[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [šŸ” uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Geannoteerde agenda

Bijlage

Nummer: 2009D27248, datum: 2009-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Geannoteerde agenda VTE-Raad (Telecom en Energie) d.d. 11 en 12 juni 2009 (2009D27246)

Preview document (šŸ”— origineel)


BIJLAGE GEANNOTEERDE AGENDA VTE-RAAD (TELECOM EN ENERGIE) D.D. 11 EN 12
JUNI 2009

Agendapunt	Behandeling

Telecommunicatie

	Europees netwerk- en informatieveiligheidsbeleid	Gedachtewisseling

Diversen	Informatie voorzitterschap/Commissie

Energie

	Herziening richtlijn strategische olievoorraden	Politieke
besluitvorming

Energie-efficiency:

herziening van de Kaderrichtlijn Energie-etikettering 

herziening van de richtlijn energieprestaties van gebouwen 

richtlijn labeling banden	Bespreking voortgang

Internationale relaties	Informatie voorzitterschap/Commissie



TELECOMMUNICATIE

De toekomst van het beleid inzake netwerk- en informatiebeveiliging

Gedachtewisseling

Het voorzitterschap beoogt aan de hand van discussievragen van gedachten
te wisselen over het Europese beleid inzake netwerk- en
informatiebeveiliging voor de middellange termijn. Elektronische
communicatienetwerken en informatiesystemen zijn inmiddels het
zenuwstelsel van onze informatiemaatschappij geworden. Veiligheid en
vertrouwen in een goed functioneren van die netwerken en systemen nemen
daarom in belang toe en vragen om een actieve overheidsrol. Gezien de
wereldwijde verbondenheid van de moderne netwerken vindt de aantasting
van het vertrouwen ook in belangrijke mate op internationale schaal
plaats. Eerdere cyberaanvallen op individuele lidstaten hebben
aangetoond dat een Europees brede benadering, in aanvulling van
nationale initiatieven veel kan bieden.

In 2004 is het Europese agentschap voor netwerk- en
informatiebeveiliging ENISA opgericht. Tot de taken van het agentschap
behoort de opbouw en uitwisseling van kennis en expertise en het bieden
van een platform voor samenwerking met het grote aantal betrokken
partijen uit het bedrijfsleven, de academische wereld en de overheid.

Het mandaat van het agentschap is vorig jaar verlengd tot maart 2012, na
een evaluatie van het functioneren van ENISA als spil van het Europese
netwerk- en veiligheidsbeleid. 

Op dit moment wordt bezien of het Europese beleid aanscherping behoeft.
Daarbij speelt ook dat de Commissie constateert dat de risicoā€™s
verbonden aan de alomtegenwoordigheid van ICT in combinatie met
globalisering en voortschrijdende technologie alleen maar toenemen.

Het uitbrengen van de mededeling over de bescherming van de vitale
informatie-infrastructuur (CIIP) past ook in de wens van de Commissie om
met de Raad en Europees Parlement in debat te gaan over netwerk- en
informatieveiligheid. Vitale informatie-infrastructuren betreffen die
netwerken die essentiƫle goederen of diensten verschaffen of andere
vitale infrastructuren (zoals energie- en transportnetwerken)
ondersteunen. Deze netwerken worden als vitaal beschouwd, omdat
verstoring of vernietiging ervan een ernstige uitwerking kan hebben op
vitale maatschappelijke functies. In die hoedanigheid vormt de
bescherming van de vitale netwerken een specifiek onderdeel van bredere
Europees beleid op het gebied van netwerk- en informatiebeveiliging. 

Nederland is overtuigd van de waarde die Europese samenwerking en ENISA
als platform haar waarde heeft bewezen in de afgelopen periode, nu zowel
de netwerken zelf als de bedreigingen daarvan in complexiteit verder
toenemen. Gevraagd naar de richting van het beleid voor de komende
periode, zal Nederland het volgende inbrengen. 

Het vergroten van bewustwording en voorlichting aan de gebruikers blijft
een waardevolle basis voor netwerkveiligheid. De weerbaarheid van de
Europese netwerken en de bescherming van de ICT-infrastructuur is reeds
een aandachtspunt in EU-verband en dat moet met prioriteit worden
voortgezet. Daarvan maakt ook deel uit een goede Europese koppeling van
de R&D-doelstellingen aan de beleiddoelstellingen, in het bijzonder het
vergroten van de betrouwbaarheid van hardware- en software producten.
Vanuit de optiek van risicobeheersing is het gewenst dat er een
gezamenlijke visie en uitvoeringskader worden ontwikkeld voor
continuĆÆteitsplanning voor de beheerders van elektronische
communicatienetwerken en de aanbieders van diensten. Dat kan zeer goed
vorm krijgen in het kader van ENISA, maar ook initiatieven vanuit de
private sector kunnen een bijdrage leveren. Op basis van dergelijke
visies of kaders kunnen ook op Europese schaal oefeningen - die voor
2010 al zijn aangekondigd - gecoƶrdineerd worden uitgevoerd.

Publiek-private samenwerking is een belangrijk element in het werken aan
netwerkveiligheid. De hechte samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven
en wetenschap is Ć©Ć©n van de belangrijkste voorwaarden voor een breed
gedragen verdere ontwikkeling van netwerk- en informatiebeveiliging op
Europese schaal.

Tenslotte zal Nederland wijzen op de noodzaak voor een goede
coƶrdinatie bij elektronische authenticatie en identiteitsmanagement,
mede om daarmee online fraude, spam, malware, botnets tegen te gaan en
het versterken van de samenwerking tussen de nationale alerterings- en
waarschuwingsorganisaties.

Diversen ā€“ Internet of Things

Informatie voorzitterschap/Commissie

De Commissie zal de Raad informeren over de stand van zaken omtrent de
mededeling van de Commissie over ā€˜Toekomstige netwerken en het
internetā€™ uit 2008. ā€˜Het internet van de toekomstā€™ betreft een
combinatie van nieuwe internettoepassingen, zoals de uitbreiding van
sociale digitale netwerken, mobiel internet en tv, nomadische
(GPS-gebaseerde) diensten, en het gebruik van smart tags. In haar
mededeling schetst de Commissie wat de lidstaten moeten doen om dat
internet van de toekomst ook te kunnen benutten, te beginnen bij het
bevorderen van optimale breedbanduitrol en ā€“toegang. Ook
e-vaardigheden zijn een aandachtspunt.

Nederland kan, onder meer vanwege de gerichtheid op de export sterk
profiteren van het nieuwe internet. Het valt goed te denken dat de inzet
van smart tags logistieke processen ingrijpend zullen veranderen.
Nederland, koploper op het gebied van breedbanduitrol en ā€“toegang,
presteert goed op de aandachtsgebieden die de Commissie benoemt.

Diversen ā€“ Safer Internet for Children

Informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal een terugkoppeling verzorgen van de Ministeriele
Conferentie met als thema het veilig gebruik van internet door kinderen,
gehouden in Praag op 20 april 2009.

Stand van zaken herziening EU-reguleringskader voor de elektronische
communicatiesector

Op 6 mei 2009 stemde het Europees Parlement (EP) in tweede lezing over
de herziening van het Europese reguleringskader voor de elektronische
communicatiesector. Het EP heeft het wetgevingspakket aangenomen, met
daarbij het zgn. amendement 138 over toegang tot internet. Daarmee
verwierp het EP een compromis over dit amendement dat eerder in
onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van Raad en EP tot stand
kwam. Onderstaand treft u het Nederlandse standpunt ten aanzien van dat
amendement aan. Vervolgens wordt het verdere proces van besluitvorming
beschreven.  

Amendement 138

Met het afwijken van het compromis dat in de aanloop naar de plenaire
stemming in onderhandelingen tussen vertegenwoordigers van Raad en EP
(triloog) was bereikt, vormt amendement 138 het breekpunt in de
onderhandelingen over het telecompakket. Amendement 138 betreft het
debat rond de toegang tot internet. Het EP had in eerste lezing met
diens amendement 138 willen bereiken dat gebruikers door providers
slechts na een rechterlijke uitspraak van internet mogen worden
afgesloten. Daarbij verwees het EP naar de vrijheid van meningsuiting en
informatievergaring, zoals neergelegd in het Handvest van de
Grondrechten van de EU. De Raad nam dit amendement echter niet over in
zijn gemeenschappelijk standpunt in eerste lezing. 

Daarmee werd amendement 138 onderwerp van onderhandeling in tweede
lezing. In het voorlopig akkoord dat hierna in onderhandeling tussen
vertegenwoordigers van de Raad en het EP tot stand kwam, was een
compromistekst opgenomen op grond waarvan het wel mogelijk zou zijn
gebruikers zonder rechterlijke tussenkomst af te sluiten van internet.
Gebruikers zouden in dat geval het recht op toegang tot de rechter
moeten hebben, maar  de verplichte tussenkomst van de rechter vooraf was
hiermee van tafel. Het EP verwierp dit compromis echter in plenaire
stemming en ging uiteindelijk akkoord met zijn oorspronkelijk amendement
138. 

Nederland heeft sympathie voor het amendement, omdat het gebruikers
beter wil beschermen tegen al te lichtvaardig afsluiten. Het amendement
is een reactie op de in Frankrijk voorgestelde aanpak. Daarbij moet een
internetter, na drie keer illegaal auteursrechtelijk beschermd materiaal
te hebben gedownload, in opdracht van een speciaal daarvoor opgerichte
toezichthouder van internet worden afgesloten. Die aanpak is voor
Nederland niet acceptabel. Voor de aanpak van gebruikers met
kwaadwillende bedoelingen is een regeling voor afsluiting in de
Nederlandse context ook niet noodzakelijk, omdat er in Nederland, mede
op aandrang van de regering, een gedragscode tot stand is gekomen op
grond waarvan internetaanbieders op initiatief van
opsporingsautoriteiten zelf actie ondernemen tegen strafbare feiten
zoals kinderporno (notice and take down gedragscode). Het zal duidelijk
moeten zijn dat het amendement die gedragscode niet doorkruist.
Nederland vindt dat het amendement verder moet worden verduidelijkt
voordat er een definitief standpunt kan worden ingenomen. In het
bijzonder zal duidelijk moeten worden in welke gevallen men wel en in
welke gevallen men geen rechterlijke tussenkomst wil voorschrijven. 

Verdere proces

De Raad zal zich nu formeel in tweede lezing moeten uitspreken over het
pakket. Aangezien het EP het pakket pas op 16 juni as. ter hand zal
stellen aan de Raad voor die formele besluitvorming in tweede lezing,
zal dat na de Raad van 11 juni as. zijn. Indien de Raad zoals verwacht
zal besluiten tot afwijzing van het amendement, zal geen akkoord in
tweede lezing tot stand komen over het gehele wetgevingspakket. De Raad
heeft uiterlijk tot 16 oktober 2009 om een besluit te nemen. Daarna zal
verder moeten worden onderhandeld in conciliatie. Naar verwachting
zullen de onderhandelingen dan worden beperkt tot het amendement en zal
de rest van het telecompakket, waarover al overeenstemming is bereikt,
niet meer ter discussie worden gesteld. Wat Nederland betreft, zou de
conciliatie moeten beginnen met het goed in kaart brengen van de wensen
van het EP. Op basis van een inventariserend en ā€˜technischā€™ overleg
zou het mogelijk moeten zijn om tot een formulering te komen die zowel
recht doet aan de bescherming van de door het Europese Parlement
genoemde belangen van de eindgebruiker ā€“ waaronder het belang van
adequate rechtsbescherming- als aan het belang om snel op te kunnen
treden tegen kennelijke misstanden. 

Vetobevoegdheden ten aanzien van nationale marktbesluiten

De bestaande vetobevoegdheden van de Commissie ten aanzien van
voorgenomen marktbesluiten van nationale toezichthouders blijven
onverkort van kracht. Het blijft voor de Commissie mogelijk om een veto
uit te spreken ten aanzien van de marktafbakening en de vaststelling van
aanmerkelijke marktmacht.

De vetobevoegdheden van de Commissie worden echter niet uitgebreid naar
door nationale toezichthouders op te leggen maatregelen (remedies). In
plaats daarvan kan de Commissie wel een aanbeveling doen waarin zij een
nationale toezichthouder in overweging geeft om zijn ontwerpbeslissing
in te trekken. Een dergelijke aanbeveling kan de nationale
toezichthouder uiteindelijk naast zich neerleggen.

Nederland is teleurgesteld dat er geen betere balans tot stand is
gekomen in de bevoegdheidsverdeling tussen de Commissie, de nationale
toezichthouders en de lidstaten bij de beoordeling van voorgenomen
besluiten van nationale toezichthouders. Wat dat betreft is er geen
verbetering opgetreden ten opzichte van het gemeenschappelijk standpunt
van de Raad van 16 februari 2009 toen Nederland uit onvrede over de
institutionele onbalans een stemonthouding afgaf. Nederland heeft van
meet af ingezet op het tegengaan van de uitbreiding van de
vetobevoegdheden van de Commissie naar remedies en het afschaffen van de
bestaande vetobevoegdheden. Toen dat laatste niet haalbaar bleek, heeft
Nederland nog een compromisvoorstel gedaan om de betrokkenheid van de
nationale toezichthouders en de lidstaten ook bij de toepassing van de
bestaande vetobevoegdheden te versterken. Maar ook dat voorstel werd
niet voldoende gesteund.. 

 

Aanbeveling relevante markten 

De Commissie kan straks de aanbeveling van relevante markten, die in
principe ex ante gereguleerd moeten worden, alleen vaststellen na een
niet-bindend advies van de lidstaten. Tot nu toe kon de Commissie deze
lijst van relevante markten eenzijdig vaststellen. Nederland en enkele
andere lidstaten hadden hier tevergeefs gepleit voor meer invloed van de
lidstaten door middel van instemming in plaats van advisering. 

Algemene bindende regels voor marktregulering 

De Commissie krijgt meer bevoegdheden dan ze tot nu toe had om algemene
bindende regels voor marktregulering vast te stellen die door de
nationale toezichthouders moeten worden toegepast bij de marktanalyse.
Zij kan zowel met betrekking tot bepaalde nummeronderwerpen (o.a.
nummerportabiliteit) als ten aanzien van alle stappen van de
marktanalyse (marktafbakening, aanwijzing aanmerkelijke marktmacht en
het opleggen van verplichtingen) het initiatief nemen tot het opstellen
van deze regels. Deze regels moeten wel ter goedkeuring worden
voorgelegd aan de lidstaten en het EP in een regelgevende
comitologieprocedure. 

Nederland was tegen deze extra bevoegdheid voor de Commissie, omdat
daarmee de speelruimte voor nationale toezichthouders om rekening te
houden met nationale omstandigheden kan worden ingeperkt. In plaats van
bindende regels gaf Nederland de voorkeur aan aanbevelingen, maar
daarvoor bleek onvoldoende draagvlak te bestaan. 

 

Europese toezichthouder

Er komt een nieuwe Europese toezichthouder, de ā€˜Body of European
Regulators for Electronic Communicationsā€™ (BEREC), bestaande uit de
hoofden van de nationale toezichthouders die belast zijn met ex ante
marktregulering. BEREC krijgt een ondersteunend secretariaat van
beperkte omvang (ongeveer 25 fte), dat zal worden gefinancierd uit
EU-middelen en bijdragen van lidstaten of hun toezichthouders, en waarin
ook de Commissie stemrecht zal krijgen. De nieuwe Europese
toezichthouder zal onder meer adviezen uitbrengen aan de Commissie en
opinies geven over ontwerp-marktbesluiten van de nationale
toezichthouders. 

Nederland is van mening dat BEREC kan uitgroeien tot een deskundige,
krachtige en qua omvang beperkte Europese toezichthouder. Wat de taken
betreft, is Nederland tevreden dat veiligheid en spectrum buiten het
werkterrein van BEREC zijn gebleven. Wel heeft de Commissie een grotere
rol gekregen dan Nederland voor ogen stond. Of BEREC werkelijk in staat
zal zijn adequaat, effectief en onafhankelijk te opereren, zal de
toekomst moeten uitwijzen. 

Frequenties

De Commissie krijgt de bevoegdheid om, na advies van de Radio Spectrum
Policy Group (RSPG), voorstellen aan de Raad en het EP te doen voor een
meerjarenprogramma voor een Europees spectrumbeleid. In dit
beleidsprogramma worden voorstellen gedaan voor de strategische planning
van frequenties en harmonisatie van het spectrum. Als dat voor de
werking van de interne markt gepast is, kunnen de plannen in het
beleidsprogramma ook betrekking hebben op het harmoniseren van
vergunningverleningsprocedures. Overigens zal voor de uitvoering van het
beleidsprogramma meestal separate (vervolg)wetgeving nodig zijn via
codecisie. Dit betekent dat alleen het meerjarenplan als zodanig, ook
als het EP en de Raad ermee hebben ingestemd, niet toereikend is om
bijvoorbeeld harmonisatie van vergunningverleningprocedures te
bewerkstelligen.

Bij wijze van compromis was dit voor Nederland aanvaardbaar. Niettemin
bestaat het risico dat de Commissie het meerjarenprogramma zal gebruiken
als platform om verdergaande harmonisatiemaatregelen te lanceren.

Next Generation Access glasvezelnetwerken

Vooral om Duitsland tegemoet te komen is juridisch vastgelegd dat de
nationale toezichthouders verplicht zijn om bij het opleggen van
toegangsverplichtingen expliciet rekening te houden met de (specifieke)
risicoā€™s in het geval van investeringen in glasvezelnetwerken. Dit
betekent onder meer dat de nationale toezichthouders
samenwerkingsafspraken tussen de investeerders en de om toegang vragende
partijen moeten toestaan op voorwaarde dat dergelijke afspraken geen
afbreuk doen aan de concurrentie en het beginsel van non-discriminatie
niet schenden.

De uitkomst is voor Nederland aanvaardbaar, omdat toegang tot
glasvezelnetwerken als uitgangspunt voldoende blijft gewaarborgd.

Privacy

Er wordt een meldingsplicht ingevoerd voor privacyinbreuken. Deze
meldplicht blijft echter beperkt tot aanbieders van elektronische
communicatienetwerken en -diensten (transporteurs). Het EP had
voorgesteld deze meldingsplicht ook te laten gelden voor aanbieders van
diensten die gebruikmaken van elektronische communicatienetwerken, zoals
banken, verzekeraars, zorginstellingen- en verleners, maar dat voorstel
heeft het niet gehaald.

Nederland heeft het voorstel van het EP gesteund, omdat het belangrijk
is voor het vertrouwen van gebruikers van elektronische
communicatienetwerken dat privacy goed wordt beschermd, met name bij het
aanbieden van diensten met behulp van deze netwerken.

ENERGIE

Herziening richtlijn strategische olievoorraden

Politieke besluitvorming

Het voorzitterschap beoogt tijdens de Raad een politiek akkoord te
bereiken over de herziening van de richtlijn strategische olievoorraden.
De Raad is exclusief belast met de besluitvorming over het voorstel. 

 

Ten behoeve van de olievoorzieningszekerheid bestaan er afspraken tussen
leden van het Internationaal Energie Agentschap (IEA), alsmede tussen de
lidstaten van de EU in de vorm van de richtlijn strategische
olievoorraden. Deze afspraken hebben o.a. betrekking op
informatie-uitwisseling, procedures en besluitvorming bij een eventuele
aanvoerverstoring, vraagbeperkende en andere maatregelen en het
aanhouden van minimale voorraden strategische olie(-producten) in
opslag.

Met de herziening van de richtlijn wil de Europese Commissie de
bestaande regelgeving verbeteren en consolideren, de beschikbaarheid en
de effectiviteit van de strategische voorraden verbeteren en
transparanter maken en het Europese oliecrisisbeleid beter laten
aansluiten op het systeem van het Internationaal Energie Agentschap
(IEA). Het onderhavige voorstel is onderdeel van de tweede strategische
herziening van het Europese energiebeleid (SERII). 

Nederland staat positief tegenover de doelstellingen van de herziening
van de richtlijn. Ten aanzien van de controle en aansluiting op de IEA
systematiek verbetert het oliecrisissysteem op onderdelen ten opzichte
van de huidige situatie. Zo wordt het onmogelijk voor partijen om
gedelegeerde voorraadverplichtingen naar derden door te schuiven,
hetgeen de controle vereenvoudigt en de transparantie vergroot. Het
controlemechanisme kan verder worden verbeterd door de
rapportageverplichtingen van IEA, Eurostat en de Commissie samen te
voegen en te stroomlijnen. De betrokken partijen en lidstaten zullen
hier binnenkort, mede op aandringen van Nederland, over in overleg
treden. Een positieve verandering is ook dat de omvang van de
voorraadverplichting voortaan zal worden bepaald op dezelfde wijze als
binnen het IEA, dat wil zeggen dat lidstaten moeten beschikken over
minimaal 90 dagen netto import aan olie(producten). Een
minimumverplichting op basis van binnenlandse consumptie (de huidige
EU-systematiek) blijft gelden als ondergrens. Een positieve verandering
ten opzichte van de huidige richtlijn is ook dat het sluiten van
bilaterale verdragen tussen lidstaten bij het aanhouden van voorraden
over de grens niet langer nodig is. 

De voorgestelde richtlijn is bovendien onder druk van o.a. Nederland op
enkele belangrijke punten verbeterd ten opzichte van het aanvankelijke
voorstel dat de Commissie in december 2008 presenteerde. Ten eerste
blijft het in het nu voorliggende voorstel mogelijk voor bedrijven en
agentschappen om voorraden in het buitenland aan te houden (zowel
voorraden in eigendom als gereserveerde voorraden). In het aanvankelijke
voorstel stonden bepalingen die dit onmogelijk maakten. Dit zou de
mogelijkheden voor bedrijven en overheid om op kosteneffectieve wijze
aan de voorraadverplichting te voldoen hebben beperkt, en de werking van
de interne markt hebben ondermijnd. Ten tweede is de verplichting om
wekelijks te rapporteren over de commerciƫle voorraden in te stellen
niet langer onderdeel van het voorstel. Dit zou tot hogere
administratieve lasten hebben geleid. Er zullen straks wel maandelijkse
totale voorraden (commercieel plus crisis) worden opgegeven. 

Niettemin blijft Nederland kritisch op een aantal belangrijke punten.
Het voornaamste punt van kritiek is dat de doelstelling om de volledige
beschikbaarheid van de crisisvoorraden voor alle landen te verbeteren
niet wordt gerealiseerd. In het huidige EU (en IEA) systeem wordt het
vereiste van volledige beschikbaarheid van de crisisvoorraden niet
concreet ingevuld. Lidstaten hebben hierdoor de vrijheid om ook
(reserveringen op) werkvoorraden in te zetten ter afdekking van de
verplichtingen. Een deel van deze werkvoorraden draagt in een
crisissituatie echter niet bij aan een extra aanbod van olie omdat het
onmisbaar is voor de werking van installaties en processen en door
bedrijven in de oliesector niet kan worden gemist. Lidstaten verschillen
onderling sterk in de mate waarin ze werkvoorraden gebruiken ter
afdekking van hun voorraadplicht. Hierdoor leveren lidstaten op dit
moment niet allemaal dezelfde bijdrage aan een volledig beschikbare
crisisvoorraad. Deze ongelijke inspanning zal ook onder de herziene
richtlijn niet zichtbaar worden in rapportages. 

Het voorstel introduceert de mogelijkheid voor lidstaten om voorraden
aan te houden in productvorm, die verplicht in eigendom van de overheid
of een agentschap moeten zijn, de zogenaamde specific stocks. Hoewel
deze als positieve eigenschap hebben dat ze geen werkvoorraden bevatten,
bieden ze vanwege hun optionele karakter geen oplossing voor
bovengenoemde probleem. Het voorstel bevat wel de verplichting om een
bepaald niveau aan olieproducten aan te houden in geval een land geen
specific stocks aanhoudt, maar deze kunnen in principe ook weer met
werkvoorraden worden afgedekt.

Ook de oprichting van een agentschap in elke lidstaat ā€“ wat had kunnen
bijdragen aan meer zekerheid ā€“ wordt niet verplicht gesteld, maar
slechts gestimuleerd. 

Nederland heeft concrete voorstellen ingediend om wel tot een minimaal
gelijke inspanning van lidstaten te komen en de directe beschikbaarheid
van de voorraden te verbeteren. Deze voorstellen kregen helaas geen
steun. Dit past in het beeld dat veel lidstaten in de voorbije weken hun
aanvankelijke kritische grondhouding hebben laten varen en zich hebben
gevoegd naar de wens van Commissie en voorzitterschap om snel tot
positieve besluitvorming te komen.

Een ander punt van kritiek betreft de grotere rol die de Commissie
zichzelf wil toebedelen bij de besluitvorming in geval van crisis. Met
het laatst voorliggende compromisvoorstel vindt een
competentieverschuiving plaats van de lidstaten naar de Commissie. De
Commissie kan daarin de lidstaten opleggen hun voorraden vrij te geven
en anders een inbreukprocedure starten. Nederland vindt dat de IEA
leidend moet blijven in de besluitvorming ten tijde van een oliecrisis,
en dat lidstaten zelf moeten bepalen op welke wijze zij invulling geven
aan het IEA-besluit. Nederland wilt die competentie niet aan de
Commissie toebedelen. Alleen in situaties waarin IEA-lidstaten in
gebreke blijven zou de Commissie de mogelijkheid moeten hebben om actie
te ondernemen. Nederland zal zich er tijdens de Raad voor inzetten dat
de rol van de Commissie complementair blijft aan de rol van het IEA.

Energie-efficiƫntie

Bespreking voortgang

De Commissie heeft voorstellen gedaan op gebied van energie-efficiƫntie
met als doel energiebesparingen te realiseren op diverse belangrijke
gebieden, zoals energieverbruikende apparaten, gebouwen en transport. De
voorstellen worden gedaan onder de noemer van de tweede strategische
herziening van het Europese energiebeleid (SER II) en dragen bij aan
doelstellingen van energievoorzieningszekerheid en duurzaamheid.
Nederland is groot voorstander van de versterkte Europese inzet op het
gebied van energiebesparing en -efficiƫntie. Voor het realiseren van de
nationale besparingdoelstelling van 2% per jaar is Nederland voor een
groot deel afhankelijk van Europees beleid. 

a. Herziening Kaderrichtlijn energie-etikettering

De Raad zal de voortgang bespreken van het voorstel voor herziening van
de Kaderrichtlijn Energie-etikettering. De kaderrichtlijn
energie-etikettering vormt een raamwerk waarbinnen voor de verschillende
productgroepen afzonderlijke richtlijnen worden vastgesteld, die
vervolgens door lidstaten moeten worden omgezet in nationale wet- en
regelgeving. 

Het voorstel beoogt de reikwijdte van de kaderrichtlijn
energie-etikettering te verbreden van huishoudelijke apparaten naar alle
energiegerelateerde producten met een significant effect op het
energieverbruik (zoals ovens voor de industrie en isolatiematerialen).
Daarnaast beoogt het voorstel de kaderrichtlijn doeltreffender te maken
door onder andere:

de mogelijkheid te creƫren om per productgroep verordeningen of
besluiten in plaats van afzonderlijke richtlijnen te publiceren. Deze
hoeven niet eerst in nationale wetgeving te worden omgezet. Hierdoor kan
straks binnen beperkte tijd de verplichting tot etikettering van nieuwe
producten worden opgelegd. De richtlijn ecologisch ontwerp (Ecodesign)
werkt al volgens dit principe; 

aanbestedende diensten te verplichten tot het aankopen van producten met
(nog nader te bepalen) minimale prestatieniveaus;

lidstaten te verbieden stimulansen te verstrekken voor producten die
niet voldoen aan (nog nader te bepalen) minimale prestatieniveaus. 

De uitbreiding van het toepassingsgebied van de etiketteringsrichtlijn
maakt deel uit van het actieplan voor energie-efficiƫntie en van het
communicatie- en actieplan inzake duurzame consumptie en productie en
een duurzaam industriebeleid.

Nederland ondersteunt de verbreding van de reikwijdte van de richtlijn.
Zij vergroot het potentieel van de richtlijn om bij te dragen aan de
Europese doelstelling om de energie-efficiƫntie met 20% te doen
toenemen tegen 2020. De reikwijdte wordt zo bovendien in overeenstemming
gebracht met de reikwijdte van de richtlijn Ecodesign, wat een goede
wisselwerking tussen etikettering en minimale milieunormen mogelijk
maakt. Ook is Nederland voorstander van het opnemen in de
uitvoeringsmaatregel van een datum voor evaluatie en eventuele
herziening, en een geldigheidsduur van de etiketteringklassen. Zodoende
wordt rekening gehouden met de snelheid van de technologische
vooruitgang en blijft er een sterke prikkel tot energiebesparing uitgaan
van het label .

In eerste lezing heeft het Europees Parlement o.a. een amendement
aangenomen om de A-G lay-out die geldt voor bestaande labels vast te
leggen in de Kaderrichtlijn, in plaats van in de productrichtlijnen
zoals nu het geval is. Nederland kan dit ondersteunen. Het garandeert
dat bij de nieuwe labels een aanscherping van de energieklassen wordt
gerealiseerd door een herijking van de A-G schaal in plaats van door een
aanvulling met percentages (A-20%, A-40% etc). Nederland geeft hieraan
de voorkeur vanwege de grotere herkenbaarheid. Nederland heeft hier ook
op ingezet bij de aanscherping van de bestaande energielabels voor koel-
en vriesapparatuur, die overigens een afzonderlijk besluitvormingsproces
kent. Helaas bleek bij die aanscherping een aanvulling met percentages
het hoogst haalbare. 

Nederland is kritisch over de verplichting voor aanbestedende diensten
om voor aankopen boven de 15.000 EUR uitsluitend producten met een
bepaald label te kopen. Nederland heeft wel de intentie om bij de
invulling van de criteria voor Duurzaam Inkopen gebruik te maken van het
energielabel. Het rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschappen
hebben zich politiek gebonden om deze criteria toe te passen. Bij deze
systematiek passen echter geen juridisch bindende maatregelen. Ook op
Europees niveau is er gekozen voor een vrijwillige doelstelling om
duurzaam in te kopen, door middel van het actieplan inzake duurzame
consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid (COM/2008/0397).


Daarnaast voorziet Nederland problemen bij de uitvoering van het huidige
voorstel, omdat de voorgestelde drempel van ā‚¬ 15.000 veel lager is dan
de drempel onder de aanbestedingsrichtlijn (RL 2004/18/EG), die ā‚¬
133.000 bedraagt. Het hanteren van verschillende drempels kan
gemakkelijk tot verwarring leiden. Bovendien is Nederland van mening dat
het disproportioneel is om Europese regelgeving die voor aanbestedende
diensten moet gelden onder de drempels van het Europese
aanbestedingsrecht te laten werken.

De komende maanden zal de Raad zich over de herziening buigen en een
gemeenschappelijk standpunt formuleren. Lidstaten zijn sterk verdeeld
over de wijze waarop technologische vooruitgang tot uiting komt in het
energielabel. Naar verwachting is er een tweede lezing nodig om
overeenstemming te krijgen over de A-G lay-out en de geldigheidsduur van
de etiketteringklassen. Het aankomend Zweeds voorzitterschap heeft
aangegeven het bereiken van een akkoord over de herziening als
prioriteit te zien.

b) Herziening richtlijn energieprestaties van gebouwen

De Raad zal de voortgang bespreken van het voorstel voor herziening van
de Richtlijn Energieprestaties van gebouwen (EPBD). Doel van de
herziening van de richtlijn is om de Europese lidstaten aan te sporen om
op kosteneffectieve wijze de huidige energieprestaties van gebouwen te
verbeteren via bronbeleid. De Commissie wil daartoe de bestaande
richtlijn verduidelijken en vereenvoudigen, het toepassingsgebied
uitbreiden en sommige bepalingen aanscherpen. 

Nederland deelt de opvatting van de Commissie dat er een groot
besparingspotentieel bestaat in de gebouwde omgeving en ondersteunt de
wens om de bestaande richtlijn te verduidelijken en te vereenvoudigen.
Nederland is echter kritisch over de manier waarop een aantal
maatregelen wordt aangescherpt. Via aanpassing van de definities wordt
bijvoorbeeld de werkingssfeer van de richtlijn zodanig uitgebreid dat er
veel strengere eisen worden gesteld aan de verbouwing van gebouwen en
aan de energieprestatie van publieke gebouwen zonder
publiekstoegankelijkheid. Nederland betwijfelt of de aangescherpte
maatregelen wel tot de beoogde energiebesparing leiden, en maakt zich
zorgen over de administratieve lasten als gevolg van de maatregelen. 

In eerste lezing heeft het EP een aantal amendementen aangenomen die het
ambitieniveau, de reikwijdte en de mate van harmonisatie van het
voorstel sterk vergroten. Hierdoor zouden ook de administratieve lasten
verder worden verzwaard. Dit druist in tegen de wensen van een groot
aantal lidstaten dat vreest voor een toename van administratieve lasten
en bureaucratie als gevolg van het voorstel. De Commissie heeft nog geen
officiƫle reactie gegeven op de eerste lezing van het EP.

c) Richtlijn labeling banden

Het commissievoorstel voor een bandenlabel is in april in behandeling
genomen door het Tsjechische voorzitterschap. Het voorstel introduceert
een verplichte sticker op het loopvlak van de zogenoemde C1 en C2 type
banden (resp. banden voor personenautoā€™s en lichte
bedrijfsvoertuigen). Deze geeft informatie over de energiezuinigheid, de
geluidsproductie en ā€“ voor C1 type banden ā€“ de veiligheid (grip) van
de banden. Voor de zogenoemde C3 type banden (zware bedrijfsvoertuigen)
geldt deze stickerplicht niet. Leveranciers van C3 type banden worden
wel verplicht om informatie over energiezuinigheid en geluidsproductie
te vermelden in het technische reclamemateriaal. 

Nederland is groot voorstander van het bandenlabel omdat het de
consument helpt te kiezen voor een energiezuinige, stille en veilige
band. Het label kan op deze manier bijdragen aan een zuiniger, stiller
en veiliger wegverkeer. In aanvulling op het Commissievoorstel om op het
label het aantal decibellen van de band weer te geven, wenst Nederland
ook een classificatie of gradatie op te nemen zodat de consument kan
zien of dit een stille band is of dat het juist een minder stille band
betreft. 

Het voorstel is door de lidstaten over het algemeen positief ontvangen.
Het wachten is op dit moment op een aanpassing door de Commissie van het
voorstel van een richtlijn naar een verordening, een wens van het
Europees Parlement. Nederland kan instemmen met het omzetten naar een
verordening. EĆ©n van de voordelen is uniforme toepassing voor alle
lidstaten. Verdere behandeling vindt naar verwachting plaats door het
Zweedse voorzitterschap.

Internationale energierelaties

Informatie van het voorzitterschap en de Commissie

De Commissie zal de Raad informeren over diverse internationale
ontwikkelingen op energiegebied. Onder meer zal de samenwerking met
Rusland aan de orde komen, met aandacht voor de EU-Rusland top van 22
mei jl. en een nieuw Russisch voorstel voor samenwerking op
energiegebied. Tevens zal naar verwachting worden gesproken over het
vervolg op de conferentie van maart jongstleden over de modernisering
van het energienetwerk in OekraĆÆne. Tenslotte zal het voorzitterschap
naar verwachting kort terugblikken op de in Praag gehouden conferentie
over de Southern Corridor en ingaan op de vorderingen met betrekking tot
de Nabucco-gaspijpleiding. 

 	Smart tags, ook RFIDā€™s genoemd, (Radio Frequency Identification)
zijn chips voor de identificeren van producten of goederen,
vergelijkbaar met barcodes. RFID zijn op afstand af te lezen met
radiosignalen.