[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Stand van zaken EU-NAVO samenwerking

Bijlage

Nummer: 2009D27405, datum: 2009-06-03, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1

Directe link naar document (.doc), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB), inclusief Ontwikkelingssamenwerking van 18 en 19 mei 2009 (2009D27404)

Preview document (🔗 origineel)


Stand van zaken EU-NAVO samenwerking

Uw Kamer heeft de minister van Defensie tijdens het Algemeen Overleg
(RAZEB) op 13 mei jl. gevraagd om nadere informatie over de huidige
problematiek in de samenwerking tussen EU en NAVO en de lopende
initiatieven om hier verbetering in te brengen, in het bijzonder op het
gebied van het harmoniseren van de respectievelijke
defensieplanningsprocessen. In deze bijlage richten we ons op de
samenwerking bij vredesoperaties en capaciteitsversterking. 

Algemeen

Verbetering in de EU-NAVO relatie is een speerpunt in het Nederlandse
veiligheidsbeleid en Nederland draagt dit ook consistent uit in beide
organisaties en bilaterale contacten met EU-Lidstaten en/of
NAVO-bondgenoten. Samenwerking in het veld tussen de EU en de NAVO
verloopt over het algemeen goed maar op politiek-strategisch niveau
wordt deze belemmerd door de bekende langdurige politieke problemen
tussen Turkije en Cyprus. Een positieve ontwikkeling is evenwel dat
Frankrijk en de Verenigde Staten nu eensgezind benadrukken dat behoefte
is aan een sterke NAVO èn een sterk EVDB, om de gezamenlijke lasten te
delen.

Operaties

In steeds meer operatiegebieden werken de EU en de NAVO zij aan zij,
bijvoorbeeld in Kosovo en Afghanistan. Er is sprake van wederzijdse
afhankelijkheid omdat de militaire operaties van de NAVO beveiliging
bieden aan de civiele missies van de EU, die op hun beurt bijdragen aan
de exit-strategie van de NAVO-operatie door wederopbouw van
functionerende staatsstructuren te bevorderen. De secretarissen-generaal
van de EU en de NAVO zijn steeds in overleg over het verloop van de
samenwerking in deze gebieden en hebben in respectievelijke bevelslijnen
opdracht gegeven tot maximale samenwerking. 

De formalisering van deze samenwerking op politiek niveau blijft echter
moeilijk. Ten grondslag hieraan ligt een verschil van interpretatie van
de permanente EU-NAVO regelingen, beter bekend als ‘Berlijn-Plus’:
Turkije vindt dat alle strategische samenwerking hieronder valt; volgens
de EU zijn ze alleen op militaire samenwerking van toepassing. Wat de EU
betreft vallen de situaties in Kosovo en Afghanistan dus niet onder het
bestaande raamwerk en moet de samenwerking ad hoc worden geregeld;
Turkije insisteert juist op toepassing van Berlijn-Plus (als gevolg
waarvan Cyprus binnen de EU zou worden uitgesloten van informatie over
de EU-NAVO aspecten van de civiele EVDB-missies in deze landen).

Vanwege ditzelfde interpretatieverschil is het tot nu toe nagenoeg
onmogelijk om overeenstemming te bereiken over de wijze waarop de EU en
de NAVO op hoogambtelijk niveau met elkaar over Kosovo of Afghanistan
zouden kunnen spreken. Nederland wil op dit punt, net als de meeste
andere EU lidstaten, op zo pragmatisch mogelijke wijze voortgang
bereiken. Nederland vindt anderzijds wel dat Europese bondgenoten die
geen EU-lid zijn, zoals Turkije en Noorwegen, in EU-kader zo volledig
mogelijk moeten worden geconsulteerd over aanstaande EVDB-operaties,
zoals vastgelegd in de conclusies van de Europese Raad in Nice, maar ook
over relevante civiele missies. Nederland is eveneens voorstander van
een samenwerkingsregeling tussen Turkije en het EDA, zoals destijds werd
beloofd bij de opheffing van de WEAG, maar deze regeling is vooralsnog
om politieke redenen door Cyprus geblokkeerd.

Capaciteiten

Onderdeel van de afspraken van Berlijn-Plus is dat de EU en de NAVO bij
de ontwikkeling van militaire capaciteiten nauw moeten samenwerken,
teneinde onnodige duplicatie te vermijden en elkaars inspanningen zo
veel mogelijk wederzijds te versterken. De EU-NAVO Capaciteiten Groep is
bedoeld om de coördinatie van de respectievelijke inspanningen te
bevorderen. 

Recentelijk heeft Duitsland het initiatief genomen om te onderzoeken hoe
de militaire capaciteitenprocessen van de EU en de NAVO meer met elkaar
verweven kunnen worden, teneinde optimale synergie en efficiëntie te
bereiken. Uiteraard geldt voor de 21 van de NAVO-bondgenoten die ook lid
zijn van de EU dat zij één set strijdmachten hebben die zij in
beginsel aan beide organisaties kunnen aanbieden. Goede coördinatie en
gebruik van dezelfde planningsmethodologieën en instrumenten in de
respectievelijke processen is dus van wezenlijk belang. Uiteraard dient
rekening te worden gehouden met enkele verschillen in de
respectievelijke processen, zoals het feit dat de EU geen permanent
proces heeft zoals de NAVO-cycli en dat de EU meer op basis van
vrijwilligheid werkt (geen aan landen toegewezen force goals). 

Het VK heeft het Duitse initiatief ondersteund met eigen voorstellen
voor het in elkaar schuiven van beide processen, voor zover mogelijk.
Beide landen stellen voor de reeds bestaande instrumenten van de NAVO,
bijvoorbeeld NATO NDPASS dat dient om de aanbiedingen van de Bondgenoten
te inventariseren, ook integraal door de EU te laten gebruiken (de EU
gebruikt thans een compatibel, maar aangepast systeem). Ook zouden voor
de operationele analyse (vertaling van politieke ambities naar militaire
behoeften) dezelfde instrumenten moeten worden gebruikt, al heeft de EU
bij de uitwerking van de Headline Goal 2010 ook het NAVO-Agentschap NC3A
ingeschakeld. Frankrijk vindt echter dat de NAVO-instrumenten niet
zomaar zouden moeten worden overgenomen, maar is wel bereid te
onderzoeken of we de beste elementen uit beide processen zouden kunnen
versterken. Voor Frankrijk, maar ook voor Griekenland geldt evenwel dat
de autonomie van besluitvorming van de EU onaangetast dient te blijven,
zodat de EU haar eigen ambities kan blijven formuleren. Dat laatste zou
ook onder de Duitse en Britse voorstellen overigens het geval zijn. 

Nederland is voorstander van de Duitse, Britse en Franse voorstellen en
heeft deze dan ook gesteund. Zelfs als ze niet volledig haalbaar zouden
blijken, dan nog zou elke verbetering in de EU-NAVOsamenwerking op
capaciteitengebied als gevolg van deze initiatieven immers al een
belangrijk resultaat zijn. Daarnaast helpen deze initiatieven ook om het
onderwerp op de politieke agenda te houden. Nederland heeft er in het
bijzonder op aangedrongen dat als eerste stap gewerkt zou kunnen worden
aan gemeenschappelijke prioriteitstelling bij de aanpak van tekorten
waarmee beide organisaties kampen. Het is belangrijk dat de EU en de
NAVO met één mond spreken bij de oproep aan lidstaten om te investeren
in bepaalde capaciteiten teneinde de gezamenlijke tekorten op te heffen.
Het vaststellen van de tekorten zou dan moeten geschieden op basis van
één questionnaire zodat landen (die lid zijn van beide organisaties)
in één keer dezelfde eenheden aanbieden aan EU en NAVO. Bovendien is
het delen van capaciteiten gerelateerde lessen van operaties belangrijk;
ISAF is een aanjager van transformatie en ook de EU zou hierbij moeten
aansluiten. Systematische staff-to-staff  besprekingen zijn nodig om
steeds geïnformeerd te blijven over respectievelijke ontwikkelingen. De
EU-NAVO Capaciteitengroep zou schriftelijk verslag moeten krijgen van
deze besprekingen teneinde coherentie te kunnen toetsen. Verder heeft
Nederland vermeld dat het delen van informatie en het verspreiden van
gezamenlijke stukken een absolute voorwaarde is om dit initiatief te
laten slagen. 

 Denemarken heeft overigens een ‘opt-out’ bij defensiesamenwerking
bij de EU. Frankrijk participeerde tot voor kort niet in de NAVO
defensieplanning, maar gaat als onderdeel van de terugkeer in de NAVO
Commandostructuur nu toch deelnemen aan het NAVO defensieplanningsproces
(met uitzondering van het nucleaire volet).