[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Toelichtende nota

Bijlage

Nummer: 2009D09683, datum: 2009-03-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van de Nederlandse Antillen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Nederlandse Antillen; Berlijn, 14 augustus 2008 (2009D09681)

Preview document (🔗 origineel)


Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden ten aanzien van
de Nederlandse Antillen en de Bondsrepubliek Duitsland inzake
luchtvervoer tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Nederlandse
Antillen; Berlijn, 14 augustus 2008 (Trb. 2008, 168) 

Toelichtende Nota

Het onderhavige verdrag is het resultaat van besprekingen tussen de
Nederlands-Antilliaanse en de Duitse luchtvaartautoriteiten. Aanleiding
voor die besprekingen was de belangstelling van de zijde van Duitse
luchtvaartmaatschappijen om op basis van een nieuw verdrag vluchten uit
te voeren naar de Nederlandse Antillen. Het onderhavige verdrag zal voor
wat betreft de Nederlandse Antillen in de plaats treden van de op 28
september 1956 te ’s-Gravenhage totstandgekomen Overeenkomst tussen
het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake het
luchtverkeer (Trb. 1956, 132). Het verdrag van 1956 blijft, wat betreft
het Koninkrijk der Nederlanden, op Nederland en Aruba van toepassing.
Het is nog niet duidelijk hoe met de toepassing van het onderhavige
verdrag zal worden omgegaan na de staatkundige hervorming van het
Koninkrijk der Nederlanden. In het kader van de voorbereiding van de
staatkundige hervorming wordt mede bezien of de luchtvaartverdragen, die
voor de Nederlandse Antillen gelden, van toepassing moeten blijven op
Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Bij de besluitvorming hierover zal ook
de toepassing van het onderhavige verdrag tussen de Bondsrepubliek
Duitsland en de Nederlandse Antillen dan wel de mogelijke toepassing van
het verdrag van 1956 overwogen worden. 

In artikel 2 worden de rechten aangegeven die in het kader van dit
luchtvaartverdrag worden verleend, te weten het recht van overvlucht en
technische landing, het recht om van, naar en via de wederzijdse
grondgebieden geregelde luchtdiensten te onderhouden, alsmede het recht
om via het grondgebied naar een aantal verder gelegen bestemmingen te
vliegen in overeenstemming met de routetabel die tussen de
luchtvaartautoriteiten overeengekomen zal worden. 

Voor het uitvoeren van de luchtdiensten wordt in artikel 3 de aanwijzing
voorzien van één of meer luchtvaartmaatschappijen per land en het
recht om die aanwijzing in te trekken of te wijzigen.

Artikel 7 bevat een regeling voor de wederzijdse vrijstelling van
douanerechten, inspectiekosten of andere heffingen en belastingen.

In artikel 11 is een tarievenregime vastgelegd dat gebaseerd is op het
“double disapproval”-principe, op basis waarvan de aangewezen
luchtvaartmaatschappijen mogelijkheden krijgen om snel te kunnen
reageren op de gebeurtenissen die zich in de markt voordoen.

De artikelen 13 en 14 bevatten bepalingen met betrekking tot de
luchtvaartveiligheid. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld
indien een van de Verdragsluitende Partijen twijfels heeft over de wijze
waarop de veiligheidsstandaard door de andere Partij wordt nageleefd en
gecontroleerd. Bij gerede twijfel kunnen consultaties plaatsvinden.
Indien maatregelen uitblijven, biedt de veiligheidsbepaling de
mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van
en naar elkaars grondgebied op te schorten danwel te staken. Verder
wordt er verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor
Burgerluchtvaart vastgestelde veiligheidsbepalingen, die voor zover van
toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Duitsland en
de Nederlandse Antillen in acht moeten worden genomen.

Artikel 15 is opgenomen op verzoek van de Duitse luchtvaartautoriteiten.
Verder bevat het verdrag in artikel 18 een regeling om geschillen via
arbitrage te beslechten. Voor het overige bevat het verdrag de op
luchtvaartgebied gebruikelijke bepalingen.

Overigens dienen de lidstaten van de Europese Unie bij onderhandelingen
over een luchtvaartverdrag rekening te houden met Europese afspraken
(zie Verordening nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad van
29 april 2004 inzake de onderhandelingen over en de uitvoering van
overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen;
PbEU L 157, rectificatie in PbEU L 195) en is een lidstaat, in casu
Duitsland, met het oog op de exclusieve bevoegdheden van de Europese
Unie verplicht standaardbepalingen in het 

luchtvaartverdrag op te nemen. Dergelijke standaardbepalingen zijn in
dit verdrag artikel 3, tweede lid, onder 1, onderdeel a, artikel 4,
eerste lid, onder 1, met betrekking tot (intrekking of beperking van) de
exploitatievergunning, artikel 5, eerste lid, artikel 12, eerste lid,
met betrekking tot de luchthavenhandelingen op de grond, artikel 13,
achtste lid, en artikel 14, zesde lid.

Het verdrag wordt vanaf de datum van ondertekening voorlopig toegepast,
hetgeen noodzakelijk werd geacht met het oog op de reeds aangevangen
lijndiensten tussen Duitsland en de Nederlandse Antillen. Het verrichten
van deze lijndiensten onder de bescherming van het nieuwe verdrag is
voor de Nederlandse Antillen en de betrokken luchtvaartmaatschappijen
van juridisch en economisch belang.

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk, zoals gezegd, alleen
voor de Nederlandse Antillen gelden.

DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN,

 PAGE   2 

 PAGE   1