[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Achtergrondinformatie over de uitvoering van REACH

Bijlage

Nummer: 2009D17287, datum: 2009-04-08, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Informatie over belangrijke ontwikkelingen in het Reach dossier (2009D16974)

Preview document (🔗 origineel)


Bijlage 1

Achtergrondinformatie over de uitvoering van REACH

1	Wijzigingen van de bijlagen van REACH

Ten tijde van het vaststellen van de REACH verordening 1907/2006 is in
de wettekst van REACH opgenomen dat een aantal bijlagen mogelijk
aangepast zou moeten worden. Hieronder volgt een kort overzicht van de
belangrijkste wijzigingen van REACH.

Bij de revisie van bijlage I inzake algemene bepalingen voor de
beoordeling van stoffen en de opstelling van chemische
veiligheidsrapporten is in EU-kader besloten dat er geen aanleiding is
om bijlage I aan te passen. 

Bijlagen IV en V hebben betrekking op stoffen die uitgezonderd zijn van
de registratieverplichtingen omdat hun eigenschappen bekend worden
verondersteld en de stoffen geen intrinsiek gevaarlijke eigenschappen
bezitten. In bijlage IV worden specifieke stoffen benoemd en in bijlage
V gaat het om groepen van stoffen. De bijlagen waren oorspronkelijk
overgenomen uit de bestaande wetgeving. Bij de herziening ging het om de
vraag of deze lijsten nog steeds geldig zijn. Het bedrijfsleven heeft
een groot aantal stoffen aangedragen voor opname in bijlage IV en V.
Uiteindelijk is een beperkt aantal stoffen toegevoegd in de bijlagen
omdat voor het merendeel van de aangedragen stoffen onvoldoende kon
worden aangetoond dat die stoffen geen gevaarlijke eigenschappen hebben.


Een van de zaken die een belangrijke rol speelde bij de herziening van
de bijlagen IV en V was dat sommige van de stoffen in de oorspronkelijke
bijlage IV ook in nanovorm voorkomen en als zodanig worden toegepast. De
Europese Commissie heeft besloten deze stoffen niet in de bijlagen IV of
V op te nemen. Dit voorstel is door het Europees Parlement overgenomen.
De gewijzigde bijlagen IV en V zijn op 9 oktober 2008 in het
publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

Onder voorzitterschap van de Europese Commissie is thans een Werkgroep
opgezet die zich bezighoudt met de implementatie van nanodeeltjes onder
REACH.

Bijlage XI bevat algemene regels voor aanpassing van de standaard
informatieverplichting voor de gegevens die volgens de bijlagen VII tot
en met X dienen te worden geleverd bij de indiening van een registratie.
In de herziening van bijlage XI die op 17 februari 2009 is gepubliceerd
in het Europese publicatieblad, zijn de criteria voor aanpassing op
basis van geen of beperkte blootstelling nader uitgewerkt.

De besluitvorming over de wijzigingen in bijlage XIII, waarin de
criteria zijn opgenomen voor de identificatie van stoffen met PBT- of
zPzB-eigenschappen, vindt waarschijnlijk nog voor de zomer van 2009
plaats. Inzet van de wijzigingen is het vinden van een evenwicht tussen
strikte criteria voor het vaststellen van de PBT- of zPzB-eigenschappen
enerzijds en flexibiliteit om onzekerheden in de identificatie van deze
eigenschappen adequaat mee te kunnen nemen anderzijds.

Bijlage XVII, de bijlage waarin de restricties zijn opgenomen, zal met
ingang van 1 juni 2009 de bestaande restricties volgens Richtlijn
76/769/EG gaan vervangen. Door de opname in bijlage XVII van REACH
vervalt de nationale uitwerking van de voormalige verbodsrichtlijnen,
tenzij deze zijn genotificeerd en handhaving daarvan aan de Europese
Commissie is kenbaar gemaakt. 

2	 Preregistratie, registratie en autorisatie

Preregistratie 

Tussen 1 juni en 2 december 2008 hebben alle Europese bedrijven de
gelegenheid gehad om stoffen te preregistreren. 

Vooraf was op basis van de bekende gegevens over het gebruik van
stoffen, rekening gehouden met ongeveer 250.000 preregistraties.
Uiteindelijk hebben er circa 2,7 miljoen preregistraties plaatsgevonden.
Het totale aantal preregistraties was daarmee beduidend hoger dan van
tevoren door de Europese Commissie was ingeschat. Het gevolg was dat het
IT systeem lange tijd onvoldoende capaciteit had om de indiening van
voor preregistratie relevante gegevens aan te kunnen, met als gevolg
lange wachttijden, tussentijds afbreken van internetverbindingen en
foutmeldingen. Het Agentschap heeft gedurende de preregistratieperiode
verscheidene keren hardware capaciteit bijgeplaatst, de REACH IT
software aangevuld en geoptimaliseerd en op het eind van de
preregistratieperiode een terugvaloptie in werking laten treden,
waardoor naar verwachting alle bedrijven, die stoffen wilden
preregistreren, dat hebben kunnen doen. 

Uit een eerste analyse van het Agentschap naar de oorzaak van dit grote
aantal preregistraties blijkt dat er veel bedrijven zijn die voor de
zekerheid stoffen hebben gepreregistreerd, ook al zijn ze geen
producent, importeur of alleenvertegenwoordiger. Dit ondanks de
voorlichting door de Europese Commissie en het Agentschap en de
voorlichting die de verschillende lidstaten van de Europese gemeenschap
zelf hebben gedaan. 

Ook zijn er doublures aangetroffen als gevolg van typefouten en als
gevolg van onduidelijke, onjuiste of onbekende chemische identificatie
en zijn er stoffen gepreregistreerd die niet op de markt zijn, omdat ze
al lange tijd verboden zijn. Verder zijn er preregistraties gedaan voor
stoffen die op grond van REACH geen gebruik kunnen maken van de
uitgestelde registratieplicht, en voor artikelen die geen stoffen zijn
in de zin van REACH. De komende maanden zal het Agentschap gebruiken om
de preregistratielijst naar beste kunnen op te schonen. 

Behalve het aantal preregistraties is uiteraard ook het aantal
gepreregistreerde stoffen van belang. Ook dit aantal ligt ver boven het
aantal dat van tevoren is ingeschat, namelijk circa 147.000, in plaats
van de verwachte circa 30.000 stoffen. Voor een belangrijk deel hangt
dit samen met de hierboven genoemde fouten bij de preregistraties. De
komende maanden zal duidelijk worden hoeveel stoffen werkelijk
gepreregistreerd zijn.

Uit deze gegevens van het Agentschap valt af te leiden dat veel
bedrijven het zekere voor het onzekere hebben gekozen en hebben
gepreregistreerd, ook al bestaat zij daarvoor geen verplichting (het is
slechts een relatief eenvoudige administratieve handeling).

Registratie

De registratieplicht houdt in dat bedrijven informatie moeten
verschaffen over de intrinsieke eigenschappen van de stof, waaronder
gevaarseigenschappen, over het volume en het gebruik van de stof, en
over de blootstelling als gevolg van het gebruik. De registrant dient
voor als gevaarlijk gekenschetste stoffen op basis van deze informatie
een chemische veiligheidsbeoordeling op te stellen en in het geval van
risico’s de passende maatregelen te beschrijven om de risico’s te
beheersen. Hoewel vanaf 1 juni 2008 bedrijven registratiedossiers konden
indienen is dit tot dusverre in beperkte mate gedaan. De meeste
ingediende registraties hebben betrekking op zogenaamde nieuwe stoffen
die geen gebruik kunnen maken van de uitgestelde registratieplicht, maar
voorafgaand aan productie of import moeten zijn geregistreerd.

De eerste kandidatenlijst t.b.v. autorisatie van stoffen

Het Comité Lidstaten van het Agentschap heeft in oktober 2008 de eerste
15 stoffen op de kandidatenlijst geplaatst. Deze identificatie leidt tot
opname op de kandidatenlijst. Voor stoffen op de kandidatenlijst gelden
al direct bepaalde verplichtingen voor bedrijven. Het Agentschap heeft
uit de vijftien stoffen zeven stoffen geselecteerd voor opneming in
bijlage XIV, de lijst van geautoriseerde stoffen. 

Voor stoffen op de kandidatenlijst geldt onder meer de verplichting voor
een leverancier van voorwerpen (artikelen), waarin deze stoffen
voorkomen, om op verzoek van een consument voldoende informatie te geven
om een veilig gebruik mogelijk te maken. Een ander gevolg van het
plaatsen op de kandidatenlijst is dat deze stoffen uiteindelijk in het
autorisatieproces kunnen komen, waardoor de productie en het gebruik van
de stof autorisatieplichtig worden. Het Agentschap stelt tenminste een
keer in de twee jaar een aanbeveling op van stoffen op de
kandidatenlijst die met prioriteit op de autorisatielijst van bijlage
XIV geplaatst zouden moeten worden. Uiteindelijk besluit de Europese
Commissie in samenspraak met de lidstaten en het Europese Parlement
(commitologie).

Op dit moment vindt de eerste prioritering plaats door het Agentschap,
die conform de REACH verordening uiterlijk 1 juni van dit jaar moet
leiden tot de eerste aanbeveling voor opname van stoffen in bijlage XIV.
De eerste prioritering omvat zeven stoffen. De publieke consultatie over
deze stoffen loopt tot 18 april 2009. 

Over deze voordracht zal het Comité Lidstaten vóór eind mei 2009
advies uitbrengen. 

De milieubeweging heeft een eigen lijst opgesteld van stoffen die
mogelijk zeer zorgwekkende eigenschappen hebben. Deze lijst bevat in
totaal 267 stoffen. Het contrast met de tot dusverre beperkte
kandidatenlijst van 15 stoffen is vrij groot. Het Agentschap heeft
daarom in januari van dit jaar een workshop georganiseerd met de
Lidstaten en de Europese Commissie waarbij onder meer gesproken is over
de wenselijkheid en de mogelijkheden stoffen aan de kandidatenlijst toe
te voegen. Een belangrijk resultaat van de workshop is dat er een plan
is ontwikkeld om de komende twee jaren de relevante stoffen uit de
voormalige bijlage I van de bestaande stoffenrichtlijn op de
kandidatenlijst te zetten. Ook heeft de workshop voorgesteld om de
kandidatenlijst tweemaal per jaar te herzien en bijlage XIV eenmaal per
jaar aan te passen. 

3	Ontwikkelingen in Nederland

Opbouw Bureau REACH

Ten behoeve van de uitvoering van de wettelijke taken die uit de REACH
verordening voortvloeien voor Nederland als lidstaat is een
uitvoeringsorganisatie opgericht. Deze organisatie is ondergebracht bij
het RIVM onder de naam Bureau REACH. De medewerkers van dit bureau
ondersteunen de Nederlandse vertegenwoordigers in de verschillende
comités van REACH. Ook is het bureau actief betrokken bij de
ontwikkeling en uitvoering van handleidingen (guidance documents)
en REACH-IT instrumenten (in opdracht van het Agentschap). 

In het afgelopen jaar zijn de werkprocessen van het Bureau ontwikkeld om
op een zo efficiënt mogelijke wijze de betrokken departementen te
ondersteunen bij hun taken op het gebied van REACH.

De nationale Helpdesk

De belangrijkste opdracht voor de nationale Helpdesk van REACH is om
bedrijven behulpzaam te zijn bij het begrijpen van de wetteksten en hen
te ondersteunen bij het identificeren van de REACH verplichtingen. In de
brief van 2 juli 2008 is al aangegeven op welke wijze de Helpdesk
bedrijven ondersteunt en hoe de helpdesk wordt gewaardeerd door het
bedrijfsleven. Bedrijven en hun adviseurs weten de Helpdesk goed te
vinden. Dit kan onder meer worden afgeleid uit het feit dat de Helpdesk
in de laatste maand van de preregistratieperiode circa 800 vragen
ontving. Na 1 december 2008 is het aantal vragen weer teruggelopen tot
de normale, vooraf geraamde, aantallen (100 tot 150 vragen per maand).

De Helpdesk speelt in op de actualiteit door regelmatig nieuwsberichten
uit te brengen. Ook wordt op basis van de vragen die worden ontvangen
het onderdeel frequently asked questions aangepast. Tenslotte kan gemeld
worden dat er ten behoeve van speciale doelgroepen factsheets worden
gemaakt waarin voor bepaalde onderwerpen voor deze doelgroepen gerichte
informatie staat vermeld.

Voorlichting

Teneinde zicht te verkrijgen op de effecten van de voorlichting zijn
door het EIM in opdracht van de ministeries van VROM en EZ een drietal
metingen verricht onder circa 50 brancheverenigingen en circa 500
bedrijven naar de mate waarin REACH in zijn algemeenheid bekend is en de
mate waarin de verplichtingen onder REACH bekend zijn. Uit deze
onderzoeken is gebleken dat alle benaderde brancheverenigingen zijn
bereikt en op de hoogte zijn van REACH. Het meest recente onderzoek is
als bijlage 3 bij deze brief meegestuurd. 

Afhankelijk van het belang van REACH voor hun leden hebben de
brancheverenigingen meer of minder inspanningen geleverd om hun leden op
de hoogte te stellen van REACH. Sommige branches hebben bijeenkomsten
georganiseerd en uitvoerig aandacht gegeven aan REACH in hun reguliere
nieuwsuitingen, andere hebben zich terughoudender opgesteld, afhankelijk
van het directe belang voor hun leden.

Onderzoek onder de bedrijven levert het beeld dat in relevante sectoren
(productie en import van chemische stoffen) circa driekwart van de
ondervraagde ondernemingen op de hoogte is van de impact van REACH voor
hun bedrijf. Een groot deel van die bedrijven kon in de enquĂȘte van
september 2008 al vrij nauwkeurig aangeven hoeveel stoffen zij van plan
waren te preregistreren of te registreren.

Bedrijven gaven aan dat de Helpdesk voor hen een belangrijke bron van
informatie is. 

Uit de enquĂȘte komt ook naar voren dat de kennis van REACH bij
bedrijven gering is als deze bedrijven afkomstig zijn uit sectoren die
over het algemeen als downstream gebruiker zijn aan te merken. Slechts
een derde van deze groep van ondervraagde bedrijven zegt op de hoogte te
zijn van de wetgeving en de impact op hun bedrijf. Downstream gebruikers
hebben beperkte REACH verplichtingen. Zij hebben geen
registratieverplichtingen. 

Een andere conclusie is dat grote bedrijven beter op de hoogte zijn van
REACH dan kleine bedrijven. Leden van brancheverenigingen zijn ook beter
op de hoogte dan niet-leden.

De enquĂȘte is het afgelopen jaar drie keer uitgevoerd onder
verschillende branches en bedrijven. Het aantal bedrijven en branches
dat op de hoogte is van REACH vertoont in de loop van de
onderzoeksperiode een duidelijk stijgende lijn. 

Specifieke voorlichting door seminars

Naar aanleiding van de conclusies uit de enquĂȘte dat MKB bedrijven
minder goed op de hoogte zijn van de verplichtingen onder REACH, zijn in
samenwerking met MKB Nederland en de Kamers van Koophandel 10 regionale
bijeenkomsten voor deze doelgroep georganiseerd in de periode juni –
oktober 2008. Bedrijven zijn geattendeerd op deze bijeenkomsten via de
regionale kamerkranten en een persoonlijke uitnodiging. De
belangstelling was goed: in totaal hebben vele honderden
vertegenwoordigers van bedrijven de bijeenkomsten bezocht en vragen
kunnen stellen.

Ook hebben MKB Nederland en VNO/NCW in de maanden september en oktober
van 2008 via mailings en nieuwsbrieven bedrijven nogmaals geattendeerd
op het naderende einde van de preregistratieperiode.

4	Handhaving REACH

In 2008 is het handhavingprogramma REACH op basis van de vastgestelde
gezamenlijke handhavingstrategie door de betrokken inspectiediensten,
Arbeidsinspectie (AI), Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) en
VROM-Inspectie (VI) uitgevoerd. Hierbij lag de regie van de uitvoering
bij de Stuurgroep Handhaving van REACH (StHR). De voorbereiding,
coördinatie en begeleiding van de handhaving door de drie betrokken
diensten is uitgevoerd door het Samenwerkingsverband Handhaving van
REACH (SHR). Door het SHR is in 2008 onderzocht of het Staatstoezicht op
de Mijnen (SodM) en de Douane volgens de reeds lopende afspraken kunnen
deelnemen in de handhavingactiviteiten. Deze samenwerking wordt in 2009
nader vorm gegeven.

Bij de uitvoering van het handhavingprogramma 2008 is door VWA en VI op
grond van een aselecte steekproef onder bedrijven de naleving van de
REACH-regelgeving gecontroleerd. Hierbij is gezien de gefaseerde
inwerkingtreding van REACH vooral gecontroleerd op de
informatieverstrekking (titel IV van REACH). Dit waren bedrijven in de
categorie importeurs, producenten en distributeurs. Een aantal bedrijven
behoorde niet tot deze categorieën. Uiteindelijk zijn 141 bedrijven
bezocht. Hierbij is vastgesteld dat de bezochte bedrijven redelijk tot
goed bekend zijn met de REACH verordening. 

Informatie in de vorm van veiligheidsinformatiebladen (Vib’s) was goed
beschikbaar, maar de inhoud hiervan was niet in alle gevallen voldoende.
Bij 33 van de gecontroleerde bedrijven zijn overtredingen vastgesteld op
de wettelijk voorgeschreven inhoud van de Vib’s. Hierbij is 20 keer
een waarschuwing gegeven, 13 keer bestuursrechtelijk opgetreden en vijf
keer strafrechtelijk opgetreden in de vorm van een proces-verbaal,
afhankelijk van de ernst van de geconstateerde overtredingen. 

Door de AI zijn ruim 2200 monitoringonderzoeken uitgevoerd bij
eindgebruikers onder meer in de branches bakkerijen, hotels,
schilderbedrijven, producenten van rubber, kunststof, transportmiddelen,
zoetwaren en scheepsreparatiebedrijven. Hierbij is vastgesteld dat de
bekendheid van REACH bij de eindgebruikers van stoffen laag is. De
beschikbaarheid van Vib’s varieert per sector en ligt tussen 57 en
75%. Het gebruik van deze Vib’s is echter beperkt. Het verschil in de
bekendheid met REACH tussen de doelgroepen producenten, importeurs en
distributeurs en de doelgroep eindgebruikers kan worden verklaard door
hun rol in de keten en het aantal uit REACH voortkomende verplichtingen.


Producenten en importeurs van stoffen hebben een belangrijke rol ten
aanzien van de veiligheid van chemische stoffen en hebben daarom altijd
al veel kennis en deskundigheid beschikbaar over de regelgeving voor
deze stoffen. Verderop in de keten is deze kennis aanzienlijk minder
vanzelfsprekend. 

Tijdens de bezoeken van de inspectiediensten is ook keteninformatie
verzameld in de vorm van adresgegevens van afnemers en/of leveranciers
van de bezochte bedrijven. Met deze informatie is het gezamenlijke
bedrijvenbestand van de inspecties gevalideerd en uitgebreid. 

In 2009 wordt de handhaving van REACH volgens de eerder opgestelde
handhavingstrategie 2008-2009 door de AI, VI en VWA voorgezet.
Specifieke aandacht zal er zijn voor de registratieverplichting van de
geleidelijk geĂŻntegreerde stoffen voor producenten en importeurs. 

Op Europees niveau hebben de volgende activiteiten plaatsgevonden. Het
Europese Forum voor de advisering over de uitvoerbaarheid en
handhaafbaarheid van de REACH-regelgeving, de informatievoorziening
tussen de lidstaten en de voorbereiding, uitvoering en coördinatie van
gezamenlijke handhavingprojecten zijn van start gegaan. Nederland heeft
in dit Forum en in Forum werkgroepen een belangrijke rol gespeeld. In
2009 zal een eerste gezamenlijke handhavingproject vanuit het Forum -
getrokken door Nederland - door naar schatting 24 lidstaten worden
uitgevoerd. 

5	Het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Het Agentschap (ECHA) heeft als belangrijkste taak te zorgen voor de
technische, wetenschappelijke en administratieve uitvoering van de REACH
verordening. Het Agentschap is primair verantwoordelijk voor de
ontvangst, beoordeling en beheer van de door bedrijven aangeleverde
gegevens, coördinatie van de werkzaamheden die aan de lidstaten zijn
toebedeeld en openbaarmaking van niet-vertrouwelijke informatie over
chemische stoffen.

In het onderstaande schema is een organigram opgenomen van het
Agentschap zoals dat begin februari 2009 was georganiseerd. Het aantal
personeelsleden lag begin 2009 iets boven de 200 medewerkers waarvan een
deel zich bezighoudt met het inrichten van de (IT) processen en de
beoordeling van de dossiers die bij het Agentschap zijn ingediend. 

Het Agentschap kent verschillende comités met elk een eigen
werkprogramma en taakstelling. Het Comité Lidstaten (MSC) doet
voorstellen om bepaalde stoffen als zeer zorgwekkend aan te merken,
adviseert over de aanbeveling van het Agentschap voor opneming van de
als zeer zorgwekkend erkende stoffen in bijlage XIV (de lijst van
geautoriseerde stoffen), en adviseert over ontwerpbesluiten van het
Agentschap of Lidstaten. Het Comité Risicobeoordeling (RAC) verstrekt
wetenschappelijk advies over risicobeoordelingen, over aanvragen voor
autorisatie en over voorstellen voor beperkingen, alsmede over
voorstellen voor geharmoniseerde indeling en etikettering van stoffen.
Het Comité Sociaal-economische Analyse (SEAC) verstrekt advies over
aanvragen voor autorisatie, over voorstellen voor beperkingen en over de
sociaal-economische effecten van wetgevingsvoorstellen. 

Naast deze comités is er het Forum, een netwerk van
handhavinginstanties in de lidstaten dat adviseert over
handhavingkwesties en een coördinerende rol heeft in de samenwerking
tussen nationale handhavinginstellingen.

Het secretariaat van het Agentschap ondersteunt de bovengenoemde
comités en het Forum, voert taken uit in verband met de registratie- en
de beoordelingsprocedures, bereidt begeleidingsdocumenten voor,
onderhoudt databanken en verstrekt informatie.

Tenslotte zijn voor het functioneren van het Agentschap nog van belang:
de Kamer van Beroep die beroepsprocedures tegen de besluiten van het
Agentschap behandelt en de Raad van Bestuur die de financiële planning,
het werkprogramma en het jaarverslag beoordeelt en vaststelt. 

Start van de comités

De Raad van Bestuur is al direct vanaf de instelling van het Agentschap
betrokken in de opbouw van het Agentschap. Onderwerpen die de Raad van
Bestuur in de loop van de tijd passeerden waren de benoeming van de
Uitvoerend Directeur van het Agentschap, de benoemingen van de leden en
de plaatsvervangende leden van de Kamer van Beroep, de financiële
organisatie en werkprocedures, de personele organisatie en de
vaststelling van de personeelsreglementen. De Raad van Bestuur spreekt
zich ook uit over het begrotingsreglement van het Agentschap, de
jaarlijkse begroting, de jaarlijkse werkprogramma’s en het
meerjaarlijks activiteitenprogramma. De raad van Bestuur is tot nu toe
11 keer bijeen geweest.

De verschillende comités die onder het Agentschap actief zijn, zijn in
de afgelopen maanden met hun werkzaamheden gestart. Hieronder volgt in
het kort de belangrijkste werkzaamheden van de comités tot dusverre.

Het Comité Lidstaten heeft op 28 oktober de eerste vijftien stoffen die
door Lidstaten waren voorgedragen, geĂŻdentificeerd als zeer
zorgwekkende stoffen. 

De andere comités zijn tot dusverre minder intensief ingezet. Het SEAC
heeft zich vooral bezig gehouden met de methodiek voor het beoordelen
van de socio-economische impact van restricties en voor het toetsen van
de socio-economische analyses in aanvragen voor autorisatie. De eerste
dossiers die door het SEAC worden behandeld worden in de loop van 2010
verwacht.

Het RAC heeft zich tot dusverre over enkele dossiers met voorstellen
voor geharmoniseerde indeling en etikettering gebogen. Ook hier wordt
meer werk verwacht in de loop van het komende jaar. 

RAC en SEAC zijn tot dusverre respectievelijk 5 en 3 keer bijeengekomen.

Het Forum is inmiddels drie keer bij elkaar gekomen en richt zich
momenteel op het ontwikkelen van minimum criteria voor handhaving van
REACH verplichtingen, en het uitvoeren van gezamenlijke projecten. Ook
heeft het Forum aan het Agentschap het verzoek gedaan om ten behoeve van
de ondersteuning van handhavingacties directe toegang te hebben tot de
gegevens van de individuele ingediende (pre)registraties. Het eerste
gezamenlijke project waaraan een ruime meerderheid van de lidstaten
deelneemt behelst een controle in het voorjaar van 2009 op
preregistratie en op veiligheidsinformatiebladen. Een tweede gezamenlijk
handhavingproject wordt voorbereid.

Overige activiteiten van het Agentschap

Naast de nationale Helpdesks beschikt ook het Agentschap over een
Helpdesk die zich tot dusverre vooral heeft beziggehouden met vragen
over de IT hulpmiddelen die voor de (pre)registratie beschikbaar waren:
REACH-IT en IUCLID5. In 200 werden tot dusverre meer dan 1000 vragen
geregistreerd door de helpdesk van het Agentschap.

Het Agentschap heeft een forum van nationale Helpdesks opgericht
(REHCORN) waar de moeilijke vragen aan de orde komen en de Helpdesks in
onderling overleg geharmoniseerde antwoorden kunnen formuleren. Ook
bundelt REHCORN de meest gestelde vragen in een overzicht van vragen en
antwoorden die door de nationale helpdesks worden gebruikt in hun
contacten. Tot dusverre is REHCORN niet erg effectief gebleken omdat
vooral aandacht is besteed aan werkprocedures. Ook was de betrokkenheid
van de deskundigen van de nationale lidstaten in de beantwoording van de
moeilijke vragen zeer gering. Het gevolg is dat de nationale Helpdesks
of zelf hun antwoorden ontwikkelen (met als gevolg diversiteit van
interpretaties) of buiten REHCORN om bilateraal contacten onderhouden.
Nederland ontwikkelt een voorstel om de werking van REHCORN te
verbeteren.

De handleidingen (guidance documents) die door de Commissie werden
ontwikkeld ter ondersteuning van bedrijven en lidstaten zijn
overgedragen aan het Agentschap. Veel van die handleidingen zijn
afgerond of verkeren in een bijna definitieve versie en worden de
komende maanden door het Agentschap verder ontwikkeld of aangepast.

Het Agentschap besteedt verder aandacht aan communicatie over haar
activiteiten via ondermeer voorlichtingsdagen voor NGO’s en het
bedrijfsleven. Deze dagen worden zeer goed bezocht met honderden
deelnemers per keer. Voorts is het Agentschap van plan een jaarlijks
Chemie Forum te organiseren over onder meer regelgeving, competitiedrift
en innovatie, veiligheid en duurzaamheid.

 De REACH verordening zelf is in gecorrigeerde vorm gepubliceerd in PB L
136 van 29 mei 2007. Daarna zijn er nog twee correcties gepubliceerd die
betrekking hebben op artikel 3, lid 20 (PB L 141 van 31 mei 2008 en PB L
36 van 5 februari 2009. Artikel 3, lid 20, is ook bij verordening
1354/2007 aangepast als gevolg van de toetreding van Bulgarije en
Roemenië (PB L 304 van 22 november 2007).

 Publicatieblad van de Europese Unie L268, 9 oktober 2008. Verordening
(EG) nr. 987/2008 van de Commissie van 8 oktober 2008 tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad
inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en
beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) met betrekking tot
de bijlagen IV en V.

 Publicatieblad van de Europese Unie L 46, 17 februari 2008. Verordening
(EG) Nr. 134/2009 van de Commissie van 16 februari 2009 tot wijziging
van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad
inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en
beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) met betrekking tot
bijlage XI.

 PBT staat voor persistent, bioaccumulerend of toxisch. zPzB staat voor
zeer persistent en zeer bioaccumulerend.

 http://echa.europa.eu/consultations/authorisation/draft_recommendations
/recommendations_en.asp

 Richtlijn van de Raad van 27 juni 1967 betreffende de aanpassing van de
wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling , de
verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen ( 67/548/EEG ).

 Brief van de ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer, en van Economische Zaken van 2 juli 2008, TK 21 501-08,
nr. 284

 Een geleidelijk geĂŻntegreerde stof is een stof die voldoet aan ten
minste een van de volgende voorwaarden:

de stof is in de Europese inventaris van bestaande chemische
handelsstoffen (  HYPERLINK "http://ecb.jrc.it/esis/index.php?PGM=ein"
\t "_blank"  EINECS ) opgenomen; 

de stof is vervaardigd in de Gemeenschap, of in de landen die op 1
januari 1995 of 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden, maar
is niet door de fabrikant of importeur ten minste eenmaal in de handel
gebracht in de 15 jaar vóór de inwerkingtreding van deze verordening,
mits dit door de fabrikant of importeur met schriftelijke bewijsstukken
kan worden gestaafd; 

de stof is in de Gemeenschap, of in de landen die op 1 januari 1995, 1
mei 2004 of 1 januari 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden, in de
handel gebracht door de fabrikant of importeur, op een tijdstip tussen
18 september 1981 tot en met 31 oktober 1993, en werd vóór de
inwerkingtreding van deze verordening beschouwd als een stof waarvan
kennisgeving was gedaan overeenkomstig het eerste streepje van artikel
8, lid 1, van Richtlijn 67/548/EEG, in de versie van artikel 8, lid 1,
die voortvloeit uit de wijziging aangebracht bij Richtlijn 79/831/EEG,
maar de stof voldoet niet aan de definitie van een polymeer van de
onderhavige verordening, mits dit door de fabrikant of importeur met
schriftelijke bewijsstukken kan worden gestaafd. Dit zijn de zogenaamde
"No-Longer Polymers". 

 http://echa.europa.eu/consultations/authorisation/svhc/svhc_cons_en.asp