[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Werken aan toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij ‘samen werken, samen leven’

Bijlage

Nummer: 2009D14652, datum: 2009-03-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Aanvullend beleidsakkoord bij "Samen werken, samen leven" (2009D14651)

Preview document (🔗 origineel)


De mondiale economische crisis stelt de Nederlandse samenleving voor een
grote opgave. De gevolgen zijn groot en acuut. Veel Nederlanders zullen
dat helaas aan den lijve ondervinden. Banen en inkomenszekerheid staan
op het spel, bedrijven hebben het moeilijk en de staatsschuld loopt in
snel tempo op. Voor het kabinet heeft in deze omstandigheden herstel van
werk, bedrijvigheid en soliditeit absolute prioriteit, in de context van
behoud van sociale samenhang.

In dit kader heeft het kabinet intensief overlegd met de werknemers en
werkgevers, verenigd in de Stichting van de Arbeid: solidariteit van
werkenden met niet-werkenden en gepensioneerden, solidariteit van de
collectieve sector met de marktsector en solidariteit tussen generaties
(lange termijn).

In de wetenschap dat Nederland alleen de mondiale recessie niet kan
opheffen, is de afgelopen weken daarom indringend gesproken over
maatregelen om de gevolgen voor huishoudens en bedrijven te dempen. En
over de ambitie voor de toekomst:  nu de kansen benutten voor een
duurzame en innovatieve economie. Nadrukkelijk zijn de morele vragen als
gevolg van de recessie eveneens onder ogen gezien. Het gaat om het
herstellen van doorgeschoten onevenwichtigheden, met name in de
financiële sector en in het beloningsbeleid, en om het moreel
versterken van de samenleving. Ook in dat opzicht is nieuw perspectief
nodig en mogelijk.

Dit alles heeft geresulteerd in een op het coalitieakkoord aanvullend
beleidskader:

- Gerichte stimulering voor met name 2009 en 2010, met een accent op de
werkgelegenheid op korte termijn (paragraaf II). Er wordt voor circa 3
mrd in 2009 en circa 3 mrd in 2010 gestimuleerd voor arbeidsmarkt (met
name jeugdwerkloosheid), onderwijs en kennis; voor duurzame economie;
voor infrastructuur en (woning)bouw; en voor liquiditeitsverruiming van
het bedrijfsleven. Daarenboven zullen gemeenten en provincies voor naar
schatting 1½ mrd stimuleren. Voor de extra werkloosheidsuitgaven (1 mrd
in 2009, 4 mrd in 2010, 4½ mrd in 2011), wordt niet omgebogen.

- Een begin met herstel van gezonde overheidsfinanciën om de
houdbaarheid van onze publieke voorzieningen vanaf 2011 (paragraaf III)
te borgen. De begrotingsdiscipline wordt gehandhaafd;
uitvoeringstegenvallers (naar schatting 3,7 mrd) worden opgevangen.
Daarenboven worden de kosten van de rente van de hogere EMU-tekorten in
2009 en 2010 vanaf 2011 gedekt (1,8 mrd). Dit vormt onderdeel van een
pad naar herstel van overheidsfinanciën met ½% punt BBP per jaar.

- En een lange termijn agenda gericht op duurzaamheid en energie, op
innovatie en kennis, op stedelijke vernieuwing en wijkaanpak alsmede op
de lange termijn houdbaarheid van onze collectieve voorzieningen, met
name door beheersing van de zorgkosten, verhoging van de AOW-leeftijd
naar 67 jaar en geen indexatie eigenwoningforfait voor woningen > 1 mln
(paragraaf IV).

I. Analyse en uitgangspunten

De economie is hard getroffen, de urgentie is hoog.

De mondiale economie is hard getroffen door de kredietcrisis. De
wereldhandel is ingeklapt, een diepe recessie het resultaat. Dit heeft
onvermijdelijk zware gevolgen voor open economieën, en zeker wanneer
deze een grote financiële sector hebben zoals de Nederlandse. Een
recessie in 2009 met een krimp van -3½%-punt BBP is het gevolg. In 2010
kan beperkt herstel optreden, maar vooralsnog wijzen de cijfers op een
kleine krimp. De cijfers zijn meer dan ooit met grote onzekerheden
omgeven.

De werkloosheid in ons land zal naar verwachting ongekend snel oplopen
van 304 duizend in 2008 tot 675 duizend in 2010 (bijna 9% van de
beroepsbevolking). Bedrijven staan onder zware druk, de productie in de
marktsector is hevig gedaald. De overheidsfinanciën verslechteren fors:
van een overschot van 1% in 2008 naar een tekort van meer dan 5,5% in
2010, de staatsschuld is in 2008 in één jaar tijd van 42% naar circa
58% BBP gestegen, en stijgt bij ongewijzigd beleid (inclusief de
maatregelen getroffen voor de financiële sector) richting 80% BBP in
2016. De hogere staatsschuld leidt tot extra rentelasten die moeten
worden gedekt. De lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën
in het zicht van de vergrijzing komt sowieso extra in het gedrang en
dient te worden opgevangen.

De recessie is mondiaal en thuis voelbaar.

De crisis zal voelbaar zijn voor mensen. Velen zullen geraakt worden,
gezinnen, jongeren, mensen die hun baan verliezen, ondernemers die in de
problemen komen, gepensioneerden. De onzekerheid raakt iedereen. Daarom
stelt het kabinet behoud en herstel van zekerheid en perspectief voorop.
De zekerheid dat het financiële systeem blijft draaien, dat er
bedrijvigheid is en blijft, dat er bij verlies van werk scholing en
nieuw werk tegenover staan. De zekerheid dat in de moeilijke jaren wordt
geïnvesteerd in publieke voorzieningen. De zekerheid dat de
overheidsfinanciën op orde worden gebracht. En de zekerheid dat
essentiële publieke voorzieningen als zorg, pensioenen, onderwijs en
sociale zekerheid ook in de toekomst beschikbaar en betaalbaar blijven.
Dat vraagt van ons allemaal de bereidheid om in de jaren van recessie
een bijdrage te leveren, waarbij de sterkste schouders ook de zwaarste
lasten dragen.  

De crisis is wereldwijd. Ook de oplossingen moeten voor een belangrijk
deel in internationaal verband tot stand komen. Een grote inspanning is
nodig om het vertrouwen terug te brengen in het internationale
financiële systeem. En door intensieve samenwerking moet worden
voorkomen dat de inspanningen van regeringen om banen te behouden,
uitmonden in een verstoring van de Europese interne markt of een verdere
inkrimping van de wereldhandel. Hier ligt een rechtstreeks verband met
het Nederlandse groeipotentieel. Ook wil Nederland voorkomen dat
internationale doelen onder druk zouden komen, zoals de bestrijding van
diepe armoede in grote delen van de wereld, de duurzaamheid van onze
planeet, internationale vrede en veiligheid. De deelname van Nederland
aan de extra G20- en Europese toppen zijn mede in dat licht te bezien. 

De recessie aangrijpen voor herstel en perspectief.

In het besef dat Nederland, met zijn open economie, de gevolgen van de
financiële crisis en van de economische recessie niet buiten de deur
kan houden, en niet met binnenlandse bestedingen de wereldrecessie kan
opheffen, staat het kabinet voor de vraag de opgaven als gevolg van
financiële crisis en economische recessie te beantwoorden.

Uitdaging daarbij is de recessie niet te verlengen of verdiepen, maar
bij te dragen aan ‘trek in de schoorsteen’, en te werken aan
structureel herstel van de overheidsfinanciën. In de jaren dat de
economie krimpt, wordt er per saldo niet bezuinigd; in de jaren van
herstel worden per saldo de lasten niet verzwaard. Direct met intredend
economisch herstel, start ook het herstelpad voor de
overheidsfinanciën.  

Die opgave vergt een structurele aanpak gericht op herstel en toekomst.
Velen zullen langere tijd de gevolgen ondervinden van de recessie; de
Nederlandse economie zal vermoedelijk voor een aantal jaren een lagere
groei kennen. 

Dat betekent - voor de korte termijn - het trendmatig begrotingsbeleid
zijn werk laten doen, door middel van de automatische stabilisatoren de
begroting laten mee-ademen met de conjunctuur, de overheidsuitgaven op
peil houden en de consumptie stimuleren. Dit kan betekenen dat in 2009,
2010 en 2011 de werking van de automatische stabilisatoren wordt
versterkt en het begrotingsbeleid daarvoor tijdelijk wordt aangepast. In
economisch opzicht is dit het meest verstandige wat het kabinet nu kan
doen. Behalve noodzakelijk is deze aanpak ook verantwoord, mits we
werken aan solide overheidsfinanciën en daar de komende jaren aan
beginnen. 

Werken aan de solide overheidsfinanciën vergt dat het kabinet in deze
kabinetsperiode – waartoe de begrotingsjaren 2011 en 2012 behoren –
zichtbare stappen neemt. In die jaren wordt met maatregelen het herstel
richting begrotingsevenwicht ingezet. Tot slot dient het vanwege de
recessie opgelopen grotere z.g. (lange termijn)
‘houdbaarheidstekort’ te worden opgelost.

De structurele problemen zoals het energie-, klimaat- en
duurzaamheidvraagstuk en de vergrijzings- en arbeidsmarktproblematiek
vergen onverminderd een antwoord, ook nadat er sprake is van enige
conjunctureel herstel. De crisis en recessie hebben immers geen gewoon
karakter. Het gaat om conjuncturele neergang verscherpt door nieuwe
schaarste (energie, grondstoffen) en nieuwe beperkingen (klimaat en
water), die door onverantwoorde risico’s en een abrupte
vertrouwensbreuk in het financieel systeem in een ongekende en
wereldwijde vraaguitval en daardoor terugval van handel en bedrijvigheid
resulteert. Dit uitzonderlijke karakter dient evenzeer de aanpak van het
kabinet te bepalen. 

Fundamentele opgaven en een morele agenda…

De uitdaging waar Nederland voor staat, is de gevolgen van de crisis
goed op te vangen en er zo sterk mogelijk uit te komen. Meer concreet
betekent dit:

Behoud en herstel van werkgelegenheid, met prioriteit voor het voorkomen
van jeugdwerkloosheid (pakket van arbeidsmaatregelen, onderwijs, stages
en scholing). Juist in deze tijden blijft investeren in de sociale
samenhang van de samenleving essentieel. Dit alles draagt bij aan de
concurrentiële en innovatieve kracht van Nederland. 

Bouwen aan een duurzame en innovatieve economie en ondernemerschap
bevorderen. Dat betekent investeren in onze publieke voorzieningen
(onderhoud en bouw), versneld werken aan het onderhoud aan de grote
infrastructuur (kust, wegen, havens), meer en snellere stimulering van
duurzaamheid en energiebesparing, en nog meer aandacht voor kennis en
innovatie.

Een solide en zekere toekomst door het werken aan herstel van
begrotingsevenwicht, dus niet de onbetaalde rekeningen doorschuiven naar
volgende generaties. Hierdoor wordt gebouwd aan vitale voorzieningen
voor werk en inkomen, voor pensioen, zorg en onderwijs.

Internationale en Europese solidariteit. Het tegengaan van
protectionisme past bij de verantwoordelijkheid die wij voelen en
eveneens bij ons economisch belang. Internationale samenwerking is
nodig, zowel bij het bestrijden van de financiële crisis als bij het
bouwen aan de robuuste wereldeconomie. Het toezicht op en ordening van
markten zal hechter moeten worden verankerd, Europees en internationaal.


Waarborgen van een gezonde, stabiele en betrouwbare financiële sector
(inclusief internationaal en Europees toezicht). Dit is een voorwaarde
voor een effectief herstelbeleid.

Deze crisis gaat over meer dan alleen geld. Stevige antwoorden op de
opgaven die de recessie stelt, moeten ook  perspectief bieden op
versterking van de waarden en normen in de samenleving. De oorzaken van
de recessie aanpakken betekent immers ook de samenleving moreel
versterken. Het gaat in de eerste plaats om het herstellen van
doorgeschoten onevenwichtigheden die met name in de financiële sector
zijn ontstaan.

De morele agenda gaat ook over de balans in onze economie. Die balans
kunnen we niet alleen herstellen met beter toezicht op de banken en
aanjagen van de werkgelegenheid. Onze samenleving moet op cruciale
punten – zoals onderwijs, duurzame energie, mobiliteit en onze
binnensteden - structureel versterkt worden. Zo kan Nederland beter
voorbereid op de toekomst uit deze crisis komen. Alleen dan zorgen we
ervoor dat we naast deze kredietcrisis, ook de dreigende klimaat- en
energiecrisis afwenden. 

Gezamenlijke aanpak is vereist.

Een noodzakelijke voorwaarde is dat de opgaven door de hele samenleving
worden opgepakt: rijksoverheid en medeoverheden, burgers en bedrijven,
sociale partners, maatschappelijke organisaties. En dit alles ook
nadrukkelijk in Europees en internationaal verband. We kunnen noch
willen deze opgaven als kabinet alleen oppakken. We zoeken nadrukkelijk
de samenwerking met alle actoren in onze maatschappij die met ons de
verantwoordelijkheid willen en kunnen dragen voor het herstel van werk,
bedrijvigheid en soliditeit. 

Het is van belang de stimulering van de economie dit en volgend jaar
samen met de mede-overheden vorm te geven. Met medeoverheden wordt thans
overlegd over de afstemming van stimuleringsmaatregelen, het versnellen
van procedures, de aanpak en opvang van werkloosheid en het bevorderen
van maatschappelijke participatie. De inventarisatie tot nu toe is
veelbelovend. Gemeenten en provincies zullen in 2009 en 2010 naar
schatting voor ca 1 ½ mrd aan eigen stimuleringen vormgeven. In het
bestuurlijk overleg van 1 april as. zullen concrete afspraken hierover
worden vastgelegd. De accressystematiek zal voor 2009 en 2010 niet van
toepassing worden verklaard. Het kabinet zal inzetten op het vermijden
van stijging van lokale lasten tenminste in beide jaren.  

De komende tijd zullen vanuit het kabinet nadrukkelijk de mogelijkheden
worden verkend om institutionele beleggers waaronder pensioenfondsen en
andere private partijen in publiek-private samenwerkingsverbanden te
betrekken bij investeringen, in infrastructuur en anderszins. 

Het kabinet heeft met sociale partners gesproken over de mogelijkheden
voor een akkoord. Ankerpunten hierbij zijn een evenwichtige
inkomensontwikkeling door solidariteit van werkenden met niet-werkenden
en gepensioneerden, solidariteit van de collectieve sector met de
marktsector, en solidariteit tussen generaties (lange termijn). Sociale
partners kunnen door afspraken over loonontwikkeling bijdragen aan
behoud en eerlijke verdeling van werk, en het versterken van de
Nederlandse concurrentiepositie zodat wij gelijk kunnen aanhaken bij en
optimaal profiteren van herstel van de wereldhandel en de bedrijvigheid.
Het kabinet draagt met een forse stimuleringsimpuls, het opvangen van de
stijgende werkloosheid en het maximaal faciliteren van scholing, behoud
en herstel van werkgelegenheid bij aan het verzachten van de impact van
de crisis in de arbeidsmarkt. De minister van SZW zal de resultaten van
het overleg in een brief aan de Tweede Kamer neerleggen.

Gerichte stimuleringen op korte termijn (paragraaf II), herstel van
soliditeit vanaf 2011 (paragraaf III), en hervormingen ter versterking
van concurrentievermogen en houdbaarheid op lange termijn paragraaf IV)
zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. 

 



II. Gerichte aanpak in 2009 en 2010

Eerste maatregelen getroffen, sinds september 2008.

Onmiddellijk na het uitbreken van de financiële crisis en de
doorwerking daarvan in de economie heeft het kabinet vanaf oktober de
maatregelen getroffen die nodig waren om het financieel systeem overeind
te houden (kapitaalinjecties, aandelenovernames), bedrijvigheid op gang
te houden (kredietfaciliteiten en liquiditeit) en een adempauze te
scheppen in de arbeidsmarkt (mobiliteitscentra en werktijdverkorting).

In de begroting van 2009 had het kabinet bovendien reeds maatregelen
voorgesteld gericht op lastenverlichting en een werkgelegenheidsakkoord
met sociale partners.

Al met al is reeds een forse injectie gegeven: ruim 80 miljard is in de
financiële sector geïnjecteerd zodat voor burgers en bedrijven hun
betalingsverkeer, spaartegoeden en kredietverlening is veilig gesteld,
en voor 200 mrd is in een garantiestelling voorzien; en in 2009 en 2010
wordt meer dan 50 miljard aan de economie toegevoegd doordat het
begrotingsoverschot omslaat in een begrotingstekort (z.g. automatische
stabilisatoren).

Het gaat hierbij evenwel slechts om eerste maatregelen om de
onmiddellijke gevolgen van de financiële crisis en van de economische
recessie af te zwakken. Zij vormen geen structurele aanpak voor herstel.

In aanvulling op stabiliseren, gerichte stimuleringen 2009 en 2010
(deels 2011)  ....

Binnenlandse bestedingen zullen de wereldeconomie niet herstellen. Een
algemeen pakket ter stimulering van de economie en de bestedingen
sorteert onvoldoende effect. De werking van de ‘automatische
stabilisatoren’ in het begrotingsbeleid, stimuleert daarentegen de
economie al in niet geringe mate. Bij de geraamde tekorten in 2009 en
2010, gaat het om een bedrag van meer dan 50 miljard. Aanvullende
stimulering is daarom vooral zinvol indien het om de tijdelijke (2009-
2010) en gerichte maatregelen, inclusief omvorming van bestaande
uitgaven of lasten, zodanig dat het rendement daarvan voor groei,
innovatie, duurzaamheid en werkgelegenheid toeneemt. Dit in de
wetenschap dat de doorwerking van de instorting van de wereldhandel en
de kredietschaarste zich in verschillende sectoren van de economie zeer
verschillend vertalen. Maatregelen moeten daarom ‘tijdig, tijdelijk en
trefzeker’ zijn.

... daarom de gerichte invalshoek van de Tweede Kamermoties ...

In moties van de Tweede Kamer zijn invalshoeken genoemd voor   mogelijke
stimulering. De motie Slob vraagt om versnelling van geplande
overheidsinvesteringen. De motie Van Geel vraagt om het naar voren halen
van uitgaven met een positief effect op economie en het achterstellen
van uitgaven die dat niet hebben. De motie Hamer vraagt om een
structurele impuls teneinde de economie innovatief, duurzaam en
concurrentiebestendig te maken. De motie Halsema/Hamer vraagt om
maatregelen voor een duurzame economie. 

Op grond van deze verschillende overwegingen wordt onderstaand 
stimuleringspakket voorgesteld. Dit wordt voor een deel (incidenteel)
gedekt conform de moties Van Geel en Slob. Op hoofdlijnen is het
stimuleringspakket gericht op vier elementen.

Ten eerste: behoud en herstel van werkgelegenheid, met prioriteit voor
het voorkomen van jeugdwerkloosheid. Het kabinet zet ten eerste alles op
alles om via scholing en andere middelen, zoals kennis en innovatie,
zoveel mogelijk mensen bij het arbeidsproces betrokken te houden; om
sociale redenen, maar ook met het oog op de toekomstige behoefte van de
arbeidsmarkt. Een belangrijk element is de versterking van
vakscholen/werkscholen/wijkscholen en van het MBO. 

Ten tweede ziet het kabinet extra kansen om te bouwen aan een duurzame
en innovatieve economie met maatregelen zoals het stimuleren van
energiebesparing en duurzaam ondernemen. Dit gegeven de doelstelling van
20% duurzame energie in 2020; deze stimulering wordt doorgezet in de
structurele (lange) termijnagenda.

Ten derde bevat het pakket versnelde investeringen in (onderhoud van)
infrastructuur en in (versnelde) bouw, onder andere in de zorg en het
onderwijs. Het pakket bevat een versteviging van de stedelijke
vernieuwing, het groten stedenbeleid en wijkaanpak via BLS en ISV.
Immers, het verbeteren van de leefbaarheid van de steden blijft één
van de kernen van het sociale vraagstuk. 

Het vierde element is gericht op directe liquiditeitsverruiming voor het
bedrijfsleven in het algemeen, en voor midden- en kleinbedrijf,
innovatie (WBSO-regeling) en de luchthaven Schiphol in het bijzonder.

De additionele uitgaven voor WW en WWB vormen eveneens aanvullende
stimulering, nu voor de hogere uitgaven daarvoor in deze  jaren geen
compenserende bezuinigingen worden gevraagd. Zoals eerder opgemerkt,
zullen de gemeenten en provincies ook stimuleringsmaatregelen nemen.

Tabel 1: Stimuleringen 2009-2010 als onderdeel Aanvullend Beleidskader
2009-2015





2009	2010	2011 e.v.j.	Struc

a. Arbeidsmarkt, Onderwijs en Kennis





Arbeidsmarkt: arbeidsmarktbrief SZW (o.a. EVC, WTV/deeltijd-WW,
scholing, reintegratie) 	250	350	100

	Arbeidsmarkt: jeugdwerkloosheid	100	120	30

	Arbeidsmarkt: schuldhulpverlening	30	50	50

	Onderwijs: versterking mbo; zij-instromers, werkscholen, wijkscholen
100	150



Kennis: versterking kennisinfrastructuur; tijdelijke inzet kenniswerkers
	110	170



Verlenging aflopende innovatieprogramma's (uit het FES)	10	100	390

	Snelle uitvoering FES-projecten innovatie	109	109



	709	1049	570

	b. Duurzame economie





Snelle uitvoering FES-projecten Milieu en Duurzaamheid	116	116



Duurzaam ondernemen	30	20	10

	Duurzame agrarische sector	30	20



Energie: energiebesparing woningen 	160	160



Energie: sloopregeling autobranche	35	30



Energie: wind op zee (500 mw extra commiteren bij komende SDE tender)

15	160 (*)	160

Uitvoering Motie van Geel ruimtelijke economie	60	55	50

	Snelle uitvoering FES projecten Ruimtelijk Economisch Beleid	190	190



(*) dit bedrag geldt vanaf 2014	621	606	60	160



c. Infrastructuur en (woning)bouw





Bouw: onderhoud en bouw zorg- en abwz-instellingen 	80	240	-50

	Bouw: onderhoud en bouw jeugdzorginstellingen	20	50	10

	Bouw: onderhoud en bouw scholen	85	130	-50

	Bouw: versnelling BLS + ISV + monumenten	175	220	-150

	Infra: Deltaprogramma (w.o. Zandsuppleties)	80	50	-30

	Snelle uitvoering FES-projecten Infra	134	134



Infra: versnelling bruggen en renovatie wegen	75	138	-213

	Infra: vaarwegen, sluizen en binnenhavens	75	125	-125



724	1087	-608

	d. Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven





Versoepeling verliesverrekening 2008 (kaseffect)	335	-120	-215

	BTW per kwartaal	12	24	0

	Verruimen afdrachtvermindering WBSO	150	150	0

	Envelop MKB	0	75	0

	Schiphol/luchtvaart/vliegtax (**)	150	305	305	305

VAMIL/MIA	30	30	0

	(**) Mede afhankelijk van inzet luchthaven Schiphol iz
kostenstructurering	677	464	90	305







Totaal netto stimulering	2731	3206	112	465







e. Eigen stimuleringen door gemeenten en provincies	500	1000









f. Invulling FES-projecten (***)	79	128	177

	Grootschalige researchprojecten/leraren 	57	57	56

	Maatschappelijke innovatieprogramma's	2	21	88

	Innovatieagenda Energie	20	50	33

	(***) de financiering van deze projecten is reeds geregeld











g. Werkloosheidsuitgaven (WW en WWB)	1000	3900	4500





	h. Niet budgettaire stimulering	zie hoofdtekst







	Totaal bruto stimulering	4310	8234	4789

	

Bovenstaand pakket is deels samengesteld uit versnelling die in latere
jaren tot besparing (dekking) leidt. Naast extra uitgaven ter
stimulering van de economie wordt ook concreet invulling gegeven aan
-meestal- FES-middelen bestemd voor maatschappelijke innovatie,
grootschalige researchprojecten/leraren, de innovatieagenda energie en
het verlengen van aflopende innovatieprojecten. In totaal geeft het
kabinet, naast de middelen uit het stimuleringspakket, hiermee een
impuls van bijna 900 mln. aan de innovatiekracht van Nederland.

De niet budgettaire stimulering betreft:

versnelde uitvoering van regeldrukvermindering en andere niet materiële
stimulering,

een versnelling van een aantal infrastructurele projecten, waarbij ook
gemeenten en provincies worden gefaciliteerd in het direct plegen van
eigen stimuleringsmaatregelen,

de minister-president zal in samenspraak met de bewindslieden van
Verkeer en Waterstaat en van VROM een crisis- en herstelwet bij de
Tweede Kamer indienen gericht op versnelling en vereenvoudiging van
planprocedures voor infrastructurele en andere grote bouwprojecten,

verlenging van de planperiode van het Infrafonds naar 2028 (reëel
constant).

Het kabinet heeft een ambitieuze agenda om de regeldruk voor de
ondernemers merkbaar te verminderen. De huidige crisis maakt het des te
noodzakelijker hieraan met kracht verder te werken: een verdere
vermindering van regeldruk ondersteunt de flexibiliteit en veerkracht
van bedrijven die nodig is om versterkt uit de crisis te komen. 

Het kabinet zal daarom een aantal aanvullende maatregelen nemen om
bedrijven meer ruimte te geven om te ondernemen. De maatregelen hebben
te maken met de arbeidsmarkt, met  bouwactiviteiten en inrichting van de
ruimte en –tenslotte- met verdere doorvoering van een ‘high
trust’-benadering:

Arbeidsmarkt: verdergaande stappen op weg naar een vereenvoudigde
loonheffing, vermindering van administratieve rondslomp van ‘kleine
baantjes’ en een ‘wederzijdse’ scholingsplicht moeten het
functioneren van de arbeidsmarkt verder helpen verbeteren;

Bouwen en inrichting ruimte: versnellen en verminderen van
vergunningverlening rond bouwprojecten via tal van maatregelen, zoals
vaker toestaan van vergunningvrij bouwen, een meer gebiedsgerichte
toepassing van bouw- en milieuregelgeving en snellere
vergunningverlening (windparken);

High trust: voor kleine ondernemingen zal waar mogelijk een verlicht
regelregime worden geïntroduceerd, zoals op het gebied van
jaarrekeningen. Door het werken met eigen verklaringen te introduceren
wordt het voor het MKB gemakkelijker mee te dingen in
aanbestedingsprocedures. NEN-normen worden lastenarmer gemaakt, de
verplichting voor ondernemers om bij tal van vergunningaanvragen steeds
uittreksels van de KvK aan de overheid te leveren moet vervallen.

Het kabinet zal zich er voorts sterk voor maken dat ook de gemeentelijke
overheid (afschaffen exploitatievergunningen, eenvoudiger
vergunningverlening) en de EU (grensoverschrijdend e-factureren) de
regeldruk voor bedrijven additioneel helpt verlichten.

III. Richting herstel van soliditeit vanaf 2011

Fors oplopende staatsschuld ...

In Nederland zal naar verwachting in korte tijd de overheidsschuld met
130 mld. oplopen, 80 mld. in verband met de ondersteuning van het
financieel systeem en 50 mld. als gevolg van het oplopend
overheidstekort in 2009 en 2010. De gebruikte miljarden waren gespaard
om de komende twintig jaar onze collectieve voorzieningen (zorg,
pensioenen, onderwijs, sociale zekerheid) betaalbaar en hoogwaardig te
houden. Geld bestemd voor de toekomst is noodgedwongen hier en nu
gebruikt. Als gevolg van de oplopende schuld zal de rente die betaald
moet worden ook steeds hoger zijn. Verwaarlozing van de
overheidsfinanciën betekent niet alleen naar de toekomst doorgeschoven
rekeningen, maar ook afnemende kredietwaardigheid van de overheid. Dat
vertaalt zich in hogere rentekosten en afnemen van buitenlandse en
particuliere investeringen. 

Bij dit alles dient onderkend te worden dat de overheidsfinanciën ook
zonder crisis al onder druk stonden van de groeiende last van
vergrijzing en de noodzaak reserves te kweken om de continuïteit van
publieke voorzieningen, sociale zekerheid en pensioenen te verzekeren.
In die zin vormt de besluitvorming over herstel van solide
overheidsfinanciën en begrotingsevenwicht ook een keuze voor behoud van
essentiële voorzieningen van de verzorgingsstaat. Dat is een kwestie
van solidariteit tussen generaties. 

.. vergt een geloofwaardig pad naar herstel..

Geloofwaardig begrotingsbeleid en een betrouwbaar herstel van evenwicht
tussen inkomsten en uitgaven zal meerdere jaren vergen. Het
Stabiliteits- en Groeipact biedt daarbij een geloofwaardig houvast
(“Landen die een buitensporig tekort hebben, moeten met ½ % BBP punt
per jaar het conjunctuurgeschoonde saldo exclusief eenmalige maatregelen
verbeteren”, richting de “medium term objective” die de Europese
Commissie voor Nederland vaststelt). 

Met het intreden van economisch herstel committeert Nederland zich aan
een verbetering van het structurele saldo van tenminste 0,5% punt BBP
per jaar. Dit vergt dus met name structurele, economie-versterkende
maatregelen aan de uitgavenkant die bijdragen aan het herstel van
begrotingsevenwicht. Een hogere aanpassingsinspanning zal worden gedaan
in economisch goede tijden. Indien in enig jaar inkomstenmeevallers
ontstaan ten opzichte van de coalitieafspraken worden deze gereserveerd
voor extra staatsschuldreductie. Deze afspraken worden wettelijk
verankerd en dienen aan het begin van iedere kabinetsperiode meerjarig
te worden vastgelegd. 

Dit kabinet is niet alleen verantwoordelijk voor de Voorjaarsnota 2009
en de ontwerpbegroting 2010. Dit kabinet zal eveneens de
ontwerpbegroting 2011 indienen en de voorbereiding van de
ontwerpbegroting 2012 ter hand moeten nemen. Derhalve dient reeds in
deze kabinetsperiode, vanaf 2011, te worden begonnen met een verbetering
van het structurele saldo met tenminste 0,5% punt BBP per jaar. Een
dergelijke verbetering dekt daarmee tevens de rentekosten van de hogere
– noodzakelijkerwijze te aanvaarden – tekorten in 2009 en 2010.

Uitgangspunten voor de invulling van het pakket ...

Tijdens de jaren dat de economie krimpt, wordt er per saldo niet
bezuinigd; in de jaren van herstel worden per saldo de lasten niet
verzwaard. Bij de huidige inzichten ligt de omslag van krimp naar
herstel in 2011. Het pad naar herstel van overheidsfinanciën wordt
aldus gelijk ingezet.

De begrotingsregels en –kaders worden deze kabinetsperiode
gehandhaafd, met dien verstande dat met het oog op versterkte werking
van de automatische stabilisatoren  de kaders voor het saldo van
mutaties werkloosheids- (ww- en wwb-) uitgaven en ruilvoet in 2009, 2010
en 2011 ten opzichte van de Miljoenennota 2009 worden gecorrigeerd. 

Dit betekent dat de overige uitvoeringstegenvallers en overige mee- en
tegenvallers bij voorjaarsnota structureel worden gedekt. 

In de begroting 2011 wordt dit vertaald met twee componenten. De eerste
component is de doorwerking van een akkoord van sociale partners op
lonen en uitkeringen in de collectieve sectoren vanuit een gedachte van
solidariteit van de collectieve sector met de marktsector, met mensen
die hun baan hebben verloren (of dreigen te verliezen) en met
gepensioneerden. Een besparing ad 3,2 mrd (op basis van de
veronderstelling: lopende CAO’s worden ongemoeid gelaten en nieuwe
CAO’s worden op nominaal nul gezet) uit dien hoofde wordt via de
ruilvoet ten gunste gebracht van het EMU-saldo. Indien een dergelijk
akkoord niet of niet zo tot stand komt, zal het kabinet, mede in zijn
rol als overheidswerkgever, op enigerlei wijze vanuit de collectieve
sector bijdragen aan voornoemde solidariteit.

De tweede component ad 1,8 miljard komt ongeveer overeen met de
rentekosten van de hogere EMU-tekorten in 2009 en 2010. Het kabinet acht
het van belang om uit oogpunt van het beperken van de belasting van de
toekomst, en gegeven de onvermijdelijkheid om de hogere tekorten in 2009
en 2010 te aanvaarden, tenminste deze kosten te dekken. De dekking ad
1,8 miljard wordt gevonden in een taakstelling, in te vullen in de
ontwerpbegroting 2010, met ingang van het jaar 2011 en met structurele
doorwerking, in de vorm van een combinatie van verlagen van groei van
uitgaven en herprioritering.

Bovenstaande afspraken worden nu gemaakt en genoemde invulling wordt
thans, in Voorjaarsnota 2009 en ontwerpbegroting 2010, belegd, onder de
veronderstelling dat het jaar 2011 weer economische groei vertoont. Het
kabinet heeft in het voorjaar 2010 een weegmoment.

Is er krimp groter dan -0,5% dan zal het kabinet het tijdelijke
stimuleringspakket van 3 mrd in 2010 naar 2011 doortrekken, onderdeel
hiervan is dat de hierboven bedoelde maatregelen ingaan en worden
teruggesluisd voor 1,8 mrd; 

Is de groei tussen -0,5% en +0,5% dan gaan de bedoelde maatregelen in en
worden teruggesluisd in een tijdelijk stimuleringspakket van dezelfde
omvang (1,8 mrd).

Is de groei +0,5% of hoger, dan wordt het tijdelijk stimuleringspakket
2010 niet naar 2011 doorgetrokken en gaan de bedoelde maatregelen in
2011 in.

IV. De structurele agenda naar 2015 en later

Stevige antwoorden op deze opgaven bieden ook een nieuw perspectief. De
recessie kan worden benut om de economie te vernieuwen en collectieve
voorzieningen beter houdbaar te maken, maar ook om de samenleving moreel
te versterken.

Een agenda voor morele versterking van de samenleving

Het gaat in de eerste plaats om het herstellen van doorgeschoten
onevenwichtigheden die met name in de financiële sector zijn ontstaan.
Het wegnemen van perfide korte termijn prikkels, duurzaam gedrag
stimuleren en beter toezicht organiseren, zullen de basis vormen voor de
herinrichting van de sector zelf en de overheidscontrole daarop.
Concrete maatregelen in dit verband worden nader uitgewerkt en betreffen
onder andere het versterken van (Europees) toezicht op verkeerde
prikkels, de versnelde introductie van de maatschappelijke onderneming,
wettelijk verankerde governance eisen aan bestuurders en
toezichthouders, herijking het belang van aandeelhouders versus overige
stakeholders, verder werken aan maatschappelijk verantwoord ondernemen,
en recht doen aan de positie van werknemers. 

Bijzondere vermelding in dit verband verdient het doorgeschoten
beloningenbeleid. De maatschappelijke onvrede over de beloningscultuur
richt zich met name tot de financiële sector. In de hele sector, maar
zeker bij de financiële instellingen die financiële steun van de
overheid ontvangen of door de overheid zijn overgenomen, dient een
cultuurverandering plaats te vinden ten aanzien van het beloningsbeleid.
De primaire verantwoordelijkheid voor het beloningsbeleid en de
beloningen van bestuurders van financiële instellingen ligt bij de raad
van commissarissen en in het verlengde daarvan de aandeelhouders.
Specifiek voor de door de overheid gesteunde instellingen in de
financiële sector zullen echter maatregelen worden genomen die erop
zijn gericht dat aan de top van die ondernemingen geen variabele
beloningen worden toegekend (en vertrekregelingen worden beperkt),
zolang nog geen nieuw en duurzaam beloningsbeleid van kracht is dat is
goedgekeurd door de door de overheid voorgedragen commissarissen. De
raad van commissarissen krijgt de bevoegdheid de waarde van een in een
eerder boekjaar toegekende voorwaardelijke variabele
bezoldigingscomponent beneden- of bovenwaarts aan te passen, wanneer
deze naar zijn oordeel tot onbillijke uitkomsten leidt vanwege
buitengewone omstandigheden (crisis) in de periode waarin de vooraf
vastgestelde prestatiecriteria zijn of dienen te worden gerealiseerd. De
raad van commissarissen krijgt tevens de bevoegdheid de variabele
bezoldiging die is toegekend op basis van onjuiste (financiële)
gegevens terug te vorderen van de bestuurder (claw back clausule).
Indien dat onvoldoende blijkt, zal in kabinetsverband worden bezien
welke wettelijke (en/of fiscale) maatregelen mogelijk zijn om alsnog
matiging van beloningen bij de gesteunde instellingen af te dwingen.

Voor de sector als geheel zullen de toezichthouders DNB en AFM in hun
toezicht nadrukkelijker aandacht gaan besteden aan beloningstructuren
bij financiële instellingen. Er zal voorts een zwaar beroep gedaan
worden op de bestuurders en branchevertegenwoordigers om een ommekeer te
maken in de te royale (variabele) beloningen die bij hun ondernemingen
veelal worden toegekend. Indien dat onvoldoende effect heeft zullen
nieuwe initiatieven worden overwogen.

Ook de doorwerking van de financiële crisis in maatschappelijke
sectoren zoals het onderwijs, volkshuisvesting, de zorg vragen onze
aandacht. In algemene zin zullen de inrichting van toezicht op
(verkeerd) gedrag en (verkeerde) prikkels worden bezien. In dit verband
zullen concrete maatregelen door het kabinet worden uitgewerkt.

Een agenda voor een structurele impuls aan duurzaamheid en innovatie

In de motie Hamer c.s. is het kabinet verzocht om samenhangende
voorstellen te doen voor een structurele impuls om de Nederlandse
economie innovatief, duurzaam en concurrentiebestendig voor de toekomst
te maken. In het licht daarvan zal het kabinet op een aantal terreinen
zoals duurzaamheid (inclusief Deltafonds), kennis (onderwijs en
innovatie) en stedelijke vernieuwing een versnelling realiseren. 

Duurzame energie en energiebesparing. Om een schone en zuinige
energievoorziening voor de toekomst veilig te stellen, zal de SDE in
zijn huidige vorm blijven bestaan, maar zal deze ruimer en robuuster
worden gefinancierd uit een opslag op het elektriciteitstarief. Zo wordt
langjarige zekerheid gegeven over de beschikbaarheid van voldoende
middelen om de ambitie van 20% duurzame energie in 2020 te realiseren.
Bij de uiteindelijke vormgeving zullen de koopkrachteffecten en de
budgettaire beheersbaarheid worden meegewogen. De vrijvallende middelen
op de EZ-begroting worden aangewend voor lastenverlichting.

Er wordt een solide Deltafonds ingesteld dat een voortvarende uitvoering
van het Deltaprogramma mogelijk maakt te voorzien van een vaste,
stabiele en substantiële voeding, met tenminste vanaf 2020 1 miljard
euro jaarlijks uit het reëel constant door te trekken Infrafonds.

Onderwijs, kennis en innovatie. Het kabinet streeft ernaar om de
ontwikkeling van onderwijs, innovatie en kennis in een nader af te
spreken lange termijnpad op tenminste het niveau van het OESO-gemiddelde
te brengen. De ministers van OCW en van EZ zullen in de
begrotingsstukken bij Prinsjesdag de Kamers daarover nader informeren. 

Stedelijke vernieuwing. De minister voor WWI zal in samenspraak met de
meest betrokken andere bewindslieden – in de komende Miljoenennota -
een nadere agenda opstellen voor het grotestedenebeleid en de wijkaanpak
na 2011.

Een agenda voor houdbare collectieve voorzieningen

Houdbare overheidsfinanciën betekenen dat de voorzieningen kunnen
meegroeien met de welvaart zonder dat in de toekomst de belastingen
moeten worden verhoogd. Bij een gemiddeld steeds ouder wordende
bevolking is dit met name van belang voor bepaalde
overheidsvoorzieningen, zoals de zorg en de AOW.

Het gaat er om dat burgers er vertrouwen in kunnen hebben dat
belangrijke collectieve voorzieningen ook over een langere periode
kwalitatief hoogwaardig en goed toegankelijk zijn. Werken aan morgen en
overmorgen, schept ook vertrouwen in vandaag, en is daarmee
onlosmakelijk verbonden met werken aan herstel.

Het kabinet zet in deze context in op die maatregelen die    perspectief
bieden voor inhoudelijke doelen: versterking van arbeidsparticipatie en
kennis en houdbaarheid van de zorg. Tegenover de snel gestegen
werkloosheid in de recessie blijft staan dat de Nederlandse arbeidsmarkt
structureel kampt met krapte, vooral in zorg en onderwijs. 

Het aandeel van de zorg in de economie is de afgelopen decennia gestaag
gestegen. Het kwalitatief hogere en kwantitatief grotere aanbod van zorg
is een groot goed. Deze stijging vertaalt zich in onmiddellijke stijging
van lasten voor burgers en bedrijven, en heeft tevens economische
verdringingseffecten. Toegankelijke en betaalbare zorg is zonder
maatregelen op lange termijn geen vanzelfsprekendheid.

Het z.g. houdbaarheidspakket, waarvan de vormgeving en invoering in deze
kabinetsperiode wordt vastgelegd, bestaat derhalve uit de volgende
elementen:

De AOW-leeftijd naar 67 jaar te brengen (rekening houdend met  z.g.
zware beroepen); 

Zorg (waarvan tenminste 0,2% in te vullen op de zorgtoeslag, op een
koopkrachtevenwichtige wijze, en voor het overige op basis van
voorstellen (voor de cure) van de minister van VWS).

De grens van 1 mln voor de bepaling van het percentage
eigenwoning-forfait (EWF) niet indexeren. 

Tabel 2: Houdbaarheid overheidsfinanciën

Taakstellende opbrengst in % BBP



AOW leeftijd naar 67 jaar 	0,7%

Zorg 	0,4%

Grens EWF 1 mln niet indexeren	0,2%

Doorwerking maatregelen beleidskader	 0,5%

Totaal	1,8%



Dit pakket is mede gebaseerd op de overweging dat de eerstgenoemde twee
elementen het meest direct te relateren zijn aan de z.g.
vergrijzingproblematiek. Voorts hebben de elementen een intrinsieke
overweging. Verhoging van de AOW leeftijd kan bijdragen aan het oplossen
van de door de recessie veroorzaakte pensioenproblematiek; het voorkomt
dat de rekening daarvan eenzijdig bij de thans (bijna-) gepensioneerden
terecht komt. Maatregelen in de zorg dragen bij aan het beperken van de
algemene stijgingen van lasten voor burgers en bedrijven, die voor een
groot deel op het conto van stijging van zorgpremies zijn te schrijven.
De EWF maatregel bewerkstelligt dat hogere inkomens c.q.
meer-vermogenden bijdragen aan de lange termijn houdbaarheid van de
collectieve voorzieningen, zonder dat de fundamentele regelingen rond
het eigen woningbezit worden aangetast.

De omvang van het pakket beloopt daarmee 1,3% BBP. Schattingen van de
(potentiële) verslechtering van de houdbaarheid van de
overheidsfinanciën als gevolg de financiële en economische crisis
lopen uiteen. Deze omvang ad ca 1,3% als gevolg van structurele
maatregelen is in de ogen van het kabinet noodzakelijk en verdedigbaar
indien de doorwerking van de afspraken over 2011 en volgende jaren voor
tenminste 0,5% bijdragen aan verbetering van de houdbaarheid, en er geen
overige – bedoelde of onbedoelde – negatieve houdbaarheidseffecten
optreden. 

V. Procedurele afspraken voor het vervolg

Aldus ontstaat het volgende budgettaire kader:

In onderstaande tabel worden de budgettaire opgaven (in € mrd)
vertaald met het oog op de over enige tijd in te dienen Voorjaarsnota
2009, en de komende ontwerpbegroting 2010, alsmede met het oog op de
begrotingsjaren 2011 en 2012. 

Onderstaande tabel richt zich op de voorjaarsnota 2009 en
ontwerpbegroting 2010 met meerjarige doorwerking. Deze doorwerking
verzekert dat in het begrotingsjaar 2011 begonnen wordt met de
verbetering van het structurele EMU-saldo met 0,5% punt BBP.

Tabel 3: Aanvullend beleidskader 2009-2015: budgettaire paragraaf
Voorjaarsnota 2009 - Ontwerp begroting 2010 (in mrd euro)



2009	2010	2011	2012 e.v.j.







EMU-saldo voor beleid (o.b.v. cijfers Financiën, in % BBP)	-3,0	-5,7	pm







	A. Stimuleringspakket





1. Arbeidsmarkt, onderwijs en kennis	0,71	1,05	0,57

	2. Duurzame economie	0,62	0,61	0,06	0,16

3. Infrastructuur en (woning)bouw	0,72	1,09	-0,61

	4. Liquiditeitsverruiming bedrijfsleven	0,68	0,46	0,09	0,31

Totaal	2,73	3,21	0,11	0,47









B. Uitvoeringstegenvallers 





1a. Uitvoeringstegenvallers (RBG, BKZ, SZA (excl.WW en WWB))	2,00	2,30
2,40	2,40

1b. Overige mee- en tegenvallers (reeds in EMU-saldo verwerkt)	-0,50
0,80	1,30	1,30

2. Werkloosheidsuitgaven WW en WWB (reeds in EMU-saldo verwerkt)	(1,00)
(3,90)	(4,50)	Pm

3. Ruilvoet (reeds in EMU-saldo verwerkt)	(1,80)	(-0,60)	(-2,90)	Pm

4. Rentekosten EMU-tekort (reeds in saldo verwerkt)	0,40	1,30	1,90	1,90

Totaal	1,90	4,40	5,60	5,60



C. Maatregelen





1. Voorjaarsnota-taakstelling (uitvoerings- en overige mee- en
tegenvallers) 	-1,50	-3,10	-3,70	-3,70

2. Uitwerking akkoord sociale partners op lonen en uitkeringen
collectieve sectoren (*)	0,00	-1,30	-3,20	-3,20

3. Taakstelling tekortreductie overig

	-1,80	-1,80

4. Dekking door versnelde uitvoering FES en a.g.v. moties Slob/ Van Geel
(**)	-0,96	-0,86	057

	     w.v. Versnelde uitvoering FES 	-0,55	-0,55	0,00	0,00

     w.v. Buitenlandse klimaatverplichtingen	-0,08	0,00	0,08

	     w.v. Waddenfonds	-0,04	0,00	0,04

	     w.v. Vrijval IDM tranches	-0,04	-0,11	0,00

	     w.v. Verschuiving ILG (w.o. EHS en RODS)	-0,10	-0,10	0,20

	     w.v. Verschuiving Oda budget	-0,15	-0,10	0,25







	Totaal	-2,45	-5,25	-8,13	-8,70







Effect pakket op EMU-saldo (in mrd, - = verbetering EMU-saldo)	2,28	0,25
-5,62	-5,84







EMU-saldo na beleid (% BBP)	-3,3	-5,7	pm 







	D. Overige maatregelen (in % BBP)





1. Tekortreductie MLT en houdbaarheidsverbetering

	1,30% + 0,50%

2. Eigen stimulering door gemeenten en provincies (effect op EMU-saldo)
-0,10%	-0,20%









(*) Zie punt 38; verondersteld is dat een sociaal akkoord aldus
doorwerkt in de ruilvoet..

(**) TK-moties waarbij investeringen naar voren worden gehaald en
sommige uitgaven worden vertraagd.







Het kabinet zal bovenstaande maatregelen nader uitwerken in de
Voorjaarsnota 2009 en in de Miljoenennota 2010.

 Wel moet worden bedacht dat ruim de helft (44 mrd) een lening is die
moet worden terugbetaald. Tegenover de additionele schuld staat bezit.



Werken aan toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij ‘samen werken,
samen leven’

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  20 





Werken aan toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij ‘samen werken,
samen leven’.

	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  20 





Datum 

25 maart 2009(2)

Onze referentie 

3419947



















Datum

25 maart 2009(2)

Onze referentie

3419947

Auteur

K. Ollongren