[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

31959 NR Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

Aanpassing van wetten in verband met de nieuwe staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als openbaar lichaam binnen Nederland (Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

Nader rapport

Nummer: 2009D25754, datum: 2009-05-26, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2009Z09778:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 4 februari
2009, nr. 09.000236, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn
advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te
doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 maart 2009, nr. WO4.08.0521/I,
bied ik U hierbij aan.

De Raad geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de
Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het advies rekening zal zijn
gehouden.

De opmerkingen van de Raad van State worden in het navolgende besproken.

Daarbij worden de volgorde en nummering van het advies van de Raad

aangehouden.

1.	Toepasselijkheid van Nederlandse wetgeving 

Nederlandse wetten, waarin uitsluitend de taken en bevoegdheden worden
geregeld van colleges of instanties, hoeven niet altijd integraal van
toepassing te worden verklaard in de openbare lichamen, ook al zijn zij
ook daar relevant. Zo wordt de Wet op de parlementaire enquête 2008
niet van toepassing verklaard op de eilanden, nu de toepassing ervan uit
de aard van de regeling en van het enquêterecht van de Staten-Generaal
zelf voortvloeit. Wel zal (via de Aanpassingswet BES) worden bepaald dat
de in artikel 7 van die wet vastgelegde bevoegdheid van de
enquêtecommissie om iedere plaats in Nederland te betreden zich ook zal
uitstrekken tot Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Overigens is naar aanleiding van de opmerking van de Raad nader bezien
welke relevante Nederlandse wetgeving van toepassing moet worden
verklaard. 

1a. 	Algemene Rekenkamer 

De Raad wijst er terecht op dat is verzuimd om in de Comptabiliteitswet
2001 te regelen dat de Algemene Rekenkamer haar bevoegdheden ook in de
BES kan uitoefenen. Dat geldt overigens niet alleen voor de bevoegdheden
van de Algemene Rekenkamer, maar ook voor andere bevoegdheden waarin de
wet voorziet, zoals de bevoegdheden, bedoeld in hoofdstuk III, paragraaf
2, van de wet. Het wetsvoorstel is op dit punt aangepast.

b. 	De Nederlandsche Bank NV en de Autoriteit Financiële Markten 

Naar aanleiding van 's Raads opmerking zullen de zes wetten waarin DNB
of de AFM een taak krijgt ten aanzien van de financiële markten in de
BES, worden aangevuld met bepalingen omtrent rekening en verantwoording
(vgl. afdeling 1.2.2 van de Wet op het financieel toezicht) en een
inlichtingenplicht jegens de minister van Financiën.

c.	Rijksinspecties 

Het kabinet onderschrijft de stelling van de Raad dat een rijksinspectie
alleen bevoegd is op de BES, als dit expliciet is bepaald. De opmerking
van de Raad is aanleiding geweest de Wet op het onderwijstoezicht van
toepassing te verklaren op de BES. Wat betreft de Inspectie Verkeer en
Waterstaat zijn in de naar Nederlandse wet omgezette landsverordeningen
uitvoerende en toezichthoudende taken opgedragen aan door de minister
aan te wijzen toezichthoudende ambtenaren. Daarmee is de bevoegdheid van
de ambtenaren (van de Inspectie Verkeer en Waterstaat) – die daartoe
zullen worden aangewezen – geborgd. In dezelfde zin is naar aanleiding
van het advies van de Raad in verband met de beoogde bevoegdheden van de
(ambtenaren van de) VROM-inspectie op de BES de Wet grondslagen
ruimtelijke ontwikkelingsplanning BES aangevuld.

d.	Raad voor cultuur 

Naar het oordeel van het kabinet hoeft de taakomschrijving van de Raad
voor cultuur niet te worden uitgebreid, nu die raad wordt gehoord over
het vaststellen van de selectielijsten, bedoeld in artikel 7 van de
Archiefwet BES. Immers, naast de algemene taakomschrijving die in
artikel 2a van de Wet op het specifiek cultuurbeleid is neergelegd,
kunnen ook in een andere wet bepaalde taken aan de raad worden gegeven.
Daarmee is de noodzaak om artikel 2a van de Wet op het specifiek
cultuurbeleid aan te passen, niet aanwezig.

Overigens zij opgemerkt dat de Wet op het specifiek cultuurbeleid mede
van toepassing wordt in de BES.

 

e.	Algemene wet bestuursrecht of Wet administratieve rechtspraak BES

Naar aanleiding van het advies van de Raad over het voorstel
Invoeringswet BES is artikel 3 van dat wetsvoorstel inzake het in de
openbare lichamen toepasselijke bestuursrecht gewijzigd. Het algemene
uitgangspunt is hierbij dat de Algemene wet bestuursrecht ook niet van
toepassing is als bestuursorganen met een zetel in het Europese deel van
Nederland handelen ten aanzien van (ingezetenen van) de openbare
lichamen. Dit geldt ook indien het gaat om de uitvoering van Nederlandse
wetten die mede van toepassing zijn op de BES. De verschillende wetten
zijn aan dit uitgangspunt en artikel 3 IBES aangepast.

2.	Kenbaarheid van BES-wetgeving 

Naar aanleiding van de suggestie van de Raad met betrekking tot
integrale tekstpublicatie in het Staatsblad of de Staatscourant van de
regelingen zoals zij na de transitie zullen gaan gelden, is een hiertoe
strekkende bepaling aan het voorstel voor de Invoeringswet BES
toegevoegd. Dit artikel bepaalt dat de Nederlands-Antilliaanse
regelgeving die als wetgeving of als algemene maatregel van bestuur
blijft gelden na de daarin aangebrachte wijzigingen in het Staatsblad
wordt geplaatst. In lijn hiermee wordt de regelgeving die als
ministeriële regeling blijft gelden met daarin aangebrachte wijzigingen
in de Staatscourant geplaatst. Daarnaast zal alle regelgeving
(geconsolideerd) op wetten.nl worden geplaatst. 

In het kader van de onderhavige wetgevingsoperatie is de gehele
Nederlands-Antilliaanse regelgeving geïnventariseerd en geconsolideerd.
De geconsolideerde teksten van de verschillende regelingen zijn vanaf
half april 2009 gepubliceerd in de decentrale wettenbank. Deze is te
vinden onder “decentrale wetgeving” op   HYPERLINK
"http://www.wetten.nl"  www.wetten.nl , de wettenbank van de officiële
website van de overheid,   HYPERLINK "http://www.overheid.nl" 
www.overheid.nl . De wijzigingen die bij de Aanpassingswet BES worden
aangebracht aan de Antilliaanse regelingen die zullen blijven gelden,
zullen bij de transitie in de geconsolideerde teksten worden verwerkt.
Omdat deze regelingen vanaf de transitie de status hebben van
Nederlandse regelgeving, zullen zij bij de transitie worden verplaatst
van de decentrale wettenbank naar de gewone wettenbank van de centrale
overheid. Hiermee wordt dus tegemoet gekomen aan het advies van de Raad
om de Nederlands-Antilliaanse regelingen digitaal ter beschikking te
stellen.

3.	Werking Wet administratieve rechtspraak BES 

Het kabinet heeft de opmerking in het advies over de IBES over de
constructie van het “van overeenkomstige toepassing” verklaren van
de WarBES overgenomen. 

De door de Raad bedoelde bepalingen van de Wet veiligheidsonderzoeken en
hoofdstuk 4 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002
zijn evenwel geschrapt in verband met de naar aanleiding van het advies
van de Raad gewijzigde systematiek van artikel 3 IBES. Aanpassing van
deze bepalingen in de door de Raad bedoelde zin is derhalve niet meer
aan de orde.

4.	Boetebedragen 

Aan het advies van de Raad van State is gevolg gegeven. In het Wetboek
van Strafrecht BES is een systeem van geldboetecategorieën opgenomen.
In navolging van het Nederlandse Wetboek van Strafrecht worden zes
boetecategorieën voorgesteld. De met deze categorieën corresponderende
boetebedragen zijn afgestemd op de boetebedragen die zijn opgenomen in
het concept-wetsvoorstel voor een nieuwe Wetboek van Strafrecht van de
Nederlandse Antillen en Aruba. De in het Wetboek van Strafrecht BES
bepaalde boetebedragen zijn vervangen door een verwijzing naar de
toepasselijke boetecategorie. Daarbij is een boetebedrag dat nauwelijks
hoger is dan het maximum van een bepaalde boetecategorie in beginsel
vervangen door de naastliggende lagere boetecategorie. Indien een
boetebedrag hoger is dan NAf. 100.000, ofwel USD 56.000 wordt dat bedrag
vervangen door een verwijzing naar de vijfde categorie. Voor een
passende bestraffing van rechtspersonen bevat het voorgestelde artikel
27, zevende lid, van het Wetboek van Strafrecht BES een voorziening.
Omdat ook bij kapitaalkrachtige rechtspersonen, zoals financiële
instellingen, boetes voelbaar moeten zijn en een systeem van
bestuurlijke beboeting (nog) niet wordt ingevoerd, is voorzien in een
open maximumboete aan de hand van 10% van de omzet van de veroordeelde
rechtspersoon indien dat bedrag dan hoger is dan het bedrag van de zesde
categorie. Overeenkomstig het advies van de Raad wordt voor de weergave
van boetebedragen in andere wetten die van toepassing worden in de
openbare lichamen dezelfde systematiek gehanteerd.

Hoofdstuk 2 (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties)

5.	Staatsnoodrecht

a. 	Over het wetsvoorstel Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint
Eustatius en Saba (IBES) is tweemaal advies gevraagd aan de Raad. De
eerste adviesaanvraag vond plaats in december 2008. Deze adviesaanvraag
is in februari 2009 ingetrokken, waarna een nieuwe adviesaanvraag is
gedaan over het wetsvoorstel, zoals dat in de tussentijd was gewijzigd.
Kennelijk heeft de Raad van State per abuis bij de advisering over het
staatsnoodrecht het wetsvoorstel zoals dat in december 2008 luidde als
uitgangspunt genomen. In het wetsvoorstel zoals dat in februari 2009 ter
advisering aan de Raad is voorgelegd, is immers niet langer de bepaling
opgenomen dat de regeling na zes jaar zal vervallen.

Wellicht meent de Raad dat er sprake is van een vergissing, omdat de
Raad de december-versie van de IBES naast de januari-versie van de ABES
heeft gelegd. In dat geval treedt er inderdaad een dubbeling op. 

Ten overvloede wordt opgemerkt dat de regeling in de ABES gaat over het
afkondigen van een noodtoestand en het gedurende een noodtoestand
gebruiken van noodbevoegdheden. De regeling in de IBES betreft de
separate inwerkingstelling van noodbevoegdheden en regelt dat bepaalde
noodbevoegdheden ook buiten een noodtoestand in werking kunnen worden
gesteld. 

b. 	Volgens het systeem van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden
(Cwu) wordt een noodtoestand niet voor een bepaald gebied afgekondigd.
Wel is het zo dat na afkondiging van een noodtoestand, voor een bepaald
gebied de bepalingen met noodbevoegdheden in werking kunnen worden
gesteld (zie artikelen 7 en 8 van de Cwu). In het wetsvoorstel is bij
dit systeem aangesloten. Dit betekent dat noodbevoegdheden zo nodig
alleen voor het Caribische of alleen voor het Europese deel van
Nederland in werking kunnen worden gesteld. Ook kunnen ze voor een
gedeelte van het Caribische of het Europese deel in werking worden
gesteld, bijvoorbeeld alleen voor Bonaire, alleen voor Sint Eustatius en
Saba, of alleen voor Groningen en Friesland. In het koninklijk besluit
waarin de noodbevoegdheden in werking worden gesteld, moet worden
aangegeven voor welk gedeelte van Nederland ze zullen gelden. 

c.	Bovenstaande opmerkingen van de Raad hebben betrekking op de
adviesaanvraag die hij in december 2008 heeft ontvangen. In de IBES,
zoals deze in februari 2009 aan de Raad is voorgelegd, is geregeld dat
alle op bijlage A bij de Cwu opgenomen bepalingen na inwerkingstelling
bij koninklijk besluit in de openbare lichamen kunnen worden toegepast.
Er is dus geen interpretatie van de algemene uitgangspunten nodig om te
beoordelen welke bepalingen in de openbare lichamen in werking kunnen
worden gesteld. 

	De regeling in de IBES betreft inwerkingstelling van noodbevoegdheden
buiten een noodtoestand, indien buitengewone omstandigheden dit
noodzakelijk maken. Welke wetten en bepalingen tijdens een noodtoestand
in werking kunnen worden gesteld, wordt geregeld in artikel 9b, tweede
lid, van de Cwu, zoals dat komt te luiden ingevolge het voorgestelde
artikel 2.1a van de ABES. Artikel 9b, tweede lid, van de Cwu verklaart
de bepalingen uit de lijsten A en B bij de Cwu van overeenkomstige
toepassing in de openbare lichamen, zodat deze tijdens een noodtoestand
(ook) in de openbare lichamen in werking kunnen worden gesteld. 

6.	Grondrechten van ambtenaren

De Wet materieel ambtenarenrecht BES is op de door de Raad genoemde
punten aangepast. Daarbij is aansluiting gezocht bij de Ambtenarenwet.

7.	Wet gemeenschappelijke regelingen

a. Het wetsvoorstel is niet aangevuld met een regeling om
gemeenschappelijke regelingen mogelijk te maken tussen openbare lichamen
van het Europese en Caraïbisch deel van Nederland. Het is niet de
verwachting dat er behoefte is aan de overdracht aan bevoegdheden aan
een dergelijk samenwerkingsorgaan. Uiteraard blijft samenwerking van
andere aard, bijvoorbeeld in de vorm van technische bijstand, mogelijk.

b. In de huidige Wgr dient artikel 28 inzake de geschillenbeslechting te
worden aangepast. Er is een wijziging in voorbereiding om de
geschillenbeslechting in geval van een conflict tussen regelingen van
gemeenten te laten afwikkelen door gedeputeerde staten als
geschillenbeslechter in eerste aanleg, respectievelijk door de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het geval van
geschillen tussen regelingen met provincies. Dit om te voorkomen dat
besturen (te) snel naar de rechter stappen. Daarna zal de
rechtsbescherming in eerste en enige aanleg worden belegd bij de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. 

In dat licht is er voor de geschillenbeslechting tussen openbare
lichamen op de BES gekozen om de Rijksvertegenwoordiger daarin in eerste
instantie een taak te geven. Dit eveneens met de motivatie om te
voorkomen dat te snel een beroep op de rechter wordt gedaan. Voor een
toelichting op de positie en de democratische legitimatie van de
Rijksvertegenwoordiger wordt verwezen naar het nader rapport inzake het
voorstel van wet houdende regels met betrekking tot de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba, onder punt 4. Komt men er samen met de
Rijksvertegenwoordiger niet uit, dan kan het geschil worden voorgelegd
aan het Gemeenschappelijk Hof. 

8.	Uitoefening van vrijheid van godsdienst, vergadering en betoging in
het openbaar

a. Gekozen is voor één systeem van citeertitels bij het overnemen van
de bestaande Antilliaanse regelingen in de bijlage bij de Invoeringswet
BES. De bestaande citeertitel of het opschrift wordt voor de kenbaarheid
zoveel mogelijk gehandhaafd; de term landsverordening wordt vervangen
door het woord Wet (of – in voorkomende gevallen - besluit). Het
kabinet geeft er de voorkeur aan geen uitzondering te maken op dit
systeem, al is het zich bewust van het feit dat het begrip
“vergadering” in de citeertitel niet overeenkomt met de terminologie
van de Grondwet zoals die luidt sinds 1983. 

b. Met de voorgestelde wijzigingen, met name het nieuwe artikel 1, in de
Wet recht van vergadering BES wordt aangesloten bij de redactie van
artikel 2 van de Wet openbare manifestaties (Wom). Anders dan de Wom
kent deze wet een vergunningstelsel. Zoals de Raad stelt, laat de
Grondwet dit toe. De Raad noemt het niet noodzakelijk, wel wenselijk dat
de uitoefening van grondrechten in heel Nederland aan dezelfde
beperkingen onderhevig is. Het kabinet ziet hierin geen aanleiding op
dit moment de Wet recht van vergadering BES aan te passen. Uitgangspunt
bij de integratie van de BES is steeds geweest dat aanvankelijk de
bestaande Nederlands- Antilliaanse regelgeving zo veel mogelijk blijft
gelden; geleidelijk zal deze wetgeving worden vervangen door Nederlandse
wetgeving. De eilanden bevinden zich na de transitie in een
overgangsfase; daarin onderscheiden zij zich wezenlijk van het Europese
deel van Nederland. Dit rechtvaardigt de door de Raad gesignaleerde
verschillen. 

Hoofdstuk 4 (Defensie)

9.	De Dienstplichtwet BES

Het wetsvoorstel is aangevuld.

Hoofdstuk 6 (Financiën)

10.	Bevoegdheidsverdeling bij financieel toezicht

Naar aanleiding van 's Raads opmerking is het wetsvoorstel aangepast, in
die zin dat de met het nalevingstoezicht belaste personen niet meer,
zoals aanvankelijk was voorgesteld, door de minister worden aangewezen,
maar door DNB en AFM.

Hoofdstuk 8 (Justitie)

11.	Aanwijzing bevoegde bestuursorganen

De Raad van State adviseert de daartoe bevoegde autoriteiten waarnaar in
artikel 8a van de Wet inzake het merken van kneedspringstoffen (artikel
8.14) wordt verwezen nader aan te duiden. Aangezien op dit moment niet
duidelijk is welke autoriteiten zullen worden belast met de erkenning
voor het mogen vervaardigen, opslaan, gebruiken of verhandelen van
explosieven, is ervoor gekozen deze zodanig te omschrijven dat op het
niveau van de wet de mogelijkheid bestaat andere bevoegde autoriteiten
aan te wijzen dan die, welke in het Europese deel van Nederland ter zake
bevoegd zijn. Naar aanleiding van de opmerking van de Raad van State is
de desbetreffende bepaling met het oog op de kenbaarheid van de bevoegde
autoriteiten echter wel aangevuld met het voorschrift dat de Ministers
van Justitie en van Economische Zaken deze autoriteiten aanwijzen en van
dit besluit tot aanwijzing mededeling doen door plaatsing in de
Staatscourant. 

12.	Toezicht op opsporing en vervolging

De Raad merkt terecht op dat de Rijkswet OM reeds het algemeen toezicht
van de procureur-generaal op het handelen en nalaten van het openbaar
ministerie regelt, en voorts bepaalt dat de procureur-generaal aan het
openbaar ministerie aanwijzingen kan geven. Uit een oogpunt van
toegankelijkheid is ervoor gekozen dit uitgangspunt ook in artikel 14
van het Wetboek van Strafrecht BES op te nemen. De toelichting op de
voorgestelde aanpassing is in die zin verduidelijkt dat is aangegeven
dat de aanpassing niet zozeer ertoe strekt artikel 14 van het Wetboek
van Strafvordering in overeenstemming te brengen met de Rijkswet
Gemeenschappelijk Hof van Justitie, maar alleen de schrapping beoogt van
het bestaande eerste lid waarin gewag wordt gemaakt van de Eenvormige
landsverordening op de rechterlijke organisatie. De tekst van het
bestaande tweede lid wordt derhalve gehandhaafd, hetgeen overigens naar
mag worden aangenomen ook zal gebeuren in de Eenvormige Wetboeken van
Strafvordering van Curaçao en Sint Maarten. Binnen bovenvermelde
context behoeft het gebruik van de term ‘bevelen’ geen verwarring te
wekken. Bedoelde terminologie is tevens bekend in het Nederlandse
Wetboek van Strafvordering en geeft aan langs hiërarchische lijnen, en
op welke wijze, het strafvorderlijk beleid wordt vormgegeven.

13.	Concentratie wetswijzigingen in één hoofdstuk

De Raad adviseert om de wijziging van de Luchtvaartwet BES op het gebied
van de beveiliging van de burgerluchtvaart in het hoofdstuk Justitie te
schrappen en in te voegen in het hoofdstuk Verkeer en Waterstaat. Dit
vanwege de eerste verantwoordelijkheid van de Minister van Verkeer en
Waterstaat voor die wet. De Raad acht het wenselijk om alle wijzigingen
van een wet te concentreren in één hoofdstuk. Nu in de desbetreffende
wijziging van de Luchtvaartwet BES toch al uitdrukkelijk naar voren komt
dat de Minister van Justitie in het bijzonder belast is met de
beveiliging van de burgerluchtvaart, is het advies van de Raad van State
gevolgd.

14.	Redactionele kanttekeningen

De redactionele opmerkingen van de Raad zijn op enkele uitzonderingen na
verwerkt,

De kanttekening bij het vijfde gedachtestreepje met betrekking tot
Hoofdstuk 2 (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) is niet
overgenomen. De Raad adviseert hier om het begrip “openbaar lichaam”
te definiëren. Het begrip komt alleen in dit hoofdstuk (XIA) van de Wet
gemeenschappelijke regelingen voor. In artikel 125 is het openbaar
lichaam genaamd ‘samenwerkingslichaam’ gedefinieerd. Verder wordt in
artikel 126 voorgesteld om waar in de Wet gemeenschappelijke regelingen
sprake is van “openbaar lichaam” daarvoor telkens in de voor dit
hoofdstuk van toepassing zijnde artikelen in de plaats te stellen:
samenwerkingslichaam.

Ook niet overgenomen is de kanttekening bij het tiende gedachtestreepje
met betrekking tot Hoofdstuk 2 (Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties), dat verwezen moet worden naar het Wachtgeldbesluit
ambtenaren BES. Reden hiervoor is dat de citeertitel bij nader inzien
zal luiden: Wachtgeldbesluit overheidsdienaren BES (de IBES-lijst is in
dit verband aangepast).

Evenmin is overgenomen de kanttekening bij het eerste gedachtestreepje
met betrekking tot Hoofdstuk 8 (Justitie). De Raad adviseert in artikel
8.19 in de aldaar voorgestelde artikelen 16a, eerste lid en 22a, eerste
lid, van de Uitleveringswet te expliciteren dat de uitoefening van de
bevoegdheden van de officier van justitie betrekking hebben op
overgedragen personen. Anders dan de Raad voorstelt, is in de memorie
van toelichting een verduidelijking van de uitoefening van deze
bevoegdheden opgenomen. Daarmee wordt de systematiek van deze bepalingen
inzichtelijker.

Overige aanpassingen

Voor het overige is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele
technische aanpassingen te plegen, zoals het herstellen van
onvolkomenheden en omissies en het actualiseren van verwijzingen, en het
wetsvoorstel en de toelichting op de volgende onderdelen aan te vullen
of te wijzigen. 

Algemeen

In het algemeen deel van de toelichting is de leeswijzer (met de daarin
opgenomen algemene uitgangspunten bij de technische aanpassing van de
regelgeving) geactualiseerd.

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Wet Nationale ombudsman (artikel 2.3)

1.	De aanpassing van artikel 1a, eerste lid, aanhef en onder c, van de
Wet Nationale ombudsman is ongedaan gemaakt. De besluitvorming omtrent
de bevoegdheid van de Nationale ombudsman ten aanzien van de politie in
Bonaire, Sint Eustatius en Saba is nog niet afgerond. Te zijner tijd zal
onderhavig wetsvoorstel worden aangevuld door middel van een nota van
wijziging waarmee deze (on)bevoegdheid zal worden geregeld. 

2.	Voorts is de overgangsregeling in onderdeel G aangepast. Met deze
aanpassing zullen de openbare lichamen ook in de overgangsperiode
gezamenlijk moeten besluiten om zich bij de Nationale ombudsman aan te
sluiten. Een verzoek om aansluiting van één van de openbare lichamen
afzonderlijk zal door de Nationale ombudsman niet worden gehonoreerd. De
reden hiervoor is dat het voor de Nationale ombudsman moeilijk
uitvoerbaar zou zijn indien hij voor slechts één of twee van de
openbare lichamen een voorziening moet opzetten, terwijl bovendien
uiterlijk na afloop van die twee jaar de openbare lichamen tezamen
zouden kunnen kiezen voor een eigen ombudsvoorziening.  

Rechtspositie ambtenaren

Artikel 99 van de Wet materieel ambtenarenrecht (artikel 2.8, onderdeel
FF) is aangevuld met een grondslag voor het toekennen van een geldsom in
plaats van wachtgeld. Tevens is in dit artikel thans de strafbaarheid
van schending van de geheimhoudingsplicht geregeld. De toelichting is in
overeenstemming gebracht met de voorgestelde wijzigingen.

De toelichting op artikel 2.8 is aangevuld met een algemeen deel, waarin
onder meer een passage is opgenomen over het Regionaal Service Centrum
(RSC). 

Artikel 2.10 is alsnog van een toelichting voorzien.

Minister van Buitenlandse Zaken

Sanctiewet 1977 (artikel 3.1, onderdeel C)

1.	In artikel 14 is gepreciseerd welke bepalingen van de Sanctiewet 1977
van toepassing zijn in de openbare lichamen. Aan afdeling 5 van de
Sanctiewet 1977 kan bij nader inzien in de openbare lichamen geen
toepassing worden gegeven. 

2.	Het aanvankelijk voorgestelde artikel 14b is vervallen. De daarin
geregelde omzetting van geldbedragen is overbodig geworden aangezien
afdeling 5 van de Sanctiewet 1977 niet van toepassing zal zijn in de
openbare lichamen.  Het tweede lid van het aanvankelijk voorgestelde
artikel 14b is verwerkt in artikel 14. 

In verband hiermee is de nummering van de overige bepalingen aangepast.

3.	De redactie van artikel 14c (aanvankelijk 14d) is verhelderd. Voorts
is de strafbedreiging die aanvankelijk in artikel 14e  was verwerkt,
neergelegd in een nieuw tweede lid van artikel 14c. Wat betreft de
hoogte van de geldboetes wordt thans verwezen naar de indeling van
boetecategorieën in het Wetboek van Strafrecht BES. In verband hiermee
kon artikel 14e vervallen.

Minister van Economische Zaken

Artikel 5.1 is aangevuld, waardoor na inwerkingtreding van de
Aanpassingswet vierde tranche Awb hoofdstuk 5, paragraaf
4 (Bestuurlijke boete en last onder dwangsom) van de Wet op het
Centraal bureau voor de statistiek van toepassing blijft op de BES. 

Besloten is alsnog de Vestigingsregeling voor bedrijven (zijnde een
landsverordening) om te vormen tot de Wet vestiging bedrijven BES. 

Minister van Justitie

Strafrecht

1.	In artikel 8.9 in onderdeel D artikel 11 van de Wet, houdende
bepalingen verband houdende met de instelling van het Internationaal
Tribunaal voor de vervolging van personen aansprakelijk voor ernstige
schendingen van het internationale humanitaire recht, begaan op het
grondgebied van het voormalige Joegoslavië sedert 1991 is
verduidelijkt. 

2.	Voorts zijn de onderdelen van artikel 8.65 waarin de wijzigingen van
het Wetboek van Strafrecht BES zijn neergelegd zodanig herschikt dat op
een eenvoudige wijze rekening kan worden gehouden met een latere
inwerkingtreding van de regelingen inzake de terbeschikkingstelling en
jeugdstrafrecht. De wijzigingen in artikel 8.60 waarin de Wet beginselen
gevangeniswezen BES zijn neergelegd zijn ook hierop afgestemd. 

3.	Aangezien de functie van plaatselijk hoofd van politie niet
terugkeert in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba zijn
de bevoegdheden van deze functionaris in de artikelen 19, tweede lid,
41quinquies, eerste lid, 446, eerste lid, 457bis en 458, eerste lid, van
het Wetboek van Strafrecht BES overgegaan op de officier van justitie of
de gezaghebber. In de artikelen 1, 184, tweede lid en 191 van het
Wetboek van Strafvordering BES zijn de bepalingen waarin deze
functionaris voorkwam geschrapt.

4.	In artikel 184 van het Wetboek van Strafvordering BES is geregeld dat
de daartoe aangewezen buitengewoon agenten van politie en de daartoe
aangewezen militairen van de Koninklijke marechaussee
opsporingsbevoegdheid hebben. Daarmee kunnen bepaalde aan hen toegewezen
politietaken beter worden uitgeoefend.

Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

In de Wet ongevallenverzekering BES, de Wet ziekteverzekering BES, de
Cessantiawet BES, de Wet algemene ouderdomsverzekering BES en de Wet
algemene weduwen en wezenverzekering BES zijn enkele wijzigingen
doorgevoerd:

1.	Ten aanzien van de premieheffing en -inning zijn enkele inhoudelijke
aanpassingen aangebracht. Deze hangen samen met de keuze om de heffing
en inning van de premies te beleggen bij de Belastingdienst en met de
vereenvoudiging van de heffingen in relatie tot de invoering van een
nieuw, eenvoudig en modern fiscaal stelsel in de Belastingwet BES. 

Daarnaast zijn enkele delegatiegrondslagen geherformuleerd ten behoeve
van een soepeler omzetting van lagere regelgeving
(landsbesluiten/ministeriële beschikkingen) naar algemene maatregelen
van bestuur en ministeriële regelingen. Als gevolg hiervan komt b.v.
niet elk landsbesluit terug als een amvb-BES, maar vindt een zekere
clustering van landsbesluiten naar amvb’s plaats.

Tevens is het op verschillende plaatsen mogelijk gemaakt om na de datum
van inwerkingtreding van de ABES eenmalig de hoogte van uitkerings- en
pensioenbedragen aan te passen, ongeacht of indexering aan de
consumentenprijsindexcijfers aan de orde is. Dit laatste wordt
voorgesteld om redenen van doelmatigheid, aangezien de precieze hoogte
van de uitkerings- en pensioenbedragen pas in 2011 bekend zijn.

Minister van Verkeer en Waterstaat

De eerste wijziging betreft een aanvulling in de Wet voorkoming van
verontreiniging door schepen BES. Voorgesteld wordt in het wetsvoorstel
de uitvoering toe te voegen van bijlage VI van het MARPOL-verdrag, het
AFS-verdrag, het Antarctica-Milieuprotocol en het Ballastwaterverdrag.
Voor een nadere toelichting op deze verdragen wordt verwezen naar de
aangepaste memorie van toelichting. De eerste drie genoemde verdragen
zijn reeds voor de Nederlandse Antillen (en daarmee tevens voor de BES
in de situatie na transitiedatum) parlementair goedgekeurd en de
uitvoering van deze verdragen is thans in de Nederlandse Antillen in een
vergevorderd stadium. Wat het Ballastwaterverdrag betreft zal de
parlementaire goedkeuringsprocedures in de loop van 2009 plaatsvinden.
De implementatie geeft de Minister van Verkeer en Waterstaat de
bevoegdheid om per datum van transitie toe te zien op de naleving van
deze verdragen door buitenlandse zeeschepen in de havens van Bonaire,
Sint Eustatius en Saba. Het betreft het toezicht op de naleving van
lozingsvoorschriften en voorschriften met betrekking tot de uitstoot van
stoffen, het gebruik van brandstofolie en de verbranding aan boord van
schepen.

Tevens wordt voorgesteld in de Waterwet de bevoegdheid op te nemen voor
de Minister van Verkeer en Waterstaat om in de openbare lichamen
Bonaire, Sint Eustatius en Saba in geval van watersnood noodmaatregelen
te treffen.

3. Tot slot wordt in de Wet luchtvaart BES een discriminatieverbod
opgenomen voor luchthavens bij het in rekening brengen van tarieven voor
hun activiteiten bij de gebruikers van de luchthavens. Dit
discriminatieverbod vloeit voor uit regels van de Internationale
Burgerluchtvaart Organisatie (ICAO).

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der
Staten-Generaal te zenden.

DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES,

drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten

 Slotverklaring van 11 oktober 2006, onder A5.





  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 

  DOCPROPERTY  Datum  \* MERGEFORMAT  18 mei 2009 

  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2009-0000231682 







  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  2  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  11 







  DOCPROPERTY  Directie  \* MERGEFORMAT  Directie Constitutionele Zaken
en Wetgeving 

  DOCPROPERTY  Onderdeel  \* MERGEFORMAT  Afdeling Wetgeving
Staatsinrichting en Grondrechten 

  DOCPROPERTY  Bezoekadres  \* MERGEFORMAT  Herengracht 17

2511 EG  Den Haag 

  DOCPROPERTY  Postadres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011

2500 EA  Den Haag 

  DOCPROPERTY  InternetAdres  \* MERGEFORMAT  www.minbzk.nl 

  DOCPROPERTY  Contactpersoon_kop  \* MERGEFORMAT  Contactpersoon 

  DOCPROPERTY  CPNaam  \* MERGEFORMAT  Rinske Schilstra  

  DOCPROPERTY  T_kop  \* MERGEFORMAT  T    DOCPROPERTY  CPTel  \*
MERGEFORMAT  070 426 8168 

  DOCPROPERTY  CPEmail  \* MERGEFORMAT  rinske.schilstra@minbzk.nl 



  DOCPROPERTY  Kenmerk_kop  \* MERGEFORMAT  Kenmerk 

  DOCPROPERTY  Kenmerk  \* MERGEFORMAT  2009-0000231682 

  DOCPROPERTY  UwKenmerk_kop  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  UwKenmerk  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Bijlagen_kop  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  AantalBijl  \* MERGEFORMAT   







  DOCPROPERTY  Retouradres_kop  \* MERGEFORMAT  > Retouradres   
DOCPROPERTY  Retouradres  \* MERGEFORMAT  Postbus 20011 2500 EA  Den
Haag 

  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   

  DOCPROPERTY  Aan  \* MERGEFORMAT  Aan de Koningin 



  DOCPROPERTY  Datum_kop  \* MERGEFORMAT  Datum 	  DOCPROPERTY  Datum 
\* MERGEFORMAT  18 mei 2009 

  DOCPROPERTY  Onderwerp_kop  \* MERGEFORMAT  Betreft 	  DOCPROPERTY 
Onderwerp  \* MERGEFORMAT  Nader rapport inzake het voorstel van wet
houdende aanpassing van wetten in verband met de nieuwe
staatsrechtelijke positie van Bonaire, Sint Eustatius en Saba als
openbaar lichaam binnen Nederland  



  DOCPROPERTY  Rubricering  \* MERGEFORMAT   	Pagina   PAGE   \*
MERGEFORMAT  1  van   NUMPAGES   \* MERGEFORMAT  11