[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Nader Rapport bij de 4e Nota van wijziging inzake wijziging van de Invorderingswet 1990 en enkele andere wetten (Fiscaal stimuleringspakket en overige fiscale maatregelen) (31301)

Bijlage

Nummer: 2009D21525, datum: 2009-04-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Bijlage bij: Advies Raad van State en nader rapport (2009D21524)

Preview document (šŸ”— origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 april
2009, no. 09.001053, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde ontwerp rechtstreeks aan mij te doen
toekomen. Dit advies, gedateerd 22 april 2009, no. W06.09.0124/III, bied
ik U hierbij aan.

Het kabinet is de Raad erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het
advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. 

Naar aanleiding van het advies merk ik het volgende op.

1. Meeliften

De Raad merkt in zijn advies op dat het meeliften van het fiscaal
stimuleringspakket afbreuk doet aan een ordentelijk wetgevingsproces, nu
gebruik gemaakt wordt van een toevallig aanhangig zijnd wetsvoorstel van
geheel andere aard. In de kern geeft de Raad aan dat meeliften met
wetsvoorstellen druk op de besluitvorming legt, die alleen aanvaardbaar
is indien de samenhang van de verschillende maatregelen mede het
karakter van het wetsvoorstel bepaalt.

Het kabinet wil voorop stellen, dat het met de Raad van mening is dat
met het gebruik van het instrument van de nota van wijziging een zekere
terughoudendheid in acht moet worden genomen. Ook ondersteunt het
kabinet het betoog van de Raad dat ten behoeve van het ordentelijk
uitvoeren van de wetgevende taak door de Tweede en de Eerste Kamer der
Staten-Generaal druk op de besluitvorming normaliter vermeden zou moeten
worden. In dat opzicht steunt het kabinet het standpunt van de Raad ten
volle. Het is nu juist de bijzonderheid van de situatie waardoor het
kabinet zich gedwongen voelde te kiezen voor deze werkwijze. Zoals in de
toelichting op de vierde nota van wijziging en ook in het advies van de
Raad is opgemerkt, heeft het kabinet het in dit specifieke geval
noodzakelijk geacht gebruik te maken van het instrument van de nota van
wijziging. In de eerste plaats gaat het om fiscale maatregelen die
beogen de economie zo spoedig mogelijk te stimuleren. Hierbij moet het
bijzondere karakter van de situatie en de intensiteit van de huidige
economische crisis niet buiten beschouwing gelaten worden. Het
stimulerende effect op de economie kan geen vertraging dulden en
belastingplichtigen dient in dat kader zo snel mogelijk zekerheid
geboden te worden over de aard van de stimulering, zodat zij daar ook
gebruik van kunnen maken. In de tweede plaats gaat de Raad in zijn
advies voorbij aan de aard van de drie fiscale maatregelen, namelijk hun
begunstigende werking. Bovendien wordt opgemerkt, dat het kabinet over
de achtergrond en de keuzes van het stimuleringspakket uitgebreid met de
Tweede Kamer van gedachten heeft gewisseld in een plenair debat op 26
maart 2009. Voorts acht het kabinet duidelijkheid over de strekking van
de voorgestelde maatregelen voor parlement en belastingplichtigen van
het allergrootste belang. Het is zich ervan bewust dat met het in
wetgeving omzetten van de fiscale stimuleringsmaatregelen in zoverre een
spanningsveld wordt betreden dat enerzijds het stimuleringspakket
maatregelen bevat die deels met terugwerkende kracht in werking zouden
moeten treden en waarmee een snelle bekendheid bij belastingplichtigen
gediend is, terwijl anderzijds beide Kamers der Staten-Generaal ten
volle hun wetgevende taak moeten kunnen uitoefenen. Het kabinet heeft de
ogen voor dit spanningsveld niet willen sluiten en juist om deze
spanning op te heffen bij het omzetten van de voorstellen in wetgeving
getracht de grootst mogelijke voortvarendheid aan de dag te leggen. Ook
de Tweede Kamer voert ten volle haar wetgevende taken uit en heeft
besloten naar aanleiding van het indienen van de vierde nota van
wijziging een verslag uit te brengen waarop het kabinet op korte termijn
zal reageren.

De Raad vindt de motivering waarmee het kabinet zijn keuze onderbouwt,
ontoereikend. De Raad licht evenwel niet toe waarom hij deze motivering
ontoereikend acht. Daarbij brengt het kabinet nog eens in herinnering,
dat de voorgestelde wijzigingen ieder voor zich niet ingrijpend zijn,
maar de uitbouw van twee bestaande instrumenten en een tariefsverlaging
naar nul betreffen. Mede gelet op de situatie waarin de Nederlandse
economie zich bevindt, op het hierboven geschetste begunstigende
karakter van de drie maatregelen en op het feit dat over de keuzes van
het kabinet reeds eerder een plenair debat met de Tweede Kamer heeft
plaatsgevonden, heeft het kabinet gemeend dat een snelle besluitvorming
in dit uitzonderlijke geval aanvaardbaar moet worden geacht. Voorts
hecht het kabinet eraan op te merken, dat bij de vormgeving van de
vierde nota van wijziging juist terdege aandacht is besteed aan de
samenhang van de verschillende maatregelen. Zo is ervoor gekozen de
fiscale maatregelen binnen het raamwerk van (in behandeling zijnde)
fiscale wetgeving aan de Kamer aan te bieden en bijvoorbeeld niet in een
(in behandeling zijnde, dan wel nieuw voor te stellen) wettelijk
raamwerk waarin ook niet-fiscale maatregelen zijn opgenomen. 

Eveneens heeft het kabinet zich zoals reeds eerder opgemerkt juist
vanwege de samenhang beperkt tot de maatregelen die op zeer korte
termijn en deels met terugwerkende kracht in werking dienen te treden.
De overige fiscale maatregelen uit het stimuleringspakket worden in
andere wetsvoorstellen opgenomen, zoals het Belastingplan 2010. Op deze
wijze is aandacht geschonken aan de samenhang van de verschillende
maatregelen en heeft het kabinet getracht de druk op de besluitvorming
juist tot een minimum te beperken. De Raad heeft deze overwegingen van
het kabinet, die grotendeels ook terug te vinden zijn in de toelichting
op de vierde nota van wijziging, niet in zijn advies betrokken.

Het splitsen van het voorstel van wet in drie onderdelen zou grote
afbreuk doen aan de voortvarendheid waarmee het kabinet heeft willen
handelen, terwijl een dergelijk splitsen naar de mening van het kabinet
in dit stadium een ordentelijk wetgevingsproces in het geheel niet ten
goede zou komen. Het kabinet heeft dit deel van het advies van de Raad
om deze redenen dan ook niet overgenomen.

2. Vliegbelasting

Adressant en beoogde effecten stimuleringsmaatregel

De Raad adviseert om in een toelichting aandacht te geven aan de
adressant van de verlaging van de tarieven van de vliegbelasting naar
nul en om de beoogde effecten van deze stimuleringsmaatregel te
omschrijven. Ik geef daaraan graag gevolg.

De adressanten van de maatregel zijn zowel de vijf Nederlandse
luchthavens die belastingplichtig zijn voor de vliegbelasting, als de
betrokken luchtvaartmaatschappijen en ondernemers in de reissector. Het
op nul stellen van de tarieven van de vliegbelasting werkt rechtstreeks
door als een verlaging van het prijsniveau van deze ondernemers. Daarmee
kunnen zij hun diensten goedkoper aan consumenten aanbieden, hetgeen de
bedrijfsactiviteiten kan stimuleren. De maatregel is dus gericht op
ondernemers in de reis- en luchtvaartsector, die sterk de gevolgen van
de economische crisis ondervinden. Voor consumenten die gebruik maken
van de diensten van deze ondernemers kan de maatregel uiteraard leiden
tot een prijsvoordeel.

Wat betreft de beoogde effecten kan worden voortgebouwd op het bij de
behandeling van het Belastingplan 2008 met de Tweede Kamer gedeelde
effectenonderzoek van Significance uit 2007 en de second opinion die het
CPB in 2007 maakte bij deze studie. Voor de gekozen variant van de
vliegbelasting was sprake van een modelmatig voor 2011 berekende
vraaguitval op Schiphol van zoā€™n 8 Ć  10%. Op basis van de
internationaal gebruikte kengetallen was daarmee het kortetermijneffect
op de werkgelegenheid zoā€™n 5 000 arbeidsplaatsen op en nabij de
luchthaven. Voor de regionale luchthavens was sprake van een verwachte
vraaguitval van zoā€™n 11 Ć  13%. Bij het op nul stellen van de tarieven
is modelmatig te verwachten dat bij overigens gelijkblijvende
omstandigheden de omgekeerde effecten zich zouden voordoen. Daarbij
wordt voor ondernemers in de Nederlandse luchtvaart- en reissector een
prijsverhogende factor weggenomen die in een tijd van alom teruglopende
passagiers- en vrachtvolumes de bedrijfsresultaten verder onder druk kan
zetten, terwijl deze factor geen rol speelt bij de bedrijfsvoering van
vergelijkbare ondernemingen in de ons omringende landen.

Termijn

De Raad adviseert om de maatregel inzake het op nul stellen van de
tarieven van de vliegbelasting een tijdelijk karakter te geven. Gelet op
het feit dat de afschaffing van de belasting in het kader van het
Belastingplan 2010 aan de orde zal komen, is aan dit advies geen gehoor
gegeven. Ik wijs er daarbij op dat de Raad ook aangeeft zich voor te
behouden om bij het Belastingplan 2010 terug te komen op de voorstellen
voor zover zij een structureel karakter hebben, hetgeen in het bijzonder
geldt voor de beƫindiging van de vliegbelasting.

Voorwaardelijke verlaging

De Raad adviseert verder de concrete eisen toe te lichten die aan
luchthaven Schiphol worden gesteld, alsmede de positie daarbij van
andere exploitanten van luchthavens dan Schiphol, die afhankelijk zijn
van de inzet van Schiphol.

De luchthaven Schiphol heeft inmiddels aangegeven dat in 2009 een aantal
maatregelen wordt doorgevoerd dat resulteert in een verwachte
kostenreductie van zoā€™n ā‚¬ 44 miljoen op jaarbasis. Daarbij heeft de
luchthaven aangegeven geen kans te zien de volledige kostenreductie al
in 2009 te vertalen in aanvullende tariefsverlagingen, gezien de daling
van de inkomsten van de luchthaven als gevolg van de afgenomen vraag in
zowel het passagiers- als het luchtvrachtsegment. Het kabinet gaat er
vanuit met luchthaven Schiphol de afspraak te kunnen maken om de
kostenstructurering verder tot uitdrukking te brengen in de
luchthaventarieven, zodra daarvoor bedrijfseconomisch weer ruimte
bestaat. Alsdan zou naar het oordeel van het kabinet in voldoende mate
worden voldaan aan de voorwaarde van verdere kostenstructurering om de
vliegbelasting per 1Ā juli 2009 op nul te kunnen stellen. 

De voorwaarde van kostenstructurering is alleen gesteld voor de
luchthaven Schiphol. Naar het oordeel van het kabinet is het niet
opportuun vergelijkbare eisen te stellen voor de regionale luchthavens
in Nederland. Hoewel er van de regionale luchthavens dus geen inzet op
dit punt wordt gevraagd, geldt de voorgestelde verlaging naar nul van de
tarieven van de vliegbelasting mede voor deze luchthavens. Daar staat
tegenover dat de exploitanten van deze luchthavens voor de verlaging van
de tarieven van de vliegbelasting dus afhankelijk zijn van het resultaat
van het overleg met de luchthaven Schiphol.

Administratieve lasten

De Raad adviseert voorts om de in de toelichting bij de vierde nota van
wijziging gestelde administratieve lastenverlichting van ā‚¬Ā 1 miljoen
toe te lichten, nu het voorstel niet ziet op de administratieve
verplichtingen en de aangifteplicht van de vliegbelasting. Dit punt kan
als volgt worden toegelicht.

De exploitanten van vijf Nederlandse luchthavens zijn belastingplichtig
voor de vliegbelasting. Zij voldoen de verschuldigde vliegbelasting op
aangifte. Ook wanneer de belasting op nihil staat blijven ze formeel
verplicht aangifte te doen, al behoeft er bij de aangifte geen belasting
meer te worden betaald. De Belastingdienst acht het echter niet nodig
dat zij in die situatie daadwerkelijk aan de aangifteplicht blijven
voldoen. Het gaat te ver om van deze zeer beperkte groep bij de
Belastingdienst bekende belastingplichtigen te verlangen dat zij
nihilaangiftes zonder enige fiscale implicatie indienen. Met de
betrokken exploitanten zal daarom worden afgesproken dat zij voor de
periode dat de tarieven van de vliegbelasting op nul zijn gesteld niet
behoeven te voldoen aan de aangifteplicht en de administratieve
verplichtingen van de vliegbelasting. Met het op nul stellen van de
tarieven vervallen dus ook de met de vliegbelasting samenhangende
administratieve lasten van circa ā‚¬Ā 1 miljoen.

3. Overige kanttekeningen

Bestaande woonhuizen

De Raad adviseert de uitbreiding van de energie-investeringsaftrek aan
te vullen met een definitie van ā€œbestaand woonhuisā€. Het
wetsvoorstel is op dit punt verduidelijkt bij de vijfde nota van
wijziging. Het bij vierde nota van wijziging toegevoegde vijfde lid is
aangevuld met een definitie van bestaand woonhuis, namelijk ā€œeen
woonhuis dat gereed is en geschikt is voor gebruikā€. Hiermee wordt
aangesloten bij de terminologie in de Woningwet en worden woonhuizen die
nog in de bouwfase verkeren uitgesloten van de uitbreiding van de
energie-investeringsaftrek. Of sprake is van een bestaand woonhuis wordt
beoordeeld op het tijdstip van investeren zoals gedefinieerd in artikel
3.43, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Met betrekking tot de redactionele kanttekening die de Raad in
overweging geeft in zijn advies, merk ik op dat deze is opgenomen in de
vijfde nota van wijziging bij het bovenvermeld wetsvoorstel. 

Ik moge U verzoeken in te stemmen met toezending van het nader rapport
op de vierde nota van wijziging aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Staatssecretaris van Financiƫn,

Directie Algemene Fiscale Politiek



Ons kenmerk

AFP/2009/265 U







	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  5  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5 



Directie Algemene Fiscale Politiek 

Korte Voorhout 7

2511 CW  Den Haag

Postbus 20201

2500 EE  Den Haag 

  HYPERLINK "http://www.minfin.nl"  www.minfin.nl 

Inlichtingen

dhr. mr. drs.Ā S.W.F.H. Bruinsma 

T	070-3427303

F	070-3427989

s.w.f.h.bruinsma@minfin.nl



Ons kenmerk

AFP/2009/ U265

Uw brief (kenmerk)

Bijlagen

> Retouradres Postbus 20201 2500 EE  Den Haag

Aan de Koningin



Datum	29 april 2009

Betreft	Nader rapport betreffende het ontwerp voor een vierde nota van
wijziging bij het voorstel van wet tot wijziging van de Invorderingswet
1990 en enkele andere wetten (Fiscaal stimuleringspakket en overige
fiscale maatregelen).



	Pagina   PAGE   \* MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  5