscommissie aan de hand van items uit het EADTU-framework. Daarbij bleek dat met name het onderdeel âappropriate measures to prevent impersonation and/or plagiarismâ bij de leden van de opleidingscommissie vragen opriep (een score van 2,5 op een schaal van 1 â 4). Dit is een serieuze zaak die vele kanten heeft, tot en met de vraag in hoeverre (door studenten diverse malen herhaalde) multiple-choice-tentamens uiteindelijk niet tot een zekere bekendheid van het vragen-en-antwoorden-bestand bij studenten leiden. De OUNL geeft tijdens overleg met de inspectie aangegeven te overwegen of het âoneindigâ herhalen van tentamens moet worden herbezien. De scriptiebeoordeling in het bijzonder Conclusie De kwaliteitsborging van de beoordeling van eindscripties bij de opleiding psychologie van de OUNL is in orde. Er is thans voldoende gewaarborgd dat wordt voorkomen dat onvoldoende toegeruste studenten aan de scriptie beginnen. Onderbouwing De documenten over de borging bij scriptiebeoordeling geven de inspectie geen aanleiding tot kritiek. Genoemd moeten vooral worden de âScriptiehandleiding voor studentenâ; daarnaast het Beoordelingsformulier Scriptie. De OUNL meldt de volgende elementen in de borging die in het kader van dit onderzoek belangrijk zijn: Er zijn twee scriptie-examinatoren. Deze scriptie-examinatoren delegeren hun bevoegdheid naar scriptiebegeleiders/-beoordelaars, maar zij blijven eindverantwoordelijk. Er is sprake van twee (gemandateerde) scriptiebeoordelaars per scriptiestudent; zij moeten het eens worden in hun eindoordeel. Indien twee docenten het niet eens zijn over de inhoudelijke of methodische kwaliteit, wordt een derde docent gevraagd (meestal de hoogleraar/ programmaleider). Diens oordeel is verder leidend. Van de 36 scriptiebegeleiders zijn er 34 gepromoveerd en zijn 2 ver gevorderd met hun proefschrift. Driekwart van de scriptiebegeleiders heeft als standplaats Heerlen en als zodanig geregeld contact met elkaar. Voorts is er levendig e-mailverkeer tussen docenten onderling voor zover zij elkaar niet fysiek ontmoeten. Juist over scripties vindt veel communicatie per e-mail plaats tussen "buiten- en binnendocenten". Vanuit kwaliteitsoptiek is nooit een scriptiebegeleider vervangen. Er kan evenwel vervanging plaatsvinden om andere redenen en in een enkel geval heeft vervanging plaats gehad omdat zich een conflict van andere dan inhoudelijke aard voordeed. De OUNL noemt de vervanging in het geval van Dr Osterhaus als voorbeeld. De beoordeling van de scripties geschiedt op basis van een beoordelingsformulier met daarop 22 criteria, waaronder zelfstandigheid (dit laatste weegt volgens de opleidingsmanagers tegenwoordig zwaarder dan enkele jaren terug). Voorwaarde om aan een scriptie te beginnen is dat het scriptieplan is goedgekeurd. Er is een beperking aan de hoeveelheid begeleidingstijd van 40 uur scriptiebegeleiding. Na indiensttreding is er voor scriptiebegeleiders een cursus scriptiebegeleiding. De gedragslijn is, dat problemen die studenten ontmoeten bij het maken van hun scriptie bij hen zelf moeten worden teruggelegd. In de gesprekken op de OUNL werd bevestigd dat aan studenten die een tekort hebben in hun toerusting wordt aanbevolen eerst een cursus te doen die dat tekort wegwerkt. Lukt het studenten niet na reparatiecusussen en de 40 uur begeleiding een scriptie succesrijk af te ronden, dan haken zij in de praktijk af (volgens de opleidingsmanagers gebeurt dat in 2 van de 80 gevallen), danwel blijven zij op eigen kracht doormodderen totdat ze uiteindelijk hun werkstuk met een âzesjeâ afronden, danwel schrijven zij zich opnieuw in voor een scriptiemodule. Volgens de voorzitter van de scriptiecommissie krijgen studenten die zich jegens hun begeleider(s) ongepast gedragen door hen onder druk te zetten omwille van meer ondersteuning of een gunstiger beoordeling, een waarschuwing. Bij herhaling kan de relatie tussen deze studenten en de OUNL worden verbroken. Noch begeleiders noch de faculteit noch de OUNL hebben er volgens gesprekspartners belang bij de hand te lichten met de toepassing van de beoordelingsnormen voor de scriptie. Het aantal succesvol afgeronde scripties is volgens de OUNL geen onderwerp in functioneringsgesprekken van stafleden en de financiering van faculteit en universiteit is tot nu toe, wegens de doelstelling van de OUNL, niet afhankelijk van het aantal studenten dat de masteropleiding met een diploma afrondt. Omdat aan studenten bij de OUNL geen inhoudelijke toetredingseisen worden gesteld, zijn er maatregelen getroffen om het niveau van de masteropleiding te beschermen en onnodig studieleed bij studenten te voorkomen. In de bacheloropleiding (c.q. een gelijkwaardige vooropleiding) die noodzakelijk is om te worden toegelaten tot de masteropleiding heeft de student kennisgemaakt met het vakgebied en methoden en technieken van onderzoek. Om de bacheloropleiding af te kunnen ronden moet de student diverse onderzoekspractica succesvol hebben doorlopen. Vanaf 2009 is een bachelorthesis verplicht. Om in de masteropleiding uiteindelijk aan een eindscriptie te kunnen beginnen moet een student in het bezit zijn van een goedgekeurd scriptieplan. Kortom: voordat aan de masterscriptie kan worden begonnen, dienen diverse âhordenâ genomen te zijn. Overigens is er van de kant van studenten over het algemeen begrip voor deze âhordenâ: 80 tot 90% van de studenten in een enquĂȘte geeft aan dat het geleerde goed aansluit op de eisen die scripties stellen, ook op methodisch en statistisch vlak. Hier is trouwens relevant dat - volgens gegevens van de OUNL - scriptiestudenten voordat zij aan hun scriptie beginnen gemiddeld in slechts circa 10% van de gevolgde cursussen een of meer herkansingen hebben benut. Het âonbeperktâ herkansen van studenten die de eindfase van de studie bereiken is dus een relatief beperkt probleem. Oordeel inspectie Alles overziende oordeelt de inspectie positief over de wijze waarop de scriptievoorbereiding, -begeleiding en -beoordeling over het algemeen plaatsvindt. Daarmee bevestigt de inspectie het positieve oordeel van de visitatiecommissie. Evenals bij kwaliteitszorg in het algemeen valt echter ook ten aanzien van scripties op te merken dat er naar het oordeel van de inspectie actiever moet worden gehandeld waar het gaat om de fraudebestrijding. Tot op heden ontbreekt een voorziening waarmee teksten van scripties kunnen worden doorgelicht op plagiaat. En ook al is zoân voorziening op zichzelf geen waterdichte garantie en kunnen docenten ook zelf (bijv. al googelend) het nodige potentiĂ«le plagiaat ontdekken, toch is volgens de inspectie blijvende aandacht voor dit punt geboden. Het verweer van de OUNL dat het bij scripties altijd om âuniekâ onderzoek gaat, en dat de scheiding tussen scriptieplan en scriptieuitvoering veel problemen ondervangt kan maar ten dele tegemoet komen aan de vragen die leven rondom plagiaatbestrijding. Het signaal in de context van de kwaliteitszorg Conclusie Het door Dr Osterhaus afgegeven signaal is geen afspiegeling van de wijze waarop de OUNL in de masteropleiding psychologie de kwaliteit bewaakt. Onderbouwing Het signaal van Dr Osterhaus omvatte een groot aantal aspecten. Drie daarvan hebben zeer direct te maken met de bewaking van de kwaliteit in de masteropleiding psychologie: a. er zouden te veel zwakke studenten worden toegelaten tot de scriptie (en daarmee in feite ook tot het examen); b. docenten zouden aan deze studenten te veel begeleiding geven, zodat het oordeel niet meer valide was; c. er zou druk worden uitgeoefend door de leiding om deze studenten toch te doen slagen. De inspectie heeft nagegaan in hoeverre dit signaal terecht is en hoe het mogelijk is dat het signaal - ondanks overwegend positieve oordelen over kwaliteitsborging in het algemeen en scriptiebeoordeling in het bijzonder - heeft kunnen ontstaan. a. Zwakke studenten Dr Osterhaus geeft aan dat er in het laatste stadium van de studie een relatief hoog percentage zwakke of zeer zwakke studenten is. Zij vond het niveau van 4 van de 6 studenten die zij begeleidde beneden peil; volgens haar is hierbij aan ten minste één van hen ten onrechte een diploma toegekend. Dr Osterhaus schrijft de âzwakteâ van een deel van de studenten onder andere toe aan de open inschrijving en een niet adequaat vrijstellingenregime. De verslaglegging bij de onderzoekspractica is volgens Dr Osterhaus zo gestandaardiseerd/voorgekauwd dat je er niet echt iets voor hoeft te kunnen opzetten (je hoeft alleen passief de diverse onderdelen in te vullen). Ook het eindeloos herkansen van studenten maakt volgens Dr Osterhaus dat een student uiteindelijk heel ver kan komen. Dr Osterhaus verwijst naar mail-verkeer met scriptiecoördinator Syroit (najaar 2006). Syroit vraagt zich hierin van sommige studenten af hoe het komt dat zij zover in hun studie zijn gekomen. Als één van de verklaringen geeft hij aan dat âeen aantal van de huidige afstudeerders een minder gedegen vooropleiding in de psychologie en in M&T (Methoden en Technieken, insp.) gekregen hebbenâ. Diverse gesprekspartners van de OUNL hebben aangegeven dat inderdaad ook op de OUNL zwakke studenten voorkomen en dat een student ook op de OUNL met een 6- kan slagen. Daarin verschilt de OUNL volgens hen niet van andere onderwijsinstellingen. Ook het feit dat een student door het OUNL-systeem van onbeperkt herkansen ver kan komen, doet er volgens hen niets aan af dat voor het halen van een bul de kwaliteit van de studieprestaties doorslaggevend is. Scriptiecoördinator Syroit geeft aan dat hij in de betreffende mailwisseling met Dr Osterhaus ook vermeldde dat men het probleem niet moest overroepen. âIk stelde deze vraag (namelijk over hoe studenten zo ver konden komen, insp.) reeds in 1973 aan de Universiteit van Tilburg (toen nog KHT) en ook toen ik aan de Universiteit Utrecht verbonden was. Ik wil hiermee zeggen dat dit niet een typisch OUNL probleem isâ. Bij navraag door de inspectie voegt Syroit hier ter nadere aanduiding van de betreffende groep studenten (âdeze cohortâ) aan toe dat het ging om âeen groep studenten die met de studie gestart is vóór de oprichting van de faculteit psychologie. Voor die tijd studeerde men sociale wetenschappen met (âŠ.) beduidend minder aandacht voor methoden van onderzoek en statistiek. Door de lange studieduur waren er (in 2006, insp) nog steeds enkele studenten uit die periode die aan de afronding van hun studie bezig waren, maar deze groep is nu vrijwel verdwenenâ. Meer in het algemeen geven medewerkers van de OUNL aan dat de laatste tien jaar stelselmatig gewerkt is aan verbetering van de voorbereiding maar ook selectie van studenten voor de eindfase. Het M&T-onderwijs is vernieuwd, in een aanvankelijk weinig gestructureerd post-prodeuse traject is meer lijn gekomen door betere afstemming van onderzoeksmodulen, scriptieplan en scriptieuitvoering. Voorheen wellicht te gemakkelijk verleende vrijstellingen worden niet meer gegeven. De invoering van de bachelor-master-structuur pakt gunstig uit, door de structurele horde van het bachelor-examen. De recente introductie van de bachelor-thesis is een extra element hierin, waardoor het voor zwakke of zeer zwakke studenten wel heel moeilijk wordt zonder voldoende kwaltieit de masterfase in te gaan. Deel-oordeel inspectie (zwakke studenten) De inspectie oordeelt dat de OUNL de afgelopen tien jaar de nodige maatregelen heeft getroffen om niveau beter dan voorheen te bewaken. Een (heel) vroege (probleem-)groep studenten met mogelijke tekorten vormt steeds minder een probleem, alleen al doordat zij geleidelijk aan verdwijnen. Wat de inspectie niet heeft kunnen achterhalen is waarom Dr Osterhaus te maken met heeft gehad met hoge aantallen - in haar ogen - zwakke tot zeer zwakke studenten (4 van de 6) en alle andere medewerkers het (te) zwak zijn van studenten relativeren of ontkennen. Een mogelijke verklaring kan zijn dat Dr Osterhaus (om niet door de inspectie te achterhalen redenen) veel studenten kreeg uit de door Syroit bedoelde groep reeds lang studerende studenten. Het kan liggen aan hoge eisen die Dr Osterhaus aan zichzelf en studenten stelde. Ook toeval kan als factor niet worden uitgesloten. b. Te veel begeleiding Dr Osterhaus geeft aan dat het in de periode 2005-2006 voor kwam dat studenten te veel scriptiebegeleiding kregen, tot en met het medeopstellen van een scriptieplan door docenten of het schrijven van stukken (stukjes) van scripties toe. Dr Osterhaus rekent zichzelf ook tot deze docenten en suggereert dat het vaker voorkomende praktijk was. Studenten moesten volgens Dr Osterhaus naar een niveau waar ze al die tijd niet op hadden hoeven functioneren. Begeleiders zorgden er wel voor dat het niveau van de scriptie ten minste een 6- werd. Dr Osterhaus voegt eraan toe dat het op die manier ook de visitatiecommissie niet kon opvallen dat studenten zo zwak waren. Dit beeld wordt op dit moment evenwel absoluut niet herkend door de OUNL-docenten met wie de inspectie heeft gesproken. Ook zijn deze docenten unaniem in hun mening. Er zijn strikte regels ten aanzien van de begeleidingstijd. Gemiddeld gesproken is volgens de OUNL de toegewezen 40 uur begeleidingstijd weliswaar krap maar toereikend, al kan het voorkomen dat de ene student meer begeleidingstijd vraagt dan de andere. De OUNL geeft aan dat meer begeleiding overigens niet altijd als negatief moet worden geduid. Herhaaldelijk publiceren docent en student in een wetenschappelijk tijdschrift. Deze âbegeleidingstijdâ wordt niet besteed om stukken voor de student te schrijven. Dat overschrijding van begeleidingstijd een kenmerkend patroon is wordt ook studenten uit de opleidingscommissie ontkend. Over het geheel houden docenten zich aan de richtlijn om bij aanzienlijke overschrijding van de toegemeten begeleidingstijd de verantwoordelijkheid terug te leggen bij de student. Deel-oordeel inspectie (begeleiding) De inspectie oordeelt dat variatie in begeleidingstijd bij de OUNL voorkomt, en daarmee ook overschrijding van de 40-uren-norm, maar dat die niet leidt tot structurele bevoordeling van specifieke studenten. Dat docenten meer of minder vaak voorzetten doen om een scriptie-proces uit de startblokken te helpen is niet denkbeeldig (niet op de OUNL en evenmin op andere universiteiten), maar de inspectie heeft geen enkele indicatie dat het stelselmatig schrijven van stukken scriptie door de docenten gangbaar is. Dat Dr Osterhaus in dit type begeleiding naar eigen zeggen veel energie stopte is bijzonder, en zelfs te duiden als een teken van uitzonderlijke toegewijdheid, maar dit is niet het doorsnee beeld bij de scriptiebegeleiding aan de OUNL. c. Druk Dr Osterhaus geeft aan zich op diverse manieren onder druk gezet te hebben gevoeld. Om te beginnen door een student die zijn scriptie afgerond wilde zien en zich daarbij onder andere bediende van bedreigingen. In vervolg hierop zou volgens Dr Osterhaus haar leidinggevende op zijn beurt haar onder druk hebben gezet om de scriptie van de desbetreffende student goed te keuren. Volgens Dr Osterhaus was het volgens de leidinggevende voor een scriptiebegeleider van belang âje doelen te halen cq een aantal scripties per jaar af te rondenâ. Hierbij was volgens Dr Osterhaus de voortzetting van de aanstelling, die pas na vier jaar vast kon worden, in het geding. EĂ©n van de motieven die de leidinggevende daarbij gebruikte was volgens Dr Osterhaus de angst van de OUNL voor rechtszaken die studenten wellicht zouden kunnen aanspannen als zij te lang met een scriptie bezig zouden zijn. Ook vermeldt Dr Osterhaus dat docenten bij practica onder druk worden gezet om mensen toch maar na een aantal keer te laten slagen. Volgens de gesprekspartners bij de OUNL met wie de inspectie heeft gesproken komt oneigenlijke druk van leidinggevenden om studenten te laten slagen voor een scriptie echter niet voor en worden mogelijke motieven daarvoor in het geheel niet herkend. Geen van de docenten met wie de inspectie sprak heeft zoiets - bijvoorbeeld in functioneringsgesprekken - zelf ooit ervaren. De scriptiecoördinator benadrukt in schriftelijke communicatie naar docenten en studenten steeds opnieuw de eigen verantwoordelijkheid van de student tijdens het scriptieproces. Deel-oordeel inspectie (druk) De inspectie twijfelt er niet aan dat Dr Osterhaus druk heeft ervaren van de kant van tenminste één student en van haar leidinggevende. Dat is buitengewoon betreurenswaardig en had aanleiding moeten zijn voor adequate actie van de kant van de OUNL. Tegelijkertijd heeft de inspectie in het onderzoek geen aanwijzigingen gekregen dat dit type druk op enige schaal van betekenis voorkomt. Samenvattend oordeel inspectie over het signaal Op grond van de documenten en gesprekken concludeert de inspectie dat de drie aspecten van het signaal (te zwakke studenten, te veel begeleiding, druk) niet indicatief zijn voor de kwaliteitsborging in de masteropleiding psychologie. Een tweetal kanttekeningen is echter op zijn plaats. Ten eerste hebben management Ă©n scriptiecoördinatie naar het oordeel van de inspectie onvoldoende adequaat gereageerd op een op zichzelf zorgwekkend signaal. Wat de inspectie in het bijzonder verbaast is dat Dr Osterhaus en faculteit niet in staat zijn gebleken de genoemde aspecten op verantwoorde wijze met elkaar te bespreken en er oplossingen voor te vinden. Misschien zijn fricties in de relationele betrekkingen gaan overheersen en is het inhoudelijk aspect daardoor uit het zicht geraakt. Dat het beide partijen niet is gelukt in zakelijke sfeer te overleggen geeft te denken over de professionaliteit van de samenwerking. De OUNL is dit - als één van die twee partijen - aan te rekenen. Ten tweede is het opmerkelijk dat de examencommissie - die bij uitstek het niveau van afgestudeerden legitimeert - in de concrete casus van Dr Osterhaus bij al deze punten buiten spel is gebleven. Dr Osterhaus heeft er geen moment aan gedacht de examencommissie te informeren. Het betreffende facultaire lid van de examencommissie had wel iets in de wandelgangen gehoord, maar het signaal niet geduid als een vraagstuk waarbij het niveau van afgestudeerden in het geding zou kunnen zijn. Hij zag de casus als een begeleidingsprobleem en heeft naar het oordeel van de inspectie een onvoldoende actieve opstelling gehad ten aanzien van de niveau-aspect. Dat de scriptiecommissie de zaak ook niet aan de examencommissie heeft voorgelegd is overigens even opmerkelijk. Conclusie en vervolg De conclusie van de inspectie luidt: bij de masteropleiding psychologie van de OUNL is de kwaliteitsborging in het algemeen en die van scriptiebeoordeling in het bijzonder in orde. Het op peil houden van studierendement heeft geen relatie met de niveau-eisen, waaraan studenten moeten voldoen. Het door Dr Osterhaus afgegeven signaal is niet representatief voor de wijze waarop de OUNL de kwaliteit bewaakt. Wel valt er in de casus die door Dr Osterhaus is aangedragen het nodige af te dingen op de behandeling ervan door de OUNL. Het feit dat de situatie nu anders ligt dan enkele jaren geleden wordt mede veroorzaakt door het feit dat de OUNL de afgelopen jaren een aantal nuttige stappen heeft gezet op het vlak van curriculumverbetering. Deze stappen hangen deels samen met de introductie van de BaMa-structuur, deels waren het hoe dan ook gewenste verbeteringen in (de afstemming van) studieonderdelen betreffende onderzoek en scripties. Ook heeft de OUNL richting studenten de verwachtingen over onderzoek en scripties explicieter geformuleerd. Het is raadzaam dat de OUNL doorgaat met het verder implementeren van verbeteringen om de handhaving van de kwaliteitseisen te garanderen, bijvoorbeeld door een beperking in het aantal herkansingen voor een tentamen vast te stellen. Wat betreft de organisatie van de OUNL zelf heeft het signaal van Dr Osterhaus tot enige leereffecten binnen de faculteit geleid. Reeds in het oriĂ«nterende gesprek van de inspectie met de OUNL op 27 oktober 2008 stelde de decaan dat de leiding van de faculteit de mogelijke uitwerking van spanningen tussen Dr Osterhaus en leidinggevenden had onderschat, en mede daardoor ook de niveau-gerelateerde aspecten aanvankelijk te weinig aandacht had gegeven. In het gesprek met de onderwijsmanagers bleek, dat één van de lessen was, dat er nog meer aandacht moet zijn voor het contact met âbuitendocentenâ. Gezien dit onderzoek concludeert de inspectie dat de OUNL inmiddels de nodige stappen heeft gezet om een incident als het onderhavige te voorkomen. In de verwachting dat de OUNL doorgaat met gewenste verbeteringen acht de inspectie verder onderzoek op dit moment niet nodig. BIJLAGE PROJECTTEAM INSPECTIE Het projectteam van de inspectie bestond uit: Drs O. de Vries (projectleider) Drs J. Goossens Drs G. Pisters Drs B. van Oel Drs A. van Rijsbergen BIJLAGE DOOR DR OSTERHAUS AAN HET MINOCW GEGEVEN DOCUMENTEN Mailwisseling Dr Osterhaus en scriptiecoördinator (najaar 2006) Mailwisseling Dr Osterhaus en decaan Faculteit Psychologie (voorjaar 2005) Correspondentie Dr Osterhaus met scriptiecommissie over een student (zomer 2006) Mailwisseling Dr Osterhaus met docent over klacht student (winter 2006) Voorbeeld van begeleiding afstudeerstudent door Dr Osterhaus (voorjaar 2006) Voorbeeld van begeleiding van student door Dr Osterhaus (najaar 2005) Voorbeeld van begeleiding student door Dr Osterhaus (winter 2003) Diverse waarderingen van studenten voor begeleiding Dr Osterhaus (2006-2007) Brief advocaat Dr Osterhaus aan advocaat OUNL (juli 2007) Brief Dr Osterhaus aan vakbond (juli 2007) Mailwisseling Dr Osterhaus met collega-docent (voorjaar 2007) OU-email-overzicht Dr Osterhaus (2006) Mailwisseling Dr Osterhaus met QANU (oktober 2007) BIJLAGE VAN DE OUNL ONTVANGEN DOCUMENTEN INLEIDING De hierna volgende lijst van documenten is geordend naar de drie hoofdpunten uit het onderzoek I. Kwaliteitsborging in het algemeen II. De scriptiebeoordeling in het bijzonder III. Het signaal dat Dr Osterhaus heeft afgegeven Daaraan vooraf gaat een rubriek 0. Algemeen, waarin documenten worden vermeld die informatie bevatten die waarschijnlijk voor de beantwoording van alle drie hoofdvragen van nut is. Tenslotte is er een rubriek IV. Overige, waarin de documenten zijn opgenomen die niet in de eerste vier konden worden ondergebracht. 0. ALGEMEEN TEKSTEN Zelfevaluatie Psychologie OU 2006. (Betreft de bacheloropleiding, de masteropleiding en de masteropleiding Psychological Research.). Inclusief de volgende bijlagen: + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage1Eindtermen.html" \l "Topic2" Bijlage 1 Eindtermen + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage2Opleidingsschema.html" \l "Topic3" Bijlage 2 Opleidingsschema + HYPERLINK "E:\\Verwevenheid Onderwijs En Onderzoek Psychologie 2001 - 2006index.html" Bijlage 3 Cursussen naar competentielijnen (niet ontvangen) + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage4Overzichtbegeleiding.html" \l "Topic4" Bijlage 4 Overzicht begeleiding + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage5Lijstpublicatiesstafmetstudenten.html" \l "Topic5" Bijlage 5 Lijst publicaties staf met studenten + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage6Overzichtonderzoekscompetentieli.html" \l "Topic6" Bijlage 6 Overzicht onderzoekscompetentielijn BSc Psychology + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage7OverzichtrealisatieDublin-descri.html" \l "Topic7" Bijlage 7 Overzicht realisatie Dublin-descriptoren + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage8namenvanhetwetenschappelijkenond.html" \l "Topic8" Bijlage 8 Namen van het wetenschappelijk en ondersteunend personeel + HYPERLINK "C:\\Documents and Settings\\ovrie\\Local Settings\\Temp\\GWViewer\\CD-RomDocumenten WORDResultaten Studentenenquete.doc" Bijlage 9 Belangrijkste resultaten Studenten- en alumni-enquĂȘte 2005 (niet ontvangen) + HYPERLINK "C:\\Documents and Settings\\ovrie\\Local Settings\\Temp\\GWViewer\\CD-RomDocumenten WORDBelangrijkste resultaten scriptieenquete.doc" Bijlage 10 Belangrijkste resultaten Scriptie-enquĂȘte 2005 (niet ontvangen) + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage11Schriftelijkevervangendeopdrach.html" \l "Topic9" Bijlage 11 Schriftelijke vervangende opdracht (niet ontvangen) + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage12ROMA-projectberekeningonderwijs.html" \l "Topic10" Bijlage 12 ROMA-project berekening onderwijsrendement (niet ontvangen) + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage13LedenFacultaireopleidingcommiss.html" \l "Topic11" Bijlage 13 Leden Facultaire opleidingcommissie + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage14Afstudeeropdrachten.html" \l "Topic12" Bijlage 14 Afstudeeropdrachten + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage1525recenteBSc-eindopdrachten.html" \l "Topic13" Bijlage 15: 25 recente BSc-eindopdrachten + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage16Rendementscijfers.html" \l "Topic14" Bijlage 16 Rendementscijfers + HYPERLINK "E:\\Bijlagen Zelfevaluatie Psychologie OUNL 2006Bijlage17Overzichtterinzageliggendedocum.html" \l "Topic15" Bijlage 17 Overzicht ter inzage liggende documenten Visitatie Psychologie OU. (Later te herziene concept-versie. Betreft de bacheloropleiding, de masteropleiding en de masteropleiding Psychological Research.) Definitief visitatierapport bacheloropleiding Psychologie, de masteropleiding Psychology en de masteropleiding Psychological Research van de Faculteit Psychologie aan de Open Universiteit Nederland. OER wo bachelor-opleiding Psychologie 2008-2009. Uitvoeringsregeling bij de OER 2008-2009 wo bachelor-opleiding Psychologie. OER wo master-opleiding Psychologie 2008-2009. Uitvoeringsregeling bij de OER 2008-2009 wo master-opleiding Psychologie. Besprekingsverslagen commissie KZE (=kwaliteitszorg en exploitatie); vergaderingen d.d.: 20-6-2006 13-10-2006 14-5-2007 16-4-2007 22-10-2007 26-10-2007 14-1-2008 22-2-2008 31-3-2008 6-5-2008 (2x). 16-6-2008 1-9-2008 Rapportage Studentinzicht I. Juni 2006. (Klanttevredenheidsonderzoek. Uitgebreid; ook de twee volgende rapportages.) Rapportage Studentinzicht II. Maart 2007. Rapportage Studentinzicht III. Februari 2008. (In Inleiding: âTal van conclusies en aanbevelingen die we in Studentinzicht I hebben geformuleerd, zien we weer terugkomen in de beide daarop volgende rapportagesâ.) Uit (de halfjaarlijkse, OU-brede studentenenquĂȘte) STUDIE-INZICHT III. (Scores. Twee blzn.) Jaarplan Kwaliteit 2008 Psychologie. Over e-learning in het onderwijs van de Faculteit Psychologie. Tussentijdse audit faculteiten (Zonder datum.) CIJFERS Aantal cursusinschrijvingen 2005-2008. (Per maand zonder specificatie van de cursussen.) InstroomDoorstroom 2005 t/m sept. 2008. (Cijfers). Aantal geslaagden cursus S58337 (A&O) PSY 2005-2008. Aantal inschrijvingen cursus S57337 (A&O) PSY 2005-2008. Aantal geslaagden cursus S57337 (Gezondheid) PSY 2005-2008. Aantal inschrijvingen cursus S58337 (Gezondheid) PSY 2005-2008. Aantal geslaagden PSY 2005-2008. Overzicht scores Psychologie uit de Keuzegids Hoger Onderwijs 2008. I. KWALITEITSBORGING IN HET ALGEMEEN Commissie voor de Examens (Een stuk van één blz. dat de examencommissie toelicht.) Besprekingsverslagen commissie voor de examens; vergaderingen d.d.: 15-2-2007 19-4-2007 12-7-2007 30-8-2007 3-12-2007 31-1-2008 20-3-2008. Toetsbeleid Faculteit Psychologie OUNL. (Vier blzn. Juni 2006). Plagiaat en andere studiefraude. Beleid van de faculteit psychologie. (Vijf blzn. Geschreven door de scriptiecommissie. Ongedateerd, maar kennelijk van recente datum) Beoordeling door externen. (Betreft zelf ontwikkeld studiemateriaal.) Overzicht examinatoren Psychologie. Facultaire toetsingscommissie. (Namen.) Antwoordmodel tentamen Onderzoekspracticum Observatie en Interview S31211 4 november 2008. Bijlage 1. Casus C: Puntenverdeling en beoordelingscriteria per onderdeel en per criterium (totaal 100 punten). Beoordelingspracticum. Eindopdracht onderzoekspracticum inleiding psychologisch survey S. 04.2.3.1. Beoordelingsformulier Onderzoekspracticum Scriptieplan. II. DE SCRIPTIEBEOORDELING De plaats van de afstudeerscripties in het grotere geheel van de master en relatie met de bachelor, waar en hoe worden studenten voorbereid op het schrijven van deze afstudeerscriptie. (EĂ©n blz. door decaan Van Hezewijk, ongedateerd) Scriptiebegeleidingstraject. (Iets meer dan één blz.. Ongedateerd.) Scriptiehandleiding voor studenten. (Van de scriptiecommissie Psychologie. Versie d.d. 10-11-2005) Scriptiehandleiding voor studenten. (Van de scriptiecommissie Psychologie. Versie 2.0, d.d. 20-12-2007) Scriptiehandleiding voor studenten. (Van de scriptiecommissie Psychologie. Versie 2.1, d.d. 10-3-2008. Genoemd als de meest recente handleiding.) Garanties voor kwaliteit van scripties d.d. 22-10-2008. (Opmerkingen van de vz. van de scriptiecommissie over maatregelen ter voorkoming van problemen met studenten.) 2. Beoordeling van psychologie afstudeerscripties. (Twee blzn. Kennelijk onvolledig stuk. Uit 2008. Gaat in par. 2. onder meer over instroomeisen en begeleiding, in par. 3 over handhaving kwaliteitseisen psychologie.) Beoordelingsformulier Scriptie. Scriptie-examinatoren (namen). Scriptiebegeleiders. (Namenlijst.) III. HET SIGNAAL DAT DR OSTERHAUS HEEFT AFGEGEVEN Mailbericht van Van Hezewijk over scripties [vraag aan alle medewerkers of zij als docent zelf (grote delen van) een scriptie hebben geschreven]. Antwoorden van medewerkers op de vraag van Van Hezewijk. Brief van dhr Huls d.d. 3-10-2006 n.a.v. maatregelen getroffen door de vz. van de scriptiecommissie n.a.v. de onheuse bejegening door Huls. Maatregelen naar aanleiding van scriptie-incident gesignaleerd door visitatiecommissie. Brief aan dhr Peels, directeur van de QANU, van Van Hezewijk d.d. 3-7-2007. (Hierin wordt bezwaar gemaakt tegen een deel van het visitatierapport.) Reactie faculteit Psychologie OUNL op het concept visitatierapport. Geachte heer Wamelink. (Een brief van Van Hezewijk. Ongedateerd en zonder onderwerpsvermelding. Betreft de visitatie Psychologie.) Vertrouwelijk concept-brief van F. Wamelink aan QANU-bestuur d.d. 15-10-2007 over bezwaar OUNL tegen passage in QANU-rapport Psychologie. IV. OVERIGE DOCUMENTEN Brief van het ministerie van OCW d.d. 17-9-2008. (Hierin doet het mededeling van het door de inspectie uit te voeren onderzoek bij de opleiding Psychologie.) Vragen minister. (Schema van één blz.. Ongedateerd. Vooral gericht op kwaliteitsborgen.) Plan van aanpak ondersteuning doorstroom bachelorstudenten Psychologie. Ledenlijst facultaire opleidingscommissie Psychologie, 23 oktober 2008. Bericht in De Volkskrant d.d. 24-9-2007: Docent psychologie schreef mee aan scriptie. Geachte Ombudsman. (Brief van de OU aan de Ombudsman waarin de de OU zich beklaagt over de berichtgeving door De Volkskrant.) De Volkskrant, 3-10-2007. Aanvullingen en verbeteringen. (Betreft correctie van het bericht dat docenten soms zelf delen van scripties van de studenten schrijven.) Modulair, d.d. 24 oktober 2008 (Tijdschrift OU.) Afschrift diploma-supplement. BIJLAGE REACTIE DR. S. OSTERHAUS Naar aanleiding van het op 4 februari 2009 opgezonden concept-rapport zond Dr Osterhaus per e-mail de hiernavolgende reactie. Reachtie Dr Osterhaus: - Ik hecht eraan dat u in de samenvatting de volgende passage opneemt: âDr Osterhaus hecht er aan op te merken dat vele relevante zaken in dit rapport onvermeld zijn gebleven en dat zij m.b.t. deze punten de kamer zelf nader zal informerenâ. - Ik hecht eraan dat u mij Dr Osterhaus i.p.v. âsignaalgeverâ noemt. - Gelieve aan het slot van het eigenlijk rapport verder te vermelden: âDr Osterhaus hecht er aan enige punten uit het gesprek van 5 januari aan te halen en vast te stellen dat de inspectie tijdens dat gesprek heeft beaamd dat het hier ook om opmerkelijke punten gaat: - De student door wie Dr Osterhaus onder druk werd gezet mocht zeer snel na de overplaatsing naar een andere begeleider zijn masterbul ophalen. - Onduidelijk is, hoe de begeleiding van deze student verder is verlopen. - Gelet ook op de kwaliteit van de emails en de voorlopige resultaten van de betreffende student, is het hoogst onwaarschijnlijk dat deze student zo snel de titel van Master in de Psychologie waardig is gewordenâŠ. - Dr Osterhaus heeft niet de door Qanu-voorzitter Wijnen beloofde bescherming gekregen en is daardoor ontslagen.â BIJLAGE REACTIE OPEN UNIVERSITEIT NEDERLAND Naar aanleiding van het op 4 februari 2009 opgezonden concept-rapport zond de Open Universiteit Nederland de hiernavolgende bestuurlijke reactie. PAGE 28