Verslag van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 9 maart 2009
Bijlage
Nummer: 2009D25170, datum: 2009-05-25, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag van de Raad WSBVC van 9 maart en de geannoteerde agenda bij de Raad WSBVC van 8 en 9 juni (2009D25165)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage II: Verslag van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal beleid op 9 maart 2009 De vergadering werd voorgezeten door de Tsjechische minister, de heer Petr Necas. Aanwezig waren vertegenwoordigers van de 27 EU Lidstaten. De Europese Commissie werd vertegenwoordigd door Commissaris Vladimir Špidla. Tevens waren de voorzitters van het Werkgelegenheidcomité en het Sociaal Beschermingscomité aanwezig. 1. Voorbereiding van de Voorjaarsraad De Raad hield tegen de achtergrond van de financieel-economische crisis aan de hand van vragen van het Voorzitterschap een debat over de inbreng van de Raad WSB voor de Voorjaarsraad. Het Voorzitterschap drong erop aan vast te houden aan de Lissabon- strategie omdat juist de meer flexibele economieën nu goed gepositioneerd zouden zijn om de crisis te doorstaan. Ook riep hij op om elke vorm van protectionisme te vermijden en om de roep te weerstaan om bedrijven die al langere tijd niet meer mee kunnen komen in de globale concurrentieslag nu met overheidsgeld overeind te houden. Commissaris Spidla stelde dat de crisis ernstig is maar dat de EU gezamenlijk de crisis te boven kan komen. Hij gaf aan dat uit analyses van de Commissie blijkt dat er in 2009 3,6 miljoen banen verloren zullen gaan en in 2010 1,1 miljoen banen. De werkloosheid zal daarbij oplopen van 7% in 2008 naar 8,7% en 9,5% in respectievelijk 2009 en 2010. Hij riep de EU en lidstaten op te focussen op drie speerpunten: 1. behoud van mensen in of nabij hun baan door onder meer werktijdverkorting of tijdelijke scholing; 2. verzachten van de gevolgen van de crisis voor groepen die getroffen worden zoals oudere werknemers, jongeren maar ook vrouwen. Ook dienen de gevolgen van de ontwikkelingen op de financiële markten voor gepensioneerden zo mogelijk verzacht te worden; 3. met de vele initiatieven die lidstaten nu op nationaal niveau nemen wordt een goede coördinatie op EU- niveau steeds belangrijker. Protectionistische reflexen dienen te worden voorkomen omdat het verleden keer op keer bewezen heeft dat deze destructief uitwerken. De EU dient de verdere vervolmaking van de interne markt versneld ter hand te nemen en daarnaast dient snel een akkoord bereikt te worden over de herziening van het Europees Sociaal Fonds en het Globaliseringsfonds, aldus Commissaris Spidla. Commissaris Spidla gaf tot slot aan uit te zien naar de aparte Top Werkgelegenheidsbeleid in mei en gaf aan dat het van groot belang is om de sociale partners en andere stakeholders actief bij de organisatie van de Top te betrekken. De voorzitter van het Werkgelegenheidscomité gaf aan dat sprake is van een zeer snelle verdieping van de crisis. Hij sprak van een atypische recessie omdat naast jongeren ook andere groepen op de arbeidsmarkt nu al geraakt worden en omdat de crisis niet enkel zwakke maar ook gezonde bedrijven in problemen brengt. Tot slot waarschuwde hij de lidstaten om oude fouten te herhalen zoals het vervroegd pensioneren van oudere werknemers. De voorzitter van het Sociaal Beschermingscomité toonde zich bezorgd over de druk op sociale beschermingssystemen in veel lidstaten en over de klappen die pensioensystemen te verwerken krijgen. In het debat riep een groot aantal lidstaten op om ondanks de huidige crisis en de focus op oplossingen op korte termijn, de middellange termijn hervormingen waaraan de lidstaten zich in het kader van de Lissabon- strategie hebben gecommitteerd, niet uit het oog te verliezen. Van deze middellange termijn hervormingen werd vooral het belang van een inzet op flexicurity beleid breed benadrukt. Ook het tegengaan van protectionisme en het juist vervolmaken van de interne markt, werd door veel lidstaten aangemerkt als een belangrijk vereiste voor behoud en creatie van banen. Daarnaast werd door een paar lidstaten ook om aandacht voor de lange termijn houdbaarheid van de overheidsfinanciën gevraagd. Meerdere lidstaten benadrukten het belang van het alvast vooruitkijken over de economische cyclus heen. Na economisch herstel kunnen als gevolg van de vergrijzing al snel weer arbeidsmarkttekorten optreden. Ook zal een overgang naar een groene economie vragen om nieuwe vaardigheden waar nu met (her)scholing alvast op kan worden ingespeeld. Lidstaten gingen ook kort in op hun korte termijn maatregelen om de crisis te beteugelen. Veel lidstaten benadrukten hierbij het belang van het mensen in hun baan of nabij de arbeidsmarkt te houden bijvoorbeeld door tijdelijke scholing. Enkele lidstaten gaven aan dat de sociale aspecten van de crisis evenveel aandacht moeten krijgen als de werkgelegenheidsaspecten en dat hier even snel en doortastend op moet worden gereageerd als op het voorkomen van de financiële crisis. Er werd opgeroepen om tijdens de bijzondere Werkgelegenheidstop in mei naast aandacht voor werkgelegenheid evenveel aandacht aan de sociale aspecten te besteden. Tot slot riep een aantal lidstaten op tot een spoedig akkoord over de wijzigingsvoorstellen voor het ESF waarmee de aanvraagprocedure versneld en vereenvoudigd zal worden. Commissaris Spidla toonde zich verheugd over de grote mate van consensus onder de lidstaten. Hij stelde dat lidstaten en de Commissie het er over eens zijn dat er een goed evenwicht nodig is tussen enerzijds korte en middellange termijn maatregelen en anderzijds tussen werkgelegenheid- en sociaal beleid. Het Voorzitterschap sloot zich hierbij aan en concludeerde dat een akkoord werd bereikt over de inzet voor de Voorjaarsraad. 2. Europees Globaliseringsfonds (voortgangsverslag en openbare beraadslaging) Het Voorzitterschap gaf aan, met het oog op de huidige economische situatie, uit te zijn op een akkoord in eerste lezing over het Globaliseringsfonds dat mede bedoeld is om mensen die als gevolg van de crisis hun baan verliezen, bij te staan. Tijdens het (informele) lunchoverleg presenteerde het Voorzitterschap onaangekondigd (mondeling) een compromisvoorstel. Kern van het voorstel is dat het Commissievoorstel voor de herziening van de Verordening grotendeels wordt gevolgd (met daarin de horizonbepaling op de uitbreiding van de reikwijdte van het fonds) maar dat in afwijking van dit voorstel wijzigingen worden overgenomen uit een eerder gepresenteerd compromisvoorstel van het Voorzitterschap, met als belangrijk element dat de mate van cofinanciering gehandhaafd blijft op maximaal 50% (gelijk de bestaande Verordening). Commissaris Spidla drong, gezien de huidige crisis aan op een eerste lezing akkoord en gaf aan dat de Commissie het compromis van het Voorzitterschap kan steunen. In het debat gaf een tiental lidstaten aan vast te houden aan een cofinanciering van 75%. Tevens werd door een enkele gevraagd om verlenging van de horizonbepaling voor aanwending van het Fonds als crisisinterventie-instrument met een jaar (tot eind 2011 in plaats van eind 2010). Daarentegen stelden andere lidstaten eventueel het compromis van het Voorzitterschap om de cofinanciering op 50% te handhaven, te kunnen steunen. Het Voorzitterschap sloot af met de opmerking dat na de stemming op 31 maart in de EP EMPL commissie, de onderhandelingen met het Parlement, begin april, direct zullen worden ingezet. 3. Nieuw Vaardigheden voor nieuwe banen (raadsconclusies) De ontwerp Raadsconclusies zijn unaniem aangenomen. Commissaris Spidla sprak steun uit voor de Raadsconclusies en stelde dat het verhogen van het niveau van scholing van de beroepsbevolking mensen een steviger arbeidsmarktpositie geeft. Tegelijk kan een beter geschoolde beroepsbevolking sneller inspelen op nieuwe technologieën. Commissaris Spidla riep op ook tijdens de crisis de aandacht voor scholing centraal te laten staan en de sociale partners nauw bij scholingsinitiatieven te betrekken. 4. Beroeps- en geografische mobiliteit van de beroepsbevolking en het vrije verkeer van werknemers binnen de EU (raadsconclusies) De ontwerp Raadsconclusies zijn unaniem aangenomen. Het Voorzitterschap verwelkomde de Raadsconclusies en wees erop dat vrije verkeer van werknemers een fundamentele vrijheid is binnen de EU. Hij stelde dat vrij verkeer bijdraagt aan een betere concurrentiepositie voor de EU als geheel en ook aan het voorkomen van xenofobie. Commissaris Spidla sloot zich bij deze woorden aan en wees erop dat vrij verkeer ook in de huidige crisis belangrijk is omdat het mensen in staat stelt werk te zoeken in regio’s waar een kans op een baan zich voordoet. 5. Zwangerschapverlof (beleidsdebat) Commissaris Spidla benadrukte de noodzaak van een dubbele rechtsbasis: aan dit onderwerp zitten zowel aspecten van veiligheid en gezondheid van moeder en kind als aspecten gelijke behandeling tussen mannen en vrouwen. Het voorstel om het verlof te verlengen van 14 naar 18 weken is gebaseerd op aanbevelingen van de ILO en de WHO. Op dit moment kennen 11 lidstaten een verlof van meer dan 18 weken en in deze lidstaten was volgens de Commissie geen sprake van negatieve gevolgen voor de arbeidsparticipatie van vrouwen. Verder was gebleken dat vrouwen hun verlof vooral na de bevalling willen opnemen, wat ervoor pleit om zo min mogelijk voor te schrijven wanneer het verlof moet worden opgenomen, met dien verstande dat de door Commissie voorgestelde 6 weken verplicht na de bevalling noodzakelijk zijn vanuit overwegingen van veiligheid en gezondheid. Nederland meende dat opgepast moet worden met het mixen en verwarren van verschillen doelen. De ratio van deze richtlijn is veiligheid en bescherming, voor de combinatie van arbeid en zorg is het ouderschapsverlof geschikter. Een aantal lidstaten liet zich kritisch uit over de mate waarin het voorstel ingrijpt in de nationale gebruiken en nationale verhouding tussen zwangerschap- en bevallingsverlof en ouderschapsverlof, alsmede het moment waarop het verlof wordt opgenomen. De Scandinavische landen benadrukten hun traditie om zwangerschap- en bevallingsverlof vooral als een recht in plaats van als een plicht te benaderen en daar past een regel dat zes weken verlof verplicht na de bevalling moeten worden opgenomen niet bij. De meeste lidstaten benadrukten de nauwe band die bestaat tussen dit voorstel en de richtlijn over ouderschapsverlof. Over herziening van deze laatste richtlijn zijn sociale partners nu aan het onderhandelen en de uitkomst daarvan zou moeten worden afgewacht alvorens tot besluitvorming over te gaan over de wijziging van de richtlijn zwangerschap- en bevallingsverlof. Een aantal lidstaten gaf aan akkoord te kunnen gaan met 18 weken verlof, maar de extra vier weken moeten dan zowel voor de vader als de moeder beschikbaar zijn. Een aantal lidstaten sprak zich echter uit tegen de verlenging van 14 naar 18 weken. Er werd geopperd om als minimum 14 weken aan te houden en de weken 14 tot 18 slechts in de vorm van een aanbeveling toe te voegen of anders als gulden middenweg van16 weken te kiezen. Enkele lidstaten meenden dat verlenging wel degelijk schadelijk kan zijn voor de arbeidsmarktpositie van vrouwen maar lidstaten die een langer verlof dan 18 weken kennen, spraken dit uitdrukkelijk tegen. Enkele lidstaten wezen tevens op de financiële gevolgen van de voorstellen. Een aantal lidstaten gaf aan erg te hechten aan de nationale wetgeving die verplichte opname van een deel van het verlof voorafgaand aan de uitgerekende bevallingsdatum voorschrijft. Deze lidstaten vinden dat bescherming van de gezondheid en veiligheid van moeder en kind ook het enige of in elk geval het belangrijkste doel van de richtlijn moet zijn en blijven. Commissaris Spidla concludeerde na afloop van de tafelronde dat er nog veel werk te doen is, vanwege de verschillen in benadering tussen lidstaten. Hij meende dat zwangerschapsverlof pas een negatieve impact heeft op de arbeidsmarktpositie van vrouwen als het verlof langer dan een jaar duurt. 6. Diversen (informatie) De voorzitters van het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) en het Comité voor sociale bescherming (SPC) lichtten de werkprogramma’s voor hun Comités kort toe. Beiden gaven aan dat veel aandacht zal worden besteed aan het volgen en reageren op de financieel economische crisis. Ook zullen beide Comités zich bezighouden met een nieuwe opzet voor de Lissabon- strategie na 2010. De voorzitter van EMCO gaf aan dat dit Comité verder de nodige aandacht zal besteden aan het thema vaardigheden. De voorzitter van SPC stelde dat zijn Comité zal focussen op de thema’s sociale huisvesting en ongelijkheid in de gezondheidszorg. Tevens gaf het Voorzitterschap een korte terugkoppeling van de uitkomsten van een drietal conferenties. Hij benadrukte met betrekking tot conferentie over kinderopvang en werkgelegenheidsbeleid dat de Barcelona-doelstellingen voor kinderopvang nog steeds actueel zijn maar dat de invulling moet worden gelaten aan de lidstaten. Met betrekking tot de twee conferenties over migratie en uitbreiding van de EU benadrukte het Voorzitterschap dat vrij verkeer van werknemers volgens analyses van de Commissie voordelig is voor de EU als geheel. Voorbereiding informele Top Werkgelegenheidsbeleid (lunch debat) Tijdens een besloten lunch is gesproken over de te organiseren Top Werkgelegenheidsbeleid in mei. Het Voorzitterschap gaf aan dat het goed zou zijn als de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan deze Top zouden deelnemen. Een aantal delegaties heeft op het afbreukrisico gewezen van de Top. De Top zou concrete initiatieven moeten opleveren. Ter voorbereiding op de Top organiseert de Commissie drie seminars: over structurele hervorming van de arbeidsmarkt (in Spanje), over actieve insluiting (in Zweden) en over flexicurity (in Tsjechie).