[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Brief 27 maart

Bijlage

Nummer: 2009D18751, datum: 2009-04-15, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 2

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Addendum en jaarrapportage ‘Vervanging F-16’ over het jaar 2008 (2009D18749)

Preview document (🔗 origineel)


Hierbij bieden wij u aan de rapportage over het project ‘Vervanging
F-16’ over het jaar 2008. Waar relevant wordt een doorkijk naar
ontwikkelingen in de komende jaren gegeven. Het assurance rapport van de
Auditdienst Defensie en de Auditdienst Economische Zaken over dit
project wordt conform de regeling grote projecten als afzonderlijk
document meegezonden. 

DE STAATSSECRETARIS				DE MINISTER 

VAN DEFENSIE 					VAN ECONOMISCHE ZAKEN

drs. J.G. de Vries					M.J.A. van der Hoeven

INLEIDING 

In 2001 kwam de Joint Strike Fighter (JSF, F-35) als beste toestel voor
de beste prijs naar voren uit de kandidatenevaluatie van de B/C-fase van
het Defensie Materieel Proces (DMP). In 2002 is vervolgens het
Memorandum of Understanding (MoU) over de deelneming aan de System
Development and Demonstration (SDD)-fase van het JSF-programma
ondertekend. Dat jaar is ook de Medefinancieringsovereenkomst (MFO) met
de Nederlandse industrie over de afdracht van JSF-gerelateerde omzet
ondertekend. Sinds eind 2006 neemt Nederland ook deel aan de productie-,
instandhoudings- en doorontwikkelingsfase van de JSF (Production,
Sustainment and Follow-on Development; PSFD). 

Vanaf 2002 is jaarlijks gerapporteerd over het project ‘Vervanging
F-16’. Dit rapport over 2008 is de zevende jaarrapportage. De eerste
helft van 2008 heeft voornamelijk in het teken gestaan van de verdere
voorbereiding van de Nederlandse deelneming aan de Initiële
Operationele Test- en Evaluatiefase (IOT&E) met twee F-35
testtoestellen. De IOT&E is, inclusief de Nederlandse voorbereidingen,
voorzien van 2011 tot midden 2014. Op 29 februari, 5 maart en 7 mei 2008
is de Kamer over de Nederlandse deelneming aan de IOT&E geïnformeerd
(Kamerstukken 26 488 nrs. 65, 66 en 69). Ook de vorige jaarrapportage
ging al in op dit onderwerp. Eind mei 2008 is Nederland toegetreden tot
het IOT&E MoU en is de opdracht tot verwerving van het eerste
testtoestel geplaatst. De Kamer is het besluit op 16 januari 2009
voorgelegd over te gaan tot de definitieve aanschaf van twee F-35
testtoestellen, met dien verstande dat dit besluit met de ondertekening
van het contract zal worden geëffectueerd na overleg met uw Kamer over
de kandidatenevaluatie (Kamerstuk 26 488 nr. 134). 

De herijking van de JSF business case per 1 juli 2008 leidde tot een
berekend afdrachtpercentage van 10,3, later bijgesteld naar 10,09. In
het vervolgtraject is geen overeenstemming bereikt tussen de
ondertekenaars van de MFO over de hoogte van het definitieve
afdrachtpercentage. Op 1 december 2008 is na enig uitstel het
arbitragetraject begonnen. Een uitspraak wordt niet eerder dan eind mei
2009 verwacht. Over de business case is de Kamer regelmatig
geïnformeerd, onder andere op 3 juli, 17 september, 4 en 16 december
2008 en op 28 januari 2009 (Kamerstukken 26 488 nrs. 92, 102, 126, 128
en 135).

In de tweede helft van 2008 is de actualisering van de
kandidatenevaluatie uitgevoerd. Over de resultaten daarvan is de Kamer
op 18 december jl. geïnformeerd (Kamerstukken 26 488 nrs. 129 en 131).
Uit de vergelijking tussen de F-35, de Gripen Next Generation (NG) en de
Advanced F-16 kwam de F-35 op basis van de criteria kwaliteit, levertijd
en prijs als beste kandidaat naar voren. De F-35 kan omstreeks 2015 in
tegenstelling tot de andere kandidaten alle door Nederland vereiste
hoofdmissies zonder meer succesvol uitvoeren. Daarnaast zijn de
investeringskosten voor de F-35 het laagst en zullen ook de totale
levensduurkosten van deze kandidaat naar verwachting het laagst
uitvallen. Ten slotte kan de levering van de F-35 goed worden ingepast
in de gewenste Nederlandse invoerreeks en kent het programma de minste
risico’s in vergelijking tot de andere kandidaten. 

Het totale projectbudget ‘Vervanging F-16’ bedraagt na de
prijspeilaanpassing van 2005 naar 2008 € 6,154 miljard. De
invoeringsperiode voor het planningsaantal van 85 F-35 toestellen loopt
tot en met 2023. 

In 2008 zijn bijna 550 Kamervragen over de vervanging van de F-16
beantwoord, inclusief de vragen over het monitoringrapport van de
Algemene Rekenkamer van december 2007. Het totale aantal beantwoorde
vragen over het project ‘Vervanging F-16’ per eind 2008 bedraagt
ongeveer 1.725. Van januari tot eind maart 2009 zijn daar ruim 660
vragen bijgekomen, waarmee het totaal nu op bijna 2.400 staat.

In deze jaarrapportage wordt achtereenvolgens ingegaan op:

- de projectdefinitie; 

- projectorganisatie, -regie, -beheer en -informatievoorziening;

- de projectplanning; 

- de financiële planning; 

- de aan de vervanging F-16 gerelateerde projecten;

- de inschakeling van de Nederlandse industrie.

De rapportage wordt afgesloten met een aantal conclusies. In de bijlagen
is een overzicht van de gehanteerde definities opgenomen (bijlage 1),
alsmede het tijdschema dat op het project van toepassing is voor de
invoeringsperiode tot en met 2023 (bijlage 2). In bijlage 3 wordt een
overzicht geboden van de opdrachten die tot en met 31 december 2008 bij
de Nederlandse industrie zijn geplaatst.

PROJECTDEFINITIE 

Het project ‘Vervanging F-16’ betreft een niet-gemandateerd groot
project, dat als doel heeft te voorzien in de vervanging van de
multi-role F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht, vanaf
de eerste helft van het volgende decennium. Naast de verwerving van
jachtvliegtuigen omvat het project ook de verwerving van bijbehorende
simulatoren, initiële reservedelen, infrastructuur, speciale
gereedschappen, meet- en testapparatuur, documentatie, initiële
opleidingen en transport, alsmede de betaling van BTW.

Een belangrijke afgeleide doelstelling is, zoals gebruikelijk bij
defensieprojecten, de Nederlandse industrie zoveel mogelijk in te
schakelen. Met het oog hierop en mede vanwege de financiële omvang van
het project is in 2002 gekozen voor deelneming aan de SDD-fase van de
JSF. Door de vroegtijdige inschakeling in de ontwikkelingsfase van de
F-35 verkrijgt het Nederlandse bedrijfsleven een goede uitgangspositie
voor de verwerving van orders voor de productie en, na invoering,
instandhouding van dit toestel.

Het project ‘Vervanging F-16’ bevat de volgende hoofdelementen:

De participatie in de SDD- en PSFD-fasen van het JSF-programma; 

Het stimuleren van de participatie van het Nederlandse bedrijfsleven;

De verwervingsvoorbereiding van de vervanging van de F-16.

De aan het project ‘Vervanging F-16’ gerelateerde projecten vallen
buiten de projectdefinitie. Dat geldt ook voor de deelneming aan het
Production & Sustainment (P&S, European footprint) MoU, dat is
overeengekomen met Italië en Noorwegen, en de daaraan verbonden kosten.
Aangezien deze projecten wel een relatie kennen met het project
‘Vervanging F-16’ wordt daarover toch gerapporteerd in deze
jaarrapportage.

PROJECTORGANISATIE, -REGIE, -BEHEER EN INFORMATIEVOORZIENING

Projectorganisatie 

De projectorganisatie in Nederland maakt deel uit van de Defensie
Materieelorganisatie (DMO) en bestaat uit een projectleider, een
plaatsvervanger, een projectcontroller, een contractmanager en elf
overige medewerkers. Daarnaast werken enkele medewerkers van de DMO in
deeltijd voor het project en wordt voor ondersteunende werkzaamheden
aanvullende capaciteit ingehuurd. Naast operationele, technische,
logistieke, juridische en administratieve taken voeren deze medewerkers
ook werkzaamheden uit op het gebied van bijvoorbeeld arbo en milieu en
Europese samenwerking. Verder zijn voor het project acht medewerkers van
Defensie geplaatst bij het Amerikaanse JSF Program Office (JPO) in
Washington, en is een extra deeltijd controller geplaatst op de
Nederlandse ambassade in de Verenigde Staten, onder andere om de
deskundigheid en continuïteit op het financiële vlak in het project te
waarborgen. Daarnaast zijn verschillende beleidsmedewerkers van de
bestuursstaf in Den Haag gedeeltelijk tot nagenoeg voltijds belast met
dit project. 

Voor specifieke deskundigheid wordt bovendien een beroep gedaan op
deskundigen in de defensieorganisatie en op instituten zoals het
Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium (NLR), de Nederlandse
Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek (TNO) en het
Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR).

In 2008 zijn drie vacatures in de projectorganisatie gevuld en is voor
ondersteunende werkzaamheden een uitzendkracht ingehuurd. Daarmee is de
formele projectorganisatie nu volledig gevuld. De voorziene
personeelsuitbreiding in Nederland, dus bovenop de vijftien bestaande
functies, is nog niet volledig gerealiseerd. Van de uitbreiding met
zeven functies ontbreken per saldo twee functionarissen ten behoeve van
werkzaamheden op het gebied van de European footprint en
informatietechnologie. De bijbehorende werkzaamheden zijn vooralsnog
belegd binnen het beschikbare functiebestand. Verder zal in de loop van
2009 een vacature bij het JPO worden gevuld die betrekking heeft op
onder andere de IOT&E-voorbereiding. De tiende functie bij het JPO,
vooral gericht op instandhouding, zal naar verwachting ook in 2009
worden gevuld. Voorts zal het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) drie
functionarissen leveren voor de deelneming aan de grootschalige
technische testfase (Developmental Test and Evaluation, DT&E), waarvoor
bovendien een NLR-medewerker wordt ingeschakeld.

Het ministerie van Economische Zaken ondersteunt de Nederlandse
industrie bij de verwerving van zoveel mogelijk ontwikkelings- en
productiecontracten voor de JSF. Naast de projectorganisatie met drie
functies beschikt het ministerie daartoe over het JSF Industry Support
Team (JIST), bestaande uit twee functionarissen. Daarnaast heeft het
ministerie van Economische Zaken de activiteiten ondersteund van de
Bijzonder Vertegenwoordiger Industriële Aangelegenheden JSF, de heer
mr. A.H. Korthals. 

Projectregie 

De directeur DMO voert, in het kader van het DMP, de regie over dit
project. Vanuit die verantwoordelijkheid vaardigt de directeur ook een
vertegenwoordiger af naar de vergaderingen van het JSF Executive
Steering Board (JESB). In dit halfjaarlijks overleg bewaken de
internationale partners de voortgang van het F-35 programma. De
dagelijkse leiding over het project is in handen van de projectleider.
Het project ‘Vervanging F-16’ maakt deel uit van de maandelijkse
rapportage van de DMO aan de bewindspersonen over de voortgang van grote
materieelprojecten. De bestuursstaf is nauw bij het project betrokken,
in het bijzonder de Secretaris-Generaal, de Commandant der
Strijdkrachten, de hoofddirecteur Algemene Beleidszaken en de
hoofddirecteur Financiën en Control (HDFC). Bovendien is er regelmatig
overleg met het CLSK over de voortgang van het project en de mogelijke
gevolgen daarvan voor dit Operationeel Commando.

Daarnaast is met betrekking tot de JSF de Interdepartementale
Coördinatiegroep (ICG) actief. De doelstelling van de ICG is de
beleidsmatige coördinatie van de activiteiten van de direct bij de JSF
betrokken instanties binnen de rijksoverheid met de activiteiten van de
industrie. Het voorzitterschap en het secretariaat van de ICG zijn
ondergebracht bij de DMO van het ministerie van Defensie. Naast Defensie
en Economische Zaken is het ministerie van Financiën in de ICG
vertegenwoordigd, alsmede de Stichting Nederlandse Industrie voor
Defensie en Veiligheid (NIDV), het Netherlands Industrial Fighter
Aircraft Replacement Platform (NIFARP) en het Nederlands Instituut voor
Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR). 

Bij het ministerie van Economische Zaken lag de regie tot eind 2008 bij
de plaatsvervangend directeur-generaal Ondernemen en Innovatie die
verantwoordelijk is voor de informatievoorziening aan de bewindspersonen
inzake de inschakeling van de Nederlandse industrie. Hij heeft in 2008
wekelijks overleg gevoerd met de projectleider die verantwoordelijk is
voor het EZ-aandeel in de voortgang van het project. Vanaf 1 januari
2009 ligt de regie bij de directeur-generaal Ondernemen en Innovatie.

Projectbeheer 

Een gezamenlijke audit van de Auditdienst Defensie (ADD) en de
Auditdienst Economische Zaken (ADEZ) naar het projectbeheer, uitgevoerd
in 2007, is uitgemond in een op 4 september 2008 verschenen
auditrapport. De conclusie van dit rapport luidt dat de opzet en
werkwijze van het projectbeheer in de projectorganisatie toereikend
zijn. 

Mede naar aanleiding van specifieke opmerkingen van de auditdiensten is
in 2008 een aantal verbeteringen in gang gezet. Zo heeft de HDFC haar
rol binnen het project verduidelijkt aan de hand van een projectvisie.
Ook zijn de verdeling en de invulling van de rollen binnen de
controllerstructuur verder verduidelijkt en is er met ingang van januari
2009 een structureel controllersoverleg tussen de HDFC en de DMO met de
ADD als toehoorder.

Binnen de DMO zijn, zoals eerder gemeld, initiatieven ontplooid om de
personele sterkte van de projectorganisatie op het gewenste niveau te
brengen, onder andere om de werkdruk beheersbaar te maken en de
continuïteit te waarborgen. Eveneens van belang voor het projectbeheer
is de digitalisering van het projectarchief die ter hand is genomen. Het
archief bestaat uit ongeveer 7.000 documenten en wordt door het
projectteam zelf beheerd. Door de digitalisering zal de toegankelijkheid
van projectinformatie verder verbeteren.

Ten behoeve van de aspecten traceerbaarheid en transparantie is ten
tijde van de actualisering van de kandidatenevaluatie een
communicatieprotocol vastgesteld. Dit heeft er onder andere toe geleid
dat alle communicatie met de fabrikanten is geregistreerd. Ook alle
scoringssessies tijdens de kandidatenevaluatie zijn uitgebreid
vastgelegd.

In 2008 is volgens de bedrijfsvoeringsrichtlijnen van de DMO een Project
Managementplan opgesteld, dat onder andere betrekking heeft op de
detailplanning vanaf de fase waarin het project nu verkeert. In 2008 is
in overleg met het CLSK eveneens begonnen aan het transitieplan. Dat
brengt de activiteiten, relaties en afhankelijkheden in kaart van alle
onderwerpen die verband houden met de invoering van de F-35 in de
defensieorganisatie. Het transitieplan is midden 2009 gereed en treedt
in werking als definitief zou worden besloten de F-16 te vervangen door
de F-35.

Informatievoorziening 

Gedurende 2008 informeerde de directeur DMO de bewindslieden bijna
wekelijks over de voortgang van het project, en indien daar aanleiding
voor was ook tussentijds. De Kamer is hier in 2008 over geïnformeerd
onder meer door middel van de IOT&E-brief van 29 februari 2008
(Kamerstuk 26 488 nr. 65), de jaarrapportage over 2007 van 28 maart 2008
(Kamerstuk 26 488 nr. 67) en de resultaten van de actualisering van de
kandidatenevaluatie (Kamerstuk 26 488 nrs. 129 en 131). Bovendien is
vorig jaar een aanzienlijk aantal schriftelijke vragen beantwoord en is
verschillende malen met de Kamer overleg gevoerd.

Op 29 januari 2009 heeft de Algemene Rekenkamer (ARK) het rapport
“Monitoring verwerving Joint Strike Fighter 2008” aangeboden aan de
Tweede Kamer (Kamerstuk 31 300 nr. 6). In de bestuurlijke reactie op dit
rapport onderschrijft het ministerie van Defensie het belang van goede
kosteninformatie en stelt het dat de Kamer in 2008 een volledig beeld is
geboden van de diverse kosten die van toepassing zijn op het project.
Ook onderschrijft het ministerie het belang van Level Line Pricing (LLP)
en de daarvan afgeleide Consortium Buy (CB) en zal het de Kamer in 2009
bij nieuwe ontwikkelingen betreffende LLP/CB en kosten informeren.
Tevens heeft Defensie in haar reactie aangegeven dat het projectbeheer
in 2008 toereikend was, maar dat niettemin ook in 2009 aandacht zal
worden geschonken aan verdere verbeteringen. Het oordeel van de ARK dat
de koppeling van het logistieke ondersteuningssysteem ALIS aan het
Defensie-ERP systeem een groot risico inhoudt, wordt door Defensie, net
als in 2008, niet gedeeld. Ook distantieert Defensie zich van de
opmerking van de ARK dat het ministerie zich alleen zou richten op de
JSF. De uitvoerige actualisering van de kandidatenevaluatie in 2008 laat
zien dat de verschillende kandidaten voor de vervanging van de F-16
zorgvuldig met elkaar zijn vergeleken.

PROJECTPLANNING 

Inleiding

Sinds de toetreding van Nederland tot het SDD MoU in 2002 is het project
‘Vervanging F-16’ voortgezet met de verwervingsvoorbereidingsfase
(D-fase) van het DMP. Dit hoofdstuk gaat in op de IOT&E en de
actualisering van de kandidatenevaluatie, gevolgd door de ontwikkelingen
in de SDD- en PSFD-fasen. Tevens bevat dit hoofdstuk een beoordeling van
de projectrisico’s en wordt de Europese samenwerking in het project
nader beschouwd. In bijlage 2 is het actuele tijdschema van het project
Vervanging F-16 opgenomen.

IOT&E 

In 2008 is de Nederlandse deelneming aan de IOT&E verder voorbereid. De
deelneming aan de IOT&E met twee testtoestellen is op 30 mei 2008
bekrachtigd met de ondertekening van het IOT&E MoU en de opdracht tot
verwerving van het eerste testtoestel. De opdracht tot verwerving van
het tweede toestel is tijdens de JESB van november jl. geplaatst. Op
grond van de opdrachten tot verwerving zijn tot dusver verplichtingen
aangegaan voor de aanschaf van long lead items voor het eerste toestel
ten bedrage van $ 14 miljoen. Voor het tweede toestel zijn onlangs
financiële verplichtingen voor long lead items van het vliegtuig
aangegaan voor een bedrag van $ 11,5 miljoen. Het kabinetsbesluit om de
twee toestellen werkelijk aan te schaffen is op 16 januari 2009 aan de
Kamer aangeboden (Kamerstuk 26488 nr. 134). 

Door toetreding tot het IOT&E MoU zal Nederland samen met de Verenigde
Staten en het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan de IOT&E van de F-35.
Deze fase gaat voor Nederland vanaf 2011 van start met het opleiden en
voorbereiden van 32 Nederlandse deelnemers, waaronder vijf vliegers.
Italië, dat aanvankelijk aan de IOT&E zou deelnemen en in het
onderhandelingsproces samen met Nederland was opgetrokken, heeft in 2008
alsnog afgezien van deelneming (Kamerstuk 26 488 nr. 107 van 7 oktober).
Het Verenigd Koninkrijk heeft op 18 maart jl. aangekondigd drie
testtoestellen aan te schaffen waarmee de Britse deelneming aan de IOT&E
is bevestigd. Na een voorbereidende spin up fase vanaf februari 2013,
loopt het hoofdprogramma van de IOT&E van augustus 2013 tot en met mei
2014. In die periode zullen volgens de recente planning 1.615
OT&E–vluchten worden uitgevoerd. Tijdens de opleiding, de spin up en
het hoofdprogramma van de IOT&E zullen de deelnemende landen gebruik
maken van een pool van vliegtuigen en de bijbehorende uitrusting en
ondersteuning. 

Actualisering kandidatenevaluatie 

In het coalitieakkoord is afgesproken dat het kabinet op basis van een
vergelijking van de prijs, levertijd en kwaliteit van de F-35 en
mogelijke andere toestellen in 2010 een besluit zal voorleggen aan de
Tweede Kamer over de vervanging van de F-16. Voorts voorziet het
coalitieakkoord in besluitvorming in 2009 over de contractondertekening
voor de definitieve aanschaf van twee F-35 testtoestellen voor
deelneming aan de IOT&E. Om de Kamer voorafgaand aan dat besluit in de
gelegenheid te stellen een zorgvuldige afweging te maken, heeft Defensie
in de tweede helft van 2008 de actualisering van de
kandidatenvergelijking uitgevoerd. De fabrikanten hebben daartoe in mei
2008 een uitgebreide vragenlijst ontvangen. Begin juli 2008 hebben de
fabrikanten van de Rafale en de Eurofighter gemeld af te zien van
medewerking aan de actualisering van de kandidatenvergelijking. Een
bezoek van de staatssecretaris van Defensie aan beide fabrikanten leidde
niet tot een ander standpunt (Kamerstukken 26 488 nrs. 99 en 104 van 17
juli en 26 september jl.). Daarom vielen de Rafale en de Eurofighter af
als productalternatief voor de opvolging van de F-16. De Saab Gripen NG
is in juni 2008 op verzoek van de Kamer toegevoegd aan de
kandidatenvergelijking. Daarmee ging de actualisering van de
kandidatenvergelijking tussen de Gripen NG van Saab en de Advanced F-16
en de F-35 van Lockheed Martin.

De vergelijking van 2008 bouwde voort op de vergelijking uit de B/C-fase
uit de periode 1999-2001. Uit de geactualiseerde vergelijking kwam naar
voren dat de F-35 het beste multi-role gevechtsvliegtuig is. Omstreeks
2015 kan de F-35 in tegenstelling tot de Gripen NG en de Advanced F-16
alle hoofdmissies zonder meer succesvol uitvoeren en is de operationele
beschikbaarheid het grootst. Tevens heeft de F-35 de laagste
investeringskosten en – naar verwachting – de laagste totale
levensduurkosten. Bovendien kent het F-35-programma -vergeleken met de
andere kandidaten - de minste risico’s betreffende financiën,
(door)ontwikkeling en operationele kwaliteiten.

 

De firma RAND Europe die de kandidatenvergelijking heeft gevolgd,
concludeert in haar rapport dat de vergelijking transparant en objectief
is uitgevoerd en dat de uitgebreide rapportage de uitkomsten ervan
accuraat weergeeft. De auditdiensten van de ministeries van Defensie en
EZ concluderen dat het proces van de kandidatenvergelijking voor de
aspecten prijs, kwaliteit en levertijd zodanig is uitgevoerd dat op
grond daarvan besluitvorming op verantwoorde wijze tot stand kan komen.
Over de levensduurkosten merken de auditdiensten op dat sprake is van
inherente onzekerheden in de gehanteerde data, bijvoorbeeld de
dollarkoers en de olieprijs. Dit leidt ertoe dat de uitkomsten van de
levensduurkostenanalyse van de drie kandidaten als indicatief dienen te
worden beschouwd.                                                       
                                                                        
                                                                        
                                                                        
                                                                        
                                                                        
                                                      

Voortgang SDD-fase 

De SDD-fase van het JSF-programma is eind 2001 van start gegaan. De SDD
betreft een stapsgewijs ontwikkelingstraject van de F-35, waarbij de
stappen blocks worden genoemd. Tijdens de SDD-fase wordt de F-35
ontwikkeld volgens de door de partners gestelde eisen in het Operational
Requirements Document (ORD) tot en met de block 3-versie. In 2008 is
besloten de SDD-fase met een jaar te verlengen tot en met 2014 om zo de
drie deelprocessen van de SDD, namelijk de productie, de technische
testfase en de IOT&E-fase beter op elkaar af te stemmen. De verlenging
van de SDD-fase kan goed worden ingepast in de Nederlandse planning voor
IOT&E-deelneming en het voorziene Nederlandse invoeringsschema. De
Nederlandse bijdrage aan de SDD blijft gehandhaafd op $ 800 miljoen.

Testprogramma 

Het testprogramma van de F-35 is eind 2006 gestart met één
CTOL-toestel. Dit toestel heeft tot en met eind 2008 in totaal 69
testvluchten gemaakt. Vanaf juni 2008 is het testprogramma uitgebreid
met een STOVL-toestel, dat op 11 juni zijn eerste vlucht maakte. Dit
toestel heeft in 2008 veertien testvluchten gemaakt. Het F-35
testprogramma gaat vanaf de tweede helft van 2009 opschalen. Tot die
tijd worden de testvluchten hoofdzakelijk benut om de vliegtechnische
risico’s van de F-35 te reduceren. 

Naast de testvluchten zijn de missiesystemen (de verschillende sensoren
en bijbehorende elektronica) inmiddels ruim 150.000 uur getest in
grondlaboratoria en ruim 1.100 uur in verschillende vliegende
laboratoria, waaronder de CATBird (een omgebouwde Boeing 737 waarin alle
missiesystemen van de JSF geïntegreerd worden getest). Tevens zijn in
2008 sterktetesten van de F-35 uitgevoerd op toestellen in alle drie
varianten van de F-35. Deze toestellen worden uitsluitend gebruikt voor
grondtesten en zijn niet bedoeld om te gaan vliegen. Deze testen zijn
voornamelijk gericht op de structuur van het vliegtuig en moeten
eventuele tekortkomingen aan het ontwerp reeds vroeg in het
testprogramma aan het licht laten komen. Kostbare aanpassingen van reeds
afgeleverde vliegtuigen worden op deze manier voorkomen. Eventuele
aanpassingen naar aanleiding van de testvluchten zullen voornamelijk
betrekking hebben op het sensorenpakket en de software en dergelijke
aanpassingen zijn veel eenvoudiger uitvoerbaar bij reeds afgeleverde
vliegtuigen. Het veelbesproken risico van het aanvangen met de productie
terwijl de ontwikkeling nog niet is voltooid, is onderkend. Dit wordt
zoveel mogelijk beperkt door het testprogramma en de productieplanning
zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Overigens kleven er evenzeer
nadelen aan een programma waarbij de productiefase pas aanvangt als de
testfase is voltooid. De toestellen zijn dan later beschikbaar. Hoe dan
ook kunnen zich altijd, ook na het einde van de testfase, technologische
en operationele ontwikkelingen voordoen die aanpassingen in de productie
noodzakelijk maken.

Naast de kennis die is verkregen dankzij de grondtesten, zijn ook met de
tot dusver gemaakte testvluchten van beide toestellen al veel nuttige
ervaringen opgedaan. Vastgesteld is dat de F-35 over goede
vliegeigenschappen beschikt. Ook is in november 2008 de eerste
succesvolle supersonische testvlucht uitgevoerd met interne bewapening.
Daarnaast is inmiddels bevestigd dat de radar van de F-35 over zeer
goede capaciteiten beschikt en ligt de softwareontwikkeling van het
programma op schema. De F135-motor is gemodificeerd om de eerder
geconstateerde tekortkomingen op te heffen. Deze modificatie is
inmiddels uitgebreid getest en de motor is volledig goedgekeurd voor
volledige STOVL-operaties. De testvlucht die daarop betrekking heeft,
zal op korte termijn worden uitgevoerd. 

Naast het eerste STOVL-testtoestel zijn in 2008 nog twee
STOVL-testtoestellen door Lockheed Martin afgeleverd ten behoeve van de
technische testfase van de F-35. Met de levering van nieuwe toestellen
in 2009 en begin 2010 zal het testprogramma evenredig grootschaliger
worden. In de loop van 2010 zullen naar verwachting alle achttien
SDD-testvliegtuigen beschikbaar zijn, waarvan twaalf voor testvluchten
en zes voor grondtesten. 

Tweede motor

Ten behoeve van de F-35 worden twee motoren in concurrentie ontwikkeld,
te weten de F135 van Pratt & Whitney en de F136 van het Fighter Engine
Team (FET), een consortium bestaande uit General Electric en Rolls
Royce. De F135 heeft tot eind 2008 ongeveer 11.000 testuren gedraaid en
wordt in zowel het CTOL als het STOVL-testvliegtuig gebruikt. Het
prototype van de F136 heeft ruim 800 testuren gedraaid. De
productieversie van deze motor wordt vanaf januari 2009 op de grond
getest en zal naar verwachting vanaf het najaar van 2010 in een
vliegtuig worden getest. De eerste F136-motoren zullen mogelijk al vanaf
LRIP 4 (aflevering in 2012), maar waarschijnlijk vanaf LRIP 5 worden
ingebouwd in de F-35. 

De Nederlandse regering is van meet af aan voorstander geweest van de
ontwikkeling van een tweede motor voor de F-35, zowel met het oog op de
inschakeling van Nederlandse bedrijven als uit concurrentieoverwegingen.
Nederland steunt dan ook dit ontwikkelingsprogramma, echter op
voorwaarde dat het niet leidt tot vertragingen of kostenstijgingen in
het JSF-programma of tot beperkingen van de capaciteiten van het
toestel. 

De Amerikaanse regering heeft begin 2008 in het voorstel voor de
begroting voor Fiscal Year 2009, dat begint op 1 oktober 2008, het
budget voor de ontwikkeling van de F136-motor geschrapt. Ook de vorige
jaren was dit zo. Het besluit is echter telkens teruggedraaid door het
Amerikaanse Congres, zo ook in 2008. Daarmee zijn de fondsen voor de
ontwikkeling van de tweede motor ook voor 2009 zeker gesteld. 

Earned Value Management System

In 2008 is de Kamer geïnformeerd over een intern rapport van het
Amerikaanse Defense Contract Management Agency (DCMA) waarin werd
uiteengezet dat Lockheed Martin de richtlijnen van het zogenoemde Earned
Value Management System (EVMS) niet volledig nakomt. Het EVMS is een
projectmanagementmethode waarbij een firma aan diverse regels
betreffende contracten moet voldoen. Het wil niet zeggen dat de
financiële informatie, de projectbeheersing of de boekhouding van de
desbetreffende firma onvoldoende is. Ook betreft het niet specifiek de
F-35. Defensie heeft in een reactie (TK 2007 - 2008, Aanhangsel
Handelingen nr. 2885 van 27 juni 2008) toegezegd de ontwikkelingen op
dit terrein te volgen. 

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de DCMA heeft Lockheed Martin
in 2008 een plan van aanpak opgesteld. De DCMA heeft inmiddels na een
tussentijdse controle geconstateerd dat Lockheed Martin de nodige
verbeteringen heeft bewerkstelligd, maar dat nog niet alle
aanbevelingen zijn opgevolgd. Lockheed Martin werkt nog aan de invoering
van de laatste maatregelen. De DCMA zal in april 2009 een eindcontrole
uitvoeren en dan vaststellen of Lockheed Martin wel aan alle gestelde
EVMS-criteria voldoet. 

Amerikaanse SDD-budget

In 2008 hebben het JPO en het Amerikaanse ministerie van Defensie
aangekondigd dat er aanwijzingen zijn dat het budget voor de SDD-fase
moet worden verhoogd. In de loop van 2009 zal duidelijk worden welk
bedrag daarmee gemoeid zou zijn. Het extra budget zal geheel ten laste
komen van het Amerikaanse ministerie van Defensie. 

Geluid

De F-35 heeft een aanzienlijk krachtiger motor dan de F-16. Dat heeft
mogelijk invloed op het geluidsniveau. Defensie hanteert het
uitgangspunt dat de geluidsbelasting ook in de toekomst binnen de
wettelijke normen zal blijven. Dat betekent onder andere dat het
vliegprogramma, indien nodig, op de beschikbare geluidsruimte zal worden
afgestemd. 

In oktober 2008 zijn in de Verenigde Staten uitgebreide geluidsmetingen
uitgevoerd met de F-35. In november 2008 heeft, mede op verzoek van
Defensie, ook Saab geluidstesten uitgevoerd met een demonstratiemodel
van de Gripen. De resultaten van de metingen van Saab waren beperkt
bruikbaar. Van Lockheed Martin zijn van de Advanced F-16 alleen
grondgebonden gegevens ontvangen, die niet bruikbaar zijn voor een
relevante vergelijking met beide andere toestellen. Op verzoek van
Defensie heeft het NLR de geluidsgegevens van de drie
kandidaat-toestellen beoordeeld. Met de beschikbare gegevens is het
alleen bij de F-35 mogelijk de uiteindelijke geluidsbelasting in relatie
tot de geluidscontouren in kaart te brengen. Wel kon het NLR een
vergelijking maken van de maximale geluidsniveaus van de Gripen NG en de
F-35 in een standaardscenario.

De conclusie van het NLR luidt dat de verwachte maximale geluidsniveaus
van de F-35 en de Gripen NG elkaar nauwelijks ontlopen. Het maximale
geluidsniveau van de Gripen NG bedraagt 109 dB(A) en met naverbrander
114 dB(A). Voor de F-35 bedraagt het maximale geluidsniveau
respectievelijk 110 en 115 dB(A). Per saldo is dit een verwaarloosbaar
klein verschil, voor het menselijk oor niet of nauwelijks waarneembaar. 

Tevens is gebleken dat het verschil tussen de maximale waarden van de
Gripen NG en de F-35 en dat van de huidige Nederlandse F-16 beperkt is.
Door het operationele gebruik van de F-35, met onder andere minder
vliegbewegingen en minder gebruik van de naverbrander, zal de
geluidsbelasting ook in de toekomst binnen de wettelijke normen blijven.




Voortgang Productie-, instandhoudings- en doorontwikkelingsfase (PSFD)

Alle negen (SDD-)partnerlanden zijn ruim twee jaar geleden toegetreden
tot het PSFD MoU waarin afspraken zijn vastgelegd over de productie, de
instandhouding en de doorontwikkeling van de F-35 en over de besturing
van die aspecten tot en met 2051. Ook bevat het MoU spelregels over de
industriële participatie van de partnerlanden. 

Begin 2008 heeft Nederland besloten tot een aanpassing van de
invoerreeks van de F-35. Het aantal toestellen in de eerste
productiejaren is afgenomen en de invoering wordt over meer jaren
gespreid. De invoeringsperiode van het planningsaantal van 85 F-35
toestellen loopt daarmee door tot 2023 onder handhaving van de
IOT&E-deelneming in de periode 2011-2014. Gelijktijdig is het
projectbudget aangepast, waarbij onlangs ook de prijspeilaanpassing van
2005 naar 2008 vanwege de relevante inflatie is verwerkt (Kamerstuk 31
300 nr. 9 van 16 maart 2009). Het huidige projectbudget bedraagt daarmee
€ 6,154 miljard. De kale stuksprijs van $ 49,5 miljoen (pp 2002)
blijft vooralsnog ongewijzigd. Met het aantreden van de nieuwe
Amerikaanse regering begin dit jaar wordt nieuwe besluitvorming verwacht
over bijvoorbeeld defensiematerieelprogramma’s. Het ligt in de rede
dat dit in de loop van 2009 ook tot geactualiseerde informatie over het
F-35 programma zal leiden. De tot dusver ontvangen signalen duiden op
handhaving van de bekende aantallen Amerikaanse F-35 toestellen, mede
vanwege een voorzien tekort aan gevechtsvliegtuigen. 

Low Rate Initial Production

Volgens de planning is in 2007 de productiefase (Low Rate Initial
Production, LRIP) van start gegaan. In de eerste productieserie, LRIP 1,
gaat het om twee CTOL-toestellen die begin 2010 moeten worden geleverd.
In 2008 is LRIP 2 van start gegaan met een contract voor twaalf
toestellen: zes CTOLs en zes STOVLs die later in 2010 worden afgeleverd.
Alle veertien LRIP 1 en 2 toestellen zijn bestemd voor de Amerikaanse
strijdkrachten; de CTOLs voor de luchtmacht, de STOVLs voor het korps
mariniers. Het eerste Nederlandse testtoestel maakt deel uit van LRIP 3,
het tweede van LRIP 4, respectievelijk af te leveren in 2011 en 2012. In
de LRIP, die loopt tot en met het einde van de SDD in 2014, zullen in
totaal ruim 550 toestellen worden besteld in acht productieseries (LRIP
1 tot en met LRIP 8). LRIP 8, met een serie van ongeveer 200 toestellen
is in 2008 door de verlenging van de SDD aan de eerste productiefase
toegevoegd. Hoewel bij een productieomvang van 200 toestellen in een
jaar de kwalificatie LRIP niet voor de hand ligt, is een andere
aanduiding in de Verenigde Staten wettelijk niet toegestaan zolang de
SDD-fase formeel niet is voltooid. Na voltooiing van de SDD heeft het
Amerikaanse ministerie van Defensie de wettelijke mogelijkheid over te
gaan tot een meerjarige aanschaf.

Productieaantallen

Na de SDD en de LRIP vangt de grootschalige productiefase aan, de Full
Rate Production (FRP). Voor de Verenigde Staten gebeurt dit op basis van
een meerjarige aanschaf van toestellen voor aflevering vanaf 2017. Het
oorspronkelijke, totale productieaantal voor de JSF-partners voor zowel
de LRIP als de FRP, is in 2008 gehandhaafd op 3.173 toestellen
(Kamerstuk 26 488 nr. 146 van 25 februari 2009). Door de toevoeging van
LRIP 8 is enkel de verhouding LRIP-FRP gewijzigd. Bij deze aantallen is
nog geen rekening gehouden met exportorders van niet-partnerlanden. Met
Israël worden inmiddels besprekingen gevoerd over een order van 25
toestellen met een optie op 50 extra (Kamerstuk 26 488 nr. 107 van 7
oktober 2008). Het JPO verwacht dat het F-35 contract tussen de
Verenigde Staten en Israël dit jaar wordt gesloten. 

JSF Executive Steering Board

De JSF Executive Steering Board (JESB) is sinds 2007 het hoogste
bestuursorgaan dat toezicht houdt op het F-35 programma. De negen
partnerlanden hebben ieder een vertegenwoordiger in de JESB en besluiten
worden met consensus genomen. De Directeur Projecten & Verwerving van de
DMO vertegenwoordigt Nederland in de JESB. Nederland heeft als eerste
partnerland de roterende functie van co-voorzitter bekleed naast de
Amerikaanse co-voorzitter. Op deze manier heeft Nederland invloed kunnen
uitoefenen op de samenstelling van de agenda en de werkwijze van de
JESB. Na de derde JESB-vergadering van april 2008 is het Nederlandse
co-voorzitterschap overgegaan op het Verenigd Koninkrijk. 

Een belangrijk resultaat tijdens het Nederlandse co-voorzitterschap was
de agendering van onderwerpen zoals Level Line Pricing/Consortium Buy.
De JESB beschouwt het streven naar prijs- en productiestabiliteit in het
programma intussen als prioriteit. 

Ook zijn onder het Nederlandse co-voorzitterschap twee JESB-onderraden
voor internationale zaken (International Matters Sub Group, IMSG) en
voor financiën en contracten (Sub Board Finance & Contracting, SBFC)
ingesteld. De partnerlanden hebben de mogelijkheid voor beide raden een
vertegenwoordiger en een plaatsvervanger aan te wijzen. Hiermee hebben
de partnerlanden een extra mogelijkheid gekregen om invloed uit te
oefenen op de inhoud en voortgang van het F-35 programma. De Nederlandse
vertegenwoordigers zijn allen werkzaam bij de DMO. Met de IMSG wordt
gestreefd naar een doelmatige inrichting en beheersing van de
goederenstromen tussen de partnerlanden tijdens de productie en
instandhouding van de F-35. Tevens is de IMSG belast met
exportaangelegenheden, waaronder exportgerelateerde belastingen en
heffingen. In de SBFC worden onder andere afspraken over
kostenverdelingen uitgewerkt. Ook heeft de SBFC een voorstel voor
valutamanagement in het programma geïntroduceerd dat zowel in de
productiefase als in de instandhoudingsfase doelmatigheidswinst kan
opleveren. Ten slotte heeft Nederland ervoor gezorgd dat de invloed van
de niet-Amerikaanse partnerlanden in de JESB is toegenomen door een
andere opzet van de vergaderingen te introduceren en door de consultatie
van partners voorafgaand aan belangrijke Amerikaanse besluitvorming tot
standaardprocedure te maken. 

Uitstel aangaan verplichting twee F-35 testtoestellen

Op 16 januari 2009 is de Kamer geïnformeerd over het besluit over te
gaan tot de definitieve aanschaf van twee F-35 testtoestellen. Voordat
dit besluit wordt geëffectueerd zal overleg worden gevoerd met de
Kamer. 

Aanvankelijk was in overeenstemming met de bestelsystematiek voorzien
dat Nederland, net als de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk,
uiterlijk eind februari 2009 de verplichting zou aangaan tot aanschaf
van het eerste F-35 testtoestel voor deelneming aan de IOT&E. De
contractonderhandelingen over LRIP 3 tussen het JPO en Lockheed Martin
vergden echter meer tijd dan voorzien en zullen naar verwachting nog in
maart 2009 worden voltooid. Vervolgens zal het contract na de
omvangrijke administratieve werkzaamheden voor de vastlegging van het
onderhandelingsresultaat waarschijnlijk in april worden getekend. Op
verzoek van de Kamer is in november 2008 voor het Nederlandse besluit
uitstel verkregen om de Kamer tot eind april 2009 tijd te gunnen voor
een zorgvuldige afweging (Kamerstuk 26 488 nr. 125).         

Met het uitstel van het aangaan van de verplichting voor het eerste
testtoestel zijn geen aanvullende kosten gemoeid indien het toestel
uiteindelijk wordt aangeschaft. Als het toestel onverhoopt niet wordt
aangeschaft, zijn na de ondertekening van het contract door de
Amerikaanse overheid en Lockheed Martin inkoop- en productiekosten aan
de orde van $ 12, 5 miljoen bovenop de al bestaande verplichting voor de
long lead items van dit toestel van $ 14 miljoen. Met de onlangs
aangegane verplichting voor de long lead items van het tweede toestel
komt daar $ 11,5 miljoen bij. Daarnaast is het mogelijk dat
beëindigingskosten in rekening worden gebracht. Vanzelfsprekend zal in
dat geval worden getracht de kosten maximaal te reduceren, bijvoorbeeld
door doorverkoop van long lead items.

Consortium Buy (CB)

Nederland is in eerste instantie gehouden aan de met de partnerlanden
afgesproken bestelsystematiek, waarover de Kamer eerder is geïnformeerd
(Kamerstuk 26 488 nr. 65 van 29 februari 2008). Binnen de kaders van
deze bestelsystematiek werkt Lockheed Martin aan een voorstel voor een
CB, een afgeleide vorm van LLP, waarbij meer landen gelijktijdig een
bestelling doen. Het hoofddoel van deelneming aan een CB is een bindende
aanschafprijs voor alle deelnemers aan de CB voor een overeengekomen
periode. Naar verwachting zal midden 2009 een maximum (not-to-exceed)
prijs bekend worden voor de CB, gevolgd door een vaste prijs in 2010
voor de toestellen van de partnerlanden die wensen deel te nemen aan de
CB met leveringen in de periode 2014 tot en met 2018. Overigens geldt
voor alle partnerlanden dat eerst nationale besluitvorming nodig is
alvorens kan worden ingestemd met CB-deelneming. De afspraak in het
coalitieakkoord om in 2010 een definitief besluit te nemen over de
vervanging van de F-16 sluit goed aan bij de CB-planning om in hetzelfde
jaar een vaste prijs te bepalen. 

Er is ook een keerzijde aan CB-deelneming. De CB doet afbreuk aan de
flexibiliteit van de jaarlijkse bestelsystematiek. Daarnaast brengt de
CB mogelijk risico-opslagen in de prijs met zich mee. Tevens vervalt met
de CB in de genoemde periode de mogelijkheid aan te sluiten bij de
eerste meerjarige bestelling (Multi Year Buy) van de Verenigde Staten
die financiële voordelen biedt. Bij de besluitvorming in 2010 zal dit
worden meegewogen.

Doorontwikkeling PSFD

In 2006 hebben de negen JSF-partnerlanden met het PSFD MoU afgesproken
te participeren in en bij te dragen aan de doorontwikkeling (Follow-on
Development, FD) vanaf de F-35 van de block 3-versie waar de SDD op
is gericht. Het gaat om verbeteringen ten opzichte van de
oorspronkelijke eisen van het Operational Requirements Document uit
2001. Noodzakelijke moderniseringen op het gebied van veiligheid en
operationele en technische kwaliteiten zullen elke twee jaar worden
verwerkt in een nieuwe block-versie. Een voorbeeld van een mogelijke
verbetering is een Automated Ground Collision Avoidance System dat
voorkomt dat een F-35 door vliegerfouten neerstort. Aangezien de
ontwikkeling van dergelijke verbeteringen een lange voorbereidingstijd
vergt, dient daarmee tijdig te worden begonnen.  

De Amerikaanse overheid heeft de acht partnerlanden gevraagd $ 400
miljoen uit hun FD-budgetten voor de periode 2009-2014 te gebruiken
voor de eerste doorontwikkeling van de block 3-versie. Mede door de
verlenging van de SDD-fase met een jaar was het budget voor
doorontwikkeling in de PSFD-fase in de periode tot en met
2014 uiteindelijk te ruim begroot. De Verenigde Staten
gebruiken voorshands een deel van hun FD-budget voor de periode
2009-2014 (ongeveer $ 1,2 miljard) voor de gesignaleerde meerkosten
van de SDD. Op 3 maart jl. heeft het JPO het Nederlandse JESB-lid
verzocht uiterlijk april 2009 hiermee in te stemmen. Evenals de andere
partners zal Nederland akkoord gaan met het voorstel het genoemde deel
van het FD-budget beschikbaar te stellen voor de eerste
doorontwikkeling. Op basis van de PSFD-verdeelsleutel bedraagt het
aandeel voor Nederland daarin ongeveer € 36 miljoen (prijspeil 2008).
Er is geen sprake van een verhoging van het Nederlandse PSFD-budget. 

Risicobeheersing 

De actualisering van de risicoanalyse in 2008 heeft voor het totale
project tot de volgende beoordeling geleid. 

Er worden twee hoofdrisico’s onderkend, waarover de Kamer al in de
vorige jaarrapportage is geïnformeerd. Het betreft in de eerste plaats
de prijsontwikkeling van het JSF-programma als geheel in de eerste
productiejaren als gevolg van verschuivingen van - voornamelijk - de
Amerikaanse invoerreeks van de JSF. Prijs- en productiestabiliteit
blijven daarom aandachtspunten, waarbij bijvoorbeeld een CB of een
andere meerjarige aanschaf een oplossing zou kunnen bieden. Daarnaast is
er het risico van de politieke dimensie van de verwerving van de JSF in
de partnerlanden. In dit kader zijn vooral de voornemens van de nieuwe
Amerikaanse regering van belang. Door nationaal en internationaal
overleg en een goede informatie-uitwisseling op alle niveaus, waaronder
de JESB, wordt getracht deze risico’s zoveel mogelijk te verkleinen.
Behalve deze twee hoofdrisico’s is de koers van de Amerikaanse dollar
ten opzichte van de euro een onzekere factor.

Op 12 maart 2009 is in de Verenigde Staten het vijfde rapport van de
Government Accountability Office (GAO) uitgekomen. De GAO meent dat er
een gerede kans is dat de ontwikkelingskosten van de JSF zullen oplopen,
onder andere door een mogelijk verdere verlenging van de SDD-fase.
Daarbij acht de GAO het ongewenst om de productie van 169 Amerikaanse
toestellen naar voren te halen omdat de budgettaire gevolgen voor de
Verenigde Staten niet duidelijk zijn en dit het financiële risico voor
de Amerikaanse overheid vergroot. De GAO beveelt als eerste aan het JPO
uiterlijk 1 oktober 2009 aan het Amerikaanse Congres te laten
rapporteren over de kosten en risico’s van de verschillende
contractvormen, alsmede over de wijze waarop naar een vaste prijs wordt
toegewerkt. Ten tweede beveelt de GAO aan Lockheed Martin periodieke
risicoanalyses te laten uitvoeren. Overigens is de GAO relatief positief
over de behaalde resultaten en mijlpalen tot dusver en onderkent de
instantie geen nieuwe hoofdrisico’s.

In een reactie stelt het Amerikaanse ministerie van Defensie (DoD) dat
de eerste aanbeveling in grote lijnen zal worden opgevolgd. Daarbij
wordt wel gemeld dat het vroegtijdig streven naar een vaste prijs per
saldo hoogstwaarschijnlijk ongunstig is omdat de fabrikant alle nog
resterende risico’s in het contract zal willen afdekken. De huidige
contractvorm, daarentegen, kent juist een bonus toe indien de fabrikant
erin slaagt zijn kosten te beheersen. Dat levert uiteindelijk een betere
prijs op. De tweede aanbeveling van de GAO wordt al toegepast. 

Het voornemen 169 toestellen naar voren te halen is waarschijnlijk niet
meer aan de orde. Overigens kan worden opgemerkt dat het naar voren
halen van een aantal toestellen een prijsverlagend effect zou hebben op
alle latere productieaantallen vanwege het leercurve-effect. Per saldo
gaat het om het steeds opnieuw vinden van het evenwicht tussen
risico’s en kosten. Voor Nederland bestaat er vanwege de bestaande,
stapsgewijze en risicobeperkende verwervingsstrategie, in samenhang met
het voortdurende streven naar de gunstigste prijs, geen aanleiding het
risicoprofiel aan te passen. 

Europese samenwerking 

Met de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de F-35 in de
komende decennia zijn aanzienlijke Europese belangen gemoeid. Dit
betreft bijvoorbeeld Europese samenwerking op het gebied van de
operationele inzetbaarheid van het toestel, maar ook de werkgelegenheid,
de versterking van de kenniseconomie en het innovatieve vermogen en de
omzet van de industrie. De samenwerking tussen de Europese partners is
er dan ook op gericht de gezamenlijke belangen zo goed mogelijk te
behartigen en deze op elkaar af te stemmen.

Nederland en Italië hebben in 2004 het initiatief genomen om
samenwerkingsmogelijkheden in Europees verband te bezien, de zogenaamde
European Footprint (EFP). Het in 2006 door Nederland en Italië
getekende Production & Sustainment (P&S) MoU is op 7 februari 2007 van
kracht geworden. Noorwegen is op 13 juni 2007 tot het MoU toegetreden.
Zoals bekend heeft de Noorse regering op 20 november 2008 aangekondigd
de F-35 als opvolger van de F-16 te kiezen.

In het P&S MoU is afgesproken dat Nederland en Noorwegen onderzoeken of
Nederlandse en Noorse vliegtuigen in Italië kunnen worden
geassembleerd. Italië en Noorwegen onderzoeken of hun motoren en andere
vliegtuigcomponenten in Nederland kunnen worden onderhouden. Voorts
onderzoeken Italië en Nederland of het mogelijk is subcomponenten van
vliegtuigen en motoren in Noorwegen te laten onderhouden. Deze
activiteiten passen goed bij het bredere Nederlandse Maintenance Valley
initiatief. In 2008 is met de drie landen gewerkt aan een juridische
basis om het EFP-initiatief in de instandhoudingsfase met het Autonomous
Global Logistic Sustainment systeem van het F-35 programma te laten
werken. 

Tevens is in samenwerking met de Technische Universiteit Delft en de
Europese studentenvereniging op het gebied van luchtvaart in Europa,
Euroavia, een systeem opgezet dat studenten een overzicht biedt van
stageplaatsen, afstudeerplekken en vacatures bij bedrijven van de
Europese JSF-partners.

FINANCIËLE PLANNING 

Algemeen

Alle bedragen in M€	Projectbudget Vervanging F-16 per 31 december 2008

Omschrijving	reeds betaald	2009	2010	2011	2012	2013	2014	2015 e.v.
totaal

 	t/m 2008	 	 	 	 	 	 	 	 

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

SDD	746,5	14,4	17,4	11,1	1,0	 	 	 	790,4

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

Nederlandse projecten	14,8	11,1	15,4	7,4	 	 	 	 	48,7

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

Voortgezette verwervingsvoorbereiding:	 	 	 	 	 	 	 	 	 

PSFD MoU	10,9	18,9	17,6	17,6	16,5	11,8	9,5	54,1	156,9

Vliegtuigen	 	66,6	71,4	63,9	94,9	164,1	268,4	3.224,0	3.953,3

Overige investeringen	 	11,8	50,9	105,3	30,2	49,6	50,1	1.722,3	2.020,1

Totaal voortgezette verw. voorbereiding	10,9	97,3	139,9	186,8	141,6
225,5	328,0	4.974,4	6.130,3

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

IOT&E	 	 	8,0	8,0	8,0	 	 	 	24,0

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

Projectbudget Verwervingsvoorbereiding	10,9	97,3	147,9	194,8	149,6	225,5
328,0	4.974,4	6.154,3

 	 	 	 	 	 	 	 	 	 

(in de tabel komen kleine afrondingsverschillen voor).

Het bovenstaande schema toont het projectbudget ‘Vervanging F-16’ en
het SDD-budget met inbegrip van de Nederlandse projecten naar de stand
van 31 december 2008. De drie hoofdelementen die kunnen worden
onderscheiden zijn de SDD-fase, de Nederlandse projecten als onderdeel
van de SDD en de voortgezette verwervingsvoorbereiding (projectbudget).
Voor de IOT&E is uitgegaan van het kostenplafond ($ 30 miljoen,
omgerekend naar euro’s) voor de Nederlandse deelneming, te betalen
vanaf 2010. De raming voor de IOT&E-deelneming is ongewijzigd en
bedraagt € 18,8 miljoen. Hierna volgt een korte toelichting per
hoofdelement. 

SDD-fase

Alle bedragen in M€	

mutatie 2008

Omschrijving	1-1-2008	31-12-2008	mutatie



SDD	

788,5	

790,4	

1,9

(de tabel geeft het budget weer).

Voor de deelneming aan de SDD-fase ($ 800 miljoen) is per 31 december
2008 € 746,5 miljoen betaald aan de Amerikaanse overheid. Voor de
resterende betalingen aan de Amerikaanse overheid is in de periode 2009
tot en met 2012 nog € 43,9 miljoen gereserveerd. Het volgende
betalingsmoment is midden 2009. De mutatie in 2008 betreft een
prijspeilaanpassing. 

Nederlandse projecten 

(de tabel geeft het budget weer).

De Nederlandse SDD-bijdrage bedraagt $ 800 miljoen in lopende prijzen.
Daarvan kan Nederland volgens de bepalingen in het SDD MoU voorstellen
indienen voor Nederlandse projecten met een totale omvang van $ 50
miljoen. De mutatie in 2008 betreft een prijspeilaanpassing.

Van de nationale projecten moet volgens het SDD MoU 50 procent per 1
september 2009, 80 procent per 1 september 2010 en 100 procent per 1
september 2011 tot besteding komen. De Amerikaanse JSF-projectleiding
hanteert een strikte interpretatie van de eisen met betrekking tot de
nauwe relatie met het JSF-project. Desondanks is de besteding van de
beschikbare fondsen in 2008 voorspoedig verlopen. Met het ministerie van
Economische Zaken en de Nederlandse industrie was daartoe een
samenwerkingsverband ingesteld, dat in 2007 en 2008 nauwgezet mogelijke
projecten heeft geïnventariseerd. De ICG heeft de voortgang nauwgezet
gevolgd en gestuurd. In 2008 zijn vier kansrijke projectvoorstellen
ingediend bij het JPO. Eén project is in de loop van 2008 goedgekeurd.
Het gaat om een project voor 25 mm munitie. Voorstellen voor de
Composite Drag Brace en Embedded Training zijn eind 2008 eveneens
goedgekeurd. Met deze drie innovatieve projecten is naar schatting in
totaal $ 34 miljoen gemoeid. Onlangs zijn twee nieuwe kansrijke
projecten geselecteerd met betrekking tot gronduitrusting en koeling
waarvan de resultaten in 2009 worden verwacht, zodat alle beschikbare
fondsen tijdig kunnen worden besteed. 

Voortgezette verwervingsvoorbereiding en projectbudget

In het overzicht hieronder wordt ten opzichte van de vorige
jaarrapportage de prijspeilaanpassing van 2005 naar 2008 voor de
kostenposten van de productiefase weergegeven. Op basis van de huidige
inzichten leidt een prijspeilaanpassing van 2005 naar 2008 door
verwerking van de relevante inflatiecijfers, tegen de huidige
plandollarkoers van € 0,83, tot een aanpassing van het projectbudget
naar € 6,154 miljard. 

De inflatiecijfers over 2009 zijn nog niet bekend. In de
Defensiebegroting 2010 en meerjarenraming zal een correctie naar
prijspeil 2009 worden verwerkt. In de aanloop naar de definitieve
besluitvorming over de vervanging van de F-16 in 2010 zal in het najaar
van 2009 de raming van het projectbudget verder worden geactualiseerd op
basis van concrete resultaten van de verwervingsvoorbereiding,
voorafgaand aan de D-brief aan de Kamer. 

(in de tabel komen kleine afrondingsverschillen voor).

GERELATEERDE PROJECTEN

Bij tal van lopende en nieuwe behoeftestellingen houdt Defensie rekening
met de vervanging van de F-16. Het betreft ten eerste verbeteringen aan
de F-16 zelf, zowel hardware als software. Deze verbeteringen worden
getoetst aan het voorziene uitfaseringsschema van de F-16. Ten tweede
betreft het te verwerven materieel dat in eerste instantie is bestemd
voor gebruik met de F-16, maar dat in de toekomst tevens moeten kunnen
worden gebruikt met de F-35. Aan het project ’Vervanging F-16’
gerelateerde projecten zijn alle van een eigen budget voorzien.

De volgende projecten zijn het meest relevant voor de vervanging van de
F-16.

Verbetering lucht-grond en lucht-lucht bewapening voor de F-16. Deze
projecten behelzen de verwerving van bewapening die voldoet aan de
moderne eisen van luchtoperaties, zoals grotere precisie, het onder alle
weersomstandigheden kunnen opereren en het gebruik van grotere afstand.
De bewapening moet te zijner tijd ook door de F-35 kunnen worden
gebruikt. 

Enterprise Resource Planning (ERP)-systeem. De huidige en toekomstige
materieel-logistieke informatievoorziening bij Defensie zal worden
ondersteund door het ERP-systeem. Ondanks het relatief autonome karakter
van het informatiesysteem ALIS dat bij de F-35 hoort, wordt te zijner
tijd een koppeling voorzien tussen dit ERP-systeem en ALIS. 

Link-16 operationeel datalink systeem. Dit project behelst de aanschaf
van een modern en beveiligd datalink systeem voor verschillende
wapensystemen. Link-16, de Navo-standaard, biedt uitgebreide
communicatiemogelijkheden voor commandovoering en
informatie-uitwisseling met eenheden in een operatiegebied. Net als de
F-16 zal ook de F-35 met Link-16 worden uitgerust. 

Militaire Satellietcommunicatie (Milsatcom). Dit project voorziet in de
behoefte van de krijgsmacht aan satellietcommunicatie voor militair
gebruik. 

Joint Mission Planning System (JMPS). Dit systeem voor de missieplanning
wordt voor de F-16 aangeschaft in het kader van het project “F-16
M5-modificatie”. Het kan tevens worden gebruikt voor de F-35. Ook voor
andere vliegende wapensystemen zal het JMPS in gebruik worden genomen.

INSCHAKELING NEDERLANDSE INDUSTRIE 

In 2008 heeft de Nederlandse industrie verschillende werkpakketten
verworven voor de ontwikkeling en productie van de JSF. Het betreft
zowel werk voor de SDD-fase als voor de eerste productiefasen van de
JSF, de Low Rate Initial Production (LRIP). Bijlage 3 biedt een
overzicht van de opdrachten die tot en met 31 december 2008 bij de
Nederlandse industrie zijn geplaatst.

Stand van zaken

In 2008 hebben Lockheed Martin, de motorenleveranciers en hun partners
een begin gemaakt met het zoeken naar internationale toeleveranciers
voor de LRIP 3, veelal op basis van second sourcing. Dit heeft
geresulteerd in een grote hoeveelheid aanvragen voor de Nederlandse
Luchtvaartindustrie. Tientallen Requests for Information zijn intussen
beantwoord door de Nederlandse industrie, en als vervolg hierop is en
wordt een aantal Requests for Quotation verzonden.

Tevens heeft Lockheed Martin in 2008, speciaal voor de internationale
partners, offerteaanvragen uitgestuurd voor de voorziene eerder genoemde
CB. Deze kan leiden tot een contract voor in totaal ruim 350 toestellen.
Ook hierop wordt door de Nederlandse industrie meegeboden.

Begin 2008 is een belangrijk Memorandum of Agreement (MoA) gesloten
tussen Fokker Elmo en Lockheed Martin, met als doel uiteindelijk alle
bekabelingsystemen en alle daaraan gerelateerde activiteiten van
Lockheed Martin aan Fokker Elmo over te dragen. Volgens Lockheed Martin
en Stork kan de totale productieomzet voor dit deelprogramma oplopen tot
$ 2 miljard. Vanuit dit MoA worden opdrachten voor de verschillende LRIP
en FRP- productiefasen nader ingevuld. Op dit moment bedraagt de waarde
van de eerste vier LRIP-fasen, die gedeeltelijk nog in onderhandeling
zijn, ongeveer $ 45 miljoen. Verder heeft Stork in 2008 haar
activiteiten voor de eerder gemelde opdrachten voor de inflight opening
doors en flaperons voortgezet.

Ook andere bedrijven hebben het afgelopen jaar een aantal nieuwe
LRIP-opdrachten verworven. Zo hebben Brookx en Thales hun succes in de
SDD-fase op het gebied van radarcomponenten voor Northrop Grumman
Electronic Systems voortgezet met opdrachten voor LRIP 2. DutchAero
heeft een opdracht gekregen voor de productie van
vliegtuigstructuurdelen voor Lockheed Martin voor de LRIP-fase. 

Tenslotte heeft het MKB-bedrijf Axxiflex aanvullende opdrachten
ontvangen van Lockheed Martin voor de productie van Ground Support
Equipment. Ook zijn inmiddels offerteaanvragen ontvangen voor de
LRIP-fasen. In december 2008 heeft Lockheed Martin laten weten Axxiflex
te hebben gekozen voor het produceren van Support Equipment.

De verwachting is dat Axxiflex, samen met andere Nederlandse en
internationale partijen, in de productiefase ongeveer 20 tot 25
verschillende componenten kan gaan produceren. Axxiflex is tevens
gevraagd een Repair Center op te zetten voor het herstellen van Support
Equipment voor Australië, Europa en de Verenigde Staten.

In 2008 is goede vooruitgang geboekt bij de besteding van de bilaterale
fondsen (nationale projecten). Zoals eerder gemeld zijn de bilaterale
fondsen hiermee al grotendeels verplicht. 

De totale, geverifieerde, omzet die tot en met 2008 is behaald door
bedrijven die bij het JSF programma betrokken zijn, bedraagt tot en met
31 december 2008 $ 763 miljoen. Hiervan heeft $ 413 miljoen betrekking
op de LRIP. De totale waarde van de behaalde ontwikkelingsopdrachten
bedraagt $ 350 miljoen. Omdat de SDD-periode doorloopt tot 2014 kan dit
bedrag nog verder oplopen. 

Jaar	Waarde van behaalde contracten	Totaal per 31 december 

2002	$ 37 miljoen	$ 37 miljoen

2003	$ 168 miljoen	$ 205 miljoen

2004	$ 7 miljoen	$ 212 miljoen

2005	$ 246 miljoen	$ 458 miljoen

2006	$ 221 miljoen	$ 679 miljoen

2007	$ 19 miljoen	$ 698 miljoen

2008	$ 65 miljoen	$ 763 miljoen



Medefinancieringsovereenkomst

Op 5 juni 2002 hebben 44 bedrijven de MFO ondertekend. Tot en met 2007
zijn er nog eens 44 nieuwe bedrijven toegetreden. Vier bedrijven zijn
failliet gegaan, één bedrijf heeft zijn activiteiten beëindigd en
twee bedrijven zijn samengevoegd. In 2008 is er een nieuw bedrijf
toegetreden, waarmee het totaal aantal bij de MFO betrokken bedrijven
nog steeds 83 bedraagt. Voor zover bekend hebben zich geen wijzigingen
voorgedaan in het aantal bedrijven dat de MFO niet heeft ondertekend,
maar wel JSF-opdrachten heeft verworven. 

Business case

Zoals in de MFO is afgesproken, is de business case op 1 juli 2008 door
de Staat herberekend. Vooral door de sterke daling van de dollarkoers
ten opzichte van de euro is het afdrachtpercentage gestegen tot 10,3
procent (Kamerstuk 26 488 nr. 90 van 1 juli 2008). Bij ondertekening van
de MFO in 2002 was dit 3,5 procent. De Nederlandse luchtvaartindustrie,
verenigd in het NIFARP, heeft binnen de hiervoor geldende termijn te
kennen gegeven zich niet in de berekening van dit percentage te kunnen
vinden. De periode die de MFO de partijen bood om tot nadere
overeenstemming te komen is in onderling overleg enige malen verlengd.
De berekening is eenmaal aangepast, waardoor het percentage uiteindelijk
is vastgesteld op 10,09 procent. Op 1 december 2008 is de periode van
overleg definitief afgesloten, waarna de luchtvaartindustrie op 15
december 2008 arbitrage heeft aangespannen (Kamerstuk 26 488, nrs. 126
en 128 van 4 en 16 december 2008). 

Zowel de Staat als de luchtvaartindustrie hebbeneft inmiddels een
arbiter benoemd. Gezamenlijk hebben zij een derde arbiter aangewezen. Op
verzoek van de luchtvaartindustrie zijn de termijnen voor de indiening
van de onderbouwde eis en het verweer van de Staat met enkele weken
verlengd. Een uitspraak wordt daarom niet eerder dan eind mei 2009
verwacht (Kamerstuk 26 488 nr. 135 van 28 januari 2009).

Private bijdrage

Zodra MFO-partijen productieomzet genereren geldt op grond van de MFO
een uitgebreide informatieplicht jegens de Staat. De MFO-partijen dienen
de Staat schriftelijk op de hoogte te stellen van de financiële omvang
van hun productieomzet. Indien er omzet is behaald dient de opgave te
zijn voorzien van een verklaring van een registeraccountant. De
MFO-partijen moeten daartoe een specifieke controleopdracht verstrekken
en volledig inzicht geven in de onderliggende stukken. Hoewel er
inmiddels verschillende opdrachten in de eerste fasen van de productie
zijn verworven, blijkt uit de opgaven van 2008 dat hierover nog geen
omzet is behaald. Afdrachten in het kader van de private bijdrage zijn
daarom nog niet betaald. De opgaven over behaalde productieomzet in de
periode tot 1 juli 2008 worden verwacht op 1 mei 2009. Het
afdrachtpercentage voor de periode vanaf 1 juli 2008 kan pas worden
vastgesteld nadat arbiters zich hierover hebben uitgesproken. Pas dan
zal de betrokken bedrijven ook om een opgave van behaalde productieomzet
over de periode vanaf 1 juli 2008 worden verzocht.

Omzetverwachtingen

Met betrekking tot de potentiële productieomzet voor de Nederlandse
industrie zijn in 2006 afspraken gemaakt met Lockheed Martin. In een
Letter of Intent (LoI) is vastgelegd hoe de Nederlandse industrie - op
basis van best value - kan worden ingeschakeld in de productie van het
JSF-programma. De bij deze LoI behorende Industrial Participation
plannen (IP- plannen) worden halfjaarlijks door Lockheed Martin in
overleg met de Staat aangepast. Met de motorenleveranciers, Pratt &
Whitney en het Fighter Engine Team, zijn vergelijkbare afspraken
gemaakt, vastgelegd in respectievelijk een Letter of Agreement en een
Memorandum of Understanding. De in deze IP-plannen opgenomen geplaatste
opdrachten en toekomstmogelijkheden geven geen aanleiding de
omzetverwachtingen uit 2002 aan te passen. 

In juli 2008 heeft PriceWaterhouse Coopers (PWC) het onderzoek naar
Spin-off en Spill-over effecten en de werkgelegenheidseffecten van
deelneming aan het JSF-programma, afgesloten. Doel van het onderzoek was
te bepalen in hoeverre de kenniseconomie en het innovatieve industriële
vermogen door deelneming aan het JSF-programma worden versterkt. PWC
concludeert dat deze deelneming ongeveer $ 16 miljard aan omzet oplevert
en 50.000 arbeidsjaren werkgelegenheid. Op verzoek van de Kamer heeft
het Centraal Plan Bureau (CPB) een appreciatie van het PWC-onderzoek
opgesteld. Het CPB benadrukt daarin het verdringingseffect, als gevolg
waarvan het aantal arbeidsjaren aan werkgelegenheid lager zou uitvallen.
In antwoord op Kamervragen (kenmerk 26488-138 van 9 februari 2009 en
kenmerk 2009Z04765 van 17 maart 2009) zal binnenkort een uitgebreide
inhoudelijke reactie op de CPB-appreciatie volgen. 

Activiteiten ten behoeve van industriële inschakeling

Het ministerie van Economische Zaken zet zich in om de Nederlandse
industrie bij het JSF programma te betrekken. Zoals in de voorgaande
jaren gebruikelijk was, heeft het JSF Industry Support Team (JIST) ook
in 2008 verschillende bezoeken gebracht aan een groot aantal Amerikaanse
bedrijven die zijn betrokken bij het JSF-programma. Dit betreft zowel de
Original Equipment Manufacturers (OEM’s) als hun onderaannemers.
Nederlandse bedrijven worden op deze manier blijvend onder de aandacht
gebracht, wat al herhaaldelijk heeft geresulteerd in interessante kansen
en opdrachten. Daarnaast is ook in 2008 verschillende malen
geïntervenieerd om onderhandelingen tussen de Nederlandse industrie en
Amerikaanse opdrachtgevers vlot te trekken. Begin 2008 heeft de
Bijzonder Vertegenwoordiger voor industriële Aangelegenheden, de heer
A.H. Korthals, een bedrijvenmissie naar de Verenigde Staten geleid.
Begin 2008 is ook de jaarlijkse Industriedag georganiseerd, waar de
ministeries van Defensie en Economische Zaken de betrokken industrieën
informeren over de voortgang van het JSF-programma. In de International
Matters Sub Group, ten slotte, zijn de belangen van de industrie op het
gebied van internationale wetgeving, export en belastingen besproken.

CONCLUSIES 

In mei 2008 heeft Nederland bevestigd te willen deelnemen aan de IOT&E
van de F-35 door het desbetreffende MoU te ondertekenen. 

In overeenstemming met het coalitieakkoord is de actualisering van de
kandidatenvergelijking in de tweede helft van 2008 uitgevoerd. Dat was
eerder dan aanvankelijk voorzien om de Kamer gelegenheid te bieden een
zorgvuldige afweging te maken voorafgaand aan het kabinetsbesluit over
de definitieve aanschaf van twee testtoestellen. Uit de door RAND Europe
en de auditdiensten gemonitorde kandidatenvergelijking kwam naar voren
dat de F-35 het beste multi-role gevechtsvliegtuig is. Daarnaast liggen
de investeringskosten voor de F-35 het laagst en zijn de totale
levensduurkosten naar verwachting het laagst. Bovendien kan de levering
van de F-35 goed worden ingepast in de Nederlandse invoerreeks. Tot slot
kent het F-35 programma de minste risico’s betreffende operationele
kwaliteiten, financiën en ontwikkeling in vergelijking met de Gripen NG
en de Advanced F-16.

De Nederlandse deelneming aan de IOT&E betreft twee testtoestellen
waarvoor respectievelijk in mei en november 2008 de opdracht tot
verwerving is verstrekt. In januari 2009 is de Kamer geïnformeerd over
het besluit over te gaan tot de definitieve aanschaf van twee F-35
testtoestellen. Voordat het besluit wordt geëffectueerd zal eerst
overleg worden gevoerd met de Kamer. 

Het afdrachtpercentage voor JSF-gerelateerde omzet is in het kader van
de herijking van de business case berekend op 10,09. Overleg heeft niet
tot overeenstemming geleid, waarna de luchtvaartindustrie op 15 december
2008 arbitrage heeft aangespannen. 

Het Nederlandse projectbudget ‘Vervanging F-16’ bedraagt na de
prijspeilaanpassing van 2005 naar 2008 € 6,154 miljard. Het
planningsaantal blijft gehandhaafd op 85 toestellen. 

De personele vulling van de projectorganisatie is in 2008 verbeterd. Ook
is in 2008, als onderdeel van maatregelen in het kader van het
projectbeheer, de kwantitatieve uitbreiding van de projectorganisatie in
gang gezet.

Uit een NLR-rapport blijkt dat de verschillen in de maximale
geluidsniveaus van de Gripen en de F-35 verwaarloosbaar klein zijn, voor
het menselijk oor niet of nauwelijks waarneembaar. 

Met de ondertekening van het PSFD MoU door alle negen JSF-partnerlanden
is de JSF Executive Steering Board (JESB) ingesteld, het hoogste
besturingsorgaan van het JSF-programma. Nederland was in 2007/2008 de
eerste co-voorzitter van de JESB en heeft bevorderd dat de productie- en
prijsstabiliteit van het F-35 programma prioriteit heeft gekregen.
Voorts zijn twee onderraden ingesteld, waarmee het beheer van het
programma verder is verbeterd.

De drie hoofdrisico’s zijn de prijsontwikkeling van het programma door
verschuivingen van, voornamelijk, de Amerikaanse invoerreeks, de
politieke dimensie in de partnerlanden, en de dollarkoers.

Nederland heeft voor de deelneming aan de SDD-fase thans € 746,5
miljoen betaald van de totale bijdrage van € 790,4 miljoen. In 2008
zijn drie voorstellen gehonoreerd als ‘Nederlands project’ binnen de
SDD, waarmee de besteding van de bilaterale fondsen voorspoedig
verloopt.

De orderportefeuille met JSF-contracten voor de Nederlandse industrie is
per 31 december 2008 met $ 65 miljoen toegenomen tot $ 763 miljoen
dankzij het op gang komen van de productie van de F-35 in 2008.

Bijlage 1:

Lijst van afkortingen en definities, behorende bij het Project
‘Vervanging F-16’ 

Algemene begrippen 

- Block: periodieke verbeteringen van de soft- en hardware van
(wapen)systemen resulterend in verschillende versies of
‘configuratiestandaarden’. Deze worden aangeduid met zogenoemde
‘block’-nummers.

- Tranche: term die wordt gebruikt in onder meer het
Eurofighter-programma en betrekking heeft op verschillende versies van
het vliegtuigtype. 

 

- Batch: deelbestelling of -levering.

- Eerste motor of Pratt & Whitney F135: Motor ontwikkeld door Pratt &
Whitney ten behoeve van het F-35 programma. 

- Tweede motor of alternatieve motor of General Electric/Rolls Royce
F136: Motor ontwikkeld door het Fighter Engine Team, een consortium
bestaande uit General Electric en Rolls Royce, ten behoeve van het F-35
programma.

- IOT&E: Initiële Operationele Test en Evaluatie (Initial Operational
Test and Evaluation): activiteiten gericht op het testen en evalueren of
de JSF voldoet aan de operationele eisen. De IOT&E wordt ook benut om
tactieken en concepten in multinationaal verband te ontwikkelen en te
valideren.

- SDD: System Development and Demonstration: de ontwikkeling van de JSF.

- PSFD: Production Sustainment and Follow-on Development: de productie,

instandhouding en doorontwikkeling van de JSF.

- LRIP: Low Rate Initial Production: eerste productiefase waarin
vliegtuigen in relatief lage aantallen worden gebouwd.

- Full Rate Production (FRP): serieproductie die aanvangt nadat de
SDD-fase succesvol is afgesloten. Bij de JSF wordt het beslissingsmoment
om over te gaan tot FRP aangeduid met Milestone C. Deze beslissing wordt
door het Amerikaanse ministerie van Defensie genomen.

- F-35A CTOL: Conventional Take-Off and Landing variant van de F-35
(JSF). Dit toestel maakt gebruik van reguliere start- en landingsbanen. 

 

- F-35B STOVL: Short Take-Off and Vertical Landing variant van de F-35
(JSF). Dit toestel kan opstijgen van korte startbanen en kan verticaal
landen.  

- F-35C CV: Carrier Variant van de F-35 (JSF) voor gebruik vanaf
vliegdekschepen.

- Initial Operational Capability (IOC): Het tijdstip waarop de eerste
eenheid beschikbaar is voor de uitvoering van de hoofdtaken.

- Invoerreeks: instroomschema uitgedrukt in aantallen vliegtuigen per
tijdseenheid, bijvoorbeeld kalenderjaar. 

Begrippen inzake verwerving

- Opdracht tot verwerving: vertaling van het begrip Participant
Procurement Request (PPR) (zie aldaar).

- Voorlopige bestelling: voorheen gehanteerde vertaling van Participant
Procurement Request (zie aldaar)

- Definitieve bestelling: dit begrip hanteert Defensie niet. 

 

- Definitieve aanschaf: het juridisch bindende contract dat de
Amerikaanse overheid na formele toestemming van de deelnemende landen
namens die landen met de industrie sluit.

- Procurement request: onderscheid wordt gemaakt tussen een Participant
Procurement Request en een Consolidated Procurement Request (zie
aldaar). 

- Participant procurement request: opdracht tot verwerving waarin de
behoeftestelling van een land is opgenomen. In het PSFD MoU is dit
begrip als volgt gedefinieerd:”A document prepared and submitted by a
Participant, that describes the desired articles and services that the
Participant seeks to acquire through a contract. The document, which
generally contains a statement of work and a specification, constitutes
a formal request to a contracting Officer to initiate a solicitation to
a Contractor or Contractors in order to award or modify a Contract”.

- Consolidated procurement request: opdracht tot verwerving waarin de
behoeftestelling van alle afnemers is samengevoegd. In het PSFD MoU is
dit begrip als volgt gedefinieerd: “A document that combines the
requested articles and services contained in more than one Participant
Procurement Request”. 

- Optie nemen: een verzoek indienen om een behoeftestelling onder
voorbehoud te laten uitwerken in de offerteaanvraag.

- Uitoefenen optie: de melding dat de behoeftestelling kan worden
opgenomen in de offerteaanvraag.

- Request for Information (RFI): aanvraag voor informatie.

- Request for Binding Information (RBI): aanvraag voor informatie
waarbij wordt verondersteld dat de opgeleverde informatie bindend is.

- Request for Proposal (RFP): offerteaanvraag.

Financiële begrippen 

- Horizontale Lijn Prijs: vertaling van het begrip Level Line Price; dit
behelst een gemiddelde aanschafprijs voor een overeen te komen aantal
jaren als methode om prijsstabiliteit in het programma te bereiken.

- Level Line Pricing principe: dit behelst een gemiddelde aanschafprijs
voor een overeen te komen aantal jaren als methode om prijsstabiliteit
in het programma te bereiken.

- Consortium Buy: variant van Level Line Pricing waarbij de betrokken
partnerlanden zich vastleggen op de aanschaf van een bepaald aantal
toestellen tegen een vastgestelde prijs. Lockheed Martin benut het
schaalgroottevoordeel om prijsstabiliteit te kunnen bieden gedurende de
periode waarop de Consortium Buy van toepassing is. 

- Kale stuksprijs (en tevens het exacte Engelse equivalent Unit
Recurring Flyaway Costs (URF): de kosten voor een vlieggereed vliegtuig,
inclusief alle bij die configuratie behorende, ingebouwde deelsystemen,
maar exclusief de ontwikkelingskosten en bijkomende kosten voor
reservedelen, simulators, opleidingen enz.

- Unit Flyaway Costs: dit begrip hanteert Defensie niet.

- Unit Production Costs: dit begrip hanteert Defensie niet.

- Unit Procurement Costs: dit begrip hanteert Defensie niet. Zie ook het
antwoord op eerdere vragen (zie Kamerstuk 26488 nr. 60 vraag 25 en 26)
waarin wordt gerefereerd aan de “Program Acquisition Unit Cost“
(PAUC) en de “Average Procurement Unit Cost” (APUC).

- Program Acquisition Unit Costs: dit begrip hanteert Defensie niet. Zie
ook het antwoord op eerdere vragen (zie Kamerstuk 26488, nr. 60 vraag 25
en 26) waarin wordt gerefereerd aan de “Program Acquisition Unit Cost
“ (PAUC) en de “Average Procurement Unit Cost” (APUC).

- Recurring Production Costs: variabele productiekosten die afhankelijk
zijn van het aantal te produceren vliegtuigen.

- Non-recurring Production Costs: vaste productiekosten, overwegend de
ontwikkelingskosten tijdens de productie, die onafhankelijk zijn van het
aantal te produceren vliegtuigen.

- Non-recurring Flyaway Costs: dit begrip hanteert Defensie niet.

- Calculated unit price: dit begrip hanteert Defensie niet.

- Total system price: dit begrip hanteert Defensie niet. 

- Airframe price: dit begrip hanteert Defensie niet.

- Stuksprijs  (en tevens de exacte Engelse equivalent): zie kale
stuksprijs.

- Gemiddelde stuksprijs (en tevens de exacte Engelse equivalent):
Average unit recurring flyaway costs: som van de kale stuksprijzen (zie
aldaar) gedeeld door het desbetreffende aantal vliegtuigen.

- Average unit recurring flyaway costs: som van de kale stuksprijzen
(zie aldaar) gedeeld door het desbetreffende aantal vliegtuigen.

- Average unit procurement costs: dit begrip hanteert Defensie niet. Zie
ook het antwoord op eerdere vragen (zie Kamerstuk 26488, nr. 60 vraag 25
en 26) waarin wordt gerefereerd aan de “Program Acquisition Unit
Cost“ (PAUC) en de “Average Procurement Unit Cost” (APUC).

- Then year US$: bedrag in dollars, uitgedrukt in lopende prijzen
(werkelijk te betalen bedragen).

- Current year US$: bedrag in dollars, uitgedrukt in het huidige
prijspeil.

Bijlage 2:

Tijdschema JSF

Tijdstip of periode	Heeft betrekking op



	2009





16 januari	Kabinetsbesluit contractondertekening JSF-testtoestellen
voorgelegd aan Tweede Kamer

1 april 	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer 

April 

Loop van 2009	Contractondertekening eerste JSF-testtoestel 

Uitspraak arbitrage business case



	2010	Kabinetsbesluit over vervanging F-16 en eerste batch



	Februari	Contractondertekening tweede JSF-testtoestel

1 april

Loop van 2010 

November	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Kabinetsbesluit en parlementaire behandeling 

Opdracht tot verwerving eerste twee JSF-productietoestellen. Onderdelen
van deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO van Long
Lead Items voor aflevering in 2014 (in het kader van LRIP)



2011





Maart 2011	Aanvang opleiding vliegers voor IOT&E 

1 april 	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer 

November 2011

November 2011	Levering eerste JSF-testtoestel

Opdracht tot verwerving vier JSF-productietoestellen. Onderdelen van
deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO van Long Lead
Items voor aflevering in 2015 (in het kader van LRIP)



2012





Februari	Contractondertekening twee JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2014 (in het kader van LRIP)

Februari 	Levering tweede JSF-testtoestel 

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

November	Opdracht tot verwerving negen JSF-productietoestellen.
Onderdelen van deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO
van Long Lead Items voor aflevering in 2016 (in het kader van LRIP)



2013





Februari	Contractondertekening vier JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2015 (in het kader van LRIP)

Februari

1 april	Aanvang spin up fase, gevolgd door hoofdprogramma IOT&E

Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

November	Opdracht tot verwerving tien JSF-productietoestellen.
Onderdelen van deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO
van Long Lead Items voor aflevering in 2017 (in het kader van Full Rate
Production)



2014





Februari	Contractondertekening negen JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2016 (in het kader van LRIP)

1 april

Medio 2014	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Voltooiing IOT&E

Loop van 2014

November

Einde 2014	Levering twee JSF-productietoestellen 

Opdracht tot verwerving tien JSF-productietoestellen. Onderdelen van
deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO van Long Lead
Items voor aflevering in 2018 (in het kader van Full Rate Production)

Einde SDD-fase, ‘Milestone C’



	2015	Aanvang ‘Full Rate Production’ (aflevering vanaf 2017)



	Februari	Contractondertekening tien JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2017 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2015	Levering vier JSF-productietoestellen

Loop van 2015

November	Uit dienst stellen twaalf F-16’s 

Opdracht tot verwerving tien JSF-productietoestellen. Onderdelen van
deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO van Long Lead
Items voor aflevering in 2019 (in het kader van Full Rate Production)



Medio dit decennium

	

Besluit over tweede batch JSF-aanschaf

2016





Februari	Contractondertekening tien JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2018 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2016	Levering negen JSF-productietoestellen

Loop van 2016	Uit dienst stellen twaalf F-16’s

Loop van 2016

November	‘Initial Operational Capability’ Nederlandse JSF’s 

Opdracht tot verwerving tien JSF-productietoestellen. Onderdelen van
deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO van Long Lead
Items voor aflevering in 2020 (in het kader van Full Rate Production)



2017





Februari	Contractondertekening tien JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2019 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2017	Levering tien JSF-productietoestellen

Loop van 2017	Uit dienst stellen twaalf F-16’s

November	Opdracht tot verwerving tien JSF-productietoestellen.
Onderdelen van deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO
van Long Lead Items voor aflevering in 2021 (in het kader van Full Rate
Production)



2018





Februari	Contractondertekening tien JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2020 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2018	Levering tien JSF-productietoestellen

Loop van 2018	Uit dienst stellen twaalf F-16’s

November	Opdracht tot verwerving tien JSF-productietoestellen.
Onderdelen van deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO
van Long Lead Items voor aflevering in 2022 (in het kader van Full Rate
Production)



2019





Februari	Contractondertekening tien JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2021 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2019	Levering tien JSF-productietoestellen

Loop van 2019	Uit dienst stellen twaalf F-16’s

November	Opdracht tot verwerving laatste acht JSF-productietoestellen.
Onderdelen van deze toestellen opgenomen in algemene bestelling door JPO
van Long Lead Items voor aflevering in 2023 (in het kader van Full Rate
Production)



2020





Februari	Contractondertekening tien JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2022 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2020	Levering tien JSF-productietoestellen

Loop van 2020	Uit dienst stellen twaalf F-16’s



2021





Februari	Contractondertekening laatste acht JSF-productietoestellen voor
aflevering in 2023 (in het kader van Full Rate Production)

1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2021	Levering tien JSF-productietoestellen

Loop van 2021	Uit dienst stellen laatste vijftien F-16’s



2022





1 april	Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2022	Levering tien JSF-productietoestellen



2023

1 april	

Jaarrapportage project Vervanging F-16 naar Tweede Kamer

Loop van 2023	Levering laatste acht JSF-productietoestellen



Bijlage 3: 

Overzicht van opdrachten in de JSF SDD-fase t/m 31 december 2008

Datum	Order	Nederlands

Bedrijf 	JSF

Aannemer

2002 - 2008	Airframe Wiring Harness	Stork / Fokker Elmo B.V. 	Lockheed
Martin

2002	Flight Movable doors	Stork Fokker AESP B.V.	Lockheed Martin

2002 - 2006	Laser Hole Drilling	NCLR	Pratt & Whitney

2002 - 2005	CTOL Nozzle Parts	Stork Fokker AESP B.V. 	Pratt & Whitney

2002 - 2006	SJE Windtunnel tests	NLR	BAe Systems

2002	Engine Wiring	Stork / Fokker Elmo B.V.	Hamilton Sundstrand 

2002	Hydraulic Motion System	Bosch Rexroth B.V.	Lockheed Martin

2002	Prognostic Health Management	Perot Systems Nederland B.V. / NLR
Lockheed Martin

2002 - 2008	Network Analyser	Dap Technology B.V.	Verschillende

2003 - 2006	Fuel System	RSP Technology B.V.	Honeywell

2003 - 2004	F136 Ph III Fancasings	DutchAero B.V. 	Rolls Royce

2003 - 2006	Boundary Scan Test Equipment	Jtag Technologies B.V.
Verschillende

2003	DAS Algoritmes	TNO	Northrop Grumman

2003	STOVL Nozzle Parts	Stork Fokker AESP B.V.	Pratt & Whitney

2003	Engine Components	Sulzer Eldim bv	Pratt & Whitney

2003	JSA Simulation 	TNO	Lockheed Martin

2003	Embedded Training	Dutch Space B.V.	Lockheed Martin

2003	Embedded Training	NLR	Koninklijke Luchtmacht

2003	Ondersteuning Klu	NLR / TNO	Koninklijke Luchtmacht

2003 - 2005	Inflight Opening Doors	Stork Fokker AESP B.V. 	Northrop
Grumman

2003	CTOL Arresting Gear	Stork SP Aerospace & Vehicle Systems B.V.
Northrop Grumman

2003	Fatigue Testbench	Moog FCS B.V.	Lockheed Martin

2003	Ground Support Equipment	Sun Electric Systems B.V.  	Lockheed
Martin

2003	Fatigue testbench	Moog FCS B.V.	BAe Systems

2003 - 2005	Cryogenic Coolers	Thales Cryogenics B.V.	Northrop Grumman

2003 - 2007	Internships	TU Delft	Lockheed Martin

2004 - 2005	Inlaat Windtunneltests	NLR	BAe Systems 

2004	Training System Support	DutchSpace B.V.	Lockheed Martin

2004	Tooling ContrSurf / Edges	Kleizen Industriële Vormgeving B.V.
Lockheed Martin

2004	Stage 1+2 HPC Blisks Ph III	DutchAero B.V.	General Electric

2004	F135 Shroud Segments	Sulzer Eldim bv	Pratt & Whitney

2004	Load Calibration Test	Moog FCS B.V.	Lockheed Martin

2004	MRIU Chassis	Eurocast B.V.	Aerea S.p.A.

2005	Shroud Assemblies	Sulzer Eldim bv	Pratt & Whitney

2005	Ground Support Equipment	Axxiflex Turbine Tools B.V. 	Lockheed
Martin

2005 - 2005	Compressor Stator Lock Assy	Sulzer Eldim bv	Pratt & Whitney

2005 - 2005	Front Bearing housing & compression	Atkins Nedtech BV	Rolls
Royce

2005 - 2006	Stage 1 & 2 LPC blisks / Fan Case Development	DutchAero B.V.
Rolls Royce

2005	Control Surfaces / Edges	Stork Fokker AESP B.V. 	Lockheed Martin

2005	Structural Parts	DutchAero B.V.	Lockheed Martin

2005 - 2006	Static Struct Sync Ring	Stork Fokker AESP B.V.	Pratt &
Whitney

2005	B1 A/C Tool design & manufacturing	Kleizen Industriële Vormgeving
B.V.	Lockheed Martin

2006 	Stage 1 & 2 HPC Blisks	DutchAero B.V.	General Electric

2006	Front Bearing House F136 Engine	Atkins Nedtech BV	Rolls Royce

2006 - 2006	B1 STOVL Tooling	Kleizen Industriële Vormgeving B.V.
Lockheed Martin

2006 - 2006	Contr. surfaces/Edges	Stork Fokker AESP B.V.	Lockheed Martin

2006 - 2006	Fan Case	DutchAero B.V. 	Rolls Royce

2006 - 2006	Fan Frame	DutchAero B.V. 	Rolls Royce

2006	Auxiliary Power Supply	Brookx Company B.V.	Northrop Grumman

2006 - 2006	Input Power Filter	Thales Nederland B.V.	Northrop Grumman

2006	MRIU Chassis	Eurocast B.V.	Smiths Aerospace

2006	CV Arresting Gear	Stork SP Aerospace & Vehicle Systems B.V.
Northrop Grumman

2006	Lift Fan Shaft Structure	Axxiflex Turbine Tools B.V.	Lockheed
Martin

2006	CDS Software 	DutchSpace B.V.	Pratt & Whitney

2007	Adapter, NLG Towing	Axxiflex Turbine Tools B.V.	Lockheed Martin

2007	Printed Antenna Boards	Thales Nederland B.V.	BAe Systems

2007	Structuurdelen	DutchAero B.V.	Lockheed Martin

2007	STOVL Axel Jack Adapter	Axxiflex Turbine Tools B.V.	Lockheed Martin

2007	Locking Adapter, NLG	Axxiflex Turbine Tools B.V.	Lockheed Martin

2007	Structural Parts	DutchAero B.V.	Lockheed Martin

2007	F136 Impellor	DutchAero B.V.	Avio S.p.A.

2007	Compressor Stator Lock Assy’s	Sulzer Eldim bv	Pratt & Whitney

2007	Front Bearing House 	Atkins Nedtech BV	Rolls Royce

2007	F-35 Embedded Training Simulator	NLR	Alion Consultancy / JPO

2007	CTOL Compression Tool	Stork SP Aerospace	Northrop Grumman

2007 - 2008	JSF Gun Pod	NLR	Terma

2008	Front Bearing House 	Atkins Nedtech BV	Rolls Royce

2008	Prognostic health management	Perot Systems Nederland B.V.	Lockheed
Martin

2008	FRIU PWB	Thales Nederland B.V.	GE Aviation

2008	CTOL Door Spring Damper	Stork SP Aerospace	Lockheed Martin

2008	F136 Cover Plates	DutchAero B.V.	Avio S.p.A.



Overzicht van JSF LRIP-opdrachten t/m 31 december 2008

2005	STOVL Weapon Bay Doors (LRIP LTA)	Stork Fokker AESP B.V.	Northrop
Grumman

2005	Inflight Opening Doors 

(LRIP LTA)	Stork Fokker AESP B.V.	Northrop Grumman

2006	Flaperons 

(LRIP MoU)	Stork Fokker AESP B.V.	Lockheed Martin

2006 - 2008	Airframe Wiring Harnesses 

(LRIP MoA)	Stork / Fokker Elmo B.V.	Lockheed Martin

2007 - 2008	Inflight Opening Doors 

(LRIP opdracht)	Stork Fokker AESP B.V.	Northrop Grumman

2008	Airframe Wiring

(LRIP opdracht)	Stork / Fokker Elmo B.V.	Lockheed Martin

2008	Edges 

(LRIP opdracht)	Stork Fokker AESP B.V.	Lockheed Martin

2008	CTOL Arresting Gear (LRIP opdracht)	Stork SP Aerospace	Northrop
Grumman

2008	Structural Parts

(LRIP opdracht)	DutchAero B.V.	Lockheed Martin

2008	Input Power Filter

(LRIP opdracht)	Thales Nederland B.V.	Northrop Grumman

2008	APSA 

(LRIP opdracht)	Brookx Company BV	Northrop Grumman



 Een korte beschrijving van de bestelsystematiek is opgenomen in
Kamerstuk 26 488 nr. 65 

 



Ministerie van Defensie



 PAGE   46 

 PAGE   32 







Aan	de Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal

Plein 2

2511 CR Den Haag 



Afschrift aan	de Voorzitter van de Eerste Kamer

der Staten-Generaal

Binnenhof 22

2513 AA Den Haag

 



 

 

 

 

 

   

Ministerie van Defensie



Postbus 20701

2500 ES Den Haag

Telefoon (070) 318 81 88

Fax (070) 318 78 88