AANPAK VERBETERING VEILIGER TOEPASSING MEDISCHE TECHNOLOGIE
Bijlage
Nummer: 2009D26583, datum: 2009-05-29, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Reactie in de vorm van een plan van aanpak op de Staat van de Gezondheidszorg 2008 (2009D26581)
Preview document (š origineel)
Bijlage 1 Aanpak verbetering veiliger toepassing medische technologie 1. Inleiding Veiligheid is sinds het aantreden van dit kabinet Ć©Ć©n van de belangrijkste themaās in de zorg. De Inspectie voor de gezondheidszorg (IGZ) heeft in een reeks van jaren het onderwerp patiĆ«ntveiligheid aan de orde gesteld in haar jaarlijks symposium. Eind oktober 2008 verscheen ā na een serie van separate rapportages van de IGZ over meer specifieke medische technologie - de Staat van de Gezondheidszorg 2008 (SGZ). Deze SGZ is geheel gewijd aan de (toepassing van) medische technologie en behelst een analyse van ā deels eerder onderzochte ā problematiek. De SGZ beoogt daarnaast een integrale oplossingsrichting te formuleren hoe verbeteringen kunnen worden gerealiseerd. De term medische technologie is de meest gangbare term voor de diverse apparatuur c.q. hulpmiddelen die in de zorg worden toegepast. De toepassing is daarmee beslist niet beperkt tot de medici; een groot deel van de zorgverleners āwaaronder verpleegkundigen - is bij de toepassing daarvan betrokken. Medische technologie behelst een breed scala aan technologie ā van complexe high-tech-apparatuur tot relatief eenvoudige technologie die patiĆ«nten/cliĆ«nten en artsen/verplegenden/verzorgenden ondersteunen (rollator, belmatten, tilliften, infuus- en pijnpompen). In dit plan van aanpak zal ik zoveel mogelijk de bredere term medische technologie hanteren. Het SGZ-rapport is in november 2008 aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2008-2009, 31 700 XVI, nr 72). Daarnaast is een aantal rapporten verschenen die relevant zijn voor dit onderwerp. Het RIVM heeft in opdracht van de IGZ in 2008 een groot aantal rapporten op dit terrein uitgebracht en in 2009 heeft het RIVM āin opdracht van VWS- het rapport āMedical devices in intramural settings and patientsafetyā gepubliceerd. In internationaal verband zal de World Health Organization (WHO) eind 2009/2010 ook een rapport op dit terrein uitbrengen. Dit rapport zal ingaan op de noodzaak en beschikbaarheid van medische technologie bij (wereldwijd) de 15 meest belangrijke ziektebeelden. Deze rapporten gezamenlijk zijn voor mij aanleiding voor onderhavige integrale reactie op de complexe problematiek. Het is mijn bedoeling om op dit terrein een meerjarig programma, waarin verbeteringen kunnen worden gerealiseerd, neer te zetten. Gekozen aanpak Uitgangspunt in dit plan van aanpak zijn de uitkomsten van het SGZ-rapport, de rapporten die zijn uitgebracht door het RIVM en de eerder uitgebrachte rapportages over medische technologie. Het SGZ-rapport geeft een aantal conclusies en aanbevelingen. Omwille van de duidelijkheid worden de conclusies en de bijbehorende activiteiten in dit plan van aanpak als volgt gegroepeerd: Risicoproces: hieronder valt het proces rond de inkoop, de (soms gebrekkige) inbedding in het zorgproces en het onderhoud; Risicogebruiker: onder dit begrip kan zowel de patiĆ«nt als de zorgverlener/gebruiker worden gerekend; Risicotechnologie: hieronder valt de medische technologie uit de hogere risicoklassen en de technologie uit lagere risicoklassen die grootschalig wordt gebruikt. Op basis van deze driedeling worden in paragraaf 3 de belangrijkste bevindingen van het SGZ-rapport kort samengevat, doelstellingen geformuleerd, de reeds in gang gezette acties gemeld en de in gang te zetten acties beschreven. In paragraaf 4 wordt ā los van het SGZ-rapport ā aandacht geschonken aan het terugdringen van de risicoās bij de aanschaf van zelftests en andere medische hulpmiddelen via het Internet. Hier speelt het probleem van vervalsingen en slechte kwaliteit. Bovendien wordt bij de aanschaf via Internet de wettelijke kanalisatieregeling omzeild. Dit levert een risico op voor de veiligheid. Om het bredere kader van de SGZ in zijn context neer te zetten, volgt onderstaand eerst een samenvatting van dit rapport ten algemene en wordt er apart aandacht geschonken aan de context en het wettelijk kader. Belangrijkste bevindingen SGZ rapport Uit het SGZ-rapport komt het beeld naar voren dat de ontwikkeling van medische technologie de laatste vijfentwintig jaar razendsnel is gegaan. Deze snelle ontwikkeling is ten algemene positief maar kent ook een keerzijde. Over deze keerzijde gaat het SGZ-rapport. Het SGZ-rapport vormt een sluitstuk op een reeks van eerder verschenen rapporten die al dan niet thematisch de problematiek in beeld brachten van de toepassing van medische technologie. Dit rapport wijkt daarmee af van de reguliere inspectierapporten. Het rapport heeft een brede horizon: het richt zich op de sector van ziekenhuizen, langdurige zorg en de zorg thuis. Er is een selectie gemaakt van risicovolle medische technologie en de specifieke knelpunten die hierbij spelen. Uit de beschrijving van het wettelijk kader komt naar voren dat de IGZ van opvatting is dat specifieke wetgeving (wet BIG en Besluit in vitro diagnostica) onvoldoende is toegesneden op de ontwikkelingen in de medische technologie. Het rapport stipt de rol van de producent aan met betrekking tot de intrinsieke veiligheid van de medische technologie. Fabrikanten hebben een verplichting om nadat de technologie op de markt is verschenen, systematisch bij te houden welke ervaringen met de technologie in de praktijk zijn opgedaan (Post Market Surveillance verder te noemen PMS). Daaruit zouden verbeteringen moeten voortvloeien. Slechts een klein deel van de fabrikanten blijkt deze verplichting actief na te komen (onderzoek IGZ en RIVM). Ook veel zorginstellingen zijn inactief op dit terrein: zelfs na een recall blijken zorginstellingen de desbetreffende technologie vaak nog te gebruiken. De risicoās zijn met name toe te rekenen aan de toepassing van de technologie en de nieuwe werkwijzen in de zorg en hebben in mindere mate te maken met de medische producten zelf. De IGZ zoomt nader in op specifieke technologie. De IGZ constateert dat veel zorginstellingen niet duidelijk hebben gemaakt of de aankoop van een nieuw apparaat of de introductie van een nieuwe technologie goed is ingebed in de zorg die de instelling wil leveren. De veiligheid van patiĆ«nten kan daarmee in het geding komen omdat instellingen zich onvoldoende bewust lijken te zijn van de risicoās die inherent zijn aan (de toepassing van) medische technologie. Daarnaast zouden de opleidingen en trainingen op het terrein van toepassing van medische technologie en het onderhouden van vaardigheden op dit vlak structureel moeten worden verbeterd. Context aanpak verbetering toepassing medische technologie De risicoās bij toepassing van medische technologie staan niet op zichzelf, maar zijn te beschouwen als een specifiek onderdeel van het bredere thema patiĆ«ntveiligheid. Binnen dit thema wordt door alle zorgsectoren al veel inspanning verricht. De toepassing van medische technologie vindt vooral plaats binnen een intramurale setting zoals ziekenhuizen, maar ook in de langdurige zorg worden technologische toepassingen steeds gebruikelijker. In de zorg thuis is onlangs het gebruik van infuuspompen onderwerp van een rapportage geweest. Rollen en verantwoordelijkheden De minister van VWS is systeemverantwoordelijke en draagt zorg voor de wet- en regelgeving. De huidige kwaliteitswetgeving (Wet BIG en Kwaliteitswet Zorginstellingen) laat het aan de beroepsbeoefenaren en zorginstellingen zelf om normen te ontwikkelen ter nadere invulling van het begrip āverantwoorde zorgā. Het ontwikkelen van de benodigde āinstrumentenā en concrete implementatie van essentiĆ«le veldnormen behoort in principe tot de taak van veldpartijen. Het ligt daarom voor de hand dat het veld, de zorgverleners en de zorginstellingen zelf, bij verbeteringen en nader in gang te zetten activiteiten āwaar mogelijk- aansluiting zoeken bij de door hen reeds gestarte initiatieven om de patiĆ«ntveiligheid te verbeteren. In sommige gevallen, ter ondersteuning van het evenwicht tussen zorgverzekeraars (zorgkantoren), zorgaanbieders en patiĆ«nten, zal VWS het initiatief nemen en/of ontwikkeling van bepaalde instrumenten zo mogelijk financieel ondersteunen. Zorgverzekeraars sluiten ten behoeve van hun verzekerden overeenkomsten af met individuele zorgverleners en zorginstellingen. Daarmee hebben ook zij een verantwoordelijkheid om verbetering van de veiligheid in de zorg te ondersteunen en te stimuleren. In sommige gevallen zal het in dit verband lastig zijn de vertaalslag te maken naar de regionale situatie van de zorgverzekeraar. PatiĆ«nten/cliĆ«nten moeten er van uit kunnen gaan dat de zorg die wordt aangeboden veilig is. PatiĆ«nten/cliĆ«nten kunnen hier zelf ook aan bijdragen. Van belang daarvoor is dat zij goed geĆÆnformeerd zijn en als een serieuze gesprekspartner geaccepteerd worden door de zorgverlener. Dat wordt enerzijds bevorderd door transparante en aangescherpte regelgeving op gebied van patientenrechten (tot stand te brengen via het wetsvoorstel CliĆ«ntenrechten zorginstellingen [WCZ]) en anderzijds door de beschikbare (keuze)informatie die zal voortvloeien uit het traject Zichtbare Zorg. In het geval van medische technologie in de thuissituatie is sprake van een eigen zelfstandige verantwoordelijkheid van de patiĆ«nt (en /of mantelzorger). Goede informatievoorziening voor de patiĆ«nt op dit terrein kan ook bijdragen aan vermindering van de risicoās. De taak van IGZ is om toezicht te houden op de kwaliteit van zorg en zonodig in te grijpen als die kwaliteit onvoldoende is. Zij baseert zich daarbij op wet- en regelgeving en veldnormen. Op verschillende terreinen waarbij veiligheid een rol speelt, is het duidelijk geworden dat het lastig is het veld voldoende in beweging te krijgen. Om het toezicht goed uit te kunnen oefenen worden hiervoor indicatoren opgenomen in de basisset prestatieindicatoren. 2. Wettelijk kader De regelgeving voor de kwaliteit en veiligheid van medische technologie heeft een Europeesrechtelijke grondslag. De Europese richtlijn voor medische hulpmiddelen is risico-georiĆ«nteerd: medische hulpmiddelen worden ingedeeld in de risicoklassen I, IIa, IIb of III. Hoe hoger het risico bij falen voor de patiĆ«nt/gebruiker, hoe hoger de risicoklasse. Alle medische hulpmiddelen moeten aan dezelfde eisen voor kwaliteit en veiligheid voldoen, maar hoe hoger de risicoklasse, hoe zwaarder de bewijslast is dat aan de eisen is voldaan. Vanaf klasse IIa en hoger moet een fabrikant beschikken over een certificaat van een aangemelde instantie, voordat hij zijn product op de markt mag brengen. De aangemelde instantie beoordeelt op grond van informatie van de fabrikant of aan de essentiĆ«le eisen wordt voldaan. Iedere lidstaat heeft het recht om aangemelde instanties aan te wijzen en is verplicht toe te zien op hun deskundigheid en onafhankelijkheid. In Nederland is de KEMA aangewezen als aangemelde instantie. Als een fabrikant aan de essentiĆ«le eisen heeft voldaan, mag deze een CE-markering op zijn product toevoegen en mag hij het binnen de gehele EU op de markt brengen. De Europese richtlijnen zijn in Nederland geĆÆmplementeerd in de Wet op de Medische Hulpmiddelen, het Besluit Medische Hulpmiddelen, het Besluit Actieve Implantaten en het Besluit In-vitro Diagnostica. In de nieuwe wetgeving die inmiddels door de Kamer is aangenomen, zijn de eisen aan klinische data, toezicht op het ontwerp, training van gebruikers en transparantie aangescherpt. Wet BIG/Kwaliteitswet Zorginstellingen Uit de rapportages blijkt dat veel problematiek te herleiden is tot zogenaamde toepassingsfouten, het handelen door de gebruikers/zorgverleners zelf. Voor zover er sprake is van het handelen door een individuele zorgverlener, is de Wet BIG van toepassing. Bij toepassing binnen een zorginstelling is de Kwaliteitswet Zorginstellingen aan de orde. 3. Knelpunten en specifieke aanpak 3.1 Risicoproces Uit het SGZ-rapport en eerder verschenen rapportages van het RIVM en de IGZ, blijkt dat veel instellingen geen risicoanalyse maken voorafgaand aan de introductie van een nieuwe medische technologie. Bij Raden van Bestuur van zorginstellingen is onvoldoende besef van de risicoās die de toepassing van medische technologie met zich brengt, dit ondanks regelmatige incidenten bij de toepassing van medische technologie. Daarnaast wordt in het SGZ- rapport aangestipt dat fabrikanten en leveranciers van medische hulpmiddelen geld of formatie aanbieden bij het afnemen of testen van bepaalde hulpmiddelen. Het rapport bevat geen feitelijke gegevens in welke mate dit zich voordoet. De IGZ vindt dit onwenselijk en stelt voor om aan deze vorm van gunstbetoon dezelfde eisen te stellen als die gelden voor gunstbetoon bij geneesmiddelen. Reactie Het aspect van aanschaf en onderhoud behoort uiteraard deel uit te maken van een integraal veiligheidsmanagement systeem maar beide aspecten behoeven naar mijn opvatting daarnaast ook meer separate aandacht die in verbeteringen zal moeten resulteren. In het risicoproces valt een tweedeling (in de tijd) te maken, t.w. de aanschaf en het onderhoud van aangeschafte medische technologie. Aanschaf van medische technologie Om tot een verantwoorde toepassing van medische technologie te komen is het van belang dat men voorafgaand aan de introductie c.q. aanschaf daarvan heeft geformuleerd welke zorg men wil leveren, of en hoe deze zorg past in het beleid van de instelling en of deze noodzakelijk is in de betreffende stad of regio. Dit laatste aspect is slechts van belang bij de aanschaf van meer complexe high-tech/ dan wel zeer kostbare apparatuur (zoals MRI). Om tot een zorgvuldige inbedding van de medische technologie te komen is het van belang dat bij de risicoanalyse aandacht wordt besteed aan de vragen: -hoe de technologie in het zorgproces wordt ingebed, -wie deze technologie verantwoord kunnen toepassen, en -op welke wijze trainingen kunnen worden georganiseerd/gegarandeerd als dit noodzakelijk is. Naast de aanschaf door de zorginstellingen zelf, kunnen sommige technologieĆ«n (zoals infuuspompen) ook rechtstreeks worden ingekocht door zorgverzekeraars en/of gemeentes bij ondersteuning vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) om daarna direct te kunnen worden ingezet door bijvoorbeeld de medewerkers van de thuiszorg of mantelzorgers. Met betrekking tot het gunstbetoon heb ik inmiddels nader onderzoek uitgezet naar de vraag in welke mate gunstbetoon zich op het terrein van de medische technologie voordoet. Ik zal de Kamer dit voorjaar informeren over de uitkomsten en mogelijk verder in gang te zetten acties. Ten slotte. Via PMS houden producenten bij hoe hun producten in de praktijk functioneren. De PMS is een wettelijke verplichting voor de fabrikanten van medische hulpmiddelen, dit geldt ook voor de medische apparaten in zorginstellingen. De instellingen zelf zijn echter niet verplicht voorkomende incidenten te melden. De input vanuit de instellingen kan echter een belangrijke bijdrage leveren aan het voorkomen van toepassingsfouten bij medische technologie. Volgens een onderzoek van het RIVM (Medical devices in intramural settings and patient safety) komt het aantal meldingen in Nederland (1200) globaal overeen met de aantallen in de omringende landen. Uit de SGZ blijkt dat er weinig cijfers voorhanden zijn over incidenten in de thuiszorg. Inmiddels is voorzien in aangescherpte wetgeving die in 2010 van kracht zal worden. Hierdoor moet de fabrikant al bij het ontwerp van een product rekening houden met mogelijk verkeerd gebruik en zich inzetten om verkeerd gebruik zo veel mogelijk te voorkomen door een āslim ontwerpā. Momenteel is een Europees systeem voor registratie van incidenten in de maak. Onderhoud In Nederland bestaat geen wettelijke verplichting of richtlijn voor de vervanging van medische apparatuur. Investeren en vervangen van medische technologie is de verantwoordelijkheid van het bestuur van de instelling. In de praktijk leidt dit tot verschillen tussen instellingen. Het toepassen van relatief āoudeā c.q. verouderde apparatuur hoeft niet te betekenen dat de desbetreffende medische technologie niet goed functioneert of dat er risicoās met betrekking tot de veiligheid ontstaan. In een periode van tien jaar kunnen wel stappen zijn gezet op het terrein van prestaties, veiligheid, milieu en comfort, waardoor de oude(re) medische technologie in mindere mate aan de eisen van deze tijd voldoet. Op dit moment is het voor overheid, patiĆ«nten/cliĆ«nten en zorgverzekeraars niet transparant of een zorgaanbieder gebruik maakt van medische apparatuur die voldoet aan de technologiestandaard die algemeen verwacht mag worden. Ik acht het van belang dat hierin transparantie wordt aangebracht. Zorginstellingen die vallen onder de Wet toelating zorginstellingen (WTZi) zijn verplicht om verschillende prestatie-indicatoren openbaar te maken. Op dit moment ontbreekt een prestatie-indicator voor onderhouds- en vervangingstatus van het apparatenpark binnen de zorginstelling c.q. specifieke afdeling. Instellingen dienen in het kader van goed kwaliteitsbeheer inzicht te hebben in de opbouw en ouderdom van het medisch apparatenpark. Ik acht het wenselijk dat dergelijke informatie bij alle instellingen beschikbaar is. Ik sluit daarbij aan bij de Leidraad die in het najaar van 2008 ontwikkeld is op dit terrein door een groot aantal organisaties. Instellingen hebben de vrijheid om zelf een keuze te maken wie het onderhoud uitvoert aan de medische technologie. Soms besteden zij dit uit aan een extern onderhoudsbedrijf, in andere gevallen betreft het de interne onderhoudsdienst. Er bestaat geen overheidstoezicht op ingehuurde externe onderhoudsdiensten. Ik acht het van belang dat onderhoudsbedrijven over de juiste kennis, kunde en middelen beschikken om op verantwoorde wijze onderhoud te verrichten aan medische technologie en dat zij dit doen aan de hand van de geaccepteerde normen. Doelstellingen ten aanzien van het risicoproces: Verantwoorde aanschaf medische technologie In 2012 wordt medische technologie (risicoklasse IIb en III) alleen aangeschaft op basis van een risicoanalyse en een opleidings- en trainingsplan. Er is daarbij oog voor de kennisoverdracht van de leverancier naar de professionals. Professionalisering/āupgrading van het onderhoud In 2012 dient het onderhoud aan medische technologie (waarvan de eisen kunnen variĆ«ren per risicoklasse) alleen te worden uitgevoerd door een gecertificeerde onderhoudsdienst. In 2012 is er een prestatieindicator waarmee inzicht wordt verkregen in de onderhouds- en vervangingsstatus van het apparatenpark binnen de zorginstelling. Reeds in gang gezet ten aanzien van het risicoproces De koepelorganisaties van ziekenhuizen (NVZ en NFU) hebben zich gecommitteerd aan het instellen van een Veiligheidsmanagement systeem (VMS) binnen de eigen instelling. De ziekenhuizen maken hierbij gebruik van een Nederlandse Technische Afspraak (NTA), een veldnorm die door de IGZ getoetst wordt. Er zijn twee gidsen opgesteld door de NVZ die beschrijven op welke wijze de inkoop, ingebruikname, onderhoud en beheer van medische apparatuur moeten zijn vormgegeven (āKwaliteitsborging medische systemen, Een praktische gidsā (2004),āPraktijkgids risicomanagement en medische technologieā (2008). 3. Een aantal incidenten is voor de Orde van Medisch Specialisten aanleiding geweest om samen met een groot aantal partijen een Leidraad op dit terrein te ontwikkelen (oktober 2008). De in de zorg actieve betrokken technische beroepsgroepen hebben aangegeven met deze Leidraad in te stemmen en te willen bijdragen aan een verdere praktische uitwerking. Op grond van deze Leidraad moet er een meldingsysteem zijn voor afwijkingen aan medische apparatuur: het management moet op de hoogte zijn van alle apparatuur die wordt gebruikt binnen de organisatorische eenheid en van de wijze waarop het cyclisch onderhoud plaatsvindt. de verantwoordelijke geeft hierover periodiek een managementrapportage aan gebruikers, medische en verpleegkundige staf en RvB. goed beheerde medische apparatuur moet herkenbaar zijn voor de gebruiker. ActiZ heeft in samenwerking met āĆonsument en Veiligheidā een model voor risicoanalyse voor de aanschaf van medische technologie in de langdurige zorg en een module āVeiligheid van hulpmiddelenā ontwikkeld. Deze module kan worden ingezet door medewerkers bij de aanschaf, onderhoud en training. Gelet op bovenstaande uitkomsten c.q. knelpunten zal ik de volgende activiteiten op het terrein van het risicoproces stimuleren. In gang te zetten acties ten aanzien van het risicoproces Aanschaf Ik zal bevorderen dat er een of meerdere veldnormen ontwikkeld worden, met betrekking tot de aanschaf, de opleiding, het onderhoud en het gebruik, die in 2011 beschikbaar moeten zijn. Ik streef hierbij naar betrokkenheid van āall parties concernedā dus met deelname van industrie, zorgveld (waaronder medische staf en de verpleegkundige adviesraden) en cliĆ«nten. De Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica heeft hier, samen met andere op dit gebied relevante organisaties, een mooi uitgangspunt voor beschreven met het stuk āPrestatie-indicatoren Kwaliteitsborging Medische Systemenā. In 2009 wordt de Nederlands Technische Afspraak (NTA) geactualiseerd. De aanbevelingen uit onderhavig rapport zullen moeten worden meegenomen in deze norm. Ik zal bij de recent ingestelde Regieraad voor Kwaliteit van Zorg de vraag neerleggen in hoeverre richtlijnen/protocollen aandacht kunnen schenken aan de inzet van medische technologie en andere behandelmogelijkheden. Ik zal met verzekeraars en gemeentes overleggen op welke wijze zij aan kunnen sluiten bij de uitgangspunten die door de zorginstellingen bij de aanschaf van medische technologie worden gehanteerd (risicoanalyse, onderhoud, borgen verantwoorde toepassing door training). Onderhoud Ik zal bevorderen dat er een prestatie-indicator ten behoeve van de basisset prestatieindicatoren gemaakt wordt waaruit de status van het technologiepark voor bijvoorbeeld de OK, IC en afdeling radiologie blijkt. Ik overweeg wettelijk te verplichten dat onderhoud aan (specifieke) medische apparatuur/technologie plaats dient te vinden door daartoe gecertificeerde onderhoudsdiensten. Hiermee geef ik mede uitvoering aan de motie Van Miltenburg/Van der Veen (Kamerstukken 2008-2009, 31 700, nr. 47) Met betrekking tot de verbetering van post market surveillance (PMS) zal ik het verkrijgen van feedback vanuit de praktijk richting de industrie van deze technologie stimuleren (bijvoorbeeld data afkomstig van storingsanalyse maar ook de wens om een zekere standaardisatie in de toepassing). Ik heb het voornemen dit o.a. via het Zorg Innovatie Platform te agenderen. Ik wil de zorginstellingen in aansluiting op de reeds in gang gezette activiteiten in het kader van patiĆ«ntveiligheid, stimuleren tot actieve registratie en melding van incidenten. Registratie is een onderdeel van het integrale risicomanagement van een instelling. Ten slotte zullen in nauwe samenwerking met de IGZ een drietal invitational conferences worden georganiseerd op het terrein van het risicomanagement in verschillende settings in de gezondheidszorg. 3.2 Risico(volle) gebruiker Onder deze categorie komt een viertal aspecten naar voren. Deze aspecten licht ik eerst toe aan de hand van de uitkomsten van het SGZ-rapport. Vervolgens zal ik mijn reactie geven op de uitkomsten en aanbevelingen en ingaan op de acties die in gang zijn gezet en nog zullen worden opgestart. Opleidingen Met betrekking tot het inzetten van medische technologie concludeert de IGZ in het SGZ-rapport dat binnen de medische en verpleegkundige opleidingen meer aandacht moet worden besteed aan het verantwoord omgaan met medische hulpmiddelen en de daaraan verbonden risicoās. De huidige opleidingssystematiek schiet hierin te kort. De IGZ bepleit meer aandacht voor medische technologie in de reguliere opleidingen voor artsen, verpleegkundigen en verzorgenden. Trainingen Ook vindt er volgens het SGZ-rapport onvoldoende controle plaats van de trainingen en cursussen die medewerkers hebben gevolgd (in sommige gevallen betreft dit de mantelzorgers die onvoldoende worden geĆÆnstrueerd). Het is niet duidelijk of de medewerkers daadwerkelijk getraind zijn om specifieke apparatuur toe te passen (zoals infuuspompen, domotica of tilliften). Daarnaast is er onvoldoende aandacht voor het belang van adequate rekenvaardigheden onder de verschillende betrokken beroepsgroepen. Uitbreiding voorbehouden handelingen: bekwaamheid volstaat niet De IGZ is van oordeel dat het behalen van een artsentitel c.q. een diploma voor verpleegkundige als zodanig onvoldoende waarborg vormt om op een bekwame manier risicovolle medische technologieĆ«n toe te kunnen passen. De systematiek van de voorbehouden handelingen, zoals beschreven in de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG), is niet van toepassing op het gebruik van risicovolle medische technologie en medische hulpmiddelen. De IGZ stelt voor om de Wet BIG aan te passen en bekwaamheidseisen te stellen aan degenen die medische hulpmiddelen/technologie toepassen. Noodzaak nieuw type professional Ten slotte signaleert de IGZ in het SGZ-rapport dat de deskundigheid in de zorg geen gelijke tred houdt met de technologische ontwikkeling. Dit vraagt volgens de IGZ om een nieuw type zorgprofessional die een verbinding kan leggen tussen zorg en techniek. Reactie Ik acht het van belang dat de gebruikers van medische technologie door middel van opleiding en/of training leren om verantwoord en adequaat om te gaan met medische technologie en de daaraan verbonden risicoās. Van belang daarbij is ook dat beroepsbeoefenaren competenties aangeleerd krijgen die hen in staat stellen kritisch en verantwoord om te gaan met het steeds vernieuwende aanbod van technologieĆ«n. Hiermee wordt een basis gelegd voor de relatie tussen de aanschaf van nieuwe apparatuur, de training en het gebruik van deze nieuwe apparatuur en de bij- en nascholing voor de technologie meer in het algemeen. Naar mijn mening zijn beroepsorganisaties, in samenspraak met werknemers- en werkgeversorganisaties, verantwoordelijk voor het profiel van het beroep. Daarbij hoort ook dat de relevante ontwikkelingen in deze profielen worden vertaald. In de Wet BIG staan de opleidingsvereisten van een groot aantal beroepen vermeld, zoals de verpleegkundigen en (basis)artsen. Deze opleidingsvereisten zijn een vertaling van het beroepsprofiel van het betreffende beroep. De opleidingsinstituten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteitszorg wat betreft de ontwikkeling van de opleidingsprofielen en de uitwerking in curricula. Professionalisering en nascholing, inclusief de daarbij behorende opleidingsprofielen, zijn de verantwoordelijkheid van de beroepsgroepen zelf, mogelijk in overleg met werkgevers. Voor de specialistische opleidingen worden volgens de artikelen 14 tot 17 van de Wet BIG de opleidingsvereisten in het betreffende College vastgesteld. Vanaf maart 2010, als de aangepaste Wet Medische Hulpmiddelen en het aangepaste Besluit Medische Hulpmiddelen in werking treden, zal de fabrikant bij het op de markt brengen van zijn product rekening moeten houden met de technische kennis, ervaring, training, scholing en opleiding van de toekomstige gebruikers. Dit geldt zowel voor producten voor niet-professionele gebruikers, als voor āhightechā producten. De fabrikanten zullen zich hierdoor actiever moeten opstellen op het gebied van scholing en trainingen. Ik heb begrepen dat de industrie, vooruitlopend op deze wetgeving, dergelijke trainingen reeds aanbiedt. Van belang is dat de trainingen aansluiten op de zorg (dus niet beperkt blijven tot een technische uitleg) en dat het aanbod past binnen de praktijk van het zorgveld. Mogelijk zijn er nog andere aangrijpingspunten om op dit vlak de veiligheid te verbeteren. Ik denk daarbij aan mogelijke aanscherping van de richtlijnen en protocollen op het terrein van training van vaardigheden om (bepaalde) medische technologie toe te passen. Zo heeft de Nederlandse Vereniging voor Endoscopische Chirurgie inmiddels het initiatief genomen tot het opstellen van richtlijnen voor bekwaamheidseisen (training en onderhouden van vaardigheden) op dit terrein. Ook enkele andere verenigingen hebben een dergelijk initiatief ondernomen. Dit verdient navolging door alle andere beroepsgroepen. Aanpassing van wet BIG: in artikel 36 van de Wet BIG staat een opsomming van handelingen waarvan de zelfstandige uitoefening is voorbehouden aan bepaalde beroepsgroepen. Deze opsomming is sinds de inwerkingtreding van de wet, behoudens opneming van de voorschrijfbevoegdheid van UR-geneesmiddelen (als gevolg van de nieuwe Geneesmiddelenwet), ongewijzigd gebleven. De ontwikkelingen op medisch-technologisch gebied en het ontstaan van nieuwe beroepen in de gezondheidszorg geven aanleiding om te bezien of de opsomming van voorbehouden handelingen en de zelfstandig bevoegd verklaarde beroepsgroepen nog actueel is. Momenteel staat wat betreft de complexe en risicovolle technologie niet vast wat de bekwaamheidseisen zijn om deze verantwoord toe te passen (zoals de minimaal invasieve chirurgie). Over een nieuw type zorgprofessional ānaast een grotere rol van medische technologie in de reguliere opleidingen- merk ik op dat hiervoor al opleidingen bestaan: de opleiding tot het beroep van medisch ingenieur in Eindhoven en de opleiding tot het beroep van klinisch technoloog in Enschede. Ook op MBO- (bijv. ROC Schiedam: opleiding tot medisch technicus) en Hbo-niveau (Rotterdam: opleiding Gezondheidszorg Technologie) zijn er opleidingen gestart. Daarnaast heeft een aantal technische opleidingen zich op het snijvlak van techniek en zorg begeven: onder meer biometrie, biomedical engineering (werktuigbouwkunde) en human care technology. Ik wacht de ontwikkelingen op dit terrein vooralsnog af. Doelstelling risicovolle gebruiker: Alleen vaardige gebruikers passen medische technologie toe In 2012 bevatten de opleidingseisen/curricula van de beroepsgroepen (verpleegkundigen, medewerkers in de thuiszorg, bepaalde specialismen) een technische component. In 2012 is de bij- en nascholing van beroepsgroepen ingesteld op het omgaan met nieuwe medische technologie. Thuisgebruikers en mantelzorgers ontvangen een gerichte instructie/gebruiksaanwijzing hoe zij bepaalde medische hulpmiddelen in de thuissituatie moeten toepassen. Richtlijnen c.q. protocollen hebben gerichte aandacht voor de vereiste vaardigheden om bepaalde medische technologie/hulpmiddelen toe te passen. Acties die reeds in gang zijn gezet ten aanzien van de risicovolle gebruiker Met het oog op het voorgaande heb ik de opdracht verstrekt tot het verrichten van onderzoek naar de vraag of aanpassing van artikel 36 in Wet BIG is aangewezen en zo ja, in welke zin. Naar verwachting zal dit onderzoek in juli 2009 afgerond zijn. Aansluitend zal ik u over de bevindingen en de mogelijke consequenties voor de wet BIG op de hoogte stellen. Ik ben inmiddels met de beroepsgroep van verpleegkundigen in gesprek op welke wijze verbeteringen in de opleiding kunnen worden gerealiseerd. Binnen het aangepaste systeem van deskundigheidsbevordering kan het onderwerp omgaan met medische technologie een gepaste plaats vinden. ActiZ heeft aangegeven in het kader van de veiligheidsmanagement-methode voor de V&V-branche aandacht te besteden aan, onder andere, training van personeel. In gang te zetten acties ten aanzien van de risicovolle gebruiker Ik zal de betreffende beroepsgroepen, de opleidingsinstellingen en de koepels van zorginstellingen het SGZ-rapport doen toekomen. Ik zal hen vragen op welke wijze zij uitvoering zullen geven aan de aanbevelingen en mij hierover te informeren. Ik zal bij de recent ingestelde Regieraad de vraag neerleggen in hoeverre het mogelijk is om opleidingen en vaardigheden met betrekking tot de inzet van medische technologie vast te leggen in richtlijnen c.q. protocollen. Ik wil de samenwerking op het terrein van trainingen en opleidingen tussen de zorginstellingen en de medische technologische industrie bevorderen. Doel is dat zij sectorbrede concrete meerjarige afspraken maken die tot verbeteringen zullen leiden. Ik zal de beroepsgroepen attenderen op het belang van het onderwerp in het kader van de bij- en nascholing. Risicotechnologie Top 5 meest risicovolle medische technologie Sommige technologie blijkt meer risicovol te zijn dan andere. Uit verschillende rapporten komt een top 5 naar voren van medische technologie die binnen heel Europa de meeste incidenten/calamiteiten veroorzaken. In Nederland betreft dit concreet wegwerp hulpmiddelen, niet actieve implantaten (zoals kunstheupen) IVDās (zelftests) Electro-mechanische hulpmiddelen (bijv. MRIās) en tenslotte de actieve implantaten (bijvoorbeeld pacemakers). Daarnaast blijkt het op het terrein van domotica lastig te zijn de kwaliteit van zorg afdoende te bewaken omdat sommige producten die bij deze zorg worden ingezet (bijvoorbeeld bewakingscameraās, uitluisterapparatuur of videoverbindingen thuis) niet zijn ontwikkeld en/of op de markt gebracht als medische technologie. Veiligheid inbouwen in productontwerp De veiligheid bij de toepassing van medische technologie/hulpmiddelen is ook sterk te verbeteren door bij het ontwerpen al meer rekening te houden met de praktische toepassing. Het SGZ-rapport constateert dat een actieve(re) uitvoering van de PMS hierbij behulpzaam kan zijn. Aanpassing richtlijn In vitro-diagnostica Daarnaast constateert het SGZ-rapport dat niet alle wet- en regelgeving voldoende is toegesneden op de ontwikkelingen in de medische technologie. Dit geldt voor de normatieve Wet BIG (zie onder risicogebruiker) en het Besluit in-vitrodiagnostica. Het SGZ-rapport stelt dat fabrikanten alleen verplicht zijn bij zogenaamde hoogrisico-tests (van de A-lijst) en bij zelftests waarvoor doeltreffendheidsonderzoek is gedaan, de resultaten van onderzoek met onervaren gebruikers te overleggen. Daarom is de IGZ voorstander van een zwaardere classificatieregeling en dus strengere eisen aan het in de handel brengen van IVDās voor zelfgebruik. Reactie Ik zal een expertgroep instellen die binnen het kader van de top 5 nader onderzoekt bij welke categorie van medische technologie binnen de huidige wet- en regelgeving op dit moment de grootste verbetering valt te verwachten op de meest eenvoudige manier (laaghangend fruit). Op basis van dit onderzoek kan de expertgroep concrete adviezen formuleren hoe de risicoās van deze medische technologie op korte termijn kunnen worden teruggedrongen. Op het terrein van domotica zal ik de expertgroep vragen om concrete verbetersuggesties hoe de kwaliteit van zorg beter te waarborgen is, ook wanneer niet strikt genomen sprake is van een medisch hulpmiddel. Met betrekking tot het beter inbouwen van veiligheid in het productontwerp merk ik op dat de Europese wetgeving aangescherpt is en in 2010 van kracht zal worden. Hierdoor moet de fabrikant al tijdens de ontwerpfase rekening houden met mogelijk verkeerd gebruik en zich inzetten om dit zoveel mogelijk te voorkomen door een āslimā ontwerp. Ik deel de opvatting van de IGZ dat het Besluit In-vitro diagnostica aangepast moet worden. De risico-indeling is deels door technologische ontwikkelingen achterhaald omdat de risicoindeling gebaseerd is op limitatieve lijsten van markeringstoffen van ziekten die de stand van wetenschap van de jaren negentig weergeven. Doelstelling risicotechnologie: De risicoās in de toepassing van medische technologieĆ«n die tot de top 5 behoren, worden door aanscherping van wetgeving en door nadere gerichte advisering door een expertgroep, teruggedrongen. Reeds in gang gezette actie ten aanzien van de risicotechnologie Nederland pleit in Europees verband al enige tijd voor āmoderniseringā van de EU Richtlijn In-Vitro diagnostica, speciaal voor het wijzigen van de risicoclassificatie in een generiek, toekomstbestendig systeem. Aangezien dit een tamelijk complex en tijdrovend proces is, verwacht ik dat deze aanpassing pas na 2015 in werking treedt. Door deze wijziging zullen strengere eisen worden gesteld aan het in de handel brengen van IVDās voor zelfgebruik. Nog in gang te zetten acties ten aanzien van de risicotechnologie Ik zal mij nader laten adviseren door een expertgroep om risicoās op de korte termijn terug te dringen met betrekking tot de top 5 van medische technologie die de meeste calamiteiten veroorzaakt en specifiek op het terrein van domotica. Ik wil de samenwerking bevorderen tussen zorginstellingen (praktijk) en industrie (ook genoemd onder risicoproces). Ik overweeg een aanvullende onderzoeksvraag toe te voegen aan het herhaalonderzoek van het Emgo/Nivel naar vermijdbare schade in de zorg met betrekking tot medische technologie. 4. Internet: (Campagne zelftests) De in vitro-diagnostica (zelftests) blijken inmiddels veel via het Internet te worden aangeboden. Daarmee wordt de soms vereiste kanalisatieregeling ā die een verantwoorde uitvoering van een dergelijke zelftest bevordert- niet toegepast. Verkoop via het Internet lijkt bovendien meer vatbaar te zijn voor aflevering van vervalste danwel kwalitatief slechte zelftests. Deze tests kunnen de consumenten een onjuist beeld geven van hun gezondheidssituatie. Ik acht dit onwenselijk en in bepaalde gevallen zelfs gevaarlijk. Ā In gang te zetten actie ten aanzien van internet zelftests Ik overweeg in navolging van de campagne waarbij gewezen werd op de risicoās van geneesmiddelen besteld via het Internet, een soortgelijke, maar bredere campagne in 2009 uit te voeren op dit terrein. Deze campagne zal zich naast geneesmiddelen, ook richten op medische hulpmiddelen zoals in-vitro diagnostica. Enkele voorbeelden hiervan zijn: de HIV-test, de bloedsuikerteststrips, Prostaat specifiek antigeen (PSA), Fecaal Occult Bloed (FOB) en Cholesterol. Het doel van campagne is drieledig: Burgers moeten weten dat in-vitro diagnosticaĀ en andere medische hulpmiddelen die op het internetĀ worden aangeboden vervalsingen kunnen zijn; Burgers moeten zich ervan bewust zijn dat dezeĀ testen en medische hulpmiddelenĀ gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid doordat foutieve uitslagen kunnen voorkomen of de medische hulpmiddelen anderszins kwalitatief niet aan de daarvoor gesteldeĀ eisen voldoen; De doelgroep moet weten datĀ viaĀ het legale distributiekanaalĀ verkregen in-vitro diagnostica testenĀ en medische hulpmiddelen veilig en legaal zijn en dat burgers zich ook anoniem kunnen laten testen. Ā Voortgang Ik zal de Kamer op de hoogte houden van de voortgang van de activiteiten uit dit plan van aanpak via de Voortgangsrapportage Kwaliteit die o.a. integraal rapporteert over de vorderingen met betrekking tot patiĆ«ntveiligheid. Zie voor het overzicht bijlage 3 Het onderzoek van de IGZ naar aanleiding van de brand op de OK in Almelo, het IGZ onderzoek naar het functioneren van de instrumentele diensten en de bevindingen van de IGZ in het onderzoek naar het operatief proces (TOP2, het preoperatieve proces) NVKF, KIVI NIRIA, WIBAZ, VZI, SLG en NVTG Medical devices in intramural settings en patient safety (RIVM 2009) PAGE 12 PAGE 1