[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Reactie op het verzoek van de commissie inzake aandachtspunten naar aanleiding van werkbezoek innovatie/agrologistiek Noord-Holland

Bijlage

Nummer: 2009D20985, datum: 2009-04-27, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Aandachtspunten naar aanleiding van werkbezoek innovatie/agrologistiek Noord-Holland (2009D20984)

Preview document (🔗 origineel)


Inleiding

Op vrijdag 6 februari 2009 heeft de vaste Kamercommissie voor LNV een
werkbezoek gebracht aan de provincie Noord-Holland. Het thema van deze
dag was: ‘Noord-Holland agrologistiek op top-niveau’. Onder meer
werd het succesvolle agrologistieke pilotproject ‘Agriport A7’ in de
Wieringermeer bezocht. In dit nieuwe logistiek concept worden
glastuinbouw, opengronds-tuinbouw en logistiek gecombineerd. 

Tijdens het werkbezoek kwam een veelheid aan onderwerpen, naast het
thema agrologistiek, aan bod. De vaste Kamercommissie heeft mij gevraagd
te reageren op diverse aandachtspunten die zij mij met het schriftelijk
verzoek heeft doen toekomen. In deze brief zal ik dan ook langs de lijn
van een aantal hoofdonderwerpen ingaan op de vele vragen die zijn
voorgelegd. 

Natura 2000

Ik heb oog voor de belangen van de agrarische ondernemers in en om
Natura 2000-gebieden. In het beheerplan-proces worden de doelen uit de
aanwijzingsbesluiten in ruimte en tijd geconcretiseerd. Daarbij wordt
een balans gezocht tussen ecologische doelen en andere gebruiksfuncties,
zoals ruimte voor ondernemers. Het betreft maatwerk in elk gebied. Grote
betrokkenheid van de agrarische vertegenwoordiging in dat proces is
essentieel.

Laag Holland is een van de kerngebieden voor weidevogels. Uniek in dit
gebied is dat weidevogels en moerasachtige vogels (roerdompen,
ganzen) samen voorkomen in een open landschap. Ze maken grotendeels
gebruik van dezelfde habitats. Verbetering van die habitats (hierbij
speelt de koe in beheer ook een rol) is gunstig voor beide groepen. Het
is dus niet zo dat de één het moet afleggen tegen de ander, ecologisch
niet en dus juridisch ook niet.  

Op dit moment is Rijkswaterstaat als voortouwnemer druk met het
opstellen van het beheerplan. In het proces van het beheerplan wordt
zowel bestaand gebruik als mogelijk toekomstig gebruik beoordeeld op
mogelijke effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Het is niet bij
voorbaat gezegd dat deze afweging in het nadeel van duurzame energie zal
uitvallen. Anderzijds is het wel noodzakelijk bij het kiezen van de
mogelijke locatie rekening te houden met de Natura 2000-doelstellingen.

 

Het is altijd goed om op de meest energie-efficiënte plaats over te
gaan tot het produceren van duurzame energie. Bij de afweging welke
locatie het best geschikt is dienen echter ook andere belangen en
kwaliteiten in ogenschouw genomen te worden. Naast de belangen vanuit de
Natura 2000-doelstellingen denk ik hierbij ook aan de landschappelijke
inpassingsmogelijkheden.

Het aanpassen van instandhoudingsdoelen kan alleen op basis van een
ecologische onderbouwing.  

Ik streef naar een goede balans tussen ecologie en economie. De
commissie Trojan laat zien dat die balans niet gevonden wordt in
generieke uitspraken over wat wel en niet kan, maar wel door dit per
geval met gebiedsgericht maatwerk te bekijken. Daar zit de ruimte voor
natuurontwikkeling èn voor bedrijfsontwikkeling. 

Het GLB biedt goede mogelijkheden om op maatschappelijke doelen,
waaronder duurzaam beheer van het landschap, in te zetten: via artikel
68 kunnen in bepaalde gebieden specifieke nadelen voor agrariërs
vergoed worden; mogelijk biedt dit ook kansen voor landschap. Ook het
POP biedt door voeding van extra modulatie (waartoe in het kader van de
health check is besloten) mogelijkheden voor landschap. Het gaat dan
bijvoorbeeld om maatregelen ten behoeve van biodiversiteit in relatie
tot landschap, waarop sterker zou kunnen worden ingezet. 

Over de mogelijkheden en toedeling van deze extra modulatie zal nog
binnen het kabinet moeten worden besloten, ook zal dit punt met de
provincies worden besproken. 

Duurzame (Glas)tuinbouwsector

In de ambitie om onafhankelijk te worden van fossiele energie ben ik met
de tuinbouwsector een omvangrijk innovatie- en investeringsprogramma
overeengekomen. We zitten nog middenin dit programma en er zijn veel
middelen beschikbaar om de transitie de komende jaren voort te zetten.
Tot en met 2011 is nog € 147 mln. beschikbaar voor de
energietransitie. Daarnaast wil ik niet onvermeld laten dat de verlaagde
energiebelasting is verlengd tot en met 2010. Dit levert de sector een
besparing op van circa € 150 mln. op jaarbasis. Daar bovenop is het
afgelopen jaar                    € 33 mln. beschikbaar gekomen voor
de herstructurering van de Greenports en € 22 mln. voor de inrichting
en herstructurering van Klavertje 4 in Venlo. 

Verder wil ik u verwijzen naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 13
november 2008 (kenmerk TRCDL/2008/2868). Hierin wordt een pakket van
maatregelen nader gespecificeerd.

Ik ben verheugd dat het principe van de emissieloze kas inmiddels in de
praktijk uitgetest wordt. Mijn hoop en verwachting is dat door dit
praktijkonderzoek de emissieloze kas op redelijk korte termijn
grootschalig in de praktijk toepasbaar zal zijn. Wanneer de Nederlandse
glastuinbouw veel eerder dan in 2027 – verplichting volgens
Kaderrichtlijn Water – in staat zal zijn emissieloos te produceren,
zal dat zeker ook de concurrentiepositie versterken.

Ten aanzien van het beleid rond verspreid glas kan ik het volgende
mededelen. Door een werkgroep gevormd door het Rijk (VROM en LNV),
provincies, gemeenten, LTO en SNM wordt momenteel bekeken welk
instrumentarium nodig is om in een aantal prioritaire gebieden tot
actieve sanering van verspreid glas over te gaan. Lopende deze
verkenning kan ik niet aangeven welke instrumenten dat exact zullen
zijn. Wel is zeker dat een “instrumentenmix” nodig zal zijn.

Ik ondersteun initiatieven die genomen zijn om veelbelovende projecten
op te zetten. Een goed voorbeeld daarbij is de kassenklas in Zwaagdijk.
De inhoudelijke aanpak van de kassenklas in Zwaagdijk verdient lof. Voor
de financiële kant wil ik wijzen op de regeling Praktijkleren. Deze
regeling maakt het mogelijk een investeringssubsidie te geven aan
initiatieven in samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven om nieuwe
mogelijkheden voor praktijkleren tot stand te brengen. Na deze
investeringsimpuls moet de nieuwe voorziening zichzelf in stand kunnen
houden. De groene onderwijsinstellingen krijgen echter wel middelen om
praktijkleren bij zulke voorzieningen in te kopen. 	

Wageningen UR fungeert als strategische kennispartner van LNV. Ook
andere departementen hebben kennispartners, zoals het RIVM voor VWS, en
het Energie Centrum Petten voor EZ. Binnen mijn departement is er de
mogelijkheid om naast opdrachtverlening aan WUR-DLO andere
kennisaanbieders in te schakelen. Ik maak daar gebruik van, indien ik
van mening ben dat een andere instelling meerwaarde heeft ten opzichte
van uitvoering door DLO. Vooralsnog zie ik geen meerwaarde in
uitbesteding van onderzoek bij proeftuin Zwaagdijk.

Met de groei van Agriport A7 en het Grootslag en een sterke
zaadindustrie in West-Friesland is een goede Oost-West verbinding van
groot belang. Het hiertoe opwaarderen dan wel gedeeltelijk verleggen van
de provinciale Westfrisiaweg tracé acht ik echter primair een rol van
de provincie.

Aquacultuur

Innovatie is reeds enkele jaren een speerpunt bij de verduurzaming van
de visserij. Daarbij kunnen ook algen bijdragen aan een duurzame
visteelt.                                                               
     

Vrijwillig gestopte vissers die overstappen op aquacultuur zorgen voor
de instandhouding van de oude visserijgemeenschappen en houden hiermee
ook de Nederlandse draaischijf van de vishandel in stand. Specifiek voor
de visserij en aquacultuur is er in het kader van de Europese
Visserijfondsen geld beschikbaar voor innovaties (zie
www.visserijinnovatieplatform.nl).

De belastingtarieven voor de visserij en aquacultuur zijn aan elkaar
gelijk. Binnen de belastingheffing wordt er dan ook geen verschil
gemaakt tussen bedrijfstakken als visserij en aquacultuur. Het
verschuldigde bedrag aan belasting over de winst is wel afhankelijk van
bijvoorbeeld de rechtsvorm van een onderneming en de hoogte van de
fiscale winst. 

Indien sprake is van overheidsingrijpen, waaronder wordt begrepen de
bij algemene maatregel van bestuur aangewezen communautaire of nationale
regelgeving die leidt tot herstructurering van een bedrijfstak, geldt
een regeling die het mogelijk maakt om de winst die wordt behaald bij de
vervreemding van een bedrijfsmiddel te reserveren, mits er sprake is van
een herinvesterings-voornemen. Hierdoor kan de opbrengst van het
bedrijfsmiddel volledig worden aangewend voor de herinvestering, omdat
er nu geen belastingheffing over de behaalde winst plaatsvindt.

Indien sprake is van overheidsingrijpen behoeft niet te worden voldaan
aan de eis dat het vervreemde en het aangeschafte of voortgebrachte
bedrijfsmiddel dezelfde economische functie moeten hebben. Het maakt dus
niet uit wat voor bedrijfsmiddel wordt aangeschaft. 

Wel moet de herinvestering in principe plaatsvinden binnen drie jaar na
afloop van het boekjaar.

Administratieve lasten en kwekersrecht

Vermindering van administratieve lasten, ook op het gebied van
fytosanitair, heeft mijn grote aandacht. Ik zou in overleg met de
betrokken sector voortdurend naar mogelijkheden om de lasten te
verminderen. Voor vaststelling van de hoogte van de tarieven voor
inspecties ligt de primaire verantwoordelijkheid bij de
Keuringsdiensten. Uitgangspunt hierbij is kostendekkendheid. 

Nederland heeft geen mogelijkheden om landen ertoe te brengen een
systeem voor bescherming van intellectuele eigendommen op te zetten
(voor plantenrassen is dit het kwekersrechtsysteem).

Wel wordt in veel buitenlandse contacten vanuit het ministerie het
belang van een goed kwekersrechtsysteem benadrukt. Alleen als een land
beschikt over een goed systeem voor bescherming van nieuwe rassen zijn
Nederlandse bedrijven bereid om moderne rassen naar die landen te
exporteren.

 

 PAGE   3 

 PAGE   3 

 PAGE   3 /  NUMPAGES  3