[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Kabinetsreactie op het advies

Bijlage

Nummer: 2009D26683, datum: 2009-06-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Kabinetsreactie op het advies Nederlandse Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten (2009D26682)

Preview document (🔗 origineel)


Kabinetsreactie Nederlandse Roadmap Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten


1.	Inleiding en context 

In december 2007 bracht het kabinet de Strategische Agenda voor het
Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid (Kamerstuk 31238 nr.
1) uit. Daaruit sprak de overtuiging dat goede faciliteiten voor
onderzoek, met name grootschalige onderzoeksfaciliteiten, van groot
belang zijn voor de kwaliteit van het Nederlandse onderzoek. 

Het Innovatieplatform heeft in het rapport “Kennisambitie en
researchinfrastructuur” (juni 2005) eerder al gewezen op het belang
van grootschalige onderzoeksfaciliteiten en aandacht gevraagd voor meer
en structurele investeringen hierin. In antwoord op dit rapport werd
door het vorige kabinet eind 2005 een impuls gegeven van € 100
miljoen, waarmee vijf grote faciliteiten zijn gerealiseerd op
verschillende wetenschapsterreinen. 

Verder bevatte dit IP-rapport de aanbeveling om een fonds in te stellen
voor de financiering van grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Daarmee
is een start gemaakt door vanaf 2008 aan de NWO-begroting middelen toe
te voegen oplopend tot € 20 miljoen structureel vanaf 2011.   

Door Europese partijen is het belang van goede onderzoeksfaciliteiten
ook onderkend. Mede op Nederlands initiatief is in november 2004 door de
Raad voor Concurrentievermogen aan het European Strategy Forum on
Research Infrastructures (ESFRI, opgericht in 2002) gevraagd een eerste
Europese agenda, een ‘roadmap’ voor grootschalige
onderzoeksfaciliteiten op te stellen. Verschillende landen waren op dat
moment al bezig met een eigen nationale roadmap, terwijl andere landen
daar nog aan moesten beginnen. De ESFRI-roadmap is in het najaar van
2006 gepubliceerd, en in december 2008 is er een update van deze roadmap
verschenen.

Op 9 juli 2007 heb ik de Commissie Nationale Roadmap Grootschalige
Onderzoeksfaciliteiten ingesteld om een Nederlandse roadmap op te
stellen. Met de instelling van deze commissie werd beoogd aansluiting te
houden bij de internationale ontwikkelingen in de wetenschap. Ook vond
het kabinet het belangrijk om een wegingskader te hebben, zodat niet
telkens ad hoc besluiten zouden moeten worden genomen over het bouwen
van of in internationaal verband participeren in grootschalige
onderzoeksfaciliteiten. De commissie, onder voorzitterschap van de heer
Van Velzen, heeft de nationale roadmap grootschalige
onderzoeksfaciliteiten in november uitgebracht en ik heb de roadmap
vervolgens op 13 november 2008 aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstuk
27406 nr. 124). 

De Europese Commissie en ook ESFRI hebben met instemming kennisgenomen
van de roadmap en de eerste reactie op de roadmap. De voorzitter van
ESFRI benadrukte dat hij vooral de wil tot samenwerking bij deze
grootschalige faciliteiten van grote waarde vond en hoopt dat dit een
stimulerend effect zal hebben op de andere landen. Vooral de hoge
kwaliteit van de Nederlandse onderzoekers staat volgens hem garant voor
de te verwachten hoge opbrengsten die de investeringen meer dan waard
zullen zijn. 

Ook het Innovatieplatform heeft zijn waardering uitgesproken voor het
advies van de roadmapcommissie tijdens de presentatie hiervan door de
heer Van Velzen op de Innovatieplatformvergadering van 21 januari 2009.
Het Innovatieplatform hechtte er vooral aan dat er meer structurele
middelen beschikbaar komen voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten en
zag dit als één van de belangrijke middelen om te investeren in de
kenniseconomie. Ook de aanbeveling om alternatieve financieringsvormen
uit te werken kreeg instemming. 

De roadmap is in feite een ‘agenda’ voor investeringen in grote
onderzoeksfaciliteiten. Er staan 25 voorstellen op die zijn geselecteerd
uit ongeveer 60 door het onderzoeksveld aangedragen voorstellen. Deze
lijst biedt idealiter de bouwstenen voor nieuwe
onderzoeksinfrastructuur.

Bij het opstellen van de roadmap heeft de commissie vooral gekeken naar
de criteria die zijn genoemd in het rapport “Kennisambitie en
researchinfrastructuur” van het Innovatieplatform (dezelfde criteria
die ook zijn gebruikt voor het opstellen van de Europese roadmap): de
kans op wetenschappelijke doorbraken, de potentie tot brain gain, het
belang voor maatschappij of bedrijfsleven, samenwerking en concurrentie,
financiële aspecten en technische haalbaarheid en technische
uitdagingen. 

Specifiek voor de Nederlandse situatie heeft de commissie daar nog een
aantal criteria aan toegevoegd. Deze hebben betrekking op de
gebruikersgemeenschap in Nederland, de mate van samenwerking binnen die
gemeenschap en de maatschappelijke en economische impact van
grootschalige onderzoeksfaciliteiten in Nederland. In dit verband heeft
de commissie onder andere gekeken naar de relatie met de sleutelgebieden
van het Innovatieplatform. De commissie heeft ook breder gekeken naar
andere terreinen. De sleutelgebieden betreffen immers de terreinen waar
zowel wetenschap als industrie sterk zijn in Nederland. Er zijn echter
ook gebieden waar de industriële belangen minder groot zijn, maar waar
juist de maatschappelijke belangen voorop staan. 

Het kabinet heeft veel waardering voor de zorgvuldige procedure die de
commissie heeft gevolgd. Daardoor heeft zij - mede op basis van
onafhankelijke peer review - een objectief oordeel kunnen geven over het
belang en de kwaliteit van de ingediende voorstellen. 

Twee van de nieuwe voorstellen uit de ESFRI roadmap 2009 zijn ook
opgenomen in de Nederlandse roadmap, mede vanwege de leidende rol die
ons land binnen deze onderzoeksfaciliteiten speelt. Dit geldt
bijvoorbeeld voor het High Field Magnet Laboratory (HFML) in Nijmegen
dat met een relatief kleine investering kan uitgroeien tot het leidend
centrum in Europa. 

In het onderstaande geeft het kabinet een reactie op de nationale
roadmap. In paragraaf 2 wordt allereerst een reactie gegeven op de
overweging van de commissie met betrekking tot het belang van
grootschalige onderzoeksfaciliteiten: het belang van grootschalige
onderzoeksfaciliteiten voor toponderzoek, het maatschappelijk en
economisch belang, de rol van grote faciliteiten bij het aantrekken van
onderzoekers en de knooppuntfunctie van grootschalige
onderzoeksfaciliteiten. In paragraaf 3 wordt ingegaan op de concrete
aanbevelingen van de commissie voor de korte en de middellange termijn. 

De hoofdboodschap van dit kabinetsstandpunt is dat op de eerste plaats
alle inzet gericht moet zijn op de implementatie van de nationale
roadmap.

2.	Het belang van grootschalige onderzoeksfaciliteiten 

In aansluiting op het rapport “Kennisambitie en
researchinfrastructuur” noemt de commissie een aantal aspecten die het
belang van investeringen in grootschalige onderzoeksfaciliteiten
onderstrepen: 

Het belang van grootschalige onderzoeksfaciliteiten voor (top)onderzoek 

De commissie noemt grootschalige onderzoeksfaciliteiten essentiële
werktuigen voor wetenschappelijke vooruitgang en voor het verrichten van
toponderzoek.

De commissie wijst er daarbij op dat wetenschappelijke vooruitgang
voortkomt uit een combinatie van het talent van creatieve onderzoekers
en de beschikbaarheid van goede onderzoeksfaciliteiten. Onderzoekers
hebben in toenemende mate behoefte aan steeds omvangrijkere
onderzoeksinfrastructuur. Dit gaat samen met een verschuiving van een
solistische onderzoekstraditie naar een cultuur waarin
multidisciplinaire samenwerking de norm is geworden. De toekomst van
wetenschappelijke vooruitgang en het kunnen verrichten van toponderzoek
worden volgens de commissie in toenemende mate bepaald door een
samenspel van onderzoeksteams uit verschillende wetenschapsgebieden,
waarbij hoogwaardige en grootschalige onderzoeksfaciliteiten een grote
rol spelen. 

       b.  Maatschappelijk en economisch belang

De commissie kent aan grootschalige onderzoeksfaciliteiten een groot
maatschappelijk en economisch belang toe. Grootschalige
onderzoeksfaciliteiten hebben doorgaans een hoogwaardige technische
component, waarbij state of the art technologie wordt gebruikt. Het
onderzoek met behulp van grote onderzoeksfaciliteiten levert ook vaak
nieuwe industriële en maatschappelijk relevante toepassingen. De
directe en indirecte uitgaven voor investeringen en exploitatie van de
grote faciliteiten komen vaak ook ten goede aan de lokale en regionale
economie (een voorbeeld is ESTEC, met een multipliereffect van 3 tot 5
per geïnvesteerde euro). Grootschalige onderzoeksfaciliteiten kunnen 
via het open innovatiemodel bovendien een positieve impact hebben op de
ontwikkeling van het onderzoek bij het midden- en kleinbedrijf en van
startende ondernemingen. 

Aantrekken van onderzoekers

Voorts merkt de commissie op dat grootschalige onderzoeksfaciliteiten
veelal leiden tot een hoge concentratie van menselijk kapitaal. State of
the art faciliteiten hebben een grote aantrekkingskracht op de beste
onderzoekers en de beste studenten. Volgens de commissie ontstaat
‘brain gain’ daar waar de beste onderzoeksinfrastructuur en een
inspirerende werkomgeving beschikbaar zijn. Internationale voorbeelden
van dergelijke inspirerende werkomgevingen zijn Genève (met CERN) en
Heidelberg (met EMBL). 

      d.  Grootschalige onderzoeksfaciliteiten als knooppunt 

Tot slot merkt de commissie op dat grootschalige onderzoeksfaciliteiten
fungeren als knooppunt van technologie, mensen en kapitaal. Bij
grootschalige onderzoeksfaciliteiten gaat het immers om een combinatie
van hoogwaardige, voortdurend innoverende technologie en van
hooggeschoold personeel dat werkt in een inspirerende leeromgeving. Bij
grootschalige onderzoeksfaciliteiten gaat het bovendien niet alleen
primair om technologie maar om een dynamische samenwerking tussen
technologie, mensen en kapitaal.

Kabinetsreactie

Het kabinet onderkent het belang van grootschalige
state-of-the-artonderzoeksfaciliteiten voor de wetenschap, en ook voor
economie en maatschappij. Zonder goede  ‘tools for science’ kan een
wetenschappelijk onderzoeker niet goed presteren. Bijzondere
faciliteiten trekken excellente onderzoekers aan, waardoor het ook
gemakkelijker wordt om deze onderzoekers in Nederland te houden of uit
het buitenland naar Nederland te halen (brain gain). Hun activiteiten
kunnen ook leiden tot innovatieve economische activiteiten (bij de
opbouw en het onderhoud van de faciliteiten) en tot nieuwe toepassingen
die voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van belang
kunnen zijn. 

De aanwezigheid van goed opgeleide onderzoekers is voor het
R&D-intensieve bedrijfsleven vaak van belang als vestigingsplaatsfactor.
Gemakkelijke toegang tot veel potentieel hoogwaardig personeel is immers
heel aantrekkelijk voor dit type bedrijven. Verder ontstaat er rond
grote onderzoeksfaciliteiten – o.a. door kennis-spillovers en
spin-offs - een innovatieve omgeving, waarbij fundamentele onderzoekers
en kleine en grote bedrijven elkaar als het ware stimuleren. 

Een duidelijk stimulerende rol van een concentratie van grote
faciliteiten is (naast de al genoemde voorbeelden van CERN en ESTEC) het
Sciencepark in Grenoble - met de Europese synchrotronfaciliteit
(European Synchrotron Radiation Facility, ESRF) en de neutronenreactor
(Institut Laue-Langevin, ILL),  Deze heeft een aantrekkende kracht gehad
op allerlei bedrijven en onderzoeksinstellingen, en waaruit ook
bedrijven ontstonden. Bovendien is dit een goed voorbeeld van
multidisciplinair gebruik doordat een zeer groot deel van de gebruikers
niet uit de deeltjesfysica maar juist afkomstig is uit de biologie, de
medische wetenschappen of zelfs de archeologie.

Voor het bedrijfsleven en voor de maatschappij in het algemeen is de
aanwezigheid van goede wetenschappers en goed opgeleide onderzoekers een
belangrijk gegeven. Het innovatieve bedrijfsleven heeft zoals gezegd
belang bij een pool van goed opgeleide mensen voor zijn eigen
laboratoria. Ook is het voor bedrijven van belang om met  onderzoekers
uit de publieke onderzoeksinstituten te kunnen samenwerken en om van hun
faciliteiten gebruik te kunnen maken. Daarnaast is het bedrijfsleven
gebaat bij de bouw en het onderhoud van onderzoeksfaciliteiten. Diverse
gespecialiseerde bedrijven leveren onderdelen of complete apparatuur
voor grootschalige onderzoeksfaciliteiten (in Nederland o.a. FEI of
Philips). 

3.	Aanbevelingen van de commissie 

De commissie doet zowel voor de korte als voor de middellange termijn
een aantal aanbevelingen. Onderstaand per aanbeveling een reactie.

Aanbevelingen voor de korte termijn

       1. 	Ga uit van de in de roadmap gemaakte prioritering en zorg op
korte termijn voor financiering van acht faciliteiten uit de Europese
roadmap, gebruik hiervoor de middelen die aan NWO zijn toegewezen voor
grootschalige onderzoeksfaciliteiten.   

Het kabinet onderschrijft deze aanbeveling. De roadmap omvat 25
grootschalige onderzoeksfaciliteiten. De Nederlandse roadmap bevat 10
voorstellen voor nationale grote faciliteiten en 15 voorstellen die ook
op de Europese roadmap staan. Deze laatste zijn voorstellen van
faciliteiten waarin Nederland een leidende positie heeft of kan
verwerven, en waar Nederlandse wetenschap veelal ook “in kind” kan
bijdragen doordat onderdelen in Nederland zelf zullen worden ontwikkeld.
Het is ook van belang dat deze keuze mede gestoeld was op de
selectiecriteria, genoemd op pagina 2, waaronder aansluiting bij de
sleutelgebieden van het innovatiebeleid.

Vooruitlopend op haar definitieve rapport heeft de commissie geadviseerd
om met voorrang financiële steun te verlenen aan acht faciliteiten op
de roadmap die ook voorkomen op de Europese roadmap.

Aan NWO heb ik gevraagd om mij over deze acht projecten apart te
adviseren met het oog op de vraag in hoeverre deze te financieren zijn
uit het bedrag dat hiervoor bij NWO beschikbaar is in deze
kabinetsperiode. Het advies van NWO, opgesteld door een commissie onder
leiding van Van Duinen, heb ik overgenomen. De Kamer heb ik hierover
geïnformeerd (brief 26 november 2008, kenmerk OWB/WG-83484, zie
bijlage). 

Van de acht projecten zullen er vijf bekostigd kunnen worden uit de
middelen voor grote onderzoeksfaciliteiten die aan het NWO-budget zijn
toegevoegd (in totaal € 63 miljoen). Door de selectie van deze vijf
projecten uit de Europese roadmap wordt het voor de Nederlandse
onderzoekers die hierbij betrokken zijn mogelijk gemaakt een
vooraanstaande positie op te bouwen in de geselecteerde
onderzoeksfaciliteiten. Ook kunnen zij hierdoor een leidende rol claimen
of zelfs bewerkstelligen dat de hoofdvestiging in Nederland komt.
Nederland is hiermee binnen ESFRI één van de eerste landen (na Zweden,
Finland, Ierland, Verenigd Koninkrijk en Spanje) die een keus heeft
gemaakt welke projecten op de Europese roadmap zij financieel zullen
steunen. 

Voor een aantal nationale voorstellen van de Nederlandse roadmap wordt
op dit moment getoetst of zij in aanmerking komen voor financiering in
de lopende FES-rondes, waarvan één speciaal gericht op grootschalige
onderzoeksfaciliteiten. Het gaat daarbij vooral om die faciliteiten die
in Nederland worden gebouwd, maar die mogelijk een internationale
uitstraling hebben. Besluitvorming over deze rondes vindt plaats in de
Ministerraad vóór de zomer.  

Na aanbieding van de roadmap is door de commissie nog een project aan de
roadmap toegevoegd. Dit betreft het project PALLAS dat zich richt op
nucleair onderzoek. Vanwege het afwijkende karakter van dit project is
hiervoor een aparte procedure opgezet die geleid heeft tot het voorstel
om PALLAS aan de Nederlandse roadmap toe te voegen. De Commissie Van
Velzen meent wel de dat verschillende onderdelen van dit project nog een
nadere uitwerking behoeven alvorens aan de constructie hiervan begonnen
kan worden.  Met betrekking tot dit project hebben de Ministers van EZ,
VROM en VWS aan de Tweede Kamer een notitie toegezegd over de
Toekomstige Onderzoekreactoren. Deze zal u komende zomer worden
toegezonden.

Ontwikkel bij de implementatie van de roadmap ook het noodzakelijke
flankerend beleid: 

ontwikkeling van toptalent

het stimuleren van samenwerking

clustervorming

een stimulerend arbeidsvoorwaardenbeleid

de ontwikkeling van de ICT-infrastructuur

het nemen van initiatieven om het wettelijk kader voor Europese
onderzoeksinfrastructuur zo snel mogelijk in te voeren

Het kabinet is het met de commissie eens dat voor het succes van de
geselecteerde onderzoeksfaciliteiten flankerend beleid van groot belang
is. Het kabinet heeft er in de Strategische Agenda voor het Hoger
Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid voor gekozen om
onderzoeksmiddelen zo veel mogelijk in competitie in te zetten om ervoor
te zorgen dat de middelen bij de beste onderzoekers terechtkomen. Zo
heeft het kabinet onder meer besloten om de Vernieuwingsimpuls voort te
zetten en uit te breiden. 

Samenwerken en het vormen van clusters zijn echter eveneens van groot
belang. Ook hierbij geldt dat middelen zo veel mogelijk in competitie
moeten worden ingezet om excellentie in het onderzoek te bevorderen. Een
voorbeeld hiervan zijn de projecten uit de FES-rondes waarbij
wetenschappers uit de onderzoeksinstellingen samen werken met andere
onderzoeksinstellingen en met het bedrijfsleven. In consortia werken op
die manier mensen samen die dit eerder niet hebben gedaan. Dit is
eveneens het geval in verschillende andere vormen van open innovatie. 

Het is gebleken dat dit veel nieuwe inzichten oplevert,  zowel voor het
bedrijfsleven als voor de wetenschap.

Ook de arbeidsvoorwaarden spelen een belangrijke rol in het flankerend
beleid met betrekking tot  grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Het is
daarbij vooral belangrijk om onderzoekers zo veel mogelijk ruimte te
bieden. Het zijn de instellingen die verantwoordelijkheid dragen voor
goede en stimulerende arbeidsvoorwaarden. Daarnaast voert de overheid
beleid (zie o.a. Vernieuwingsimpuls) om meer ruimte te creëren voor
(top)onderzoekers. 

Een apart vraagstuk binnen de arbeidsvoorwaarden vormen de pensioenen
van onderzoekers in relatie tot hun mobiliteit. Hierover dienen in
internationaal verband afspraken te worden gemaakt, zodat het voor
onderzoekers gemakkelijker wordt om het pensioen mee te nemen naar een
ander land. De Europese Commissie laat dit vraagstuk binnenkort
onderzoeken en zal hierover waarschijnlijk eind 2009 of begin 2010 een
rapport uitbrengen. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
is hierbij eerstverantwoordelijke. Ik volg de ontwikkelingen op de voet,
want het is een belangrijk aspect bij de mobiliteit van onderzoekers en
dus ook om hen naar Nederland te halen. 

Voorts acht het kabinet, evenals de commissie, een goede
ICT-infrastructuur van zeer groot belang. Een aantal van de
geselecteerde grootschalige onderzoeksfaciliteiten is zelfs geheel
afhankelijk van een goede infrastructuur voor ICT. Dit betreft met name
de faciliteiten in de sociaal-economische wetenschappen en de biobanken.
Ongeveer tegelijkertijd met deze kabinetsreactie brengt het kabinet een
reactie uit op het advies van ICTRegie over de ICT-infrastructuur, dat
met recht grootschalige onderzoeksinfrastructuur genoemd mag worden. In
dit advies wordt nader ingegaan op het grote belang van een goede
ICT-infrastructuur voor wetenschap en technologie. Zonder een state of
the art ICT-infrastructuur kan een kennisintensieve samenleving als de
onze niet floreren. In dit verband is het verheugend te noemen dat
Wetenschap & Technologie Centrum Watergraafsmeer (WTCW) de
vestigingsplaats zal worden van het centrum voor het European Grid
Initiative, waardoor ons land zich nog beter kan ontwikkelen als
Europees knooppunt op het terrein van ICT-infrastructuren.

Het kabinet is van mening dat er snel een wettelijk kader moet komen
voor een Europese infrastructuur. Om te voorkomen dat er door
onderhandelingen over een internationale juridische status veel tijd
verloren gaat bij de oprichting van een Europese onderzoeksfaciliteit is
het van belang dat op Europees niveau op korte termijn nadere stappen
worden gezet in de besluitvorming over het voorstel om een European
Research Infrastructures Consortium (ERIC)  te kunnen oprichten waarbij
in één keer deze status wordt gerealiseerd.    

   

Kom over twee jaar met een update van de roadmap. Een roadmap is geen
statisch document. Het is belangrijk om met een zekere regelmaat te
bezien of de keuzes die in de nu voorliggende roadmap zijn gemaakt nog
steeds de juiste zijn. 

Het kabinet is het ermee eens dat de roadmap geen statisch document mag
zijn. De wetenschap is voortdurend in beweging. Bovendien kan na enkele
jaren blijken dat voor sommige faciliteiten geen plaats meer is op de
roadmap en dat voor andere elders financiering is gevonden. Ook de
ESFRI-roadmap is na twee jaar vernieuwd, al was dat in zeer beperkte
mate. Voor dit moment geeft het kabinet voorrang aan de implementatie
van de roadmap. Het is aan een volgend kabinet om over twee jaar de
instelling van een nieuwe roadmapcommissie te overwegen. 

Aanbevelingen voor de middellange termijn 

Toets kritisch hoe de grootschalige onderzoeksfaciliteiten thans worden
gefinancierd en besteed bij de besluitvorming over de nieuwe FES-ronde
expliciet aandacht aan de “bewezen wil tot samenwerking” en open
toegang. Reserveer een gedeelte van de FES-ronde 2009/2010 voor
grootschalige onderzoeksfaciliteiten op basis van de door de Commissie
van Wijzen (CvW) bepleite transparante procedures en stel paal en perk
aan de door de CvW gesignaleerde overlap. Vraag het Rathenau Instituut
de uitgaven voor onderzoeksinfrastructuur in kaart te brengen. Stel een
werkgroep in om alternatieve financieringsvormen op hun mérites te
beoordelen. 

Het kabinet is het met de commissie eens dat overlap tussen
verschillende instrumenten moet worden vermeden. Daarop is bijvoorbeeld
ook de huidige FES-ronde gericht. Deze FES-ronde is bij uitstek bedoeld
om overlap te voorkomen en samenwerking te bevorderen. Daarnaast is het
hoofddoel van FES om een financiële éénmalige impuls te geven aan de
ontwikkeling van kennis, innovatie en onderwijs, door middel van publiek
– private samenwerking. Echter, voor een implementatie van de roadmap
van grootschalige onderzoeksfaciliteiten is een impulsinstrument als het
FES niet het meest geschikt  Tegelijkertijd zijn er goede ervaringen
daar waar men vanuit andere bron al gezorgd heeft voor een goede
inbedding en exploitatie van de faciliteit voor een langere periode
wordt gegarandeerd.

Het kabinet is het voorts met de commissie eens dat er een goed
overzicht moet zijn van (huidige en toekomstige) uitgaven voor
grootschalige onderzoeksfaciliteiten. Dit geldt met name waar het
onderzoeksinfrastructuren van substantiële omvang betreft waaraan
Nederland substantieel bijdraagt, zowel nationaal als internationaal.
Het rapport van het Rathenau Instituut “Groot in 2008” geeft
hiervoor een eerste aanzet. Ook in Europees verband wordt gewerkt aan
het in kaart brengen van grootschalige onderzoeksfaciliteiten.

Voor de verdere uitwerking van alternatieve financieringsmogelijkheden,
zoals geadviseerd door de commissie, zal een werkgroep worden
samengesteld. Deze werkgroep zou kunnen bestaan uit vertegenwoordigers
van VSNU, NFU, KNAW, NWO/SenterNovem, TNO en Grote Technologische
Instituten, het bedrijfsleven en een gedeputeerde uit een van de
provincies. Deze werkgroep krijgt tot taak de implementatie van de
roadmap verder te stimuleren en deze op de relevante agenda’s te
brengen en te houden en daarbij ook alternatieve
financieringsmogelijkheden te verkennen, zoals bijvoorbeeld in het kader
van provinciale en regionale ontwikkelingen. Ook relevant in dit kader
is een recent uitgebracht rapport van het Rathenau Instituut over
Investeren in onderzoeksfaciliteiten

Laat alternatieve financieringsarrangementen uitwerken. Sluit aan bij
het advies van het Innovatieplatform voor de instelling om een fonds
(van €  125 miljoen) in te stellen voor infrastructuurprojecten, te
financieren uit renteopbrengsten van het FES, neem een budgetlijn in de
begroting van OCW op van dezelfde omvang en sluit aan op de systematiek
van het bouwfonds van universitaire ziekenhuizen. 

Zoals in het rapport ook al is aangegeven, is impulsfinanciering niet
een geëigend instrument om grootschalige onderzoeksfaciliteiten
duurzaam te bekostigen. Met name omdat het met de faciliteiten
gerelateerde onderzoek vaak langer doorloopt dan de periode van
impulsfinanciering duurt. Hierdoor ontbreekt het vaak aan middelen om de
exploitatie voort te zetten en noodzakelijke investeringen te doen. 

Het kabinet is het daarom eens met de commissie dat juist het
beschikbaar stellen van structurele financiering recht doet aan het
karakter van dit soort investeringen. Juist om die reden heb ik voor
grootschalige onderzoeksfaciliteiten een bescheiden, maar structureel
bedrag toegevoegd aan het budget van NWO. De commissie noemt een aantal
mogelijkheden voor structurele middelen, waaronder een apart fonds. 

Zoals eerder aangegeven wordt op dit moment bovendien getoetst of
nationale projecten via de lopende Fes-ronden voor financieringen in
aanmerking komen. Hierover vindt voor de zomer besluitvorming plaats.
Daarnaast kan via verschillende financieringsopties (bijvoorbeeld waar
mogelijk met matching met structuurfondsen) nog veel bereikt worden. Het
is dus zaak alert te blijven op structurele of incidentele mogelijkheden
die zich voordoen. Het verdient aanbeveling dat conform het advies van
de commissie deze aspecten verbonden aan investeringen in grootschalige
onderzoeksfaciliteiten nader onderzocht worden. Het zou goed zijn als de
werkgroep zoals hiervoor beschreven (in 3.2.1.) ook naar dit type
aspecten van investeringen in grootschalige onderzoeksfaciliteiten zou
kijken.

 Innovatieplatform: Kennisambitie & researchinfrastructuur; investeren
in grootschalige kennisinfrastructuur, juni 2005 (rapport Nijkamp)

 European Strategy Forum on Research Infrastructures (ESFRI): European
Roadmap for Research Infrastructures - Roadmap 2008

 In het rapport van het ERID-Watch (6e Kaderprogramma European Research
Infrastructures Development Watch) worden de verschillende voordelen
voor het bedrijfsleven van grootschalige onderzoeksfaciliteiten
uitgebreid beschreven. (www.eridwatch.eu)

 Horlings, E. en A. Versleijen, Groot in 2008, Momentopname van
Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten in de Nederlandse Wetenschap,
Rathenau Instituut, 2008

 Op   HYPERLINK "http://www.riportal.eu"  www.riportal.eu  is een
doorzoekbare database over onderzoeksfaciliteiten te vinden. Deze is
helaas verre van compleet, en moet worden aangevuld .

 Horlings, E., Investeren in onderzoeksfaciliteiten- Prioritering,
financiering. Den Haag, Rathenau Instituut SciSA rapport 0910

 PAGE   1 

 PAGE   1