[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Het vernieuwde Beleidskader gemeentelijke herindeling

Bijlage

Nummer: 2009D16552, datum: 2009-04-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Vernieuwde Beleidskader gemeentelijke herindeling (2009D16550)

Preview document (🔗 origineel)


Beleidskader gemeentelijke herindeling.

1. Inleiding 

Het kabinet heeft de overtuiging dat beleid zo dicht mogelijk bij de
burger moet worden uitgevoerd: veelal door gemeenten en provincies. Met
name de gemeenten, als meest nabije overheid, spelen daarbij een
belangrijke rol. Zij staan voor de belangrijke opgave om zowel hun
wettelijke als eigen autonome maatschappelijke taken goed uit te voeren
en daarvoor de juiste (maatschappelijke) verbindingen aan te gaan. Onder
andere door de afgesproken decentralisaties, is de druk op de
bestuurskracht van gemeenten in de afgelopen jaren toegenomen. En
daarmee de druk en de vraag naar meer of andere oplossingen voor
eventuele problemen met lokale bestuurskracht. 

De kwaliteit van het lokaal bestuur is gebaat bij ruimte voor gemeenten
om maatwerkoplossingen te kunnen kiezen voor specifieke lokale opgaven
en omstandigheden. Om die reden werken het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, het IPO, de VNG en afzonderlijke gemeenten
en provincies intensief met elkaar samen om het kennisniveau van de
oplossing van complexe maatschappelijke vraagstukken verder te
verdiepen. Uitgangspunt voor het kabinet is dat gemeenten en provincies
in staat moeten worden gesteld die oplossing te kunnen kiezen die voor
de aanpak van maatschappelijke vraagstukken het meest effectief en
efficiënt is. Dit met waarborging van democratische legitimiteit en
controle en passend binnen de hoofdstructuur van de bestuurlijke
organisatie van ons land. 

Oplossingen voor bestuurskrachtvraagstukken kunnen liggen op het terrein
van samenwerking. Bijvoorbeeld intergemeentelijke samenwerking op grond
van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), samenwerking met private
partners of tussen een centrumgemeente en omliggende gemeenten.

Van meer recente datum zijn de initiatieven van de zogeheten
BEL-gemeenten (Blaricum, Eemnes en Laren), de gemeente Ten Boer en de
Drechtsteden, waarbij gesproken kan worden van vernieuwende vormen van
intergemeentelijke samenwerking. 

Deze voorbeelden geven aan dat gemeenten hun blikveld ten aanzien van
versterking van hun (boven)lokale bestuurskracht verbreden, waarbij de
aandacht zich veeleer richt op nieuwe initiatieven ter versterking van
het lokaal bestuur of van de gemeentelijke organisatie en minder
specifiek op gemeentelijke herindeling als enige, beproefde bestuurlijke
oplossing. Voor het kabinet zijn de genoemde oplossingen gelijkwaardig
aan elkaar, omdat de verantwoordelijkheid voor (verbetering van) de
kwaliteit van het lokaal bestuur primair moet liggen waar die hoort: bij
het gemeentebestuur. Dit bestuur is als eerste verantwoordelijk voor
initiatief en de keuze van het instrumentarium. 

Overigens wordt bestuurskracht door meer zaken beïnvloed dan alleen de
bestuurlijke schaal. Te denken valt ook aan factoren als bestuurscultuur
en kwaliteit van de ambtelijke organisatie. Maar ook de mate en
mogelijkheid van het aangaan van verbanden met de gemeenschap
beïnvloedt de kracht. Daarnaast bestaat er niet op voorhand een causaal
verband tussen de bestuurlijke schaal (inwoneraantal) en bestuurskracht.
Het kabinet komt om deze redenen niet met een minimumnorm voor de omvang
van gemeenten. 

Binnen het bredere scala aan oplossingen voor bestuurskrachtproblemen,
is er de oplossing van gemeentelijke herindeling. Hierna wordt verder
ingegaan op het vernieuwde Beleidskader voor gemeentelijke herindeling
als één van de oplossingen die kan bijdragen aan versterking van de
kwaliteit van het lokaal bestuur.

2. Grondwettelijk en wettelijk kader

In artikel 123, eerste lid, van de Grondwet is bepaald dat bij de wet
gemeenten kunnen worden opgeheven en nieuwe gemeenten kunnen worden
ingesteld. In de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) is geregeld
hoe achtereenvolgens betrokken gemeenten, de betrokken provincie(s) en
de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het initiatief
tot een herindeling kunnen nemen en welke procedureregels hierbij in
acht genomen moeten worden. 

Gelet op de verantwoordelijkheid die de wetgever op grond van artikel
123, eerste lid, van de Grondwet en de Wet arhi heeft, is een kader voor
gemeentelijk herindelingsbeleid nodig, dat inhoudelijke criteria
formuleert aan de hand waarvan herindelingsvoorstellen kunnen worden
getoetst. Dit kader functioneert wel tegen de achtergrond van de
voornoemde context en ontwikkelingen. Daarbij is het van belang te
onderstrepen dat vanwege het maatschappelijke belang er zorgvuldig moet
worden omgegaan met oplossingen die het bestuurlijk functioneren of
mogelijk zelfs de zelfstandigheid van gemeenten raken. 

3. Uitgangspunten

Het coalitieakkoord 

De belangrijkste leidraad voor het kabinet voor het gemeentelijke
herindelingsbeleid ligt in de afspraken in het coalitieakkoord. In het
coalitieakkoord is de volgende passage opgenomen over gemeentelijke
herindeling: <> 

Deze afspraken uit het coalitieakkoord vragen op twee punten om een
nadere invulling die verderop in dit Beleidskader aan bod zal komen. 

Hoeveel draagvlak is nodig om te kunnen spreken van <> lokaal
draagvlak? De vraag om verduidelijking van het draagvlakbegrip is ook
door het IPO, de VNG en afzonderlijke gemeenten en provincies
aangedragen. Verderop in dit Beleidskader zal dit nader worden
uitgewerkt.

De vormgeving van de toetsing van het criterium van lokaal draagvlak
door de provincie en de procedurele toets van het gevolgde
herindelingsproces door het kabinet als medewetgever.

Gemeentelijke herindeling <> blijft uitgangspunt

In het vernieuwde Beleidskader blijft het centrale uitgangspunt dat
gemeentelijke herindeling <> dient plaats te vinden.
Gemeentelijke herindeling die van onderop plaatsvindt, heeft betrekking
op de vraag op welk bestuurlijk niveau het initiatief wordt genomen tot
een herindelingsvoorstel. Op grond van de Wet arhi kunnen zowel
gemeenten als provincies een verzoek tot herindeling, in de vorm van een
herindelingsadvies, doen. 

De benadering van gemeentelijke herindeling van onderop is voor het
kabinet uitgangspunt, omdat het ervan overtuigd is dat de kwaliteit van
het lokaal bestuur is gebaat bij <>, wat tevens
bijdraagt aan draagvlak voor herindelingsvoorstellen. Tegen deze
achtergrond zal het kabinet zich terughoudend opstellen door het
gevolgde proces in beginsel enkel te toetsen op de hierna volgende
criteria. Aldus wordt ruimte aan gemeenten en provincies gelaten om
tijdens het proces een zo goed mogelijke invulling te kunnen geven aan
een bestuurlijke oplossing die het beste past bij de specifieke
kenmerken en opgaven op lokaal (en regionaal) niveau. Dit kan naar het
oordeel van het kabinet het beste op lokaal en regionaal niveau worden
ingeschat en beoordeeld. 

Bij herindeling op initiatief van gemeenten zal sprake zijn van een
gedeeld inzicht van betrokken gemeenten dat de beste bestuurlijke
oplossing voor versterking van de eigen bestuurskracht is gelegen in
samenvoeging van (delen van) gemeenten.

Van gemeentelijke herindeling op initiatief van de provincie is sprake
in twee situaties, namelijk indien:

de provincie het initiatief overneemt van gemeenten in de situatie
waarin er, naar het oordeel van de provincie, geen uitzicht bestaat op
een gezamenlijk gedragen voorstel van de gemeenten die betrokken zijn
bij een herindelingsproces;

de provincie, al dan niet op verzoek van gemeenten, het initiatief neemt
tot herindeling op grond van haar verantwoordelijkheid voor het lokaal
bestuur binnen de provinciale grenzen. Uiteraard is het in dat geval
wenselijk dat de provincie daarbij streeft naar en werkt aan een zo
groot mogelijk draagvlak onder betrokken gemeenten. Tevens zal de
provincie moeten motiveren waarom zij het initiatief heeft genomen.

In het coalitieakkoord is tevens opgenomen dat voor de wetgever de
nadruk dient te liggen op een procesmatige toets. De
verantwoordelijkheid voor een inhoudelijke toets in het geval van
herindeling op initiatief van gemeenten wordt nadrukkelijk neergelegd
bij de provincie. Hetzelfde geldt uiteraard indien de provincie zelf het
initiatief (over)neemt bij het herindelingsproces. 

In dit vernieuwde Beleidskader zijn handvatten opgenomen om de
inhoudelijke toets door de provincie beter in te kunnen vullen. Tevens
bevat het Beleidskader een nadere uitwerking van de procedurele toets
tijdens het wetgevingstraject door het kabinet op grond van zijn
medewetgevende verantwoordelijkheid. De minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties heeft hier een bijzondere verantwoordelijkheid op
grond van de Wet arhi en zijn <> voor de
organisatie en het functioneren van het openbaar bestuur. Verderop in
dit Beleidskader wordt ingegaan op de afzonderlijke rollen van de
gemeenten, de provincie, de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en het kabinet. 

Samenvattend biedt dit vernieuwde Beleidskader gemeentelijke
herindeling:

een uitwerking op onderdelen van de toets door de provincie van
herindelingsvoorstellen op initiatief van gemeenten;

een verduidelijking van de rol van de provincie bij gemeentelijke
herindeling op initiatief van de provincie;

een nadere omschrijving van de toets door het kabinet als medewetgever;

een verdere uitwerking van het draagvlakcriterium alsook de formulering
van procesmatige uitgangspunten voor toetsing;

de formulering van procesmatige uitgangspunten die in acht moeten worden
genomen bij de toetsing aan de overige criteria die in dit Beleidskader
gemeentelijke herindeling zijn opgenomen. 

Tot slot wordt in dit Beleidskader ingegaan op een aantal andere
aspecten van gemeentelijke herindeling, te weten de herindelingsscan, de
verruiming van de maatstaf herindeling, de toepassing van gemeentelijke
toevoegingen en de naamgeving van nieuwe gemeenten. 

Wet arhi blijft ongewijzigd

Tot besluit wordt opgemerkt dat met dit vernieuwde Beleidskader de
regels en voorschriften van de Wet arhi ongewijzigd blijven. Het
zogeheten Wet arhi-proces, dat moet worden doorlopen om te komen tot een
wetsvoorstel, ondergaat dus geen verandering. Een toelichting op het Wet
arhi-proces wordt gegeven in <> (april 2008), een uitgave van het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en in <> (2005), uitgegeven door
de VNG. 

4. Bestuurlijke rolverdeling 

Complementariteit

Een belangrijk aspect van een goed verloop van herindelingsprocessen is
de rolverdeling tussen overheden. De kaders voor deze rolinvulling
worden gegeven in de Wet arhi. Een elementaire voorwaarde in dat verband
is complementariteit tussen de drie bestuurslagen of complementair
bestuur, waarbij het initiatief wordt gelaten aan gemeenten en
provincies. Waar het de onderlinge rolverdeling tussen gemeenten en
provincies betreft, dient voorop te staan dat gemeenten als eerste aan
zet zijn als het gaat om het vinden van oplossingen om hun
maatschappelijke opgaven beter te kunnen oppakken. Tegelijkertijd is het
zo dat gemeenten en provincies in deze discussie optrekken in
partnerschap, vanuit onderscheidenlijke verantwoordelijkheden in het
belang van het lokaal bestuur. 

Voor een goede invulling van de rol van het kabinet als medewetgever
zullen procesmatige criteria meer nadruk moeten krijgen. Het gaat er om
een zorgvuldige balans te vinden in de rolverdeling tussen gemeenten en
provincies, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en
het kabinet. Bij het vinden van een balans tussen deze rollen is het van
belang dat gemeenten en provincies ruimte wordt geboden voor de eigen
belangenafweging. Dit past ook bij het in het coalitieakkoord
neergelegde uitgangspunt dat de effectiviteit van het overheidsoptreden
er bij is gebaat het aantal bestuurslagen dat zich met een bepaald
onderwerp bemoeit, te reduceren tot <<(maximaal) twee>>. Dat vraagt
tevens om een terughoudende opstelling van het kabinet als medewetgever.


Voor het kabinet is het noodzakelijk, wil het zich in beginsel kunnen
beperken tot een procesmatige toets, dat de kwaliteit van het proces dat
geleid heeft tot een herindelingsvoorstel toetsbaar is. Daarnaast is de
motivering van het herindelingsvoorstel, zoals beschreven in een
herindelingsadvies, een belangrijke richtsnoer voor toetsing door het
kabinet. Dit vraagt tevens om een goede invulling van deze
verantwoordelijkheid door gemeenten en provincies. 

Wanneer deze rolverdeling nader wordt uitgewerkt voor de gemeenten, de
provincie en het kabinet, ontstaat het volgende beeld. 

a. Gemeenten

Voor het kabinet is het uitgangspunt dat gemeenten als eerste aan zet
zijn om een oplossing te vinden ter versterking van de eigen
bestuurskracht, indien deze tekortschiet. Gemeenten kunnen tot de
conclusie komen dat de beste oplossing voor geconstateerde problemen met
bestuurskracht is gelegen in een samenvoeging van (delen van) gemeenten.
In termen van de Wet arhi is in dat geval sprake van gemeenten die het
verzoek doen tot herindeling in de vorm van een herindelingsadvies dat
door de betrokken gemeenteraden kan worden vastgesteld. In de praktijk
gaat daar in de afzonderlijke gemeenten een – dikwijls langdurig -
proces aan vooraf van discussie tussen college en gemeenteraad, tussen
het gemeentebestuur, ingezetenen en maatschappelijke organisaties alsook
tussen de gemeentebesturen van de betrokken gemeenten. 

b. Provincies

Waar gemeenten zich op horen te stellen als belangrijkste woordvoerders
in deze discussie, vormen de provincies vanuit dit perspectief de
moderator in een proces waarbij gemeenten veelal ook in regionaal
verband werken aan hun bestuurskracht of bestuurlijke toekomst. Vanuit
deze rol als moderator dienen provincies waar nodig sturing te geven aan
de discussie die kan leiden tot een herindelingsvoorstel. Zoals
aangegeven, hebben provincies ook een bovenlokale verantwoordelijkheid
die uitgaat boven de belangen van afzonderlijke gemeenten. De invulling
van deze verantwoordelijkheid kan voor de provincie aanleiding zijn het
initiatief te nemen of van gemeenten over te nemen. Daarbij valt te
denken aan de situatie waarin gemeentelijke initiatieven tot onvoldoende
resultaat hebben geleid of sprake is van zogeheten restproblematiek.

Bij herindelingsprocessen zijn uiteraard altijd meerdere gemeenten
betrokken. Het valt gemeenten niet altijd licht unaniem te kiezen voor
eenzelfde oplossingsrichting. In een proces waarbij alle betrokken
gemeenten en de provincie het erover eens zijn dat er een duurzame
bestuurlijke oplossing moet komen voor geconstateerde
bestuurskrachtproblemen, is het ook noodzakelijk dat daarover
democratische besluitvorming plaatsvindt. Dit zelfs als de beoogde
oplossing niet door alle betrokken gemeenten wordt gedragen. In dat
geval ligt het op de weg van de provincie het initiatief (over) te nemen
en een bestuurlijke afweging te maken die leidt tot een
herindelingsvoorstel. 

c. Het kabinet

De verleiding kan groot zijn om op rijksniveau de afwegingen, die op
gemeentelijk en provinciaal niveau zijn gemaakt, als het ware <>. Dit strookt echter niet met het uitgangspunt dat herindeling van
onderop moet plaatsvinden. 

De inhoudelijke afwegingen moeten door betrokken gemeenten en de
betrokken provincie worden gemaakt. Dat betekent echter niet dat elk
herindelingsvoorstel zonder meer moet worden overgenomen. Als
medewetgever heeft het kabinet immers een eigen verantwoordelijkheid. 

Het kabinet neemt deze verantwoordelijkheid bij de vervolgfase, dat wil
zeggen wanneer een wetgevingstraject wordt doorlopen. Concreet betekent
dit dat het kabinet een herindelingsvoorstel zal beoordelen op:

het verloop van het proces dat heeft geleid tot een herindelingsadvies,
en

de motivering van de voorgestelde herindeling in het door de betrokken
gemeenten of de betrokken provincie opgestelde herindelingsadvies. 

Het kabinet initieert geen herindelingsvoorstellen

Hierboven is aangegeven, dat de Wet arhi de bevoegdheid toekent aan de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om zelf het
initiatief te nemen tot gemeentelijke herindeling en daartoe voorstellen
te doen aan de ministerraad. Zoals aangegeven, blijft de benadering van
gemeentelijke herindeling van onderop het uitgangspunt in het
gemeentelijke herindelingsbeleid dat het kabinet voor ogen heeft. Het
kabinet zal daarom niet zelf herindelingsvoorstellen initiëren. Aldus
blijft het initiatief bij herindeling uitdrukkelijk voorbehouden in
eerste aanleg aan gemeenten en, waar aan de orde, aan de provincie. 

5. Criteria

Gemeentelijke herindeling is geen wiskunde, dat betekent ook dat de
omschrijving en uitwerking van begrippen, criteria en procesvereisten
niet gelezen moeten worden als een checklist of formule. Uiteindelijk
dient er op basis van alle relevante feiten en omstandigheden een
afweging gemaakt te worden over een herindelingsvoorstel. Dat geldt in
de voorbereidingsfase voor de betrokken gemeenten en de betrokken
provincie en in de wetgevingsfase voor het kabinet. Om te kunnen
beoordelen of en op welke wijze op basis van een herindelingsadvies
wetgeving in voorbereiding wordt genomen, zal ieder herindelingsadvies
onder meer worden getoetst aan een zestal criteria. Zoals hierboven is
aangegeven, zal het kabinet een herindelingsvoorstel ook toetsen op het
gevolgde proces. 

De hieronder volgende criteria zijn in belangrijke mate richtinggevend,
maar niet absoluut. De praktijk leert dat in concrete situaties criteria
onderling kunnen conflicteren of dat er uiteenlopende conclusies kunnen
worden getrokken door de betrokken gemeenten over de toepassing van
één criterium. In dat geval zal dus een afweging moeten worden gemaakt
tussen die criteria respectievelijk tussen de standpunten en belangen
van de betrokken gemeenten. 

a. Draagvlak

<> is een centraal begrip bij gemeentelijke herindeling. Het
streven dient altijd zijn gericht op het bereiken van een zo groot
mogelijk draagvlak voor een herindelingsvoorstel. Draagvlak betekent
echter niet altijd unanimiteit in standpunt. Een oplossing die niet door
alle betrokken partijen wordt gedragen, kan alleen dan worden gekozen
als er daaraan een zeer zorgvuldig proces vooraf is gegaan.

Daarbij is het van belang op te merken dat er een onderscheid kan worden
gemaakt tussen drie vormen van draagvlak, te weten: bestuurlijk en
maatschappelijk draagvlak op lokaal niveau en bestuurlijk draagvlak op
regionaal niveau.

Bestuurlijk draagvlak bij herindeling op initiatief van gemeenten 

Onder bestuurlijk draagvlak voor herindelingsvoorstellen op initiatief
van gemeenten wordt begrepen de democratische legitimatie van deze
voorstellen aan de hand van de besluitvorming in de gemeenteraden van de
betrokken gemeenten. Indien de gemeenteraden van de betrokken gemeenten
een herindelingsadvies hebben vastgesteld, duidt dit op bestuurlijk
draagvlak voor een herindelingsvoorstel. Vervolgens geven gedeputeerde
staten hun zienswijze op het herindelingsadvies, waarmee een einde komt
aan de voorbereidingsfase van het Wet arhi-proces.

Lokaal draagvlak bij herindeling op initiatief van provincies

Het is denkbaar dat er geen overeenstemming bestaat tussen gemeenten die
zijn betrokken bij een herindelingsdiscussie over de gewenste oplossing.
In termen van de Wet arhi-procedure is dan geen sprake van unanimiteit
in bestuurlijk draagvlak voor een herindelingsontwerp of
herindelingsadvies. In dat geval doet zich de vraag voor, die overigens
ook de Taakgroep d’Hondt opwerpt, in hoeverre één gemeente (of een
minderheid van gemeenten) een herindeling kan tegenhouden waarvoor
echter wel bestuurlijk draagvlak bestaat onder de overige betrokken
gemeenten en bij de betrokken provincie. 

Uit het uitgangspunt van herindeling van onderop vloeit voort dat de
betrokken provincie in dat geval aan zet is een afweging te maken om het
initiatief tot een herindelingsvoorstel (over) te nemen. De provincie
heeft daarbij een eigenstandige verantwoordelijkheid. Indien zij van
oordeel is dat een provinciaal herindelingsvoorstel noodzakelijk is maar
moet constateren dat daarvoor unaniem lokaal draagvlak ontbreekt, is het
aan de provincie te beoordelen of kan worden volstaan met <>
lokaal draagvlak, in de zin van het aantal betrokken gemeentebesturen
dat het voorstel steunt. 

Tot slot wordt opgemerkt dat bij weging van het lokale draagvlak geldt,
dat dit altijd in samenhang moet worden gezien met de voorwaarde van een
zorgvuldig herindelingsproces en met de overige, hieronder volgende
criteria.

Procesmatige criteria 

 

Bij gemeentelijke herindeling op initiatief van de provincie gelden de
volgende procesmatige criteria ter bepaling van de mate van bestuurlijk
lokaal en regionaal draagvlak:

er dient voldoende te zijn aangetoond dat de provincie gestreefd heeft
naar en gewerkt heeft aan een zo groot mogelijk bestuurlijk draagvlak
voor het provinciale herindelingsvoorstel onder de betrokken gemeenten;

de betrokken gemeenten zijn in de gelegenheid gesteld alternatieven aan
te dragen; 

omliggende en/of naburige gemeenten, die een belang (kunnen) hebben bij
de voorgenomen herindeling, zijn uitgenodigd hun zienswijze te geven op
en alternatieven aan te geven ten aanzien van het provinciale
herindelingsontwerp;

deze alternatieven zijn door de provincie, in samenspraak met de
gemeenten waarop de voorgenomen herindeling betrekking heeft,
beoordeeld;

de provincie motiveert waarom het naar haar oordeel wenselijk of
noodzakelijk is dat een gemeente waarvan de gemeenteraad een negatieve
zienswijze heeft ingediend op het provinciale herindelingsontwerp,
niettemin toch in het provinciale herindelingsvoorstel moet worden
opgenomen. 

Maatschappelijk draagvlak

Bij het bepalen van de mate van maatschappelijk draagvlak voor
gemeentelijke herindeling geldt het uitgangspunt dat gemeenten zelf
verantwoordelijk zijn voor het betrekken van de inwoners en andere
belanghebbenden bij het herindelingsproces. Het is de
verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur in een representatieve
democratie om te investeren in maatschappelijk draagvlak, maar tevens
ook om lokale opvattingen en belangen tegen elkaar af te wegen. Dat
betekent dat in het herindelingsadvies aandacht moet wordt besteed aan
de initiatieven die het gemeentebestuur heeft ondernomen om
maatschappelijk draagvlak te organiseren, onder meer door aan te geven
op welke wijze het gemeentebestuur inwoners en maatschappelijke
organisaties betrokken heeft gedurende verschillende fasen van het
herindelingsproces. Daarnaast bevat het herindelingsadvies een weergave
van de ingediende zienswijzen en wordt tevens aangegeven wat daarmee
inhoudelijk is gedaan.

Uit het uitgangspunt dat het gemeentebestuur primair verantwoordelijk is
voor het organiseren van maatschappelijk draagvlak vloeit overigens
voort dat de provincie op haar beurt voor de beoordeling van het
draagvlak de standpunten van de gemeenteraden als uitgangspunt zal
nemen. 

Regionaal draagvlak 

Gemeentelijke herindeling heeft vrijwel altijd invloed op het beleid van
omliggende of naburige gemeenten en op bestuurlijke verhoudingen in de
regio. Daarom is het van belang dat omliggende of naburige gemeenten in
staat worden gesteld hun zienswijze te geven op een voorgenomen
herindeling. Aldus kan worden getoetst of sprake is van voldoende
regionaal bestuurlijk draagvlak. Daarbij worden de volgende procesmatige
uitgangspunten in acht genomen:

bij een herindelingsproces op initiatief van gemeenten worden omliggende
en/of naburige gemeenten, die een belang (kunnen) hebben bij een
voorgenomen gemeentelijke herindeling, uitgenodigd hun zienswijze te
geven op het herindelingsontwerp; 

bij een negatieve zienswijze van een of meer omliggende en/of naburige
gemeenten dient in het herindelingsadvies te zijn aangegeven waarom het
herindelingsproces toch is voortgezet. In een dergelijk geval beoordeelt
de provincie welk belang het zwaarste weegt: de voortzetting van het
herindelingsproces of de aangedragen bezwaren.

Deze afweging van de provincie wordt opgenomen in de zienswijze van
gedeputeerde staten op een door betrokken gemeenten vastgesteld
herindelingsadvies respectievelijk in het provinciale herindelingsadvies
dat door provinciale staten wordt vastgesteld.

b. Bestuurskracht

In het belang van de inwoners en lokale gemeenschappen dient een nieuw
te vormen gemeente te beschikken over voldoende bestuurskracht. In
essentie kan worden gesteld dat gemeenten bestuurskrachtig zijn als zij
in staat zijn hun maatschappelijke opgaven op te pakken en wettelijke
taken adequaat te vervullen waarbij recht wordt gedaan aan en in het
belang van hun maatschappelijke omgeving. Hierdoor kunnen gemeenten
kwalitatief goed bestuur bieden en goede dienstverlening leveren die
voldoet aan de eisen van deze tijd. Bij de verkenning van gemeentelijke
herindelingen dient de bestuurskracht van nieuw te vormen gemeenten
daarom goed ingeschat te worden. Daarbij geldt een aantal overwegingen.
Wij denken daarbij aan nieuw te vormen gemeenten, die:

voldoende in staat zijn ambities te formuleren en te realiseren;

voldoende bestuurskrachtig zijn (met bestuurders met de juiste
kwaliteiten) als het gaat om bestuurlijke sturing te geven aan
besluitvorming over, uitvoering van en verantwoording over beleid;

over een ambtelijke organisatie beschikken die voldoende robuust is en
die in staat is taken en verantwoordelijkheden adequaat en op een
professionele wijze uit te oefenen. De organisatie van de nieuwe
gemeente is in personele zin minder kwetsbaar en heeft een versterkte
positie op de arbeidsmarkt;

in staat zijn een goede bijdrage te leveren aan de oplossing van
maatschappelijke opgaven en het oppakken van taken die in de regio aan
de orde zijn;

de regierol oppakken naar medeoverheden en maatschappelijke partners,
waarbij het gaat om de mate waarin de gemeente zich weet te verbinden
met relevante partijen en hier een sturende dan wel regisserende rol
vervult om maatschappelijke opgaven op te pakken en de eigen ambities
weet te realiseren; 

bij de vormgeving van beleid voldoende rekening houden met de
diversiteit van de verschillende lokale gemeenschappen. Dit vertaalt
zich bijvoorbeeld in een adequate interactie met de samenleving (burgers
en maatschappelijk middenveld) en een visie op binnengemeentelijke
decentralisatie of ambtelijke deconcentratie, in een actief kernenbeleid
of wijkgericht werken.

Het is daarbij essentieel dat gemeenten zelf verantwoordelijk zijn en
deze verantwoordelijkheid invullen voor het periodiek opzetten en
verrichten van bestuurskrachtonderzoeken. Tevens is het van belang dat
over de uitkomsten van het bestuurskrachtonderzoek en de naar aanleiding
daarvan toezegde maatregelen van het college het debat wordt gevoerd met
de gemeenteraad, maatschappelijke partners en medeoverheden, waaronder
de provincie en andere gemeenten.

Procesmatige criteria bestuurskracht

Bij de beoordeling van de mate van bestuurskracht zijn de volgende
procesmatige criteria van toepassing:

in een door de provincie geïnitieerd herindelingsadvies wordt
gemotiveerd aangegeven in welke mate de bestuurskracht van de betrokken
gemeenten een rol heeft gespeeld;

een herindelingsadvies bevat tevens een inschatting van de
bestuurskracht van de nieuw te vormen gemeente. Daarbij wordt in ieder
geval ingegaan op de hierboven genoemde overwegingen betreffende
<>;

het totale oordeel over de bestuurskracht van de nieuw te vormen
gemeente dient positief te zijn. Wanneer het herindelingsvoorstel tot
stand komt op initiatief van de gemeenten, is de inschatting van de
provincie hierover van belang. 

c. Duurzaamheid

Wanneer een gemeentelijke herindeling wordt nagestreefd, is het van
belang dat de beoogde nieuwe gemeente goed is toegerust voor een langere
periode. Voorkomen moet worden, dat de nieuwe gemeente binnen afzienbare
termijn wederom bij een herindeling wordt betrokken, en aldus van de ene
in de

andere herindelingsdiscussie terecht komt. Die mogelijkheid wordt niet
alleen bepaald door omstandigheden binnen de nieuwe gemeente, maar ook
door haar directe omgeving. Dit betekent dat afwegingen met betrekking
tot duurzaamheid, voor zover van toepassing, ook in een regionale
context inzichtelijk moeten worden gemaakt in een herindelingsadvies.
Ten aanzien van een herindelingsvoorstel zal dus ook vooraf moeten
worden getoetst of sprake is van andere, meer voor de hand liggende
gemeenten die bij het herindelingsproces betrokken zouden moeten worden.

Procesmatige criteria duurzaamheid

Bij de beoordeling van de mate van duurzaamheid van nieuw te vormen
gemeenten zijn de volgende criteria van toepassing:

een herindelingsadvies bevat een inschatting van de duurzaamheid mede in
relatie tot de regionale omgeving van de nieuw te vormen gemeente.
Daarbij wordt in ieder geval ingegaan op de hierboven genoemde
overwegingen met betrekking tot <>;

het totale oordeel over de duurzaamheid van de nieuw te vormen gemeente
dient positief te zijn. Wanneer het herindelingsvoorstel tot stand komt
op initiatief van de gemeenten, is de inschatting van de provincie
hieromtrent van belang. 

d. Interne samenhang van de nieuwe gemeente

Het is van betekenis dat de nieuwe gemeente een logische interne
samenhang kent, die identiteit geeft aan de nieuwe bestuurlijke eenheid.
Een gemeente dient optimaal dienstbaar te zijn aan de onderscheidenlijke
lokale gemeenschappen. 

Hierdoor zal de nieuwe gemeente veelal een stevige positie verkrijgen,
waarbij de inwoners zich verbonden kunnen gaan voelen met de nieuwe
gemeentelijke gemeenschap als geheel. De aard van interne samenhang kan
heel verschillende uitingsvormen hebben: cultureel, sociaal, economisch,
geografisch, enzovoort. Voorkomen moet worden, dat de nieuwe gemeente
niet meer is dan een administratieve eenheid waarmee inwoners en
maatschappelijke organisaties zich niet of nauwelijks verbonden voelen.
Dit vraagt een gemeenschappelijke visie van de betrokken gemeenten op
welke wijze de nieuw te vormen gemeente inwoners en gemeenschappen kan
betrekken bij de vormgeving, en indien gewenst, bij de uitvoering van
beleid. Dit kan bijvoorbeeld door gebiedsgericht werken, een actief
kernenbeleid of een bepaalde rol te geven aan dorps- of wijkraden. 

Procesmatig criterium interne samenhang

Een herindelingsadvies bevat een beschrijving van de mate van interne
samenhang van de nieuw te vormen gemeente. Daarbij wordt in ieder geval
ingegaan op de hierboven genoemde overwegingen. 

e. Regionale samenhang en evenwicht

De nieuw te vormen gemeente moet niet alleen een goede interne samenhang
vertonen; minstens zo belangrijk is dat wordt aangegeven wat de
voorziene effecten zijn voor de samenhang en het evenwicht in de regio.
Versterking van de regionale bestuurlijke verhoudingen kan expliciet een
reden zijn voor een herindelingsvoorstel. Evenwichtige regionale
bestuurlijke verhoudingen houden in, dat de nieuwe gemeente een
bestuurlijke partner is die in staat is een meerwaarde te leveren bij
het oppakken van regionale opgaven en taken. Dit in samenwerking met
andere gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden en de
provincie. 

De bijdrage die een nieuwe gemeente in regionaal verband kan leveren
heeft niet alleen betrekking op een goede taakuitoefening voor het eigen
gebied. Versterking van de regionale bestuurskracht van gemeenten kan
nodig zijn om economische, ruimtelijke en sociaal-maatschappelijke
functies eenduidiger te verdelen binnen de regio. Herindeling kan aldus
de randvoorwaarden scheppen voor complementair bestuur en voor minder
onderlinge concurrentie. Tot slot moet worden voorkomen, dat zogeheten
<> ontstaat. Door de vorming van een nieuwe gemeente
mogen omliggende gemeenten niet onnodig in hun ontwikkeling worden
belemmerd, waardoor het toekomstperspectief van deze gemeenten ongunstig
wordt beïnvloed. De beoordeling van de mate van regionale samenhang en
evenwicht is in het bijzonder een verantwoordelijkheid van de provincie,
die een afweging zal moeten maken tussen het criterium van draagvlak en
het bovenlokale belang van bestuurskrachtige gemeenten die beter in
staat zijn (ook) de regionale opgaven op te pakken.

Procesmatig criterium regionale samenhang en evenwicht

Een herindelingsadvies bevat een beschrijving van de voorziene effecten
van de beoogde herindeling voor de samenhang en het evenwicht in de
regio.

Indien met het herindelingsvoorstel expliciet een versterking van de
regionale bestuurskracht van de betrokken gemeenten wordt beoogd, wordt
dit in het herindelingsadvies gemotiveerd.

f. Planologische ruimtebehoefte

Een voorstel tot herindeling kan zijn oorsprong hebben in de als
noodzakelijk gevoelde behoefte aan een bestuurlijke oplossing van
ruimtelijke knelpunten. Ruimtelijke knelpunten dienen zich aan wanneer
een gemeente bij het oppakken van haar ruimtelijke, maatschappelijke en
economische opgaven rekening moet houden met omliggende gemeenten.
Gemeenten kunnen letterlijk en figuurlijk gesproken tegen grenzen
oplopen bij hun planologische, maatschappelijke en economische ambities.
Het heeft de voorkeur van het kabinet dat grensoverschrijdende
vraagstukken die te maken hebben met ruimtelijke knelpunten door middel
van intergemeentelijke samenwerking worden aangepakt, mits democratische
legitimiteit en controle goed geborgd zijn. Er kan echter een situatie
ontstaan waarin gemeenten of de provincie constateren dat een duurzame
bestuurlijke oplossing is geboden in de vorm van gemeentelijke
herindeling. 

6. Financiële aspecten

a. Herindelingsscan 

Om de discussie en het herindelingsproces op lokaal niveau te
faciliteren, heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties in samenwerking met de provincies de
herindelingsscan ontwikkeld. Een dergelijke scan wordt uitgevoerd door
het ministerie in samenwerking met de betrokken provincie op verzoek van
gemeenten die betrokken zijn bij een herindelingsproces. Met de
herindelingscan wordt beoogd gemeenten vroegtijdig een instrument in
handen te geven waarmee gestuurd kan worden op bestuurlijke en
financiële vraagstukken. De herindelingsscan speelt in op de behoefte
aan een integrale benadering van bestuurlijk en financiële vraagstukken
bij gemeenten. Hiermee wordt beoogd een aantal veranderingen dat een
mogelijke herindeling met zich meebrengt transparanter te maken en
daarmee het besluitvormings- en fusieproces te faciliteren. 

Aan de hand van de herindelingsscan kunnen gerichte aandachtspunten voor
het (financieel) beleid van de nieuw te vormen gemeente worden bepaald.
Ook wordt inzicht verkregen in de bouwstenen van de nieuw op te stellen
begroting. Daarnaast kunnen gesignaleerde verbeterpunten en risico’s
beter worden aangepakt dan wel beheerst gedurende het fusieproces. Voor
de herindelingsscan wordt uitgegaan van de nieuw te vormen (fictieve)
gemeente. In aanvulling op een reguliere begrotingsscan zal in een
herindelingsscan aandacht worden besteed aan: 

de effecten van de voorgenomen herindeling op de algemene uitkering van
het gemeentefonds;

het doel en de berekening van de (tijdelijke) verdeelmaatstaf
herindeling en duiding van mogelijke frictiekosten;

de mogelijke effecten op de belastingen en de bijbehorende tarieven;

de financiële positie van de afzonderlijke gemeenten die zijn betrokken
bij het herindelingsproces.

b. Verhoging maatstaf herindeling

Het kabinet onderschrijft het uitgangspunt van de Taakgroep d’Hondt
dat onzekerheid over de financiën van nieuwe gemeenten geen
eigenstandige belemmering mag zijn voor gemeentelijke herindeling.
Daarom heeft het kabinet besloten de maatstaf herindeling te verruimen
door de vaste voet (het vaste bedrag) van de maatstaf herindeling in het
vervolg te bepalen op basis van twee raadsperiodes. In de
decembercirculaire 2008 wordt dit nader toegelicht.

7. Overige aspecten

a. Toepassing gemeentelijke toevoegingen

Op grond van de Wet arhi bestaat de mogelijkheid (delen van) gemeenten
toe te voegen aan andere gemeenten in de vorm van wijziging van de
gemeentelijke grenzen. De gemeente waaraan gebied wordt toegevoegd,
wordt op deze wijze niet opgeheven. Hierbij wordt gebruik gemaakt van
artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet arhi dat bepaalt dat een
wijziging van de gemeentelijke indeling kan bestaan uit <>. In deze gevallen
is dus geen sprake van een grenscorrectie, waarbij de verwachte toe- of
afname van het inwonertal van één van de betrokken gemeenten minder
dan 10 procent bedraagt (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel d, van de
Wet arhi), maar van een <>. De figuur van
gemeentelijke toevoeging kan alleen bij wet worden toegepast (daarin
ligt een ander onderscheid met een grenscorrectie, waarvoor geen
wettelijke basis vereist is; zie artikel 3, tweede lid, van de Wet
arhi). 

Gevolgen voor inwoners

Ter voorbereiding van een voorstel tot gemeentelijke toevoeging moet het
Wet arhi-proces worden doorlopen alvorens een wetsvoorstel in overweging
kan worden genomen. Daarmee is de voorbereidingsprocedure voor inwoners
en andere belanghebbenden met dezelfde waarborgen omkleed als in het
geval van gemeentelijke samenvoeging. Bovendien schrijft artikel 52,
tweede lid, onderdeel b, van de Wet arhi voor dat ook bij gemeentelijke
toevoeging sprake dient te zijn van het houden van tussentijdse
raadsverkiezingen. 

Maatschappelijk draagvlak

Het is om een aantal redenen lastig algemene uitspraken te doen over
maatschappelijk draagvlak voor gemeentelijke toevoegingen in
vergelijking met gemeentelijke samenvoegingen. In de eerste plaats komen
voorstellen tot gemeentelijke toevoegingen nog relatief weinig voor,
zodat een zinvolle vergelijking nauwelijks mogelijk is.

Daarnaast zal het in de praktijk verschil uitmaken op grond van welke
overwegingen de keuze wordt gemaakt gebied van een of meer gemeenten toe
te voegen aan een andere gemeente. Het ligt in de rede dat factoren als
de onderlinge maatschappelijke, culturele, economische oriëntatie en
verbondenheid van de inwoners van de betrokken gemeenten een belangrijke
rol spelen. Tegen deze achtergrond is bijzondere aandacht voor het
voornoemde criterium van interne samenhang op zijn plaats. 

Overwegingen bij gemeentelijke toevoegingen

De overweging die in de praktijk een belangrijke, zo niet
doorslaggevende, rol speelt bij de keuze voor gemeentelijke toevoeging
is dat er een als minder <> ervaren fusieproces hoeft te worden
gevolgd. Dit omdat de gemeente waaraan gebied wordt toegevoegd, niet
wordt opgeheven en waarvan dus de bestuurlijke en administratieve
organisatie intact blijft. Een bijkomende overweging kan zijn, dat (per
saldo) de toename van bestuurlijke en administratieve lasten beperkt
blijft, vooral als sprake is van toevoeging van (delen van) kleinere
gemeenten aan een grotere gemeente. 

Rechtsgevolgen

Toepassing van gemeentelijke toevoeging heeft bijzondere rechtsgevolgen.
Zo leidt de toepassing van de artikelen 21, 28, 30 en 59 van de Wet arhi
tot afwijkende consequenties ten aanzien van de gemeente waaraan gebied
wordt toegevoegd. Het betreft hier een minder zwaar financieel toezicht,
het van kracht blijven van gemeentelijke verordeningen, het in functie
blijven van burgemeester, secretaris en griffier en geen verplichte
organisatiebrede reorganisatie waarbij personeel opnieuw moet worden
geplaatst. Indien toevoeging ontstaat door afsplitsing van gebied van
een of meer gemeenten is het verder noodzakelijk dat bepaalde rechten en
verplichtingen worden overgedragen aan de gemeente waaraan gebied wordt
toegevoegd. De Wet arhi sluit namelijk verdeling van een aantal rechten
en verplichtingen over twee gemeenten uit. Het betreft de rechten en
verplichtingen zoals genoemd in de artikelen 44, eerste lid, 48, tweede
lid, 59, eerste lid, 70, eerste lid, en 71, derde lid, van de Wet arhi.

Er is één aspect van gemeentelijke samenvoeging dat naar het oordeel
van het kabinet bijzondere aandacht vraagt. Het betreft de rechts- en
arbeidsmarktpositie van het personeel. Omdat geen verplichte
organisatiebrede reorganisatie hoeft te worden gevolgd voor de gemeente
waaraan gebied wordt toegevoegd, kan sprake zijn van een ongelijke
uitgangspositie tussen het personeel van de bij de toevoeging betrokken
gemeenten. Dit zal vooral van toepassing kunnen zijn voor personeel dat
overkomt van de betrokken gemeente(n) waarvan gebied wordt afgestaan.
Indien nodig, zullen vooraf afspraken moeten gemaakt tussen de betrokken
gemeenten om ongelijkheid in rechts- en arbeidsmarktpositie van het
personeel weg te nemen. 

Aanvullend inhoudelijk criterium voor toepassing 

De recente praktijk leert dat de belangstelling van gemeenten voor
gemeentelijke samenvoegingen aan het toenemen is.

Gemeentelijke toevoegingen onderscheiden zich op één wezenlijk punt
van gemeentelijke samenvoegingen; de gemeente waaraan gebied wordt
toegevoegd wordt, anders dan bij samenvoeging, niet opgeheven. Dit
heeft, zoals aangegeven, afwijkende consequenties op grond van de Wet
arhi. Dat biedt gemeenten waaraan gebied wordt toegevoegd bepaalde
organisatorische en inhoudelijke voordelen (zoals het van kracht blijven
van verordeningen) ten opzichte van gemeenten die wel worden opgeheven. 

Om deze redenen is het kabinet van oordeel dat gemeentelijke
toevoegingen uitzondering moeten blijven in het gemeentelijke
herindelingsbeleid. Er dient naar de mening van het kabinet sprake te
zijn van proportionaliteit tussen de omvang van territoriale toevoeging
en de voordelen die dit de betrokken gemeenten kan opleveren. Dat vraagt
tevens om een objectieve norm voor de omvang van gebied (en daarmee het
aantal inwoners) dat kan worden toegevoegd die rechtvaardigt dat een
gemeente waaraan gebied wordt toegevoegd niet wordt opgeheven. Het
kabinet zal bij toetsing van voorstellen tot gemeentelijke toevoeging
uitgaan van het criterium, dat het inwonertal van de gemeente waaraan
gebied wordt toegevoegd met ten hoogste 10 procent kan toenemen. Wordt
dit getal overschreden, dan dient sprake te zijn van een voorstel tot
gemeentelijke samenvoeging en dus van opheffing van alle betrokken
gemeenten. De provincie heeft hier een toetsende rol. Met het
10-procentcriterium wordt hetzelfde getal gehanteerd als voor het
onderscheid tussen een grenswijziging en een grenscorrectie, zoals
omschreven in de Wet arhi. 

Procesmatige criteria 

Bij de beoordeling van voorstellen tot gemeentelijke toevoeging door
betrokken gemeenten of de betrokken provincie zijn de volgende
procesmatige criteria van toepassing:

het voorstel dient ondersteund te worden door de betrokken gemeenten en
de betrokken provincie in de vorm van een herindelingsadvies en/of door
een positieve zienswijze door gedeputeerde staten;

de provincie kan, bij een verzoek van gemeenten, aanvullende eisen
stellen;

het kabinet kan, bij een verzoek van gemeenten of provincie, aanvullende
eisen stellen; 

het kabinet kan een verzoek tot gemeentelijke toevoeging weigeren op
grond van een eigenstandige afweging. 

b. Naamgeving van de nieuwe gemeente

Onderdeel van het herindelingsproces is de naamgeving van de nieuw te
vormen gemeente. Ervaring leert dat de naamgeving een samenbindend
element kan zijn tussen betrokkenen in een herindelingsproces, vooral in
de fase na afronding van het herindelingsadvies. Het valt betrokken
gemeenten namelijk niet altijd licht al in de fase van het
herindelingsadvies (tijdig) te komen met een gezamenlijk gedragen
voorstel. Tegen deze achtergrond wordt in herindelingsadviezen vaak
volstaan met <> of <> namen voor nieuw te vormen
gemeenten. Dit kan echter vertragend werken voor het wetgevingsproces.

Het belang van tijdige indiening van herindelingsvoorstellen en de
termijnen die daarbij in acht zouden moeten genomen worden, is door de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties nog eens
onderstreept in zijn brief van 24 november 2005 (Kamerstukken II,
2005/06, 30 358, nr. 4). 

Tegen deze achtergrond verdient het de voorkeur dat betrokken gemeenten
in het herindelingsadvies komen met een definitieve naamgeving voor de
nieuw te vormen gemeente of zo snel mogelijk daarna. Indien
gemeentelijke besluitvorming over de definitieve naamgeving uitblijft of
indien daarop voor het vervolg van het wetgevingstraject niet kan worden
gewacht, hanteert het kabinet het beleid dat in een wetsvoorstel de naam
van de grootste betrokken gemeente wordt opgenomen als naamgeving van de
nieuw te vormen gemeente. Tot besluit moet daarbij worden aangetekend
dat gemeenten op grond van artikel 158 van de Gemeentewet de bevoegdheid
hebben hun naam op enig moment te wijzigen. 

 Coalitieakkoord tussen de Tweede Kamerfracties van CDA, PvdA en
ChristenUnie, 7 februari 2007, p. 36. 







  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 

  DOCPROPERTY  Datum  \* MERGEFORMAT  3 april 2009 





  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  17 







  DOCPROPERTY  Directie  \* MERGEFORMAT  Programma Krachtig Bestuur 

  DOCPROPERTY  Onderdeel  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Contactpersoon_kop  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

  DOCPROPERTY  CPNaam  \* MERGEFORMAT  Patrick Tetteroo 

  DOCPROPERTY  T_kop  \* MERGEFORMAT  T    DOCPROPERTY  CPTel  \*
MERGEFORMAT  (070) 426 6417 

  DOCPROPERTY  CPEmail  \* MERGEFORMAT  patrick.tetteroo@minbzk.nl 













  DOCPROPERTY  Onderwerp  \* MERGEFORMAT  Beleidskader gemeentelijke
herindeling 





	  DOCPROPERTY  Bijlagenummer_kop  \* MERGEFORMAT  Bijlage nummer 	 
DOCPROPERTY  Bijlagenummer  \* MERGEFORMAT  1 

  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 	  DOCPROPERTY  Datum 
\* MERGEFORMAT  3 april 2009 

  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Ons Kenmerk 	  DOCPROPERTY 
Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2009-0000181668 



	

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  17