IWI onderzoek inkomenscompensatie voormalige eenoudergezinnen in de WWB
Bijlage
Nummer: 2009D15120, datum: 2009-03-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J. Klijnsma, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Ooit PvdA kamerlid)
Bijlage bij: Uitvoering motie Karabulut cs (2009D15118)
Preview document (đ origineel)
Colleges van Burgemeester en Wethouders Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl DOCPROPERTY kCP \* MERGEFORMAT Contactpersoon DOCPROPERTY iCP \* MERGEFORMAT mr. F.A.M. Janssen DOCPROPERTY kDoorkies \* MERGEFORMAT Doorkiesnummer DOCPROPERTY iDoorkies \* MERGEFORMAT (070) 333 42 89 DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk IVV/I/09/5656 DOCPROPERTY kDatum \* MERGEFORMAT Datum 27 maart 2009 DOCPROPERTY iDatum \@ "d MMMM yyyy" Geacht college, Hierbij doe ik u het âOnderzoek compensatie inkomensdaling voormalige alleenstaande ouders in de WWBâ van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) toekomen. IWI heeft dit onderzoek uitgevoerd op verzoek van mijn ambtsvoorganger naar aanleiding van de motie Karabulut cs (Kamerstukken II 2008/09, 30545, nr. 60). In deze motie wordt de regering verzocht om de WWB aan te passen zodat de inkomensachteruitgang van alleenstaande ouders in de bijstand waarvan het jongste inwonende kind achttien jaar wordt Ă©n studerend of schoolgaand is, wordt gecompenseerd totdat dit inwonende kind de studie heeft afgerond. De resultaten van het IWI onderzoek hebben mij aanleiding gegeven om enerzijds een wetswijziging voor te bereiden betreffende een inkadering van het gemeentelijke toeslagenbeleid, en anderzijds de huidige systematiek van de inkomensondersteuning via de bijzondere bijstand voor wat betreft de compensatie van de inkomensachteruitgang te handhaven. Hieronder licht ik dit toe. Problematiek inkomensdaling alleenstaande ouders in de WWB. Als het jongste inwonende kind in een eenoudergezin 18 jaar wordt, heeft dit voor de bijstandsgerechtigde ouder tot gevolg dat de bijstandsnorm âalleenstaande ouderâ wordt verlaagd naar de bijstandsnorm âalleenstaandeâ. Tevens vervalt voor de ouder het recht op kinderbijslag. Het 18-jarige inwonende kind heeft dan weliswaar recht op een eigen inkomen (loon, uitkering, studiefinanciering (Wsf), tegemoetkoming onderwijskosten scholieren (WTOS)), maar in veel gevallen is dat inkomen niet zodanig dat hiermee de inkomensachteruitgang van de ouder (volledig) wordt gecompenseerd. De bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder is in de WWB bepaald op 70 % van het netto wettelijke minimumloon (WML). De gemeenten moeten hierop een bij verordening vastlegde gemeentelijk toeslag (algemene bijstand) verlenen. Het vaststellen van deze toeslag is dus gedecentraliseerd aan de gemeenten en is maximaal 20 % netto WML, zodat de norm voor een alleenstaande ouder maximaal 90 % netto WML bedraagt. De bijstandsnorm voor een alleenstaande is in de WWB bepaald op 50 % nettoWML. Ook hierop moeten de gemeenten een bij verordening vastgelegde gemeentelijk toeslag verlenen zodat de norm voor een alleenstaande maximaal 70 % netto WML bedraagt. Omdat het inwonende meerderjarige kind een eigen inkomen heeft, kunnen gemeenten bij het vaststellen van de verordening redeneren dat de ouder âschaalvoordelenâ heeft op grond waarvan niet de maximale toeslag ad 20 % maar een lagere toeslag wordt verstrekt. Ten aanzien van dat laatste heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in 2007 bepaald dat indien een inwonend niet te laste komend kind alleen een studietoelage ontvangt, de gemeente de maximale toeslag van 20 % netto WML moet verstrekken. De mate waarin dit in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt, is in het IWI onderzoek betrokken. Met het in werking treden van de ânieuwe Algemene bijstandswet (Abw)â in 1996 is de centrale regelgeving die via de algemene bijstand voorzag in een inkomensondersteuning voor voormalige eenoudergezinnen waarvan het jongste inwonende kind 18 jaar is geworden, beĂ«indigd om vervolgens in het kader van de individuele bijzondere bijstand te worden gedecentraliseerd aan de gemeenten. Deze centrale Beschikking toeslagen voormalige Ă©Ă©noudergezinnen (Stcrt. 1986, 170) beoogde het verlies aan inkomen via de algemene bijstand te compenseren door het verstrekken van een garantie- en/of een overbruggingstoeslag aan het voormalige eenoudergezin. Onder het regime van de Abw en WWB waren, respectievelijk zijn dergelijke toeslagen dus niet langer landelijk geregeld, maar een verantwoordelijkheid van de gemeenten geworden. Hieromtrent is destijds overeenstemming bereikt met de VNG en in dat kader zijn ook financiĂ«le middelen overgeheveld naar het gemeentefonds. Het is â uitgaande van het feit dat de bijzondere bijstand beleidsmatig en financieel is gedecentraliseerd â ter beslissing aan de gemeenten of, en zo ja, hoe zij deze financiĂ«le inkomensachteruitgang compenseren. De voormalige centrale regeling geldt daarbij als voorbeeld. In het onderzoeksrapport zijn ter illustratie rekenvoorbeelden opgenomen. Conclusies onderzoek. Gemeentelijke toeslag (algemene bijstand) Uit het IWI onderzoek blijkt dat 86% van de gemeenten de norm alleenstaande wĂ©l verhoogt met de maximale toeslag indien het thuiswonend niet ten laste komende kind enkel een inkomen uit studiefinanciering ontvangt; 14 % van de gemeenten doen dit echter - in strijd met de jurisprudentie van de CRvB op dit punt - niet. 82 % van de gemeenten verhoogt de norm van de alleenstaande (ouder) met de maximale toeslag indien het thuiswonend niet ten laste komend kind enkel een WWB-uitkering voor een thuiswonende van 18- tot 21 jaar (of qua hoogte vergelijkbaar inkomen) ontvangt. In de Verzamelbrieven is er op gewezen dat ook in deze situatie de gemeenten de maximale toeslag zouden moeten toepassen. Niet alle gemeenten blijken dit te doen. Compensatie inkomensachteruitgang via de bijzondere bijstand Het betreft hier een compensatie via de bijzondere bijstand voor de inkomensdaling van voormalige eenoudergezinnen. Deze compensatie vindt plaats bovenop de basisnorm algemene bijstand (50 % netto WML) en de gemeentelijke toeslag (20% netto WML). Uit het IWI onderzoek blijkt dat 80 % van de gemeenten enigerlei vorm van onderling verschillende compenserende maatregelen via de bijzondere bijstand kent. De groep gemeenten die geen compenserende maatregelen kent, bestrijkt nog geen 3 % van de totale bijstandspopulatie in Nederland. Maatregelen Gemeentelijk toeslag (algemene bijstand) Nu blijkt dat niet alle gemeenten onverkort toepassing geven aan de uitspraak van de CRvB (2007) dat alleenstaande ouders met een inwonend niet ten laste komend kind met alleen een inkomen uit studiefinanciering recht hebben op een maximale gemeentelijke toeslag ad netto 20 % WML, bereid ik een wetsvoorstel voor dat voorziet in codificatie van de betreffende uitspraak in de WWB. Immers de regelgeving betreffende de algemene bijstand moet het bestaansniveau op het sociaalminimum waarborgen. In voorkomende gevallen dient dan ook aan de alleenstaande (ouder) de maximale gemeentelijke toeslag te worden verleend, respectievelijk dient te worden afgezien van een verlaging van de gehuwdennorm, indien het inwonend niet ten laste komend kind alleen een inkomen uit studiefinanciering heeft (of een daarmee qua hoogte vergelijkbaar netto inkomen). Compensatie inkomensachteruitgang via de bijzondere bijstand Het heeft -gelet op de uitkomsten van het IWI onderzoek - niet mijn voorkeur om centrale voorschriften vast te stellen in plaats van het instrument bijzondere bijstand waar de gemeenten momenteel over beschikken om de inkomensachteruitgang van voormalige eenoudergezinnen te compenseren. Immers in voorkomende gevallen wordt het overgrote deel van de totale bijstandspopulatie (ruim 97%) in Nederland door de gemeenten reeds in enigerlei vorm financieel gecompenseerd voor de in de motie Karabulut bedoelde inkomensachteruitgang. Daarnaast ben ik van mening dat de uiteenlopende situaties van alleenstaande ouders met inwonende meerderjarige kinderen met de daaruit voortvloeiende verschillen in inkomenshoogte en noodzakelijke bestaanskosten, van geval tot geval moeten worden gewogen. Daarbij vormt niet een centraal vastgesteld voorschrift, maar individueel maatwerk op basis van de bijzondere bijstand hĂ©t aangewezen kader. Bovendien stroken centrale regels voor wat betreft de compensatie van de inkomensachteruitgang voormalige eenoudergezinnen niet met het decentralisatie- en activeringsbeginsel dat de WWB huldigt en kan zelfs deactiverend voor de betrokken doelgroep uitwerken. De huidige systematiek van de inkomensondersteuning van voormalige eenoudergezinnen via de bijzondere bijstand wordt derhalve gehandhaafd. Wel breng ik bij deze nog eens expliciet de problematiek van de inkomstendaling van alleenstaande ouders in de bijstand waarvan het jongste inwonende kind achttien jaar wordt Ă©n studerend of schoolgaand is, onder uw aandacht. Ik verzoek u om in voorkomende gevallen via de individuele bijzondere bijstand inkomstenondersteuning te bieden aan bijstandsgerechtigde voormalige eenoudergezinnen die te maken krijgen met een inkomstendaling als gevolg van het feit dat hun jongste inwonende kind 18 jaar wordt. Ik verwijs u hiervoor naar bijgaand onderzoeksrapport van IWI, waarin ook rekenvoorbeelden van de inkomenscompensatie zijn opgenomen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J. Klijnsma) DOCPROPERTY kOnsKenmerk \* MERGEFORMAT Ons kenmerk IVV/I/09/5656 PAGE 1 DOCPROPERTY i2eGeledingTxt \* MERGEFORMAT PAGE 4