[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanvullende vragen inzake het Uitvoeringsbesluit WTZi

Brief regering

Nummer: 2009D19688, datum: 2009-04-20, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z07579:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


> Retouradres Postbus 20350 2500 EJ  Den Haag

De Voorzitter van de Eerste Kamer

der Staten-Generaal

Postbus 20017

2500 EA  DEN HAAG

Datum	20 april 2009

Betreft	Aanvullende vragen inzake het Uitvoeringsbesluit

	WTZi

Geachte voorzitter,

In antwoord op de bovenvermelde brief waarin de leden van uw commissie
nadere vragen stellen ten aanzien van de wijziging van het
Uitvoeringsbesluit WTZi,  waarmee onder andere het bouwregime voor de
langdurige zorg is afgeschaft, bericht ik u graag als volgt. 

Allereerst stel ik het ten zeerste op prijs dat u geen bezwaren heeft
geuĂŻt tegen het in werking treden van het gewijzigde Uitvoeringsbesluit
WTZi. Aanbieders van zorg, hun brancheorganisaties en de Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) weten nu waar ze aan toe zijn. Zij kunnen op basis
van de nieuwe situatie respectievelijk plannen ontwikkelen voor de
toekomst en bekostigingsregels opstellen die de nieuwe omstandigheden
reflecteren.

Ik kom uiteraad tegemoet aan uw verzoek spoedig en inhoudelijk adequaat
de bij u nog levende vragen te beantwoorden en te reageren op door u
geleverd commentaar.

De Nederlandse Zorgautoriteit zal mij voor de zomer adviseren ten
aanzien van een minimale kapitaallastencomponent en mij bovendien
berichten uit welke componenten die is opgebouwd. Bovendien zal de NZa
mij op de hoogte stellen van een eerste verkenning van een
overgangsregeling. Op basis van die gegevens zal ik de beide Kamers der
Staten-Generaal een brief sturen. Ik zal daarover met de Tweede Kamer
nog vóór het zomerreces overleg voeren.

U vraagt mij mijn voorgenomen besluit om “af te zien” van de
instelling van een commissie van wijzen, die de boekwaardeproblemen van
individuele instellingen in specifieke situaties beoordeelt, te
heroverwegen. Ik begrijp uit de vraag dat u mijn eerdere antwoord heeft
gelezen als een definitief “nee” tegen een commissie van wijzen. In
mijn vorige brief en ook tijdens het overleg met de vaste commissie van
de Tweede Kamer heb ik naar voren willen brengen dat ik heb geleerd van
de gang van zaken bij de invoering van integrale tarieven en prijzen in
de cure. De commissie van wijzen die zich gebogen heeft over deze
problematiek in de cure heeft geen individuele gevallen beoordeeld, maar
geadviseerd dat er een goede overgangsregeling moet worden opgesteld. De
commissie stelde voor daarin een hardheidsclausule op te nemen.
Uiteindelijk, zo adviseerde de commissie, dient er voor de cure een
nadeel-compensatieregeling te worden opgesteld die kan worden gehanteerd
na afloop van de overgangsperiode/-regeling.

Ik heb het vorenstaande voor de sector van de langdurige zorg en de
geestelijke gezondheidszorg zo vertaald dat tegelijkertijd met de
introductie van de integrale tarieven in die sectoren, niet alleen een
gefaseerd invoeringstraject moet worden bewandeld, maar ook een
overgangsregeling van kracht moet zijn die er voor zorgt dat
instellingen op een verantwoorde manier van de oude situatie naar de
nieuwe situatie kunnen komen. In die overgangsregeling krijgt de
“boekwaardeproblematiek” sowieso een plaats. In de loop van dit jaar
wordt meer duidelijk over welke andere onderwerpen onderdeel uit zullen
gaan maken van een door de NZa op te stellen overgangsregeling. Van
nieuwe ontwikkelingen houd ik beide Kamers op de hoogte. Overigens ga ik
er vooralsnog van uit dat de NZa in staat zal zijn zelf uitvoering te
geven aan de overgangsregeling, aangezien die een rechtstreeks verband
heeft met het vaststellen van tarieven door de NZa ten behoeve van
individuele instellingen. Ik sluit – en dan kom ik terug op uw vraag
– niet uit dat in dat verband derden zullen worden ingeschakeld om de
situatie te beoordelen. 

Ik heb tijdens het overleg met de vaste commissie voor VWS van de Tweede
Kamer op 27 januari 2009 gemeld dat ik er vanuit ging dat het verplichte
leefwensenonderzoek zoals dat is vastgelegd in de huidige beleidsregels
WTZi, met het afschaffen van het bouwregime zou komen te vervallen. Ik
kom daar - mede op verzoek van uw commissie -  op  terug, zoals ik in
mijn brief van 19 maart 2009 aan uw commissie heb gemeld. De bestaande
beleidsregels op grond van de artikelen 4 en 13 van de Wet toelating
zorginstellingen (WTZi) worden zodanig aangepast dat
het leefwensenonderzoek, dat in de huidige beleidsregels WTZi een
verplicht toetsingsonderdeel is bij de beoordeling van toelatingen met
bouw, voortaan een beleidsregel is die te allen tijde van kracht is
ingeval van bouw en langdurig verblijf. De verplichting treedt in
werking op het moment dat de gewijzigde beleidsregels WTZi in de
Staatscourant worden gepubliceerd. Van terugwerkende kracht hoeft geen
sprake te zijn, omdat tot de inwerkingtreding van de nieuwe
beleidsregels de oude van kracht blijven en daarin is het
leefwensenonderzoek, zij het op andere titel, reeds opgenomen. Er
ontstaat met andere woorden geen regelloze periode.

De komende anderhalf jaar zal veel werk worden verricht om integrale
tarieven voor de langdurige zorg te kunnen introduceren in 2011. De
voortgang van die werkzaamheden kan door de beide Kamers worden gevolgd
aan de hand van aan hen te sturen berichten daaromtrent. Ik ga ervan uit
dat beide Kamers, ieder op de voor hen meest passende wijze, daarover
met mij in overleg treden. 

Hoogachtend,

de Staatssecretaris van Volksgezondheid,

Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker

Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  2 

Ons kenmerk

  bmkKenmerk  DLZ-CB-U-2924792 

Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  2 

Bezoekadres:

Parnassusplein 5

2511 VX  Den Haag

T	070 340 79 11

F	070 340 78 34

www.minvws.nl

Ons kenmerk

DLZ-CB-U-2924792

Bijlagen

-

Uw brief

31 maart 2009,

kenmerk 143063.02u 

Correspondentie uitsluitend richten aan het retouradres met vermelding
van de datum en het kenmerk van deze brief.